<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het verplaatsen van personen.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van een (invalide) persoon omvattende een tijdens gebruik vertikale kolom voorzien van daaraan bevestigde en ten opzichte daarvan verplaatsbare hefmiddelen voor dat persoon, welke kolom voorzien is van verplaatsingsmiddelen, omvattende een horizontale zwenkarm, die enerzijds om een in hoofdzaak vertikale as scharnierend bevestigbaar is aan een gebouw of dergelijke en anderzijds bevestigd is aan de kolom.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4. 998. 305. Daaruit is een verzwenkbare douchekruk bekend. Deze verzwenkbare douchekruk is via een zwenkarm scharnierend verbonden met een stempel dat ingeklemd dient te worden tussen bodem en plafond van de doucheinrichting.
Met een dergelijke inrichting kan een patiënt onder een douche bewogen worden. Hiermee is het echter niet mogelijk personen vanuit een zittende positie in een inrichting naar een zittende positie in een andere inrichting te verplaatsen. Daartoe wordt in de stand der techniek de zogenaamde stalen verpleegster voorgesteld. Een dergelijke inrichting bestaat in het algemeen uit een verrijdbaar onderstel waarop een of meer kolommen aangebracht zijn. Aan deze kolommen zijn al dan niet ten opzichte daarvan verplaatsbare hefbeugels bevestigd, waarbij het de bedoeling is dat de patiënt op enigerlei wijze afsteunt op de hefbeugel. Dit kan bijvoorbeeld verwezenlijkt worden door middel van een hefstrop die aan de vorkvormige uiteinden van de hefbeugel bevestigd is.
Met dergelijke inrichtingen kunnen patienten vanuit een stoel tot staan gebracht worden en over enige afstand verplaatst worden om vervolgens op een andere stoel of meubel neergezet te worden. Bovendien kunnen deze inrichtingen gebruikt worden om personen in en uit een liggende positie te brengen.
Hoewel dergelijke inrichtingen goed voldoen, bestaat het probleem dat niet altijd voldoende van dergeliJke inrichtingen aanwezig zijn.
Bovendien bestaat het bezwaar van dergelijke inrichtingen dat deze ver- houdingsgewijs veel plaats innemen en dat verplaatsing daarvan met name in beperkte ruimten problemen oplevert. Door deze beperkte manoeuvreerbaarheld is het bijvoorbeeld in veel toiletruimten nog steeds noodzake- lik voor het verplegend personeel handkracht te gebruiken om een patient
<Desc/Clms Page number 2>
op een toiletpot te plaatsen vanuit een rolstoel en omgekeerd.
Het is het doel van de onderhavige uitvinding de hierboven beschreven inrichting zodanig te verbeteren dat deze in toestand van niet gebruik op plaatsbesparende en weinig hinderlijke wijze opgeslagen kan worden, op eenvoudige wijze bedienbaar is zonder instabiel te zijn en dat de bijzondere beweging noodzakelijk voor het verplaatsen van een patiënt uit een rolstoel op een toiletpot en omgekeerd in beperkte ruimte uitgevoer kan worden.
Dit doel wordt bzw een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat de kolom van een voetplateau voorzien is en ten minste een van de ten opzichte van het gebouw of dergelijke beweegbare delen van remmiddelen voorzien is.
Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag de hefinrichting op een vaste plaats aan te brengen. Dat wil zeggen via de scharnierende verbinding met de zwenkarm die op zijn beurt vast verbonden is met het gebouw kan de inrichting volgens de uitvinding in principe slechts op een plaats toegepast worden. Daardoor wordt verzekerd dat op de betreffende plaats altijd een dergelijke inrichting aanwezig is.
Door toepassing van de zwenkarm die aan het gebouw bevestigd is, wordt een biJzonder stab1ele construct1e verkregen waarb1J elk gevaar van omvallen van de inrichting met de patiënt, met name indien de patient zich in de opgerichte positie bevindt, op gewaarborgde wijze weggenomen
EMI2.1
is.
Door gebruik van de zwenkarm kan bovendien in een bijzonder kleine rulmte de beweging van het uit een rolstoel heffen van een patiënt en plaatsen op bijvoorbeeld een toiletpot of in een bad uitgevoerd worden.
Dat wil zeggen, de inrichting volgens de uitvinding kan toegepast worden in toiletrulmtes die ingericht zin volgens de door de verschillende overheden voorgeschreven r1chtliJnen.
De constructie volgens de uitvinding maakt het eveneens mogelijk na gebruik de inrichting op bijzonder plaatsbesparende en weinig hinderlijke wijze op te slaan. De patiënt kan daarbij op het voetplateau staan waarbiD door de aanwezigheid van de remmiddelen de zwenkbeweging beheerst kan worden.
Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding omvat de bevestiging aan de kolom een scharnierbevestiging. Zo kan in sta- tionalre positie van de zwenkarm de hefinrichting om een vertikale as gepositioneerd worden.
Het is mogelijk de hefinrichting op alle in de stand der techniek
<Desc/Clms Page number 3>
bekende wijzen uit te voeren. Volgens een uitvoering bestaat de kolom uit twee delen waarvan een eerste deel al dan niet scharnierend bevestigd is aan de zwenkarm en waarvan het tweede deel ten opzichte van het eerste deel in hoogterichting verplaatsbaar uitgevoerd is. Een dergelijke constructie kan al dan niet gecombineerd worden met een al dan niet verplaatsbare hefbeugel.
Bij de hierboven beschreven uitvoering is het voetplateau bij voorkeur op het eerste met de zwenkarm verbonden deel aangebracht.
De zwenkarm volgens de uitvinding kan op verschillende wijzen uitgevoerd worden. De meest eenvoudige uitvoering is een rechte zwenkarm. Dit blijkt in praktijk niet erg praktisch te zijn en daarom wordt volgens een verdere uitvoering voorgesteld deze als gekromde arm uit te voeren bestaande uit twee onder een hoek ten opzichte van elkaar staande vast met elkaar verbonden delen. Op deze wijze kan enerzijds in een minimale opslagruimte voor de hefinrichting voorzien worden en anderzijds optimale positionering ten opzichte van een voorwerp van de hefinrichting verkregen worden. Onder een dergelijk voorwerp wordt begrepen een rolstoel, tolletpot, bad, enz.
Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering is de hefarm geleed uitgevoerd. Bovendien kan de hefarm van een al dan niet telescoperend deel voorzien zijn.
Om maximale stabiliteit te verkngen, is volgens een voorkeursuit- voering van de uitvinding de zwenkarm nabij ten minste een van de scharnierpunten daarvan van al dan niet bedienbare remmiddelen uitgevoerd.
Daardoor kan een scharnierpunt"vasfgemaakt worden en zo het verplaatsen van de patlënt vergemakkelijkt worden. Bovendien kan op deze wijze voorkomen worden dat de patient zich met onverantwoorde snelheid beweegt of ergens tegenaan slaat.
Scharnierende bevestiging van de zwenkarm aan de hefinrichting kan op verschillende plaatsen verwezenlijkt worden. Een eerste mogelijkheid is het scharnierpunt in de hartlijn van de hefinrichting en meer in het bijzonder van de hefkolom aan te brengen. Volgens een andere uitvoering wordt de scharnierende bevestiging bij aanwezigheid van een voetplaat nabij de zijde van die voetplaat aangebracht.
Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding zijn de remmiddelen in het voetplateau aangebracht. Daarbij zijn de remmiddelen bij voorkeur uitgevoerd als neerlaatbare blokken. Deze kunnen met een motor worden bediend.
De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van in de tekening
<Desc/Clms Page number 4>
afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt worden. Daarbij toont :
Fig. 1 in een eerste perspectivisch aanzicht een eerste uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding in de positie van het opnemen van een patiënt vanaf een toiletpot ;
Fig. 2 een tweede positie in perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding bij het staande transporteren van een patiënt van de eerste uitvoering volgens de uitvinding ;
Fig. 3 in dwarsdoorsnede een mogelijke uitvoering van de rem ;
Fig. 4 schematisch in bovenaanzicht een verdere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding met in het bijzonder een gewijzigde zwenkarm ;
Fig. 5 een verdere variant van de uitvinding en meer in het bijzonder de zwenkarm ;
Fig. 6 schematisch in bovenaanzicht een laatste variant van de zwenkarm volgens de uitvinding ; en
Fig. 7 in dwarsdoorsnede een verdere uitvoering van het plateau volgens de uitvinding toont voorzien van de remmiddelen volgens de uitvinding.
In fig. 1 en 2 is in verschillende posities een eerste uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding afgebeeld en in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit twee delen, te weten een in het geheel met 2 aangegeven zwenkarm en een in het geheel met 3 aangegeven hefinrichting.
Deze hefinrichting kan elke in de stand der techniek bekende hefinrichting omvatten.
Zwenkarm 2 is via bevestiging 5 en scharnier 6 aan vloer 4 bevestigd. In scharnier 6 kan een niet nader afgebeeld remmechanisme aanwezig zijn dat met behulp van deel 7 bedienbaar is om dit scharnier te blokkeren of de draalbeweging van de zwenkarm te remmen. Zwenkarm 2 bestaat uit twee delen waarvan het haakse deel met 8 aangegeven is. Dit is bi) het vnje uiteinde voorzien van een scharnier 9 dat anderzijds bevestigd is aan voetplateau 10 van hefinrichting 3. Voetplateau 10 is vast bevestigd aan bevestigingskolom 11. Hefkolom 12 is telescopeerbaar in bevestigingkolom 11 gestoken. Op hefkolom 12 is scharnierend een hefbeugel 13 aangebracht.
Deze hefbeugel 13 is vorkvormig ultgevoerd en de vnje uiteinden daarvan zi) n verbanden met de vnje ulteinden van een hefstrop.
De hefkolom 12 is met behulp van niet nader afgebeelde motor ondersteund met een gasveer 16 op en neer beweegbaar. Hefbeugel 13 is met behulp van cilinder 15 verplaatsbaar is. Hefkolom 12 is voorzien van een kniesteun 17.
<Desc/Clms Page number 5>
Met 20 is een toiletpot afgebeeld waarop de betreffende patiënt geplaatst dient te worden.
De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt. Uitgaande van de in fig. 2 getoonde positie wordt de hefbeugel 13 al dan niet samen met hefkolom 12 naar beneden bewogen en bijvoorbeeld een niet afgebeelde rolstoel met de patiënt voor de hefinrichting bewogen. Vervolgens wordt hefstrop 14 losgemaakt van een van de vorkvormige armen van hefbeugel 13 en onder de oksels over de rug van de patiënt geleid.
Vervolgens wordt de hefbeugel 13 al dan niet samen met hefkolom 12 naar boven bewogen waardoor de patiënt nadat hij zijn voeten op plateau 10 gezet heeft en met zijn onderbenen tegen kniesteun 17 rust vanuit een zittende positie in een rolstoel naar een hangende/staande positie bewogen wordt. Daarbij3 wordt de hefbeugel 13 bewogen tot de in fig. 2 getoonde stand, waarbij de patient in een staande positie gebracht wordt. vervolgens worden zowel de zwenkarm ten opzichte van bevestiging 5 als de hefinrichting ten opzichte van de zwenkarm bewogen tot de positie getoond in fig. 1. De hefbeugel 13 resp. hefkolom 12 worden naar beneden bewogen zodat de patient op de tolletpot plaats kan nemen.
Bij het in resp. uit de hefinr1cht1ng bewegen kunnen de mogelijk aanwezige remmen in de scharnieren van de zwenkarm 2 gebruikt worden om de beweging zo gecontroleerd mogelijk te houden.
Met behulp van de hier getoonde constructie is het mogelijk op zeer plaatsbesparende wijze een hef1nr1cht1ng in b1) voorbeeld een tolletrulmte permanent op te slaan. Bovendien is de constructie zeer stabiel bi) het verplaatsen van een patiënt.
In fig. 3 is een mogelijke uitvoering van de remmiddelen getoond.
Daarbij is een doorsnede door zwenkarm 2 afgebeeld nabij scharnier 6.
Het blijkt dat een vast met bevestiging 5 verbonden pen 27 aanwezig is, die voorzien is van een schief 28 met een langs de omtrek aangebrachte reeks openingen 29. Arm 2 draalt met schematisch afgebeelde lagers om pen 27. In arm 2 is een draagbalk 30 vast bevestigd, voorzien van scharnieren 31 waarom grendelbalken 32 kunnen scharnieren. Deze grendelbalken 32 zijn bij de uiteinden van grendelpennen 33 voorzien met een zodanige afmeting dat deze precies in een van de openingen 29 van schljf 28 kunnen grljpen.
BiD het andere uiteinde zin grendelbalken 32 onderworpen aan de invloed van schotelveren 34 die de grendelbalken uit elkaar drijven.
Bovendien is een spoel 35 aanwezig. Bekrachtiging van deze elektrische spoel leidt tot het naar elkaar toe bewegen van de uiteinden van
<Desc/Clms Page number 6>
grendelbalken 32 tegen de werking van de schotel 34 in, zodat de grendelpennen 33 bewegen uit de openingen 29 en schijf 28 vrij kan bewegen.
Dit betekent, dat in niet bekrachtigde toestand van spoel 35 de grendelpennen 33 door veren 34 steeds tegen de schijf worden aangedreven en zodra een opening 29 van de schijf ontmoet wordt, vallen de pennen in deze opening waardoor direkt in blokkering wordt voorzien.
Op deze wijze is het mogelijk zwenkarm 2 in een aantal discrete posities ten opzichte van bevestiging 5 te vergrendelen, waarbij absolute betrouwbaarheid gewaarborgd is en positief ingrijpen noodzakelijk is om ontgrendelen met spoel 35 ongedaan te maken.
Begrepen zal worden, dat een dergelijke constructie eveneens aanwezig kan zijn bij het andere uiteinde zwenkarm 2. Bovendien is het mogelijk alle andere in de stand der techniek bekende remconstructies toe te passen.
In fig. 4-6 zijn verdere varianten van de uitvinding afgebeeld.
Daarbij is in de figuren met 20 de toiletpot aangegeven en met 19 een rolstoel.
In fig. 4 bestaat de zwenkarm uit een rechte arm die enerzijds scharnierend met de bodem (of muur) van het gebouw bevestigd is en anderzijds met het hoekpunt van het voetplateau 10.
In gestippelde positie is de opbergstand weergegeven.
In fig. 5 is een gelede hefarm getoond met delen 22,23 die door een scharnier 21 verbonden zijn. Daardoor kan een nog compactere opslagpositie van de inrichting verkregen worden zoals blickt uit de gestippeld weergegeven stand. Ook bzw deze uitvoering is de zwenkarm nabij de hoek van het voetplateau aangebracht.
In fig. 6 is een uitvoering afgebeeld waarbij de zwenkarm enerzijds geleed uitgevoerd is en anderzijds het scharnierpunt zich in het midden van het voetplateau bevindt.
In fig. 7 is een verdere uitvoering van het voetplateau volgens de ultvinding getoond. Het voetplateau is in zlDn geheel met 41 aangegegeven. Daarin is een op niet nader afgebeelde wijze te bedienen elektromotor 42 aangebracht die via een reductiedrfwerk een as 43 aandrijft waaraan een krukas bevestigd is, die op zijn beurt aangrljpt op een dril-
EMI6.1
fstang 44. Deze op en neerbeweegbare drijfstang 44 stuurt een plaat 45 waarin rubberblokken 40 zljn opgenomen.
Door bediening van motor 42 worden stang 44 en zo de plaat 45 op en neer bewogen en kan door het neerdrukken van de blokken 40 remmen bewerk- stellig worden.
<Desc/Clms Page number 7>
Uit het bovenstaande blijkt dat vele varianten mogelijk zijn. Bovendien moet begrepen worden dat de uitvinding niet beperkt is tot toepassing in combinatie met een toiletpot.
Voor degenen bekwaam in de stand der techniek zullen uitvoeringsvarianten van de hierbovenstaande constructie duidelijk zijn en beoogd wordt dat dergelijke uitvoeringsvarianten binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies liggen.