<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het laden en lossen van vrachtvoertuigen. Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laden en lossen van vrachtvoertuigen.
Meer speciaal heeft zij betrekking op een inrichting van het type dat bestaat uit een laadklep en een hefmechanisme om de laadklep te verplaatsen.
De voornoemde hefmechanismen maken zoals bekend gebruik van hefkonstrukties in de vorm van een parallellogram, gevormd door, enerzijds, een hefarm die scharnierbaar bevestigd is tussen een steunfreem en de laadklep, en anderzijds, een drukcilinder, doorgaans een hydraulische drukcilinder, die eveneens bevestigd is tussen het steunfreem en de laadklep, waarbij tijdens het laden en lossen de vier scharnierpunten op de hoekpunten van een parallellogram zijn gelegen. Een tweede drukcilinder zorgt hierbij voor het heffen en neerlaten van de laadklep. Door het bevelen van de eerste drukcilinder kan de laadklep uit haar horizontaal vlak worden gewenteld.
De klassieke inrichtingen hebben als nadeel dat, doordat de scharnierpunten van de voornoemde hefarm en de voornoemde eerste drukcilinder tijdens het in horizontale positie verplaatsen van de laadklep zieh steeds boven elkaar of nagenoeg boven elkaar en op een relatief grote afstand van elkaar bevinden, de hoogte van de laadklep in neergelaten toestand aan de zijde van de hefmiddelen ook relatief groot is.
Dit betekent dan ook dat, zelfs wanneer de laadklep neergelaten is, de last nog relatief hoog moet geheven worden, wat niet altijd mogelijk is, of via een hellend vlak op de laadklep moet worden gerold, waarbij dan een relatief groot hoogteverschil dient te worden overwonnen.
<Desc/Clms Page number 2>
Om dit nadeel enigszins te verhelpen, kan gebruik worden gemaakt van een wigvormige laadklep, waarbij deze bevolen wordt door een inrichting die zodanig is opgevat dat, na het aanbrengen van een last, de laadklep eerst met haar laadvlak horizontaal gebracht wordt en vervolgens met een horizontaal laadvlak naar boven wordt gebracht tot het laadvlak zich op dezelfde hoogte bevindt als de vloer van het betreffende vrachtvoertuig. Een voorbeeld hiervan is bekend uit het Belgisch oktrooi nr. 1006198.
Alhoewel dergelijke inrichtingen reeds een merkelijke verbetering inhouden, zijn zij niet geschikt voor alle toepassingen.
Zij vertonen immers de eigenschap dat tijdens het aanbrengen, respektievelijk wegnemen, van de lasten, het laadvlak over de volledige lengte naar beneden helt, wat bijvoorbeeld problemen stelt in het geval dat verrolbare lasten dienen te worden geladen of te worden gelost, daar in dat geval speciale voorzieningen moeten worden getroffen om de lasten tegen verrollen te vergrendelen.
De uitvinding heeft een inrichting voor het laden en lossen van vrachtvoertuigen als doel, die het voornoemde nadeel niet vertoont, met andere woorden waarbij, in vergelijking tot de bestaande uitvoeringen, de minimale hoogte van de laadklep in neergelaten toestand aanzienlijk wordt beperkt, over het volledige oppervlak, zonder de noodzaak het laadvlak te moeten laten hellen.
Hiertoe bestaat de uitvinding in een inrichting voor het laden en lossen van vrachtvoertuigen, van het type dat bestaat uit een laadklep en hefmiddelen om de laadklep te bevelen, waarbij zij is voorzien van middelen om de laadklep in de neergelaten stand van het hefmechanisme verder in horizontale positie neer te laten.
<Desc/Clms Page number 3>
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de voornoemde middelen om de laadklep in de neergelaten toestand van het hefmechanisme verder in horizontale positie neer te laten uit, enerzijds, een eerste mechanisme dat toelaat om het hoogteverschil tussen de zich nabij de laadklep bevindende scharnierpunten van de voornoemde hefkonstrukties te verkleinen en, anderzijds, een tweede mechanisme dat de laadklep ondersteunt ten opzichte van de bodem, zodanig dat, tijdens het verkleinen van het voornoemde hoogteverschil, het laadvlak parallel aan de bodem blijft en dat toelaat de laadklep parallel aan de bodem op en neer te verplaatsen.
Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het eerste mechanisme uit een verplaatsbaar deel dat aan de laadklep is aangebracht, waarin het onderste scharnierpunt is gerealiseerd, en aandrijfmiddelen om dit verplaatsbaar deel te bewegen. Bij voorkeur wordt voor deze aandrijfmiddelen gebruik gemaakt van de drukcilinders die reeds voorhanden zijn om de laadklep in geheven toestand van horizontale positie in vertikale positie, tegen de achterwand van het voertuig te brengen.
Het voornoemde tweede mechanisme bestaat bij voorkeur uit een steunkonstruktie die onder de laadklep is gemonteerd, die op rollen is geplaatst en die zodanig samenvouwbaar is dat het laadvlak steeds parallel blijft aan de bodem waarop de rollen zich bevinden.
Bij voorkeur worden het eerste en tweede mechanisme aan elkaar gekoppeld zodanig dat zij simultaan door middel van dezelfde aandrijfmiddelen worden bevolen.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend
<Desc/Clms Page number 4>
karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 2 en 3 de inrichting van figuur 1 op een grotere schaal weergeven voor twee andere standen.
Zoals weergegeven in de figuren heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 1 voor het laden en lossen van een vrachtvoertuig 2, van het type dat bestaat uit een laadklep 3 en een hefmechanisme 4 om de laadklep 3 te verplaatsen.
Het hefmechanisme 4 maakt, zoals bekend, gebruik van hefkonstrukties 5, doorgaans twee naast elkaar, links en rechts aan de achterzijde 6 van het vrachtvoertuig 2, die elk bij voorkeur bestaan uit, enerzijds, een hefarm 7 die scharnierbaar bevestigd is tussen een steunfreem 8 dat aan het voertuig 2 is bevestigd en de laadklep 3, respektievelijk door middel van scharnierpunten 9 en 10, en, anderzijds, minstens een drukcilinder 11, doorgaans een hydraulische drukcilinder, die eveneens bevestigd is tussen het steunfreem 8 en de laadklep 3, door middel van scharnierpunten 12 en 13, waarbij tijdens het laden en lossen de vier scharnierpunten 9-10-12-13 steeds een parallellogram definiëren.
De drukcilinder 11 laat toe om de laadklep 3 te wentelen tussen de aangeduide standen A en B.
Een tweede drukcilinder 14 zorgt voor het heffen en neerlaten van de laadklep 3, tussen standen A en c, waartoe deze drukcilinder 14 is bevestigd tussen bijvoorbeeld een scharnierpunt 15 aan het steunfreem 8 en een scharnierpunt 16 op de hefarm 5.
<Desc/Clms Page number 5>
Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat zij is voorzien van middelen 17 om de laadklep 3 in de neergelaten toestand van het hefmechanisme 4 nog verder in horizontale positie neer te laten, meer speciaal van uit de positie c zoals afgebeeld in figuur 2 naar een positie D zoals afgebeeld in figuur 3.
Zoals weergegeven in de bijgaande figuren bestaan de middelen 17 uit, enerzijds, een eerste mechanisme 18 dat toelaat om het hoogteverschil H1 tussen de scharnierpunten 10 en 13 te wijzigen, meer speciaal na het neerlaten van de laadklep 3 tot in de positie c verder te verkleinen en, anderzijds, een tweede mechanisme 19 dat de laadklep 3 ondersteunt ten opzichte van de bodem 20, zodanig dat, tijdens het wijzigen van het voornoemde hoogteverschil Hl, het laadvlak 21 van de laadklep 3 parallel aan de bodem 20 op en neer beweegt.
Het eerste mechanisme 18 bestaat uit beweegbare delen, zoals wentelbare armen 22, die aan de laadklep 3 zijn aangebracht en waarin de onderste scharnierpunten 13 zich bevinden, en aandrijfmiddelen 23 om de beweegbare delen te verplaatsen. leder der armen 22 is in de weergegeven uitvoeringsvorm door middel van een scharnierpunt 24 wentelbaar aan de laadklep 3 bevestigd. De aandrijfmiddelen 23 bestaan uit drukcilinders 25 die, evenals de drukcilinders 11, in serie met deze drukcilinders 11 tussen de scharnierpunten 12 en 13 gemonteerd zijn. Bij voorkeur hebben iedere drukcilinder 11 en de bijbehorende drukcilinder 25 een gemeenschappelijke zuigerstang 26.
Het voornoemde tweede mechanisme 19 bestaat bij voorkeur uit een steunkonstruktie die onder de laadklep 3 is gemonteerd, die op de bodem 20 kan steunen en die zodanig
<Desc/Clms Page number 6>
samenvouwbaar is dat het laadvlak 21 tijdens het samenvouwen parallel blijft aan de bodem 20.
De steunkonstruktie bevindt zieh op rollen, respektievelijk voorste rollen 27 en achterste rollen 28, en is verder bij voorkeur samengesteld uit, enerzijds, de reeds genoemde armen 22 en, anderzijds, armen 29, die respektievelijk scharnierbaar door middel van scharnierpunten 24 en 30 aan de onderzijde van de laadklep 3 zijn bevestigd en die naar onder kunnen uitgeklapt worden, respektievelijk ingetrokken worden, waarbij deze armen 22 en 29 onderling gekoppeld zijn, door middel van stangen 31 of dergelijke, die tevens door middel van scharnierpunten 32 en 33 aan de armen 22 en 29 zijn bevestigd.
De steunkonstruktie is ook voorzien van aanslagvormende middelen die eindposities bepalen. In het in de figuren weergegeven voorbeeld bestaan deze middelen uit de assen van de scharnierpunten 24 en 30 die zowel in stand C als stand D kontakt maken met de stangen 31.
In de ingeklapte toestand van de steunkonstruktie bevindt de laadklep 3 zich bij voorkeur juist boven de bodem 20, zodanig dat zij hierdoor niet wordt vervuild.
De werking van de inrichting 1 is als volgt.
In de positie die in figuur 1 in volle lijn is afgebeeld zijn de drukcilinders 11 ingeschoven en de drukcilinders 25 uitgeschoven. Hierbij vormen de scharnierpunten 9,10, 12 en 13 de hoekpunten van een parallellogram. Door uitsluitend de drukcilinders 14 te bekrachtigen kan de laadklep 3 op en neer worden bewogen tussen de standen A en C, dit terwijl het laadvlak 21 horizontaal blijft. In stand A
<Desc/Clms Page number 7>
bevindt het laadvlak 21 zich op dezelfde hoogte dan de laadvloer 34.
Om de laadklep 3 te verplaatsen van positie C naar D, worden de drukcilinders 25 ingeschoven, waardoor de armen 22 worden gewenteld. Daar de armen 22 door middel van de stangen 31 aan de armen 29 gekoppeld zijn, worden deze laatste meegewenteld. Hierbij rollen de rollen 27 en 28 over de bodem 20 en klappen de armen 22 en 29 onderuit. Het laadvlak 21 blijft hierbij parallel aan de bodem 20.
Het is duidelijk dat de drukcilinders 25 terug dienen uitgeschoven te worden om de laadklep 3 van positie D naar positie c te verplaatsen.
Door in de positie A de drukcilinders 11 uit te schuiven, wordt de laadklep 3 tegen de achterzijde van het vrachtvoertuig 2 geklapt.
Het is duidelijk dat in de plaats van elk paar drukcilinders 11 en 25 ook gebruik kan worden gemaakt van een dubbelwerkende cilinder, met andere woorden een cilinder met een dubbele slaglengte.
Het is eveneens duidelijk dat de uitvinding ook kan worden toegepast op laadkleppen die niet tegen de achterzijde 6 worden opgeklapt, doch bijvoorbeeld onder de laadvloer 34 worden opgeborgen, waarbij de drukcilinders 11 dan niet noodzakelijk zijn en door een vaste verbinding zijn vervangen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor het laden en lossen van vrachtvoertuigen kan in verschillende vormen en
<Desc/Clms Page number 8>
afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for loading and unloading freight vehicles. This invention relates to a device for loading and unloading freight vehicles.
More specifically, it relates to a device of the type consisting of a tail lift and a lifting mechanism for moving the tail lift.
As mentioned, the aforementioned lifting mechanisms make use of lifting constructions in the form of a parallelogram formed by, on the one hand, a lifting arm hingedly mounted between a supporting frame and the tail lift, and on the other hand, a printing cylinder, usually a hydraulic printing cylinder, which is also mounted between the support frame and the tail lift, the four pivot points being located on the corners of a parallelogram during loading and unloading. A second pressure cylinder hereby lifts and lowers the tail lift. By ordering the first printing cylinder, the tail lift can be turned out of its horizontal plane.
The conventional devices have the drawback that, because the pivot points of the aforementioned lifting arm and the aforementioned first printing cylinder are always situated one above the other or substantially above each other and at a relatively great distance from each other during the displacement of the tail lift. in the lowered position the loading flap on the side of the lifting means is also relatively large.
This also means that, even when the tail lift is lowered, the load still has to be lifted relatively high, which is not always possible, or has to be rolled onto the tail lift via an inclined plane, whereby a relatively large height difference must then be overcome. .
<Desc / Clms Page number 2>
To somewhat remedy this drawback, use can be made of a wedge-shaped tail lift, which is ordered by a device which is designed such that, after applying a load, the tail lift is first brought horizontal with its loading surface and then with a horizontal the loading surface is brought up until the loading surface is at the same height as the floor of the relevant freight vehicle. An example of this is known from the Belgian patent no. 1006198.
Although such devices already represent a marked improvement, they are not suitable for all applications.
After all, they have the property that during loading or unloading of the loads, the loading surface inclines downwards over the entire length, which poses problems, for example, in the case that rollable loads have to be loaded or unloaded, since in that case special provisions must be made to lock the loads against rolling.
The object of the invention is a device for loading and unloading freight vehicles, which does not have the aforementioned drawback, in other words in which, in comparison with the existing embodiments, the minimum height of the tail lift in the lowered position is considerably reduced over the entire surface, without the need to tilt the loading surface.
To this end, the invention consists in a device for loading and unloading trucks, of the type consisting of a tail lift and lifting means for commanding the tail lift, it comprising means for further extending the tail lift in the lowered position of the lifting mechanism position.
<Desc / Clms Page number 3>
According to a preferred embodiment, the aforementioned means for lowering the tail lift further in horizontal position in the lowered position of the lifting mechanism consist of, on the one hand, a first mechanism which allows to adjust the height difference between the pivot points of the aforementioned lifting constructions located near the tail lift. and, on the other hand, a second mechanism supporting the tail lift relative to the bottom, such that, while reducing the aforementioned height difference, the loading surface remains parallel to the bottom and allows the tail lift to move up and down parallel to the bottom .
According to the most preferred embodiment, the first mechanism consists of a movable part which is arranged on the tail lift, in which the lower hinge point is realized, and drive means for moving this movable part. Preferably use is made for these drive means of the printing cylinders which are already available to bring the tail lift in the raised position from horizontal position to vertical position against the rear wall of the vehicle.
The aforementioned second mechanism preferably consists of a support structure mounted under the tail lift, which is placed on rollers and which is collapsible such that the loading surface always remains parallel to the bottom on which the rollers are located.
Preferably, the first and second mechanisms are coupled together such that they are commanded simultaneously by the same drive means.
With the insight to better demonstrate the characteristics according to the invention, the following is an example without any limitation
<Desc / Clms Page number 4>
character a preferred embodiment described with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a device according to the invention; Figures 2 and 3 show the device of Figure 1 on a larger scale for two other positions.
As shown in the figures, the invention relates to a device 1 for loading and unloading a freight vehicle 2, of the type consisting of a loading flap 3 and a lifting mechanism 4 for moving the loading flap 3.
As is known, the lifting mechanism 4 uses lifting constructions 5, usually two side by side, left and right at the rear 6 of the freight vehicle 2, each preferably consisting of, on the one hand, a lifting arm 7 which is hinged between a support frame 8 which is attached to the vehicle 2 and the loading flap 3, respectively by means of pivot points 9 and 10, and, on the other hand, at least one printing cylinder 11, usually a hydraulic printing cylinder, which is also mounted between the supporting frame 8 and the loading flap 3, by means of of pivot points 12 and 13, the four pivot points 9-10-12-13 always define a parallelogram during loading and unloading.
The pressure cylinder 11 allows the tail lift 3 to rotate between the indicated positions A and B.
A second printing cylinder 14 lifts and lowers the loading flap 3, between positions A and c, for which purpose this printing cylinder 14 is mounted between, for example, a hinge point 15 on the supporting frame 8 and a hinge point 16 on the lifting arm 5.
<Desc / Clms Page number 5>
The special feature of the invention consists in that it is provided with means 17 for lowering the tail lift 3 in the lowered position of the lifting mechanism 4 even further in a horizontal position, more particularly from the position c as shown in figure 2 to a position D as shown in figure 3.
As shown in the accompanying figures, the means 17 consist of, on the one hand, a first mechanism 18 which allows to change the height difference H1 between the pivot points 10 and 13, more specifically after further lowering the tail lift 3 into position c and, on the other hand, a second mechanism 19 that supports the loading flap 3 with respect to the bottom 20, such that, while changing the above-mentioned height difference H1, the loading surface 21 of the loading flap 3 moves up and down parallel to the bottom 20.
The first mechanism 18 consists of movable parts, such as revolving arms 22, which are arranged on the loading flap 3 and in which the lower pivot points 13 are located, and drive means 23 for moving the movable parts. In the embodiment shown, each of the arms 22 is rotatably attached to the loading flap 3 by means of a hinge point 24. The drive means 23 consist of printing cylinders 25 which, like the printing cylinders 11, are mounted in series with these printing cylinders 11 between the pivot points 12 and 13. Preferably, each printing cylinder 11 and the associated printing cylinder 25 have a common piston rod 26.
The aforementioned second mechanism 19 preferably consists of a support structure mounted under the tail lift 3, which can support on the bottom 20 and which
<Desc / Clms Page number 6>
Collapsible is that the loading surface 21 remains parallel to the bottom 20 during folding.
The support construction is located on rollers, front rollers 27 and rear rollers 28, respectively, and is further preferably composed of, on the one hand, the arms 22 already mentioned and, on the other hand, arms 29, which are pivotable by means of pivot points 24 and 30 respectively. underside of the loading flap 3 which can be folded down or retracted, these arms 22 and 29 being mutually coupled, by means of rods 31 or the like, which are also attached to the arms 22 by means of pivot points 32 and 33 and 29 have been confirmed.
The support structure is also provided with stop-forming means that determine end positions. In the example shown in the figures, these means consist of the axes of the pivot points 24 and 30 which contact the rods 31 both in position C and position D.
In the collapsed state of the support construction, the tail lift 3 is preferably just above the bottom 20, so that it is not contaminated by this.
The operation of the device 1 is as follows.
In the position shown in full line in Figure 1, the printing cylinders 11 are retracted and the printing cylinders 25 are extended. The pivot points 9,10, 12 and 13 form the corner points of a parallelogram. By exclusively actuating the pressure cylinders 14, the loading flap 3 can be moved up and down between positions A and C, while the loading surface 21 remains horizontal. In position A
<Desc / Clms Page number 7>
the loading surface 21 is at the same height as the loading floor 34.
In order to move the loading flap 3 from position C to D, the printing cylinders 25 are retracted, whereby the arms 22 are rotated. Since the arms 22 are coupled to the arms 29 by means of the rods 31, the latter are also rotated. The rollers 27 and 28 roll over the bottom 20 and the arms 22 and 29 fold down. The loading surface 21 remains parallel to the bottom 20.
It is clear that the pressure cylinders 25 have to be extended back in order to move the tail lift 3 from position D to position c.
By sliding out the pressure cylinders 11 in position A, the loading flap 3 is folded against the rear of the freight vehicle 2.
It is clear that instead of each pair of printing cylinders 11 and 25, a double-acting cylinder, in other words a cylinder with a double stroke length, can also be used.
It is also clear that the invention can also be applied to tail lifts which are not folded up against the rear side 6, but are, for example, stored under the load floor 34, the pressure cylinders 11 then being unnecessary and replaced by a fixed connection.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such apparatus for loading and unloading freight vehicles can take various forms and
<Desc / Clms Page number 8>
dimensions are realized without departing from the scope of the invention.