<Desc/Clms Page number 1>
Laadinrichting voor vrachtvoertuigen.
Deze uitvinding heeft betrekking op een laadinrichting voor vrachtvoertuigen, meer speciaal van het type dat is voorzien van een laadklep voor onderbouw.
Het is bekend dat laadinrichtingen voor vrachtvoertuigen kunnen bestaan uit een laadklep en aandrijfmiddelen om de laadklep te verplaatsen.
Hierbij kunnen hoofdzakelijk twee soorten laadinrichtingen worden onderscheiden, respektievelijk met een laadklep die vertikaal tegen de achterzijde van het vrachtvoertuig wordt opgeborgen, en met een laadklep die onder de laadruimte van het vrachtvoertuig wordt opgeborgen, al dan niet in dubbel gevouwen toestand.
De bekende laadkleppen van het laatste type dienen manueel te worden uitgeklapt. Aangezien een laadklep relatief zwaar is, vertonen zij dan ook het nadeel dat zij moeilijk hanteerbaar zijn. Bovendien bestaat het gevaar dat deze laadkleppen of hun aandrijvingen worden beschadigd wanneer zij bij het toeklappen voortijdig worden losgelaten.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een laadinrichting die aan de voornoemde nadelen een oplossing biedt.
Hiertoe betreft de uitvinding een laadinrichting, meer speciaal van het type dat is voorzien van een laadklep voor onderbouw, die bij het opbergen naar binnen wordt geklapt, daardoor gekenmerkt dat zij hulpmiddelen vertoont die minstens een hulpkracht op de laadklep uitoefenen bij het uitklappen van deze laatste.
<Desc/Clms Page number 2>
Doordat de hulpmiddelen een hulpkracht uitoefenen wordt het werk van de bedienaar aanzienlijk verlicht. Afhankelijk van de konstruktie kan ook worden bekomen dat de laadklep bij het inklappen verhinderd wordt om met een slag op de aandrijfmiddelen of dergelijke terecht te komen, zulks doordat de beweging hiervan door de voornoemde hulpmiddelen wordt afgeremd.
Volgens een eerste mogelijkheid bestaan de hulpmiddelen uit minstens een uitstekende arm die zodanig is aangebracht dat de laadklep bij het neerlaten hiermee kontakt maakt en gedwongen wordt over minstens een bepaalde hoek te kantelen.
Volgens een andere mogelijkheid bestaan de hulpmiddelen minstens uit een beweegbare arm en elastische middelen die ervoor zorgen dat de beweegbare arm een kracht op de laadklep uitoefent.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt voorzien in een kombinatie van minstens een vast aan de steunkonstruktie van de laadinrichting bevestigde arm en minstens een door middel van elastische middelen beweegbare arm, waarbij de vaste arm ervoor zorgt dat de laadklep bij het neerlaten minstens over een bepaalde hoek wordt gewenteld, terwijl de beweegbare arm ervoor zorgt dat bij het verder openen minstens een meehelpende hulpkracht op de laadklep wordt uitgeoefend.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
<Desc/Clms Page number 3>
figuur 1 een gedeelte van een vrachtvoertuig weergeeft dat is voorzien van een laadinrichting volgens de uitvinding ; figuren 2,3 en 4 de laadinrichting uit figuur l in verschillende standen weergeeft ; figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in figuur
4.
In figuren 1 tot 4 is het achterste gedeelte van een vrachtvoertuig 1 weergegeven, waarbij onder de laadruimte 2 een laadinrichting 3 volgens de uitvinding is aangebracht.
In het weergegeven voorbeeld is deze laadinrichting 3 bevestigd aan twee zieh aan weerszijden van het vrachtvoertuig 1 bevindende steunen 4, welke mits sleden 5 in geleidingen 6 onder het voertuig verschuifbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van drukcilinders 7. Op deze wijze kan de laadinrichting 3 onder het vrachtvoertuig worden opgeborgen. Figuur 1 geeft de toestand weer waarbij de laadinrichting 3 van onder het vrachtvoertuig is uitgeschoven.
De laadinrichting 3 bestaat, zoals bekend, uit een laadklep 8 en aandrijfmiddelen 9 om de laadklep 8 te bevelen.
De laadklep 8 kan bestaan uit een enkel gedeelte. Doorgaans echter worden bij laadinrichtingen voor onderbouw meerledige samenvouwbare laadkleppen 8 aangewend, daar deze in samengevouwde toestand minder plaats innemen. In de figuren is dan ook een samenvouwbare laadklep 8 afgebeeld die in dit geval bestaat uit twee scharnierbaar aan elkaar bevestigde leden 10 en 11.
De aandrijfmiddelen 9 kunnen van verschillende aard zijn. Voorbeelden hiervan zijn ruim bekend. In het weergegeven
<Desc/Clms Page number 4>
voorbeeld bestaan deze aandrijfmiddelen 9 uit aan weerszijden van het vrachtvoertuig 1 aangebrachte armen 12, 13 en 14 en aandrijfcilincers 15 en 16.
Het bijzondere van de huidige uivinding bestaat erin dat de laadinrichting 3 is voorzien van hulpmiddelen 17 die een hulpkracht op de laadklep 8 uitoefenen bij het uitklappen van deze laatste.
In het weergegeven voorbeeld wordt van deze hulpmiddelen 17 gebruik gemaakt van een mechanisme dat een kracht op het midden van de laadklep 8 kan uitoefenen, en dat hiertoe dan ook in het midden van het vrachtvoertuig 1 is gemonteerd, bijvoorbeeld op een dwarsprofiel 18 dat zieh tussen de twee steunen 4 uitstrekt. Het is evenwel duidelijk dat dit mechanisme niet hoofdzakelijk in het midden hoeft te staan en dat ook gebruik kan worden gemaakt van meerdere naast elkaar geplaatste mechanismen.
Zoals weergegeven in de figuren bestaan de hulpmiddelen 17 uit minstens een uitstekende arm 19 die zodanig is aangebracht dat de laadklep 8 bij het uitschuiven en neerlaten hiermee kontakt maakt en, zoals specifiek in figuur 2 is weergegeven, gedwongen wordt over minstens een bepaalde hoek te kantelen. Deze arm 19 is bij voorkeur vast aan de steunen 4, respektievelijk het dwarsprofiel 18, gemonteerd.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm, welke is weergegeven in de figuren, wordt voorzien in een kombinatie van minstens een vaste arm 19 en minstens een door middel van elastische middelen 20 beweegbare arm 21, waarbij de vaste arm 19 ervoor zorgt dat de laadklep 8 bij het neerlaten minstens over een bepaalde hoek wordt gewenteld, zoals in figuur 2, terwijl de beweegbare arm 19 ervoor
<Desc/Clms Page number 5>
zorgt dat bij het verder openen minstens een meehelpende hulpkracht op de laadklep 8 wordt uitgeoefend, zoals zichtbaar in figuur 3.
De beweegbare arm 21 is bij voorkeur scharnierend. Meer speciaal nog geniet de voorkeur dat hij bestaat uit een hefboomsarm die, mits een spil 22, scharnierbaar op het vrije uiteinde 23 van de arm 19 is bevestigd, die bij een uiteinde 24 tegen de laadklep 8 drukt en die bij zijn andere uiteinde 25 aan de elastische middelen 20 is gekoppeld.
Op de uiteinden 24 en/of 25 kunnen rollen of wielen 26, respektievelijk 27, worden aangebracht, zodanig dat het laadklep 8 bij het uitschuiven en neerlaten van de laadinrichting 3 over de uiteinden 24 en 25 rolt.
De elastische middelen 20 bestaan bij voorkeur uit een veer, in dit geval een trekveer. Deze elastische middelen 20 kunnen voorzien zijn van een spanningsregelinrichting 28. Zoals weergegeven in figuur 5 kan hiertoe gebruik worden gemaakt van een aanspanbare draadstang 29 die samen met de veer tussen de betreffende bevestigingspunten, gevormd door assen 30 en 31, is aangebracht.
Het is duidelijk dat de beweging van de hulpmiddelen 17 zodanig is dat de laadklep 8 zeker niet in een stand wordt gedrukt waarbij zij overklapt, doch uiterlijk tot in een stand wordt gedwongen dat zij nog iets naar achteren helt, bijvoorbeeld zoals in figuur 3. Hierbij kan de beweging van de arm 21 worden begrenst door een aanslag 32, die bijvoorbeeld bestaat uit de aseinden van de as 31 die dan met de onderzijde van de arm 19 kontakt maken.
<Desc/Clms Page number 6>
De werking van de laadinrichting 3 kan éénvoudig uit de figuren 1 tot 4 worden afgeleid. In figuur 1 is de toestand weergegeven waarbij de laadinrichting 3 van het onder het vrachtvoertuig 1 is geschoven. Door de armen 12 naar beneden te bewegen komt de samengevouwen laadklep 8 in kontakt met de rol 26 en wordt hierdoor gekantelt tot in de positie van figuur 2. Hierna kan de laadlep 8 manueel verder worden gewenteld tot in de stand van figuur 3, waarbij de arm 21 een hulpkracht uitoefent. Mits een geschikte keuze van de elastische middelen 20, kan ook bekomen worden dat de overgang van de stand van figuur 2 naar deze van figuur 3 automatisch gebeurt.
Hierbij kunnen de elastische middelen 20 zodanig zijn uitgevoerd, respektievelijk in een zodanige spanning voorzien, dat zij in de neergeklapte toestand, namelijk deze van figuur 1, onvoldoende krachtig zijn om de laadklep 8 omhoog te drukken, en pas wanneer de laadklep 8 reeds gedeeltelijk gekanteld is met behulp van de vaste arm 19, in het automatisch verder kantelen kunnen voorzien, zulks tot in de stand van figuur 3.
Hierna kan de laadklep 8 verder worden ontvouwen, zoals afgebeeld in figuur 4. Bij het op en neer bewegen van de ontvouwen laadklep 8, paseert deze laatste vrij langs het uiteinde 24 van de arm 21.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk laadinrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Loading device for freight vehicles.
This invention relates to a loading device for freight vehicles, more particularly of the type which is provided with a loading flap for substructure.
It is known that loading devices for freight vehicles can consist of a loading flap and driving means for moving the loading flap.
Mainly two types of loading devices can be distinguished here, respectively with a loading flap which is stored vertically against the rear of the truck and with a loading flap which is stored under the loading space of the truck, whether or not in a double folded condition.
The known tail lifts of the latter type have to be folded out manually. Since a tail lift is relatively heavy, they therefore have the disadvantage that they are difficult to handle. In addition, there is a risk that these tail lifts or their drives will be damaged if they are released prematurely when folding.
The present invention relates to a loading device that solves the above-mentioned drawbacks.
To this end, the invention relates to a loading device, more particularly of the type which is provided with a loading flap for substructure, which is folded inwards during storage, characterized in that it has aids which exert at least an auxiliary force on the loading flap when the latter is unfolded. .
<Desc / Clms Page number 2>
Because the aids exert an auxiliary force, the work of the operator is considerably eased. Depending on the construction, it can also be obtained that, during folding, the loading flap is prevented from landing with a stroke on the drive means or the like, this because the movement thereof is slowed down by the aforementioned aids.
According to a first possibility, the auxiliary means consist of at least one protruding arm which is arranged such that the tail lift makes contact with it during lowering and is forced to tilt over at least a certain angle.
Alternatively, the aids consist at least of a movable arm and elastic means which cause the movable arm to exert a force on the tail lift.
In the most preferred embodiments, a combination of at least one arm fixedly attached to the support structure of the loading device and at least one arm movable by elastic means is provided, wherein the fixed arm ensures that the loading flap at least over a certain angle when lowered is rotated, while the movable arm ensures that when opening further, at least a helping auxiliary force is exerted on the tail lift.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, a preferred embodiment is described below without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
<Desc / Clms Page number 3>
figure 1 represents a part of a freight vehicle provided with a loading device according to the invention; figures 2,3 and 4 represent the loading device of figure 1 in different positions; figure 5 represents a view according to arrow F5 in figure
4.
Figures 1 to 4 show the rear part of a freight vehicle 1, wherein a loading device 3 according to the invention is arranged under the loading space 2.
In the example shown, this loading device 3 is attached to two supports 4 located on either side of the freight vehicle 1, which slides can be slid into guides 6 under the vehicle, provided that slides 5 are fitted, for example by means of pressure cylinders 7. In this way, the loading device 3 can the freight vehicle is stored. Figure 1 shows the situation in which the loading device 3 has been extended from under the freight vehicle.
As is known, the loading device 3 consists of a loading flap 8 and drive means 9 to command the loading flap 8.
The tail lift 8 can consist of a single part. Generally, however, multi-fold collapsible loading flaps 8 are used in substructure loading devices, since they take up less space when folded. The figures therefore show a collapsible tail lift 8 which in this case consists of two hinged members 10 and 11 hinged together.
The drive means 9 can be of different nature. Examples of this are well known. In the displayed
<Desc / Clms Page number 4>
For example, these drive means 9 consist of arms 12, 13 and 14 and drive cylincers 15 and 16 arranged on either side of the freight vehicle 1.
The special feature of the present invention consists in that the loading device 3 is provided with aids 17 which exert an auxiliary force on the loading flap 8 when the latter is unfolded.
In the example shown, these aids 17 make use of a mechanism which can exert a force on the center of the tail lift 8, and which is therefore mounted in the center of the freight vehicle 1 for this purpose, for example on a cross section 18 which can be seen between the two supports 4 extend. However, it is clear that this mechanism does not have to be essentially centered and that multiple juxtaposed mechanisms can also be used.
As shown in the figures, the aids 17 consist of at least one protruding arm 19 which is arranged in such a way that the tail lift 8 contacts this during the extension and lowering and, as is specifically shown in figure 2, is forced to tilt over at least a certain angle . This arm 19 is preferably fixedly mounted on the supports 4 and the cross section 18, respectively.
In the most preferred embodiment, which is shown in the figures, a combination of at least one fixed arm 19 and at least one arm 21 movable by elastic means 20 is provided, wherein the fixed arm 19 ensures that the loading flap 8 at the lowering is rotated at least through a certain angle, as in Figure 2, with the movable arm 19 in front of it
<Desc / Clms Page number 5>
ensures that when opening further, at least a helping auxiliary force is exerted on the tail lift 8, as shown in figure 3.
The movable arm 21 is preferably hinged. More specifically, it is preferable that it consists of a lever arm which, provided that it has a spindle 22, is hingedly mounted on the free end 23 of the arm 19, which presses against the tail lift 8 at one end 24 and which attaches at its other end 25 the elastic means 20 is coupled.
Rollers or wheels 26 and 27, respectively, can be arranged on the ends 24 and / or 25, such that the loading flap 8 rolls over the ends 24 and 25 when the loading device 3 is extended and lowered.
The elastic means 20 preferably consist of a spring, in this case a tension spring. These elastic means 20 can be provided with a tension regulating device 28. As shown in figure 5, use can be made for this purpose of a tensionable threaded rod 29 which is arranged together with the spring between the respective fixing points, formed by shafts 30 and 31.
It is clear that the movement of the auxiliary means 17 is such that the tail lift 8 is certainly not pressed into a position in which it folds over, but is forced at the latest into a position that it still slopes slightly backwards, for example as in figure 3. Here the movement of the arm 21 can be limited by a stop 32, which for instance consists of the shaft ends of the shaft 31 which then contact the underside of the arm 19.
<Desc / Clms Page number 6>
The operation of the loading device 3 can be easily deduced from Figures 1 to 4. Figure 1 shows the situation in which the loading device 3 is slid from underneath the freight vehicle 1. By moving the arms 12 downwards, the collapsed loading flap 8 comes into contact with the roller 26 and is thereby tilted into the position of figure 2. After this, the loading flap 8 can be further rotated manually into the position of figure 3, wherein the arm 21 exerts an auxiliary force. Provided a suitable choice of the elastic means 20, it can also be obtained that the transition from the position of figure 2 to that of figure 3 takes place automatically.
The elastic means 20 can be designed or provided with such tension, respectively, that in the folded-down position, namely that of figure 1, they are insufficiently powerful to push up the tail lift 8, and only when the tail lift 8 is already partially tilted with the aid of the fixed arm 19, it is possible to provide for automatic further tilting, up to the position of figure 3.
After that, the tail lift 8 can be further unfolded, as shown in figure 4. When the unfolded tail lift 8 moves up and down, the latter passes freely along the end 24 of the arm 21.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such a loading device can be realized in different shapes and sizes without departing from the scope of the invention.