BE1008450A6 - Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap. - Google Patents

Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap. Download PDF

Info

Publication number
BE1008450A6
BE1008450A6 BE9400486A BE9400486A BE1008450A6 BE 1008450 A6 BE1008450 A6 BE 1008450A6 BE 9400486 A BE9400486 A BE 9400486A BE 9400486 A BE9400486 A BE 9400486A BE 1008450 A6 BE1008450 A6 BE 1008450A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cover
jacket
tear strip
disc
edge
Prior art date
Application number
BE9400486A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gevaplast
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gevaplast filed Critical Gevaplast
Priority to BE9400486A priority Critical patent/BE1008450A6/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1008450A6 publication Critical patent/BE1008450A6/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D55/00Accessories for container closures not otherwise provided for
    • B65D55/02Locking devices; Means for discouraging or indicating unauthorised opening or removal of closure
    • B65D55/06Deformable or tearable wires, strings, or strips; Use of seals, e.g. destructible locking pins
    • B65D55/08Annular elements encircling container necks
    • B65D55/0863Plastic snap-on cap-like collars having frangible parts
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D2401/00Tamper-indicating means
    • B65D2401/15Tearable part of the closure

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)

Abstract

Vat met een zelfverzegelende afdekkap (10), die een afdekschijf (11) en een hiermee aangrenzende mantel (12) omvat, die zich omheen de vatkop (3) uitstrekt tot op een bepaalde afstand van de afdekschijf (11) en door middel waarvan de afdekkap eenmalig koppelbaar is met genoemde vatkop (3). De binnenwand (14) van genoemde mantel (12) is voorzien van inwendig gerichte sperorganen (15), die elastisch aandrukken tegen de vatkop (3) op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is met de vatkop. In de afdekschijf (11) is een scheurstrip (16) voorzien met een treklip (17). Werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap.

Description


  Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap

  
Deze uitvinding betreft een vat, i.h.b. biervat, voorzien van een vatkop voor het afvullen van het vat, met een uitwendig uitspringende kraag, die middels een dichting afsluitbaar is, waarbij een zelfverzegelende afdekkap is voorzien, die een afdekschijf en een hiermee aangrenzende mantel omvat, die zich omheen genoemde vatkop uitstrekt tot op een bepaalde afstand van de afdekschijf en door middel waarvan de afdekkap eenmalig koppelbaar is met genoemde vatkop.

  
 <EMI ID=1.1> 

  
van een zelfverzegelende afdekkap die bevestigd is op de kraag van de vatkop. Immers van zodra dergelijke afdekkappen over de vatkop geplaatst worden kunnen deze enkel verwijderd worden door deze te breken en is als gevolg hiervan iedere fraude of poging tot fraude zichtbaar. Vatten met een dergelijke afdekkap zijn gekend. Een probleem dat zich echter bij gekende afdekkappen stelt is dat bi j het verwi jderen van over de vatkop geplaatste afdekkappen brokstukken, gevormd worden die zich verder afzetten op de dichting. Echter zijn bepaalde afdekkappen na verwijderen onvoldoende beschadigd zodat zij zeer eenvoudig terugplaatsbaar zijn op een vatkop. Op deze manier wordt geen betrouwbare fraudebeveiliging bekomen.

  
Het doel van onderhavige uitvinding bestaat erin een afdekking van de vatkop te verschaffen, die een oplossing brengt aan bovengenoemd probleem en die tegelijkertijd handig is om te openen zodat het vat klaar gemaakt is voor gebruik, bedrijfzeker is en niet vervuilend. 

  
Tot dit doel is met het vat volgens de uitvinding de binnenwand van genoemde mantel voorzien van ten minste één inwendig gericht verend sperorgaan, waarbij laatstgenoemde in gekoppelde spertoestand elastisch aandrukt tegen de uitspringende kraag van de vatkop op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is met de kraag van de vatkop. Bovendien is voor het verwijderen van de afdekkap van de vatkop in de afdekschijf een scheurstrip gevormd dewelke van een treklip voorzien is.

  
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt genoemde scheurstrip zich uit over nagenoeg de hele diameter van de afdekschijf nagenoeg symmetrisch langs een middelli jn hiervan, zodanig dat de trekrichting van de scheurstrip volgens genoemde middellijn van de afdekschijf gericht is.

  
Verder is genoemde scheurstrip begrensd door twee breuklijnen die als groeven aan ten minste één zijde van de afdekschijf zijn voorzien, bij voorkeur aan de naar de vatkop gerichte zijde. Hiermee wordt het trekken van de scheurstrip bevorderd en verder ook stofvorming in de groeven vermeden.

  
Volgens een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn beide groeven divergerend uitgaande van de treklip, naar de overstaande zijde van de schijfrand toe. Hiermee wordt een bedrijfzeker scheuren van de strip verzekerd en wordt het verscheuren van de scheurstrip zelf tegengewerkt.

  
Ook kunnen beide groeven recht zijn, desgevallend onderling evenwijdig.

  
 <EMI ID=2.1> 

  
cirkelsegment van de schijfrand aan de trekzi jde tot dit aan de tegenoverstaande zijde begrepen tussen 0,5 en 0,9, bij voorkeur nog tussen 0,6 en 0,8.

  
De gemiddelde breedte van de scheurstrip dwars gemeten ten opzichte van de trekrichting is zodanig dat na verwijderen van de scheurstrip een effectieve aftapwerking van het vat pas mogelijk is na volledig verwijderen van het overblijvend deel van de afdekkap.

  
Langs ten minste één zijde van de scheurstrip is een langwerpige verdikking van de afdekschijf voorzien. Iedere verdikking strekt zich bij voorkeur uit vanop een bepaalde afstand van de schijfrand.

  
Op gunstige wijze is genoemde treklip uitspringend voorzien ten opzichte van de rand van de afdekschijf. Hiermee kan genoemde treklip op een handigere manier gegrepen worden voor het openscheuren ervan.

  
Bij voorkeur is de treklip voorzien in het vlak van de afdekschijf. Dankzij deze maatregel start het openscheuren van de afdekkap in haar topvlak en bewaart de onaangetaste mantel haar wandsterkte.

  
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm is de mantel rand lichtjes hellend, waarbij de vrije rand hiervan een grotere diameter vertoont dan de aan de afdekschijf aangrenzende rand, en waarbij het vrije uiteinde van de treklip gelegen is binnen de diameter van het vrije uiteinde van de mantel. Hiermee kunnen de afdekkappen op een vrij compacte wijze worden opgeslagen.

  
Verder kan in de rand van de afdekschijf een doorgaande insnijding voorzien zijn aan ten minste één langszijde van de treklip. Dit bevordert aanzienlijk het losscheuren van de treklip. 

  
In de mantel is een opening voorzien ter hoogte van de treklip voor het starten van het scheuren en het nog gemakkelijker grijpen van de treklip.

  
Ook kan langs de scheurstrip ten minste één verdere insnijding voorzien zijn in de afdekschijf aan de ten opzichte van de treklip overstaande zijde van de schijfrand.

  
Meer bepaald strekt genoemde verdere insnijding zich in de mantel verder uit tot op een voorafbepaalde afstand van of tot tegen de boord van de mantel nagenoeg dwars hierop.

  
Verder is in de scheurstrip een langwerpige verdikking voorzien die zich nagenoeg centraal uitstrekt. Genoemde verdikking verhindert een vroegtijdig inscheuren of breken van de scheurstrip.

  
Bij voorkeur vertoont genoemde boord over de hele omtrek een verdikte dwarssectie. Dit versterkt de mantel en verhindert het scheuren hiervan langs de boord bij het onstuimig aanbrengen van de afdekkap op de vatnek en laat hierbij tevens een bedrijfzeker gebruik toe van dunnere wanden waardoor een materiaalbesparing bekomen kan worden.

  
Op het inwendig oppervlak van de mantel zijn nokelementen voorzien voor het beperken van de speling tussen vatkop en afdekkap.

  
Ieder sperorgaan vertoont een beenvormige dwarssectie waarvan één uiteinde aangrenzend is aan de boord van de mantel en het ander uiteinde vrij is en aandrukt tegen de kraag van de vatkop. 

  
Het vrije uiteinde van ieder sperorgaan vertoont bij voorkeur een profiel dat aangepast is aan de geometrie van de vatkop waarmee het gekoppeld is. Hiermee kan de speling tussen ieder sperorgaan en genoemde vatkop tot een minimum worden beperkt.

  
Verdere periferische openingen zijn voorzien in de mantel waarbij de openingen zich uitstrekken tussen de boord en de rand van de afdekschijf, en waarbij met iedere verdere opening telkens één sperorgaan overeenstemt, met nagenoeg overeenstemende respectievelijke breedtes. Hiermee beschikt men over zichtvensters om de positionering van de sperorganen tegenaan de vatnek te kunnen controleren.

  
In het bijzonder vertonen de periferische verdere openingen een breedte die groter is dan de hoogte en bedraagt hierbij het aantal periferische verdere openingen, respectievelijk sperorganen hoogstens acht, waarbij deze onderling nagenoeg dezelfde breedte vertonen. Het beperkt aantal vensters verhoogt aldus hun breedte en verhoogt hiermee ook het gezichtsveld waarmee genoemde controle gemakkelijker, sneller en betrouwbaarder kan geschieden. Tevens bekomt men aldus voldoende brede sperorganen en verhindert men zodoende het ontstaan van restbrokstukken.

  
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een afdekkap waarbij deze gevormd wordt door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die loodrecht is op de asrichting. Deze werkwijze is bijzonder geschikt voor de vensteruitvoering van de opstaande rand van de afdekkap. 

  
Volgens een alternatieve uitvoeringswijze wordt de afdekkap gevormd door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die parallel is met de asrichting, waarbij de in elkaar schuivende matrijsonderdelen voorzien zijn van holtes en stempels. Deze werkwijze is in het bijzonder geschikt voor een volle uitvoering van de mantel van de afdekkap.

  
Ook kan genoemde afdekkap bekomen worden door eerst de mantel als een vol en continu oppervlak te vormen, waarbij vervolgens genoemd ten minste één sperorgaan bekomen wordt door het naar het inwendige van het manteloppervlak omplooien van de vrije randzijde, volgens een plooilijn die gelegen is tussen 60% en 90%, bij voorkeur tussen 70% en 80% van de hoogte van de mantel gemeten vanaf de met de afdekschijf geassocieerde zijde van het manteloppervlak waarbij de omplooiing zodanig wordt uitgevoerd dat genoemd ten minste één sperorgaan een gewenste hoek vormt met genoemd manteloppervlak.

  
Genoemde afdekkap kan verder nog bekomen worden door het monteren van twee afzonderlijk geproduceerde onderdelen, namelijk een buitenste afdekkap zonder openingen in de mantel en het bovenvlak, en een binnenring met sperorganen.

  
Verdere voordelen en bijzonderheden van de afdekkap volgens de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden aan het licht van bijgevoegde tekeningen.

  
Figuren 1 tot en met 3 stellen respectievelijk een onder-, zij- en bovenaanzicht voor van de afdekkap-volgens de uitvinding. Figuren 4 en 5 stellen een perspectief aanzicht voor van de afdekkap volgens de uitvinding. Figuur 6 stelt een perspectief aanzicht van een variante van de afdekkap volgens de uitvinding. Figuur 7 stelt een snede voor op vergrote schaal van de afdekkap volgens lijn VII - VII van figuur 4. Figuren 8 tot en met 11 zijn detailvoorstellingen van de afdekkap volgens figuur 2. Figuur 12 stelt een partiële snede voor van de afdekkap volgens figuur 6. Figuren 13 en 14 zijn verdere detailvoorstellingen van de afdekkap in twee werkingsstanden. Figuur 15 is een verdere werkingsvoorstelling van de afdekkap volgens de uitvinding.

  
Een zelfverzegelende afdekkap 10 volgens figuren 1 tot 5 omvat hoofdzakelijk een afdekschijf 11 en een hiermee aangrenzende mantel 12 die voorzien is aan zijn binnenwand 14 van een stel sperorganen 15, bijvoorbeeld acht, telkens gevormd door een opwaarts hellend uitsteeksel dat aan één uiteinde verbonden is met de vrije rand of boord 13 van de mantel 12 en aan het tegenverstaande uiteinde vrij is. Het vrije uiteinde van ieder sperorgaan 15 is eenmalig koppelbaar met een vatkop voorzien van een uitspringende kraag 1. In de gekoppelde toestand drukt ieder sperorgaan 15 elastisch aan tegen de uitspringende kraag 1 op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is met de kraag 1. In de afdekschijf 11 is een scheurstrip 16 voorzien voor het verwijderen van de afdekkap 10 van de vatkop 3 wanneer de gebruiker toegang wenst te hebben tot de inhoud van het opgevuld vat.

   Het vat is dus enkel toegankelijk mits openscheuren van de afdekkap 10 die op haar beurt een eigenlijke dichting 2 van het vat afdekt en deze hierbij enerzijds beschermt tegen onzuiverheden, stof e.d. en anderzijds het vat beveiligt tegen fraude.

  
De scheurstrip 16 is verder van een treklip 17 voorzien dewelke als grijporgaan dient voor het afscheuren van de scheurstrip 16. Hiermee fungeert de scheurstrip als waarborgband.

  
De scheurstrip 16 strekt zich centraal uit ten opzichte van de afdekschijf 11, symmetrisch langs een middellijn M hiervan, bij voorkeur over de hele diameter hiervan. Hierbij zijn twee groeven 5 gevormd in de afdekschijf die twee breuklijnen vormen volgens dewelke de scheurstrip 16 wordt afgescheurd. Om stofvorming in de groeven 5 te verhinderen zijn deze in de naar de vatkop gerichte zijde van de afdekschijf 11 gevormd. Dit bevordert verder aanzienlijk het aftrekken van de scheurstrip 16 volgens de trekrichting aangegeven met de referentie F in figuur 15. Dankzij de scheurstrip 16 kan de afdekkap 10 na afscheuren van de strip 16 worden verwijderd zonder deze 10 bij de startfase van het afscheuren te moeten breken ter hoogte van de boord 13 en/of van de sperorganen 15. Dit brengt het grote voordeel dat geen gebroken onderdelen op de dichting 2 van de vatkop 3 terecht komen.

   De combinatie van de scheurstrip 16 met een hiermee aangrenzende en uitspringende treklip 17 verschaft verder een hefboomseffect reeds bij het starten van de trekbewerking volgens pijl F van de scheurstrip waardoor de startfase van het trekken in optimale condities verloopt.

  
Beide groeven 5 zijn recht en onderling divergerend vertrekkend van de treklip 17. Hiermee wordt een bedrijfzeker progressief afscheuren van de scheurstrip
16 bewerkstelligd en het scheuren van de scheurstrip zelf verhinderd doordat het hefboomseffect, dat zich op een constante toegepaste trekkracht superponeert en dat toeneemt naarmate de scheurstrip wordt afgescheurd, gecompenseerd wordt door een toenemende breedte van de scheurstrip.

  
Het spreekt van zelf dat de groeven ook een andere vorm kunnen bezitten, bvb een licht gekromde vorm met een naar de middellijn gerichte kromming zodanig dat bovengenoemd effect nog versterkt wordt.

  
De verhouding van het afgepaste cirkelsegment van de scheurstrip 16 aan de trekzijde, d.w.z. ter hoogte van de in figuur 15 aangegeven pijl F, tot dit aan de tegenoverstaande zijde is bvb. begrepen tussen 0,5 en 0,9 , bij voorkeur tussen 0,6 en 0,8.

  
Bij voorkeur is de breedte van de scheurstrip 16 dwars gemeten t.o.v. de middellijn M, i.h.b. in het centraal gebied van de afdekschijf 11, zodanig dat na verwijderen van de scheurstrip 16 een effectieve aftapwerking van het vat pas mogelijk is na volledig verwijderen van het resterend deel van de afdekkap 10. Met andere woorden is genoemde breedte zodanig dat, om de tapkop op de vatnek te kunnen plaatsen, na aftrekken van de centrale scheurstrip de beide overblijvende zijdelingse afdekkapdelen ook moeten worden verwijderd.

  
Op voordelige wijze is ten minste één langwerpige verdikking 6 voorzien nagenoeg evenwijdig met de groeven 5, bij voorkeur aan weerszijden hiervan. Deze vertonen een constante dwarssectie en dienen als versterking van de groefranden en verhinderen hierbij aan zijdelings inscheuren van zowel de scheurstrip 16 als van de zijdelingse delen van de afdekschijf zelf 11, bvb bij een onstuimig opentrekken van de strip 16. Om echter de startfase van het afscheuren van de strip 16 niet tezeer te bemoeilijken strekken de verdikkingen 6 zich slechts uit vanaf een zekere afstand van de schijfrand 18, bij voorbeeld vanaf een afstand begrepen tussen 0,1 en 0,2 van de totale lengte van de koorde die elk der groeven 5 omvat.

   Om ook de eindfase van de trekbewerking te verlichten strekken de verdikkingen 6 zich verder enkel uit tot op een bepaalde afstand van de aan de treklip overstaande zijde van de scheurstrip, bij voorbeeld dezelfde als hoger vermelde afstand, d.i. tussen 0,1 en 0,2 van de totale lengte. Alles bij elkaar is de lengte van iedere langwerpige verdikking 6 bij voorkeur beperkt door een omschreven cirkel van minimaal 0,7 x de diameter van de vatkop 3 waarvoor de afdekkap 10 bestemd is.

  
Ook is bij voorkeur een verdere analoge verdikking 7 voorzien doch bij voorkeur met bredere dwarssectie. Deze strekt zich centraal uit op de scheurstrip 16 en verhindert een vroegtijdig inscheuren of zelfs breken hiervan.

  
Het is voldoende dat de treklip 17 niet verder reikt dan de buiten diameter van de boord 13. Aldus is de vrije rand van de treklip 17 gelegen in het ringgebied begrepen tussen de rand 18 van de afdekschijf 11 en de boord 13. Hiermee wordt vermeden dat bij opstapeling van verscheidene afdekkappen of bij onstuimige manipulaties de treklip 17 beschadigd wordt. Door ook nog de treklip
17 in het vlak van de afdekschijf 11 te voorzien wordt bovendien een uitgesproken plaatsbesparing bekomen bij de opslag van afdekkappen 10.

  
Om het grijpen van de treklip 17 te vergemakkelijken is in de opstaande rand 12 een opening 19 voorzien ter hoogte van de treklip (figuur 9). Om de startfase, resp. de slotfase soepelder te laten verlopen zijn in trekopwaartse en/of trekafwaartse richting van beide groeven 5 insnijdingen 26, bvb V-vormig en/of verdere insnijdingen 27 voorzien telkens ter hoogte van de schijfrand 18. Genoemde verdere insnijdingen 27 kunnen zich zelfs verder uitstrekken 28 in de mantel 12 tot op een voorafbepaalde afstand van of zelfs tot tegen de boord 13, nagenoeg dwars hierop.

  
De mantel 12 vertoont een omwentelingsprofiel, bvb van het type cylindrisch of kegelvormig met lichte helling, zoals voorgesteld in figuren 7 en 10. In laatstgenoemd geval kan worden gezorgd voor een gepaste opstapeling, bvb door in elkaar schuiven van de afdekkappen. De vrije rand van de mantel 12 is bij voorkeur gevormd door een uitspringende, volle ononderbroken boord 13.

  
De boord 13 dient als versterkingselement voor de mantel
12 en verhindert dat deze gaat scheuren bij het plaatsen en bevestigen van de afdekkap op de vatkop. De hoogte van de boord 13 gemeten volgens de langsas L van de afdekkap 10 evenals de dikte hiervan worden gekozen afhankelijk van het type vatnek of vatkop 3 waartoe de afdekkap bestemd is.

  
Om de speling tussen vatkop 3 en afdekkap 10 tot een minimum te reduceren zijn uitspringende nokelementen 8 voorzien op het inwendig manteloppervlak zoals voorgesteld in figuren 13 en 14. 

  
Zoals voorgesteld op figuren 1, 5, 7 en 12 zijn bij voorkeur op het inwendig oppervlak van de afdekschi jf 11 ook nog verdere uitspringende nokelementen 21 op zodanige wijze voorzien dat zij de speling tussen vatkop 3 en afdekkap 10 verder nog tot een strict minimum beperken en zelfs elimineren. De verdere nokelementen 21 zijn langwerpig en strekken zich met een nagenoeg constante dwarssectie uit volgens cirkelsegmenten met straal aangepast aan de volle diameter van de vatkop zodanig dat de verdere nokelementen 21 en de vatkop 3 met mekaar in contact zijn over nagenoeg de hele lengte van eerstgenoemde 21. De constante dwarssectie is bvb driehoekig met uitwaarts gekeerde top 22. Zodoende wordt het "kleven" of blijven hangen van de afdekkap 10 op de vatkop 3 vermeden. Hiertoe kunnen ook analoge puntvormige dwarssecties gekozen worden voor de verdere nokelementen 21.

  
Verder zijn genoemde sperorganen 15 zodanig ontworpen dat zij als op de vatnek verende clips fungeren. De werking van de sperorganen 15 is voorgesteld in figuren
13 en 14, telkens in twee standen, respectievelijk A in stippellijnen voor de ingedrukte toestand van de elastische sperorganen 15 en B in volle lijnen voor de gerelaxeerde aandruktoestand ervan 15. Eerst worden de elastische sperorganen 15 ingedrukt naar de mantel 12 toe (stand A) door het aanbrengen van de afdekkap 10 tegenaan de vatkop 3. Na het plaatsen over de vatnek
(stand B) veren de sperorganen 15 terug naar binnen en nemen hun oorspronkelijke stand weer in waardoor de afdekkap 10 niet meer te verwijderen valt zonder de scheurstrip 16 te verwijderen. De sperorganen 15 drukken

  
 <EMI ID=3.1> 

  
waardoor na verwijderen van de strip 16 de resterende segmenten zijdelings uit elkaar worden gedrukt. 

  
De sperorganen 15 kunnen op meerdere manieren gevormd worden : door beweegbare vormdelen loodrecht op de asrichting (L) (fig.4), met vorming van verdere periferische openingen 20 in het manteloppervlak 12; door parallel aan de asrichting (L) in elkaar schuivende en van holtes voorziene matrijsonderdelen (fig.6) zonder vorming van periferische openingen in de mantel 12 die aldus continu doorlopend is; door verwarming en naar binnen omplooien van in het verlengde van de mantel gevormde clips of door samenstellen van twee separaat gevormde onderdelen namelijk een cylindrische mantel met boord en een van sperorganen voorziene ring.

  
Een verdere wezenlijke functie van genoemde sperorganen
15 bestaat echter ook in de bevestiging die zij bewerkstelligen van de afdekkap 10 op de vatkop 3. Om de sperorganen 15 in deze functie te versterken zijn deze van een versterking 25 voorzien bestaande bvb in een afgeronde opgevulde verbindingszone tussen de beenvormige dwarssectie van de sperorganen en het inwendig manteloppervlak 12. Ook vertoont bij voorkeur ieder sperorgaan 15 een continu wandoppervlak en is in het bijzonder ook de basiszone van ieder sperorgaan 15 continu zoals blijkt uit figuren 7, 10, 12 en 13.

  
De mantel 12 is vol zoals voorgesteld in figuur 6 of onderbroken door periferische openingen 2o die telkens overeenstemmen met de sperorganen 15. De periferische openingen 20 vormen meteen ook zichtvensters om na te gaan of de verbinding tussen sperorganen 15 en de vatkop 3 goed verzekerd is.

  
Om beide hoger beschreven functies van de sperorganen 15 te controleren kan zodus op voordelige wijze gebruik gemaakt worden van de periferische openingen 20. Hiermee kan de gepaste stand van de sperorganen 15 ten opzichte van de vatkop worden gevisualiseerd en desnoods aangepast.

  
Bij voorkeur bedraagt het aantal sperorganen 15, respectievelijk periferische openingen 20, hoogstens acht en strekken deze zich uit over het grootste deel van de boord 13. Hiermee worden relatief brede sperorganen 15, respectievelijk periferische openingen
20 bekomen, nl. sperorganen en/of periferische openingen die zich uitgesproken meer in de omwentelingsrichting van de mantel 12 uitstrekken dan in de radiale richting hiervan.

  
Voor een optimale werking wordt een materiaal gekozen dat stijfheid en elasticiteit combineert met een zwakke afschuifwaarde. Hiermee wordt bekomen dat de sperorganen niet breken bij het plaatsen hiervan op de vatkop en verder ogenblikkelijk terug veren in de toestand B aangegeven met volle lijn in figuren 13 en 14.

  
Om verder het verwijderen van de scheurstrip 16 echter zonder krachtinspanning te laten gebeuren werd hierbij vastgesteld dat een optimaal resultaat bekomen wordt met een medium slagvast Polystyreen Polystyrol. Andere materialen die bovenvermelde eigenschappen combineren komen echter eveneens in aanmerking.

Claims (1)

  1. Conclusies
    1 . Vat, i.h.b. biervat , voorzien van een vatkop (3) voor het afvullen van het vat, met een uitwendig uitspringende kraag (1), die middels een dichting (2) afsluitbaar is, waarbij een zelfverzegelende afdekkap
    (10) is voorzien, die een afdekschijf (11) en een hiermee aangrenzende mantel (12) omvat, die zich omheen genoemde vatkop (3) uitstrekt tot op een bepaalde a f s tand van de af deks chi j f (11) en door middel waarvan de afdekkap eenmalig koppelbaar is met genoemde vatkop
    (3), daardoor gekenmerkt dat de binnenwand (14) van genoemde mantel (12) voorzien is van ten minste één <EMI ID=4.1>
    laatstgenoemde in gekoppelde spertoestand elastisch
    <EMI ID=5.1>
    (3) op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is
    <EMI ID=6.1>
    verwijderen van de afdekkap (10) van de vatkop (3) in de afdekschijf (11) een scheurstrip (16) gevormd is dewelke van een treklip (17) voorzien is.
    2. Vat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde scheurstrip (16) zich uitstrekt over nagenoeg de hele diameter van de afdekschijf (11) symmetrisch langs een middellijn (M) hiervan, zodanig dat de trekrichting (F) van de scheurstrip (16) volgens genoemde middellijn (M) van de afdekschijf (11) gericht is.
    3. Vat volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde scheurstrip (16) begrensd is door een paar breuklijnen die als groeven (5) aan ten minste één kant van de afdekschijf (11) zijn voorzien. 4. Vat volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat beide groeven (5) divergerend zijn uitgaande van de treklip (17), naar de overstaande zijde van de schijfrand (18) toe.
    5. Vat volgens conclusies 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat beide groeven (5) recht zijn.
    6. Vat volgens conclusies 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de verhouding van het afgepaste cirkelsegment van de schijfrand (18) aan de trekzijde tot dit aan de tegenoverstaande zijde begrepen is tussen 0,5 en 0,9, bij voorkeur tussen 0,6 en 0,7.
    7. vat volgens conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de gemiddelde breedte van de scheurstrip (16) dwars gemeten t.o.v. de trekinrichting (F) zodanig is dat na verwijderen van de scheurstrip (16) een effectieve aftapwerking van het vat pas mogelijk is na volledig verwijderen van het overblijvend deel van de afdekkap
    (10).
    8. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde treklip (17) uitspringend voorzien is t.o.v. de rand (18) van de afdekschijf (11).
    9. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de treklip (17) voorzien is in het vlak van de afdekschijf (11).
    10. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de mantel (12) lichtjes hellend is, waarbi j de vri je boord (13) hiervan een grotere diameter vertoont dan de aan de afdekschijf aangrenzende rand
    (18), en waarbij het vrije uiteinde van de treklip (17) gelegen is binnen de diameter van het vrije uiteinde van de mantel (12).
    11. Vat volgens één der conclusies 9 en 10 , daardoor gekenmerkt dat in de mantel (12) een opening (19) is voorzien ter hoogte van de treklip (17) voor het grijpen van de treklip (17).
    12. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat in de rand (18) van de afdekschijf (11) een doorgaande insnijding (26) is voorzien aan ten minste één langszijde van de treklip (17).
    13. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat langs de scheurstrip (16) een verdere insnijding (27) is voorzien in de afdekschijf (11) aan de ten opzichte van de treklip (17) overstaande zijde van de schijfrand (18).
    14. Vat volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat genoemde verdere insnijding (27) zich in de opstaande rand verder uitstrekt (28) tot op een voorafbepaalde afstand van of tegen de boord (13) nagenoeg dwars hierop.
    15. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat langs ten minste één zijde de scheurstrip
    (16) een langwerpige verdikking (6) op de afdekschijf
    (11) is voorzien.
    <EMI ID=7.1>
    iedere verdikking (6) zich uitstrekt vanop een bepaalde afstand van de schijfrand (18).
    17. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat in de scheurstrip (16) een stel van ten minste één langwerpige verdikking (7) is voorzien, waarbij de langsmiddellijn van genoemd stel zich nagenoeg centraal uitstrekt ten opzichte van de scheurstrip (16).
    18. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde boord (13) een nagenoeg constante verdikte dwarssectie vertoont.
    19. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat op het inwendig oppervlak van de mantel
    (12) nokelementen (8) zijn voorzien voor het elimineren van de speling tussen vatkop (3) en afdekkap (10).
    20. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat op het binnenoppervlak van de afdekschijf
    (11) ten minste één verdere uitspringende nok (21) is voorzien waarbij laatstgenoemde zich uitstrekt langs ten minste een deel van de omtrek van de vrije rand van de vatkop (3).
    21. Vat volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat
    <EMI ID=8.1>
    constante driehoekige dwarssectie vertoont met een naar het inwendige van de vatnek gedraaide top (22).
    22. Vat volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat de bij de top (22) ingesloten hoek ( ) begrepen is tussen 45[deg.] en 75[deg.], bij voorkeur tussen 55[deg.]en 65[deg.].
    23. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemd ten minste één sperorgaan (15) een beenvormige dwarssectie vertoont waarvan één
    <EMI ID=9.1>
    ander uiteinde (23) vrij is en aandrukt tegen de kraag
    (1) van de vatkop. 24. Vat volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat het vrije uiteinde (23) van ieder sperorgaan (15) een profiel vertoont dat aangepast is aan de geometrie van de vatkop (3) waarmee het gekoppeld is.
    25. Vat volgens één der conclusies 23 of 24, daardoor gekenmerkt dat genoemd aangrenzend uiteinde van ieder sperorgaan (15) continu (24) doorlopend is en bovendien
    <EMI ID=10.1>
    sperorgaan (15) en mantel (12) opgevuld.
    26. Vat volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat verdere periferische openingen (20) zijn voorzien in de mantel (12) over een afstand begrepen tussen de boordzone (13) en de rand (18) van de afdekschijf (11), en met iedere verdere opening (20) telkens één sperorgaan (15) overeenstemt, met nagenoeg overeenstemende respectievelijke breedtes.
    27. Vat volgens conclusie 26, daardoor gekenmerkt dat de breedte van genoemde verdere periferische openingen (20) gemeten langs de boordomtrek (13) groter is dan de hoogte hiervan gemeten volgens de as (L) het aantal periferische verdere openingen (20), respectievelijk sperorganen (15) hoogstens acht bedraagt, waarbij deze onderling nagenoeg dezelfde breedte vertonen.
    28. Vat volgens één der conclusies 26 en 27, daardoor gekenmerkt dat het aantal periferische verdere openingen
    <EMI ID=11.1>
    bedraagt, waarbij deze onderling nagenoeg dezelfde breedte vertonen.
    29. Vat volgens conclusie 1 tot en met 25, daardoor gekenmerkt dat de mantel (12) vol is. 30. Afdekkap te gebruiken in een vat volgens één der conclusies 1 tot en met 29, daardoor gekenmerkt dat deze en vervaardigd is uit een recycleerbare kunststof met gepaste stijfheids-, elasticiteits- en scheurbaarheidseigenschappen.
    31. Werkwijze voor het vervaardigen van een afdekkap volgens conclusie 30, wanneer deze afhangt van één der conclusies 1 tot en met 28, daardoor gekenmerkt dat de afdekkap (10) gevormd wordt door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die loodrecht is op de asrichting (L).
    32. Werkwijze voor het vervaardigen van een afdekkap volgens conclusie 30, wanneer deze afhangt van conclusie 29, daardoor gekenmerkt dat de afdekkap gevormd wordt door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die parallel is met de asrichting (L), waarbij de in elkaar schuivende matrijsonderdelen voorzien zijn van holtes.
    33. Werkwijze volgens conclusies 31 of 32, daardoor gekenmerkt dat genoemde afdekkap (10) bekomen wordt door eerst de mantel (12) als een vol en continu oppervlak te vormen, waarbij vervolgens genoemd ten minste één sperorgaan (15) bekomen wordt door het naar het inwendige van het manteloppervlak (12) omplooien van de vrije randzijde, volgens een plooilijn die gelegen is tussen 60% en 90%, bi j voorkeur tussen 70% en 80% van de hoogte van de mantel gemeten vanaf de met de afdekschijf
    (11) geassocieerde zijde van het manteloppervlak waarbij de omplooiing zodanig wordt uitgevoerd dat genoemd ten minste één sperorgaan (15) een gewenste hoek (a) vormt met genoemd manteloppervlak.
    34. Werkwijze volgens conclusie 33, daardoor gekenmerkt
    <EMI ID=12.1>
    voorkeur tussen 55[deg.] en 65[deg.].
    35. Werkwijze volgens conclusies 33 of 34, daardoor gekenmerkt dat genoemde afdekkap bekomen worden door het monteren van twee afzonderlijk geproduceerde onderdelen, namelijk een uitwendige afdekkap (10) zonder openingen in de mantel (13) en het bovenvlak (11), en een binnenring (13) met sperorganen (15).
BE9400486A 1994-05-11 1994-05-11 Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap. BE1008450A6 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9400486A BE1008450A6 (nl) 1994-05-11 1994-05-11 Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9400486A BE1008450A6 (nl) 1994-05-11 1994-05-11 Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1008450A6 true BE1008450A6 (nl) 1996-05-07

Family

ID=3888154

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9400486A BE1008450A6 (nl) 1994-05-11 1994-05-11 Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1008450A6 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004094237A3 (fr) * 2003-04-23 2004-12-16 Gevaplast Coiffe de fermeture pour fût
FR2863257A1 (fr) * 2003-12-09 2005-06-10 Dinamic Emballages Soc Nouv Capsule d'inviolabilite pour contenant de boisson, notamment fut a biere
WO2007032698A2 (en) * 2005-09-13 2007-03-22 Mobi Sp. Z.O.O. A casing for protection of a container closure
EP4108593A1 (en) 2021-06-25 2022-12-28 Gevaplast NV Tamper proof seal

Cited By (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004094237A3 (fr) * 2003-04-23 2004-12-16 Gevaplast Coiffe de fermeture pour fût
BE1015497A4 (nl) * 2003-04-23 2005-05-03 Gevaplast Zelfverzegelende vatkap.
FR2863257A1 (fr) * 2003-12-09 2005-06-10 Dinamic Emballages Soc Nouv Capsule d'inviolabilite pour contenant de boisson, notamment fut a biere
EP1541483A1 (fr) * 2003-12-09 2005-06-15 Société Nouvelle Dinamic Emballages Capsule d'inviolabilité pour contenant de boisson, notamment fût à bière
WO2007032698A2 (en) * 2005-09-13 2007-03-22 Mobi Sp. Z.O.O. A casing for protection of a container closure
WO2007032698A3 (en) * 2005-09-13 2007-05-03 Mobi Sp Z O O A casing for protection of a container closure
EP4108593A1 (en) 2021-06-25 2022-12-28 Gevaplast NV Tamper proof seal
BE1029529B1 (nl) * 2021-06-25 2023-01-30 Gevaplast Nv Cap voor vaten

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5992659A (en) Tamper proof flip top cap
US5011037A (en) Container end member
EP1867574B1 (en) A closure assembly having a spout with a memory band for spout directing
EP0220820B1 (en) Metal can end with plastics closure
US4437593A (en) Overcap for spice canister
FI83501C (fi) Anordning foer tillslutning av behaollare.
US4423822A (en) Closure cap with thumb actuated removal assisting tab
CA1056744A (en) All plastic reclosable container closure
BE1006399A7 (nl) Afsluitinrichting.
NL8006633A (nl) Houder.
US4465205A (en) Fragile opening means for a container lid
EP0598018A1 (en) Container with curled tamper-evident band to retain closure
HU219174B (hu) Csavaros kupak garanciaszalaggal
US20100252556A1 (en) Closure cap with snap hinge and retaining ring
US6644492B1 (en) Container
US6116442A (en) Tamper indicating closure
BE1008450A6 (nl) Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap.
AU676254B2 (en) Capsule
CA3111594A1 (en) Tethered plastic screw stopper
EP3524538A1 (en) Easy opening container
CA2588969A1 (en) Container closure assembly with extendable spout and tamper-evident portion
EP1088770A1 (en) Spout for containers
JP4076258B2 (ja) 分別廃棄性に優れたプラスチックキャップ
JP4349668B2 (ja) 分別廃棄性に優れたヒンジキャップ
WO2021074728A1 (en) Tethered plastic screw stopper

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: GEVAPLAST

Effective date: 20000511