BE1007712A3

BE1007712A3 - Scheerapparaat.

Info

Publication number: BE1007712A3
Application number: BE9301226A
Authority: BE
Inventors: Reinoud W Homsma; Jong Theo T De
Original assignee: Philips Electronics Nv
Priority date: 1993-11-05
Filing date: 1993-11-05
Publication date: 1995-10-03

Abstract

Scheerapparaat voorzien van tenminste één knipeenheid welke een uitwendig kniporgaan (3) en een roterend ten opzichte daarvan aandrijfbaar inwendig kniporgaan omvat, waarbij het uitwendige kniporgaan aan zijn binnenzijde is voorzien van een zich in axiale richting uitstrekkende ringvormige groef (6) met een, gezien in radiale dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel, welk uitwendig kniporgaan ter plaatse van de groef is voorzien van haarvangopeningen en welk inwendige kniporgaan is voorzien van knipelementen (9) met in hoogdzaak radiaal gerichte knipkanten (10). Teneinde het huidcomfort te verbeteren zijn, gezien in radiale richting, de knipelementen (9) voorzien van afrondingsgebieden (15), gelegen tussen de knipkanten (10) en de axiaal gerichte zijkanten (14) van de knipelementen, waarvan de afrondingsstraal (R2) 0,1-0,5mm bedraagt en welke afrondingsgebieden aanliggen tegen overeenkomstige afrondingsgebieden (13) met dezelfde afrondingsstraal (R1) van de binnenzijde van de groef (6) van het uitwendige kniporgaan (3).

Description

Scheerapparaat
Scheerapparaat voorzien van tenminste een knipeenheid welke een uitwendig kniporgaan en een roterend ten opzichte daarvan aandrijfbaar inwendig kniporgaan omvat, waarbij het uitwendige kniporgaan aan zijn binnenzijde is voorzien van een zieh in axiale richting uitstrekkende ringvormige groef met een, gezien in radiale dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel, welk uitwendig kniporgaan ter plaatse van de groef is voorzien van haarvangopeningen en welk inwendige kniporgaan is voorzien van knipelementen met in hoofdzaak radiaal gerichte knipkanten, die een baan bestrijken die grenst aan de bodem van de cirkelvormige groef van het uitwendige kniporgaan.

Een dergelijke scheerapparaat is bekend uit US-A-2, 337, 391.

Bij dit bekende scheerapparaat zijn de hoeken tussen de radiaal gerichte knipkanten en de aangrenzende axiale zijkanten van de knipelementen recht, d. w. z. nagenoeg zonder afronding. Tussen deze zijkanten van een knipelement en de daar tegenover liggende wand van de groef van het uitwendige kniporgaan is een speling van ca. 0, 1 mm. Het is bekend, dat deze rechte hoeken van de knipelementen tijdens het scheren de door de haarvangopeningen puilende huid kunnen beschadigen, hetgeen een nadelig effect heeft op het huidcomfort. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, wordt de dikte van het uitwendige kniporgaan ter plaatse van de hoekpunten van de knipelementen iets groter gekozen. Dit heeft echter weer het nadelige effect dat de haren hier minder kort worden afgeschoren.

Een doel van de uitvinding is bij de knipeenheid van het in de eerste alinea genoemde scheerapparaat het huidcornfort te verbeteren.

Het scheerapparaat volgens de uitvinding heeft hiertoe het kenmerk, dat, gezien in radiale richting, zich tussen de bodem en de zijwanden van de groef van het uitwendige kniporgaan een afrondingsgebied bevindt, waarvan de afrondingsstraal tussen

0, 1 en 0, 5 mm bedraagt, dat zieh tussen de knipkanten en de tegenover de zijwanden van de groef gelegen axiaal gerichte zijkanten van het knipelement eveneens een afrondingsgebied bevindt met een afrondingsstraal die overeenkomt met de hierboven genoemde afrondingsstraal van het afrondingsgebied van het uitwendige kniporgaan, en dat zowel de knipkant als de afrondingsgebieden van het knipelement aanliggen tegen de bodem respectievelijk de afrondingsgebieden van de groef van het uitwendige kniporgaan.

Een voordeel van het tegen elkaar aanliggen van de afrondingsgebieden met deze afrondingsstraal is, dat de huid veel minder beschadigd wordt. Hierdoor kan de dikte van het uitwendige kniporgaan ter plaatse van deze afrondingsgebieden kleiner gekozen kunnen worden, waardoor het scheerresultaat verbeterd wordt.

Een ander voordeel is, dat de slijtage van de knipkanten zodanig gelijkmatig is, dat de knipkant met de afrondingsgebieden van een knipelement blijft aanliggen tegen de bodem met de afrondingsgebieden van de binnenzijde van de groef van het uitwendige kniporgaan. Derhalve blijft het effect van verbeterd huidcomfort cok bij de slijtage van het knipelement behouden.

Opgemerkt wordt, dat knipelementen met afgeronde hoeken op zieh bekend zijn, bijv. uit US-A-3, 858, 316. De afgeronde hoeken liggen hierbij echter niet aan tegen de binnenzijde van de groef. Hierdoor ontstaat tussen de afgeronde hoek en de binnenzijde van de groef een soort wig, waarin tijdens het scheren haren klem kunnen komen te zitten, waardoor het zogenaamde "trekken" ontstaat, d. w. z. er wordt aan een haar getrokken, hetgeen een onaangenaam gevoel geeft. Doordat bij het scheerapparaat volgens de uitvinding de afgeronde hoeken geheel aanliggen tegen de congruente afgeronde hoeken van de groef, kunnen haren niet klem komen te zitten, maar worden direct afgeknipt en treedt dit onaangename gevoel van "trekken" niet op.

Een ander nadeel van US-A-3, 858, 316 is, dat bij slijtage van de messen de hoeken weer recht worden, zodat het voordeel van afgeronde hoeken op den duur weer tenietgedaan wordt.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in een
EMI2.1
tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont CP

Fig. 1 in perspectief een scheerapparaat met drie knipeenheden,
Fig. 2 in perspectief en op een vergrote schaal een knipeenheid,
Fig. 3 in dwarsdoorsnede het inwendige-en het uitwendige kniporgaan van de knipeenheid van fig. 2 en
Fig. 4 een detail van een afgeronde hoek op een sterk vergrote schaal.

Het scheerapparaat heeft een huis 1 met drie knipeenheden 2. Een knipeenheid 2 omvat een uitwendig kniporgaan 3 en een roterend ten opzichte van het
EMI3.1
uitwendige kniporgaan aandrijfbaar inwendig kniporgaan Het inwendige kniporgaan kan op bekende wijze worden aangedreven door een niet weergegeven elektromotor, die in het huis is aangebracht.

Het uitwendige kniporgaan 3 heeft aan zijn binnenzijde een cirkelvormige groef 6 met een, gezien in dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel. Het wanddeel 5 van de groef is opgebouwd uit zieh in hoofdzaak in radiale richting uitstrekkende lamellen 7, waartussen zieh haarvangopeningen 8 bevinden. Het inwendig kniporgaan 4 is voorzien van knipelementen 9 met knipkanten 10, die een baan beschrijven, die grenst aan de bodem 11 van de door de lamellen 7 gevormde groef 6 van het uitwendige kniporgaan 3.

Volgens de uitvinding bevindt zieh tussen de bodem 11 en de zijwand 12 van de U-vormige groef een afrondingsgebied 13 met een afrondingsstraal tussen 0, 1 - 0, 5 mm. Verder bevinden zieh tussen de knipkanten 10 en de beide daaraan aangrenzende axiaal gerichte zijkanten 14 van de knipelementen 9 eveneens afrondingsgebieden 15, waarvan de afrondingsstraal R2 gelijk is aan de afrondingsstraal R. van het afrondingsgebied 13. Bovendien liggen zowel de knipkanten 10 als de afrondingsgebieden 15 van de knipelementen volledig aanliggen tegen de bodem 11 respectievelijk de afrondingsgebieden 13 van de groef van het uitwendige kniporgaan.

De grootte van het afrondingsgebied 15 (afrondingsbogen) van de knipelementen mag hierbij kleiner zijn dan van het afrondingsgebied 13 van de groef, bijvoorbeeld zoals in Fig. 4 is weergegeven. Door deze constructie treedt veel minder beschadiging van de huid op.

In Fig. 3 zijn de lamellen 7 vlak getekend. Uiteraard mogen de lamellen ook enigszins naar buiten gebogen zijn, waardoor een soort torusvormig wanddeel 5 ontstaat. De knipkanten 10 moeten dan natuurlijk ook gebogen vorm hebben

overeenkomstig de bodem 11 van de groef.

Claims

Conclusie : 1. Scheerapparaat voorzien van tenminste één knipeenheid welke een uitwendig kniporgaan en een roterend ten opzichte daarvan aandrijfbaar inwendig kniporgaan omvat, waarbij het uitwendige kniporgaan aan zijn binnenzijde is voorzien van een cirkelvormige groef met een, gezien in radiale dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel, welk uitwendig kniporgaan ter plaatse van de groef is voorzien van haarvangopeningen en welk inwendige kniporgaan is voorzien van knipelementen met in hoofdzaak radiaal gerichte knipkanten, die een baan bestrijken die grenst aan de bodem van de cirkelvormige groef van het uitwendige kniporgaan, met het kenmerk, EMI5.1 dat, in radiale richting, zich tussen de bodem en de zijwanden van de dat,"ezien groef van het uitwendige kniporgaan een afrondingsgebied bevindt, waarvan de afrondingsstraal tussen 0, 1 en 0, 5 mm bedraagt,

dat zich tussen de knipkanten en de tegenover de zijwanden van de groef gelegen axiaal gerichte zijkanten van het knipelement eveneens een afrondingsgebied bevindt me' : een afrondingsstraal die overeenkomt met de hierboven genoemde afrondingsstraal van het afrondingsgebied van het uitwendige kniporgaan, en dat zowel de knipkant als de afrondingsgebieden van het knipelement aanliggen tegen de bodem respectievelijk de afrondingsgebieden van de groef van het uitwendige kniporgaan.