<Desc/Clms Page number 1>
Scheerapparaat
Scheerapparaat voorzien van tenminste een knipeenheid welke een uitwendig kniporgaan en een roterend ten opzichte daarvan aandrijfbaar inwendig kniporgaan omvat, waarbij het uitwendige kniporgaan aan zijn binnenzijde is voorzien van een zieh in axiale richting uitstrekkende ringvormige groef met een, gezien in radiale dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel, welk uitwendig kniporgaan ter plaatse van de groef is voorzien van haarvangopeningen en welk inwendige kniporgaan is voorzien van knipelementen met in hoofdzaak radiaal gerichte knipkanten, die een baan bestrijken die grenst aan de bodem van de cirkelvormige groef van het uitwendige kniporgaan.
Een dergelijke scheerapparaat is bekend uit US-A-2, 337, 391.
Bij dit bekende scheerapparaat zijn de hoeken tussen de radiaal gerichte knipkanten en de aangrenzende axiale zijkanten van de knipelementen recht, d. w. z. nagenoeg zonder afronding. Tussen deze zijkanten van een knipelement en de daar tegenover liggende wand van de groef van het uitwendige kniporgaan is een speling van ca. 0, 1 mm. Het is bekend, dat deze rechte hoeken van de knipelementen tijdens het scheren de door de haarvangopeningen puilende huid kunnen beschadigen, hetgeen een nadelig effect heeft op het huidcomfort. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, wordt de dikte van het uitwendige kniporgaan ter plaatse van de hoekpunten van de knipelementen iets groter gekozen. Dit heeft echter weer het nadelige effect dat de haren hier minder kort worden afgeschoren.
Een doel van de uitvinding is bij de knipeenheid van het in de eerste alinea genoemde scheerapparaat het huidcornfort te verbeteren.
Het scheerapparaat volgens de uitvinding heeft hiertoe het kenmerk, dat, gezien in radiale richting, zich tussen de bodem en de zijwanden van de groef van het uitwendige kniporgaan een afrondingsgebied bevindt, waarvan de afrondingsstraal tussen
<Desc/Clms Page number 2>
0, 1 en 0, 5 mm bedraagt, dat zieh tussen de knipkanten en de tegenover de zijwanden van de groef gelegen axiaal gerichte zijkanten van het knipelement eveneens een afrondingsgebied bevindt met een afrondingsstraal die overeenkomt met de hierboven genoemde afrondingsstraal van het afrondingsgebied van het uitwendige kniporgaan, en dat zowel de knipkant als de afrondingsgebieden van het knipelement aanliggen tegen de bodem respectievelijk de afrondingsgebieden van de groef van het uitwendige kniporgaan.
Een voordeel van het tegen elkaar aanliggen van de afrondingsgebieden met deze afrondingsstraal is, dat de huid veel minder beschadigd wordt. Hierdoor kan de dikte van het uitwendige kniporgaan ter plaatse van deze afrondingsgebieden kleiner gekozen kunnen worden, waardoor het scheerresultaat verbeterd wordt.
Een ander voordeel is, dat de slijtage van de knipkanten zodanig gelijkmatig is, dat de knipkant met de afrondingsgebieden van een knipelement blijft aanliggen tegen de bodem met de afrondingsgebieden van de binnenzijde van de groef van het uitwendige kniporgaan. Derhalve blijft het effect van verbeterd huidcomfort cok bij de slijtage van het knipelement behouden.
Opgemerkt wordt, dat knipelementen met afgeronde hoeken op zieh bekend zijn, bijv. uit US-A-3, 858, 316. De afgeronde hoeken liggen hierbij echter niet aan tegen de binnenzijde van de groef. Hierdoor ontstaat tussen de afgeronde hoek en de binnenzijde van de groef een soort wig, waarin tijdens het scheren haren klem kunnen komen te zitten, waardoor het zogenaamde "trekken" ontstaat, d. w. z. er wordt aan een haar getrokken, hetgeen een onaangenaam gevoel geeft. Doordat bij het scheerapparaat volgens de uitvinding de afgeronde hoeken geheel aanliggen tegen de congruente afgeronde hoeken van de groef, kunnen haren niet klem komen te zitten, maar worden direct afgeknipt en treedt dit onaangename gevoel van "trekken" niet op.
Een ander nadeel van US-A-3, 858, 316 is, dat bij slijtage van de messen de hoeken weer recht worden, zodat het voordeel van afgeronde hoeken op den duur weer tenietgedaan wordt.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in een
EMI2.1
tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont CP
<Desc/Clms Page number 3>
Fig. 1 in perspectief een scheerapparaat met drie knipeenheden,
Fig. 2 in perspectief en op een vergrote schaal een knipeenheid,
Fig. 3 in dwarsdoorsnede het inwendige-en het uitwendige kniporgaan van de knipeenheid van fig. 2 en
Fig. 4 een detail van een afgeronde hoek op een sterk vergrote schaal.
Het scheerapparaat heeft een huis 1 met drie knipeenheden 2. Een knipeenheid 2 omvat een uitwendig kniporgaan 3 en een roterend ten opzichte van het
EMI3.1
uitwendige kniporgaan aandrijfbaar inwendig kniporgaan Het inwendige kniporgaan kan op bekende wijze worden aangedreven door een niet weergegeven elektromotor, die in het huis is aangebracht.
Het uitwendige kniporgaan 3 heeft aan zijn binnenzijde een cirkelvormige groef 6 met een, gezien in dwarsdoorsnede van de groef, in hoofdzaak U-vormig profiel. Het wanddeel 5 van de groef is opgebouwd uit zieh in hoofdzaak in radiale richting uitstrekkende lamellen 7, waartussen zieh haarvangopeningen 8 bevinden. Het inwendig kniporgaan 4 is voorzien van knipelementen 9 met knipkanten 10, die een baan beschrijven, die grenst aan de bodem 11 van de door de lamellen 7 gevormde groef 6 van het uitwendige kniporgaan 3.
Volgens de uitvinding bevindt zieh tussen de bodem 11 en de zijwand 12 van de U-vormige groef een afrondingsgebied 13 met een afrondingsstraal tussen 0, 1 - 0, 5 mm. Verder bevinden zieh tussen de knipkanten 10 en de beide daaraan aangrenzende axiaal gerichte zijkanten 14 van de knipelementen 9 eveneens afrondingsgebieden 15, waarvan de afrondingsstraal R2 gelijk is aan de afrondingsstraal R. van het afrondingsgebied 13. Bovendien liggen zowel de knipkanten 10 als de afrondingsgebieden 15 van de knipelementen volledig aanliggen tegen de bodem 11 respectievelijk de afrondingsgebieden 13 van de groef van het uitwendige kniporgaan.
De grootte van het afrondingsgebied 15 (afrondingsbogen) van de knipelementen mag hierbij kleiner zijn dan van het afrondingsgebied 13 van de groef, bijvoorbeeld zoals in Fig. 4 is weergegeven. Door deze constructie treedt veel minder beschadiging van de huid op.
In Fig. 3 zijn de lamellen 7 vlak getekend. Uiteraard mogen de lamellen ook enigszins naar buiten gebogen zijn, waardoor een soort torusvormig wanddeel 5 ontstaat. De knipkanten 10 moeten dan natuurlijk ook gebogen vorm hebben
<Desc/Clms Page number 4>
overeenkomstig de bodem 11 van de groef.
<Desc / Clms Page number 1>
Shaver
Shaver provided with at least one cutting unit comprising an external cutting member and an internal cutting member rotatable relative thereto, wherein the external cutting member is provided on its inner side with an annular groove extending in axial direction with a radial cross-section of the groove, a substantially U-shaped profile, which external cutting member is provided with hair-catching openings at the location of the groove and which internal cutting member is provided with cutting elements with substantially radially directed cutting edges, which cover a path which adjoins the bottom of the circular groove of the external cutting member.
Such a shaver is known from US-A-2, 337, 391.
In this known shaver, the angles between the radially oriented cutting edges and the adjacent axial sides of the cutting elements are straight, d. w. z. virtually without rounding. Between these sides of a cutting element and the opposite wall of the groove of the external cutting member there is a clearance of about 0.1 mm. It is known that these right angles of the cutting elements during shaving can damage the skin protruding through the hair collecting openings, which has an adverse effect on skin comfort. In order to prevent this as much as possible, the thickness of the external cutting member at the corner points of the cutting elements is chosen to be slightly larger. However, this again has the adverse effect that the hairs are shaved less briefly here.
An object of the invention is to improve skin comfort with the cutting unit of the shaver referred to in the first paragraph.
To this end, the shaver according to the invention is characterized in that, viewed in radial direction, there is a rounding area between the bottom and the side walls of the groove of the external cutting member, the rounding radius of which is between
<Desc / Clms Page number 2>
0.1 and 0.5 mm, that between the cutting edges and the axially directed sides of the cutting element opposite the side walls of the groove is also a rounding area with a rounding radius corresponding to the above-mentioned rounding radius of the rounding area of the exterior cutting member, and that both the cutting edge and the rounding areas of the cutting element abut the bottom and the rounding areas of the groove of the external cutting member, respectively.
An advantage of abutting the rounding areas with this rounding radius is that the skin is much less damaged. As a result, the thickness of the external cutting member at these rounding areas can be chosen smaller, so that the shaving result is improved.
Another advantage is that the wear of the cutting edges is uniform, such that the cutting edge with the rounding areas of a cutting element remains in contact with the bottom with the rounding areas of the inside of the groove of the external cutting member. Therefore, the effect of improved skin comfort and the wear of the cutting element is also preserved.
It is noted that cutting elements with rounded corners are known, for example from US-A-3, 858, 316. However, the rounded corners do not abut the inner side of the groove. This creates a kind of wedge between the rounded corner and the inside of the groove, in which hairs can get caught during shaving, so that the so-called "pulling" occurs, d. w. z. a hair is pulled, which gives an unpleasant feeling. Because the rounded corners of the razor according to the invention lie completely against the congruent rounded corners of the groove, hairs cannot get caught, but are cut immediately and this unpleasant feeling of "pulling" does not occur.
Another drawback of US-A-3, 858, 316 is that when the blades wear, the corners become straight again, so that the advantage of rounded corners is eventually nullified.
The invention will now be explained in more detail with reference to one in one
EMI2.1
drawing shown exemplary embodiment. Herein shows CP
<Desc / Clms Page number 3>
Fig. 1 in perspective a shaver with three cutting units,
Fig. 2 a cutting unit in perspective and on an enlarged scale,
Fig. 3 is a cross-sectional view of the internal and external cutting members of the cutting unit of FIG. 2 and
Fig. 4 a detail of a rounded corner on a greatly enlarged scale.
The shaver has a housing 1 with three cutting units 2. A cutting unit 2 comprises an external cutting member 3 and a rotary relative to the
EMI3.1
external cutting member drivable internal cutting member The internal cutting member can be driven in known manner by an electric motor (not shown) which is arranged in the housing.
The external cutting member 3 has on its inner side a circular groove 6 with a profile which is substantially U-shaped when viewed in cross section of the groove. The wall part 5 of the groove is built up of slats 7 extending substantially in radial direction, between which hair-catching openings 8 are located. The internal cutting member 4 is provided with cutting elements 9 with cutting edges 10, which describe a path adjoining the bottom 11 of the groove 6 formed by the slats 7 of the external cutting member 3.
According to the invention, between the bottom 11 and the side wall 12 of the U-shaped groove, there is a rounding area 13 with a rounding radius between 0.1 - 0.5 mm. Furthermore, between the cutting edges 10 and the two adjacent axially oriented sides 14 of the cutting elements 9, there are also rounding areas 15, the rounding radius R2 of which is the rounding radius R. of the rounding area 13. In addition, both the cutting edges 10 and the rounding areas 15 of the cutting elements lie completely against the bottom 11 and the rounding areas 13 of the groove of the external cutting member, respectively.
The size of the rounding area 15 (rounding arcs) of the cutting elements may be smaller than that of the rounding area 13 of the groove, for example as in Fig. 4 is shown. This construction causes much less damage to the skin.
In FIG. 3, the slats 7 are drawn flat. Of course, the slats may also be bent slightly outwards, so that a kind of toroidal wall part 5 is created. The cutting edges 10 must of course also have a curved shape
<Desc / Clms Page number 4>
corresponding to the bottom 11 of the groove.