<Desc/Clms Page number 1>
"Afdekkingsmateriaal te gebruiken bij het verven of spuiten, inzonderheid doch niet uitsluitend, van koetswerk en dergelijke"
Deze uitvinding heeft betrekking op een afdekkingsmateriaal te gebruiken bij het verven of spuiten, inzonderheid doch niet uitsluitend, van koetswerk en dergelijke.
Bij het spuiten van onderdelen behorende tot een koetswerk moeten regelmatig bepaalde delen afgedekt worden om ze tegen verf of lak te beschermen. Dit probleem stelt zieh uiteraard ook bij normale schilderwerken.
De problemen gesteld bij het plaatselijk spuiten van koetswerk zijn bijzonder moeilijk op te lossen wanneer de rand van het af te dekken gebied met uitspringende delen zoals lijsten (sierlijsten of ruitsierlijsten) samenvalt.
Het gebruik van kleefbanden levert niet het gewenste resultaat op omdat men onmogelijk dergelijke kleefbanden zuiver in de bij de lijsten horende sleuven kan schuiven en bevestigen. Ook door de grote soepelheid of plooibaarheid van het materiaal waaruit de kleefband bestaat, kunnen deze zieh niet regelmatig aan de ronding die de lijsten vertonen aanpassen.
De uitvinding heeft nu tot doel een afdekkingsmateriaal voor te schrijven dat uitstekend de problemen bij het spuiten of verven van oppervlakken die gedeeitelijk moeten beschermd worden, oplost.
Om dit volgens de uitvinding mogelijk
<Desc/Clms Page number 2>
te maken, wordt het afdekkingsmateriaal volgens de uitvinding gevormd door banden die uit twee stroken materiaal bestaan waarvan het eerste licht plooibaar en veerkrachtig is en het tweede dat met het eerste is verbonden een kleefband is.
Steeds volgens de uitvinding komen beide hogervermelde stroken materiaal onder de vorm van langwerpige bandjes voor.
Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een afdekkingsmateriaal volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een bovenaanzicht op een strook afdekkingsmateriaal volgens de uitvinding.
Figuur 2 is, op een verkleinde schaal, een doorsnede door een koetswerkonderdeel waartussen een strook afdekkingsmateriaal is geschoven.
Figuur 3 is een analoog zieht waarbij het afdekkingsmateriaal met zijn kleefband aan een onderdeel van het koetswerk is bevestigd en een afdichtingsstrip hierbij werd vervormd.
Figuur 4 is, op een verkleinde schaal, een doorsnede door een wand waardoor een af te dekken lijst loopt en het afdekkingsmateriaal in de gebruiksstand is voorgesteld.
Het afdekkingsmateriaal door deze figuren voorgesteld bestaat uit banden 1 die worden gevormd door twee onder elkaar verbonden stroken materialen 2 en 3. De strook 2 bestaat uit een licht veerkrachtige en plooibare stof terwijl de strook 3 door een kleefband wordt gevormd.
De strook 2 kan een licht verende
<Desc/Clms Page number 3>
synthetische stof zijn of een dunne strook geplastificeerd papier of karton maar de voorkeur moet worden gegeven aan een materiaal met een voldoende veerkracht waarmede wordt bedoeld dat het materiaal de neiging vertoont zijn oorspronkelijke vorm te hernemen.
De strook 3 is een kleefband met een siliconestrip die vóór het gebruik wordt verwijderd.
De strook 2 die geen kleefmiddel bevat kan dankzij zijn relatieve stijfheid gemakkelijk in smalle spleten worden geschoven en daarna over de rand van het te beschermen gebied worden omgeplooid en in deze geplooide toestand tegen het koetswerk of een wandoppervlak worden aangedrukt gehouden doordat de strook 3, die uit een kleefband bestaat, aan het koetswerk of het te beschermen oppervlak kleeft.
Na het spuiten of schilderen kan het afdekkingsmateriaal gemakkelijk worden verwijderd.
Figuur 2 toont zeer duidelijk hoe bij koetswerk, inzonderheid op plaatsen waar rubber afdichtingsstrippen voorkomen de daarbij aansluitende sierlijst van een ruit bijvoorbeeld kan worden beschermd. Uit deze figuur blijkt daarenboven ook dat bij het spuiten oppervlakken van het koetswerk kunnen worden bereikt die in normale omstandigheden door aanwezigheid van de soepele afdichtingsstrip niet kunnen bereikt worden. Hiermede wordt dus duidelijk het gebied bedoeld dat zieh diep tussen het gebogen gedeelte 4 van het koetswerk en de verende lip 6' uitstrekt. Met de tot nog toe gebruikelijke maskeermiddelen is dit gebied niet bereikbaar.
In deze figuur wordt met de verwijzing 4 een gedeelte van het koetswerk aangeduid. Dit gedeelte moet bespoten worden, terwijl de sierlijst 5 integendeel moet beschermd blijven. Een rubber afdichtingsstrip 6 met een verende lip 6'sluit onder
<Desc/Clms Page number 4>
normale omstandigheden de ruimte af tussen sierlijst 5 en koetswerk 4.
De strook 2 uit een betrekkelijk soepel materiaal zoals bijvoorbeeld een licht veerkrachtige synthetische stof wordt tussen het koetswerk 4 en de afdichtingsstrip 6 geschoven. Dit gebeurt gemakkelijk omdat het materiaal waaruit de strook 2 bestaat gemakkelijk tussen koetswerk 4 en afdichtingsstrip 6 kan worden geschoven. De strook 2 is inderdaad geen kleefmateriaal. Kleefstroken kunnen onmogelijk tussen het koetswerk 4 en de afdichtingsstrip 6 worden geschoven omdat bij het minste contact met het koetswerk de kleefband gaat kleven wat duidelijk niet het geval is met de strook 2.
De strook 2 kan uit een synthetische stof bestaan maar kan ook papier zijn dat langs beide zijden is geplastificeerd.
Omdat aan de strook 2 nu een strook 3 is gehecht bestaande uit een kleefband waarvan een deel met de strook 2 is verbonden en een ander duidelijk uit deze strook steekt en op gebruikelijke wijze van een siliconestripje kan worden voorzien, dat bij het gebruik wordt verwijderd, kan nu, zoals blijkt uit figuur 3, de strook 2 worden omgeplooid en in deze stand geplooid blijven omdat op de sierlijst 7 de strook 3 bestaande uit een kleefband aangedrukt werd.
Hierbij kan de verende lip 6'van de afdichtingsstrip 6 volledig naar buiten worden omgeplooid waardoor een goede toegang wordt verleend tot het gedeelte van het koetswerk 4 dat normaal door deze lip van de afdichtingsstrip wordt bedekt.
De stand waarin zieh de afdichtingsstrip 6 met de lip 6'bevindt kan men duidelijk afleiden uit figuur 3.
Deze figuur geeft slechts een mogelijk
<Desc/Clms Page number 5>
uitvoeringsvoorbeeld ter illustratie van hoe het afdekkingsmateriaal bij het spuiten van koetswerk ter hoogte van sierlijsten en dergelijke kan worden gebruikt.
Randen of oppervlakten die met het afdekkingsmateriaal kunnen worden beschermd, zijn o. m. deuren en de randen van koetwerkpanelen die bij deuren aansluiten. Dit betekent dat een deur of een daarbij aansluitend vlak kan worden gespoten zonder de betreffende deur te moeten openen.
Bumpers en koplichten kunnen op de wagen blijven. Dit geeft een snellere behandeling en minder kans tot schade bij het de- en remonteren. Met dit materiaal ontstaan geen randen in de slagkranten en wanneer de slagkanten dicht zijn, zal men minder voor vermenging van stof met de verf moeten vrezen.
In figuur 4 wordt, in een ander domein, een wand 8 waardoorheen een lijst 9 loopt plaatselijk afgeschermd wanneer men bijvoorbeeld uitsluitend de lijst 9 wil verven of spuiten. Ook hier bemerkt men duidelijk hoe het afdekkingsmateriaal met zijn niet klevende licht plooibare strook 2 tussen de wand 8 en de lijst 9 kan worden geschoven en nadien omgebogen gehouden zodat de lijst ook met de moeilijk te bereiken randen kan worden bereikt.
De uitvinding is duidelijk niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en vele wijzigingen zouden hieraan kunnen worden aangebracht voor zover deze binnen het raam vallen van de hieraan toegevoegde conclusies.