<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE VOOR HET BEINVLOEDEN VAN DE VOEDSELOPNAME DOOR MENSEN EN DIEREN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het beïnvloeden van de voedselopname door dieren.
In bepaalde gevallen kan het van belang zijn de groei van dieren te remmen. Dit is met name het geval in de veehouderij, zoals de slachtkuikenhouderij, waarbij moederdieren in tegenstelling tot slachtdieren, zoals slachtkippen, niet snel in gewicht mogin toenemen. Door genetische selectie hebben slachtkippen, en derhalve eveneens de toekomstige moederdieren, een sterke drang om erg veel te eten.
Door deze eigenschap zijn de slachtkippen snel panklaar. Een snelle gewichtstoename door een hoge voedselopname door toekomstige moederdieren kan echter onder andere leiden tot verminderde vruchtbaarheid, afwijkingen aan de poten en een toegenomen sterftecijfer. Teneinde deze nadelen te voorkomen en bovendien de eierproductie en het broedvermogen te verhogen en de kuikensterfte te verlagen worden de moederdieren op een streng voederbeperkingsregime gezet. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de veehouder de dieren regelmatig moet wegen en ze naar aanleiding van de gewichtsontwikkeling voedsel moet toedienen en de dieren soms een of twee dagen achter elkaar moet laten vasten. Dit is niet slechts zeer arbeidsintensief voor de veehouder, maar tevens zeer onaangenaam voor de betreffende dieren.
Een dergelijke werkwijze stuit daarom ook op een groeiend verzet van dierenbeschermers.
Teneinde de bovengenoemde problemen bij het fokken van moederdieren voor slachtkippen te vermijden verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het beïnvloeden van voederopname door dieren, zoals vissen, vogels en zoogdieren, door het aan de dieren toedienen van een geschikte dosis simmondsine en/of een of meer afgeleiden en/of een of meer analoga daarvan.
Uit uitgebreide proefnemingen is gebleken dat het bijmengen van slechts 4% met hexaan ontolied simmondsine-
<Desc/Clms Page number 2>
bevattend jojobameel aan het voeder reeds een groeicurve veroorzaakt, die overeenkomt met wat door de veehouder verlangd wordt.
De werking van simmondsine is gebaseerd op het verhogen van het verzadigingsgevoel door de vrijzetting van het hormoon cholecystokinine in de darm. Als gevolg van dit verhoogde verzadigingsgevoel ontstaat een sterke vermindering van de voedselopname met als gevolg een vermagering.
Daarnaast is gebleken dat zowel bij jonge dieren als bij jonge mensen (adolescenten) als gevolg van de simmondsine eveneens een hoger onderhoudsmetabolisme ontstaat, waardoor de vermagering sneller verloopt dan bij gewoon vasten. Het boven genoemde hormoon cholecystokinine stimuleert de enzymproductie door de pancreas. Deze verhoogde enzymproductie leidt tot een verlies van eiwitten, in het bijzonder van essentiële aminozuren. Als reactie hierop verhoogt het lichaam van groeiende dieren de productie van tri-joodthyronine (T3), een schildklierhormoon dat de verbranding in de weefsels stimuleert. Daardoor zal een extra snelle vermagering optreden.
De werkwijze volgens de uitvinding is geschikt voor het doen vermageren van alle soorten dieren, inclusief de mens, maar vindt met name praktische toepassing bij mestvee in het bijzonder mestkuiken-moederdieren.
Het simmondsine kan op diverse manieren aan de dieren worden toegediend, bijvoorbeeld in de vorm van zuiver simmondsine of als een bijmenging van ontolied jojoba-meel aan het voedsel. Daarnaast kan tevens aan het ontoliede jojoba-meel een extra simmondsine-extract uit de jojobaplant zijn toegevoegd.
Naast simmondsine zelf kunnen ook afgeleiden en/of analoga van simmondsine gebruikt worden, zoals simmondsine- 2'-ferulaat of agluconen van simmondsine.
Het simmondsine wordt bij voorkeur ontolied door middel van hexaan.
De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het isoleren en zuiveren van simmondsine en/of afgeleiden en/of analoga daarvan, omvattende de stappen :
<Desc/Clms Page number 3>
a) het extraheren van ontolied jojobameel ter verkrijging van een extract ; b) het in fracties scheiden van het extract door middel van adsorptie chromatografie ; c) het filtreren van de simmondsine en/of afgeleiden en/of analoga daarvan bevattende fracties ter verkrijging van een filtraat ; d) het opnieuw door middel van adsorptie chromatografie in fracties scheiden van het filtraat ; en e) het kristalliseren van het simmondsine en/of afgeleiden en/of analoga daarvan.
Het is eveneens mogelijk om voor de chromatografie-stap het extract, respectievelijk het filtraat te concentreren.
In een voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding wordt de extractie uitgevoerd met aceton, vindt de eerste chromatografie plaats op een silicagel-kolom met aceton als eluens, vindt de filtratie plaats over geactiveerde kool, en vindt de tweede chromatografie plaats op een silicagel-kolom met chloroform/methanol (95 : 5) als eluens. De concentratie vindt bij voorkeur plaats door middel van het in methanol oplossen van het extract, respectievelijk het filtraat en het vervolgens onder vacuüm verdampen van de methanol.
De uitvinding betreft verder het gebruik van simmondsine en/of analoga en/of afgeleiden daarvan als een middel voor het onderdrukken van de eetlust bij mensen.
Daarnaast betreft de uitvinding het gebruik van simmondsine en/of analoga en/of afgeleiden daarvan als een middel voor het stimuleren van vermagering bij adolescenten.
De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de onderstaande voorbeelden, welke echter niet de bedoeling hebben de uitvinding op enige wijze te beperken.
VOORBEELD 1 Invloed van simmondsine in voer op de schildklierhormoonconcentraties in volwassen ratten 1. De invloed van zuiver simmondsine
<Desc/Clms Page number 4>
1. 1. Testomstandigheden.
De invloed van 0, 5% simmondsine op 10% jojoba meel in voer op de schildklierhormoonconcentraties wordt bepaald in 30 volwassen mannelijke Wistar-ratten van z 350 g, welke worden opgedeeld in 3 groepen van 10 dieren. Groep C bestaat uit controledieren. De dieren uit groep S krijgen gedurende 11 dagen 0, 5% HPLC zuiver simmondsine in hun voer gemengd, groep PF krijgt precies evenveel gewoon voer als de S-groep opgeneemt (zogeheten "pair-fed" groep).
Bloedafname vindt plaats door het afknippen van een gedeelte van de staart. Het bloed wordt opgevangen in geheparinizeerde vaatjes en het plasma wordt onmiddellijk afgecentrifugeerd en bewaard in de diepvries tot hormoonbepalingen mogelijk zijn. Om 2,6, 10,14, 18 en 22 uur wordt bloed afgenomen voor de bepaling van het circadiaan-ritme van de hormoonconcentraties.
Hormoonbepalingen worden uitgevoerd door middel van RIA-testen op de schildklierhormonen T3 (trijoodthyronine), T4 en TSH. De 2 x 10 controles worden gepoold tot een groep.
1. 2. Resultaten.
De dieren uit groep S vertonen een voerderopnameremming van ongeveer 50%. Tabel l toont de plasma-concentratie (ng/ml) van T3 bij mannelijke Wistar-ratten na 11 dagen toedienen van 0, 5% zuiver simmondsine in het voer. De verschillende indices (a, b, c) duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, 05) Tabel l
EMI4.1
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 0, <SEP> 657a <SEP> 0, <SEP> 780a <SEP> 0, <SEP> 978a <SEP> 0, <SEP> 739a <SEP> 0, <SEP> 536a <SEP> 0, <SEP> 529a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 020 <SEP> 0, <SEP> 042 <SEP> 0, <SEP> 045 <SEP> 0, <SEP> 033 <SEP> 0, <SEP> 019 <SEP> 0, <SEP> 034 <SEP>
<tb> S <SEP> 0, <SEP> 367b <SEP> 0, <SEP> 286b <SEP> 0, <SEP> 338b <SEP> 0, <SEP> 388b <SEP> 0, <SEP> 290b <SEP> 0, <SEP> 444b <SEP>
<tb> 0, <SEP> 027 <SEP> 0, <SEP> 013 <SEP> 0,
<SEP> 039 <SEP> 0, <SEP> 046 <SEP> 0, <SEP> 028 <SEP> 0, <SEP> 028 <SEP>
<tb> PF <SEP> 0, <SEP> 460c <SEP> 0, <SEP> 444c <SEP> 0, <SEP> 419b <SEP> 0, <SEP> 481b <SEP> 0, <SEP> 380c <SEP> 0, <SEP> 490b <SEP>
<tb> 0, <SEP> 020 <SEP> 0, <SEP> 027 <SEP> 0, <SEP> 044 <SEP> 0, <SEP> 030 <SEP> 0, <SEP> 025 <SEP> 0, <SEP> 013 <SEP>
<tb>
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
In tabel 2 worden de plasma concentraties (ng/ml) van T4 bij mannelijke Wistar-ratten na 11 dagen inmengen van 0, simmondsine in het voer getoond.
De verschillende indices (a, b, c) duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, Tabel 2
EMI5.2
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 64, <SEP> 50a <SEP> 54, <SEP> 02a <SEP> 53, <SEP> 38a <SEP> 55, <SEP> 38a <SEP> 49, <SEP> 99a <SEP> 53, <SEP> 02a <SEP>
<tb> 5, <SEP> 30 <SEP> 5, <SEP> 25 <SEP> 4, <SEP> 24 <SEP> 5, <SEP> 15 <SEP> 3, <SEP> 16 <SEP> 4, <SEP> 60 <SEP>
<tb> S <SEP> 28, <SEP> 56b <SEP> 23, <SEP> 07b <SEP> 23, <SEP> 02b <SEP> 32, <SEP> 44b <SEP> 36, <SEP> 28b <SEP> 31, <SEP> 39b <SEP>
<tb> 2, <SEP> 53 <SEP> 1, <SEP> 94 <SEP> 1, <SEP> 68 <SEP> 4, <SEP> 70 <SEP> 6, <SEP> 26 <SEP> 1, <SEP> 41 <SEP>
<tb> PF <SEP> 41, <SEP> 47c <SEP> 38, <SEP> 59c <SEP> 33, <SEP> 34c <SEP> 39, <SEP> 91c <SEP> 46, <SEP> 77a <SEP> 42, <SEP> 97c <SEP>
<tb> 4, <SEP> 54 <SEP> 3, <SEP> 40 <SEP> 2, <SEP> 50 <SEP> 4, <SEP> 27 <SEP> 5,
<SEP> 46 <SEP> 4, <SEP> 27 <SEP>
<tb>
EMI5.3
In tabel 3 worden de plasma TSH-concentraties (ng/ml) bij mannelijke Wistar-ratten na 11 dagen inmengen van 0, simmondsine in voer getoond. De verschillende indices (a, b, c) duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, Tabel 3
EMI5.4
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 1, <SEP> 616a <SEP> 1, <SEP> 741a <SEP> 2, <SEP> 499a <SEP> 2, <SEP> 745a <SEP> 1, <SEP> 906a <SEP> 1, <SEP> 269a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 158 <SEP> 0, <SEP> 301 <SEP> 0, <SEP> 364 <SEP> 0, <SEP> 321 <SEP> 0, <SEP> 182 <SEP> 0, <SEP> 101 <SEP>
<tb> S <SEP> 0, <SEP> 981b <SEP> 1, <SEP> 361b <SEP> 1, <SEP> 599b <SEP> 1, <SEP> 543b <SEP> 1, <SEP> 056b <SEP> 1, <SEP> 213a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 088 <SEP> 0, <SEP> 541 <SEP> 0, <SEP> 289 <SEP> 0, <SEP> 088 <SEP> 0, <SEP> 151 <SEP> 0, <SEP> 143 <SEP>
<tb> PF <SEP> 0,
<SEP> 932b <SEP> 1, <SEP> 274b <SEP> 1, <SEP> 506b <SEP> 1, <SEP> 395b <SEP> 0, <SEP> 923b <SEP> 1, <SEP> 082a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 081 <SEP> 0, <SEP> 110 <SEP> 0, <SEP> 237 <SEP> 0, <SEP> 185 <SEP> 0, <SEP> 066 <SEP> 0, <SEP> 391 <SEP>
<tb>
EMI5.5
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat er een daling van TSH, T3 en T4 is in vergelijking met de controles, wat te ver-
<Desc/Clms Page number 6>
wachten is omdat de dieren vasten. De T3- en T4-daling is evenwel sterker uitgesproken (hoewel niet steeds statistisch significant) bij de met simmondsine behandelde dieren. Dit kan verklaard worden door een licht eiwittekort. De TSHdaling is volledig te verklaren door het vasten. De behandeling met simmondsine heeft geen supplementair effect.
2. De invloed van 10% met hexaan ontolied jojoba meel in voer 2. 1. Testomstandigheden
30 volwassen mannelijke Wistar-ratten van z 350 g worden opgedeeld in groepen van 10 dieren. Groep C bestaat uit controle-dieren, de dieren uit groep JJ krijgen gedurende 11 dagen 10% jojoba meel door hun voer gemengd, de dieren uit groep PF krijgen precies evenveel gewoon voer als de JJgroep opgeneemt (pair-fed groep).
De bloedafnames en hormoonbepalingen worden op dezelfde wijze uitgevoerd als onder 1. 1. boven.
2. 2. Resultaten
De voederopnameremming bedraagt bij de S-groep ongeveer 50%. De vermagering is dezelfde als bij dieren die 0, 5% simmondsine toegediend krijgen. Tabel 4 toont de plasma T3-concentratie (ng/ml) bij mannelijk Wistar-ratten na 11 dagen inmengen van 10% ontolied jojoba meel. De verschillende indices (a, b, c) duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, 05).
Tabel 4
EMI6.1
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 0, <SEP> 657a <SEP> 0, <SEP> 780a <SEP> 0, <SEP> 678a <SEP> 0, <SEP> 739a <SEP> 0, <SEP> 536a <SEP> 0, <SEP> 529a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 020 <SEP> 0, <SEP> 042 <SEP> 0, <SEP> 045 <SEP> 0, <SEP> 033 <SEP> 0, <SEP> 019 <SEP> 0, <SEP> 034 <SEP>
<tb> JJ <SEP> 0, <SEP> 471b <SEP> 0, <SEP> 445b <SEP> 0, <SEP> 547b <SEP> 0, <SEP> 599b <SEP> 0, <SEP> 415b <SEP> 0, <SEP> 504b <SEP>
<tb> 0, <SEP> 026 <SEP> 0, <SEP> 031 <SEP> 0, <SEP> 049 <SEP> 0, <SEP> 052 <SEP> 0, <SEP> 024 <SEP> 0, <SEP> 028 <SEP>
<tb> PF <SEP> 0, <SEP> 519b <SEP> 0, <SEP> 622c <SEP> 0, <SEP> 581a, <SEP> b <SEP> 0, <SEP> 668a, <SEP> b <SEP> 0, <SEP> 491c <SEP> 0, <SEP> 556a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 034 <SEP> 0, <SEP> 035 <SEP> 0, <SEP> 035 <SEP> 0, <SEP> 046 <SEP> 0, <SEP> 024 <SEP> 0,
<SEP> 020 <SEP>
<tb>
<Desc/Clms Page number 7>
In tabel 5 wordt de plasma T4-concentratie (ng/ml) bij mannelijke Wistar-ratten na 11 dagen inmengen van 10% ontolied jojoba meel getoond. De verschillende indices (a, b, c) duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, 05).
Tabel 5
EMI7.1
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 64, <SEP> 50a <SEP> 54, <SEP> 02a <SEP> 53, <SEP> 38a <SEP> 55, <SEP> 84a <SEP> 49, <SEP> 99a <SEP> 53, <SEP> 02a <SEP>
<tb> 5, <SEP> 30 <SEP> 5, <SEP> 25 <SEP> 4, <SEP> 24 <SEP> 5, <SEP> 15 <SEP> 3, <SEP> 16 <SEP> 4, <SEP> 60 <SEP>
<tb> JJ <SEP> 47, <SEP> 75b <SEP> 44, <SEP> 75b <SEP> 55, <SEP> 42a <SEP> 59, <SEP> 25a, <SEP> b <SEP> 51, <SEP> 72a <SEP> 48, <SEP> 60a, <SEP> b <SEP>
<tb> 4, <SEP> 20 <SEP> 2, <SEP> 91 <SEP> 5, <SEP> 19 <SEP> 6, <SEP> 17 <SEP> 2, <SEP> 62 <SEP> 4, <SEP> 10 <SEP>
<tb> PF <SEP> 47, <SEP> 20b <SEP> 55, <SEP> 27a <SEP> 55, <SEP> 96a <SEP> 63, <SEP> 38b <SEP> 49, <SEP> 51a <SEP> 54, <SEP> 36a <SEP>
<tb> 7, <SEP> 77 <SEP> 3, <SEP> 16 <SEP> 6, <SEP> 37 <SEP> 5, <SEP> 88 <SEP> 6, <SEP> 12 <SEP> 4,
<SEP> 39 <SEP>
<tb>
Tabel 6 toont de plasma TSH-concentraties (ng/ml) in mannelijke Wistar-ratten na 11 dagen bijmengen van 10% ontolied jojoba meel. De verschillende indices duiden statistisch significante verschillen aan (p < 0, 05).
Tabel 6
EMI7.2
<tb>
<tb> 2 <SEP> 6 <SEP> 10 <SEP> 14 <SEP> 18 <SEP> 22 <SEP> u
<tb> C <SEP> 1, <SEP> 161a <SEP> 1, <SEP> 741a <SEP> 2, <SEP> 499a <SEP> 2, <SEP> 745a <SEP> 1, <SEP> 906a <SEP> 1, <SEP> 269a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 158 <SEP> 0, <SEP> 301 <SEP> 0, <SEP> 364 <SEP> 0, <SEP> 321 <SEP> 0, <SEP> 182 <SEP> 0, <SEP> 101 <SEP>
<tb> JJ <SEP> 1, <SEP> 304b <SEP> 1, <SEP> 496b <SEP> 2, <SEP> 014b <SEP> 1, <SEP> 759b <SEP> 1, <SEP> 129b <SEP> 1, <SEP> 204a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 111 <SEP> 0, <SEP> 158 <SEP> 0, <SEP> 174 <SEP> 0, <SEP> 154 <SEP> 0, <SEP> 107 <SEP> 0, <SEP> 087 <SEP>
<tb> PF <SEP> 1, <SEP> 271b <SEP> 1, <SEP> 407b <SEP> 1, <SEP> 847b <SEP> 1, <SEP> 720b <SEP> 1, <SEP> 192b <SEP> 1, <SEP> 224a <SEP>
<tb> 0, <SEP> 067 <SEP> 0, <SEP> 107 <SEP> 0, <SEP> 146 <SEP> 0, <SEP> 116 <SEP> 0, <SEP> 091 <SEP> 0, <SEP> 097 <SEP>
<tb>
EMI7.3
Er is een daling van TSH,
T3- T4-concentratie ten opzichte van de controles, wat te verwachten was omdat de dieren vasten. De T3-en T4-daling is sterker uitgesproken bij de met jojoba meel behandelde groep, hoewel dit niet overal statistisch significant is. De daling van het TSH-
<Desc/Clms Page number 8>
gehalte is volledig te verklaren door het vasten. De behandeling met jojoba meel heeft er geen invloed op.
3. Conclusie
Bij volwassen ratten heeft het toedienen van 0. 5% zuiver simmondsine of 10% hexaan ontolied jojoba meel een voederopname vermindering, vermagering en een daling van het T3- en T4-gehalte tot gevolg ten opzichte van de controles.
De schildklierhormoon-daling is meestal sterker uitgesproken bij de behandelde dieren dan bij de pair-fed ratten. De daling ten opzichte van de controles kan verklaard worden door de lagere voedselopname, de sterkere daling bij de behandelde dieren zou kunnen worden verklaard door een relatief eiwittekort, wat bij volwassen dieren normaal een lichte daling van T3 en T4 veroorzaakt (de Mello, M. A. R. et al., Circulating thyroid hormone levels in young pregnant rats and their fetuses : effect of malnutrition. Ann. Nutr.
Metab., 1989,33, 181-187).
Het TSH-gehalte daalt onder invloed van het vasten, maar er is geen invloed van de behandeling met simmondsine of jojoba meel als dusdanig te zien.
VOORBEELD 2 Vergelijking van het effect van 0. 15% simmondsine en 3% ontolied jojoba meel op de groei, voederopname en voedselconversie bij groeiende vrouwelijke ratten 1. Inleiding
0, 15% simmondsine, dat in voer gemengd is, wordt vergeleken met 3% met hexaan ontolied jojoba meel dat 3, 6% simmondsine bevat en 0, 8% simmondsine-2'-ferulaat (wat in het meel 0, 108% simmondsine en 0, 024% ferulaat geeft). Uit andere proeven is bekend dat simmondsine-2'ferulaat ongeveer 50% van de voederopnameremming van simmondsine veroorzaakt (eigen onderzoek van de uitvinders). Dit betekent dus dat 3% jojoba meel het equivalent van 0, 12% actief simmondsine bevat. Uit voorbereidende proeven bleek dat de voederopnameremming in beide toestanden ongeveer 20% bedraagt, ondanks
<Desc/Clms Page number 9>
het verschil in actieve simmondsines.
Bijgevolg moeten er in het meel nog elementen aanwezig zijn die een rol spelen in de voederopnameremming. Bekend zijn de trypsine-inhibitoren van eiwitaard, complexe tannines, bittere smaakstoffen en dergelijke. Deze proeven willen het effect van beide inmengingen op de groeiprestatie nagaan.
2. Testomstandigheden
50 pas verspeende vrouwelijke wistar-ratten ingedeeld in 5 groepen van 10 dieren, worden gedurende 8 weken gevolgd. Dagelijks wordt de voeropname en de gewichtstoename gemeten. Hieruit worden dan wekelijks de relatieve groei (gewicht week 2 - gewicht week 1/gewicht week 2 * 100) en de voederconversie (gram voer nodig per gram gewichtstoename) berekend. Groep C bestaat uit controles, groep S bestaat uit dieren, die behandeld zijn met 0, 15% simmondsine in voer, groep JJ bevat dieren, die behandeld zijn met 3% met hexaan ontolied jojoba meel in voer, groep PFS bestaat uit ratten, die ge"pair-fed" zijn aan S, en groep PFJ bevat de ratten, die ge"pair-fed" zijn aan JJ. PFS- en PFJ-proeven starten 1 week later op dieren die 1 week later geboren zijnn zodat zij bij de start even oud zijn en even veel wegen als C, S en JJ.
3. Resultaten
De resultaten worden getoond in de volgende tabellen. Tabel 7 toont de gewichtsevolutie in gram (alleen gemiddelde gewichten). De verschillende indices (a, b, c) geven statistisch significante verschillen aan.
Tabel 7
EMI9.1
<tb>
<tb> start <SEP> week <SEP> 4 <SEP> week <SEP> 8
<tb> C <SEP> 91, <SEP> la <SEP> 171, <SEP> 3a <SEP> 203, <SEP> 6a <SEP>
<tb> S'93, <SEP> 6a <SEP> 138, <SEP> 2b <SEP> 161, <SEP> 8b <SEP>
<tb> JJ <SEP> 93, <SEP> 9a <SEP> 138, <SEP> lb <SEP> 164, <SEP> 7b <SEP>
<tb> PFS <SEP> 93, <SEP> 4a <SEP> 149, <SEP> 5c <SEP> 178, <SEP> 5c <SEP>
<tb> PFJ <SEP> 93, <SEP> Oa <SEP> 147, <SEP> 9c <SEP> 176, <SEP> 7c <SEP>
<tb>
<Desc/Clms Page number 10>
Tabel 8 toont de voedselopname (gram/week/dier) (alleen gemiddelde waarden).
Tabel 8
EMI10.1
<tb>
<tb> 1 <SEP> 2 <SEP> 3 <SEP> 4 <SEP> 5 <SEP> 6 <SEP> 7 <SEP> 8 <SEP>
<tb> C <SEP> 92 <SEP> 102 <SEP> 102 <SEP> 107 <SEP> 108 <SEP> 112 <SEP> 107 <SEP> 102
<tb> S <SEP> 75 <SEP> 84 <SEP> 83 <SEP> 84 <SEP> 86 <SEP> 84 <SEP> 81 <SEP> 84
<tb> JJ <SEP> 75 <SEP> 85 <SEP> 80 <SEP> 84 <SEP> 83 <SEP> 84 <SEP> 81 <SEP> 81
<tb> PFS <SEP> 75 <SEP> 84 <SEP> 83 <SEP> 84 <SEP> 86 <SEP> 84 <SEP> 81 <SEP> 84
<tb> PFJ <SEP> 75 <SEP> 85 <SEP> 80 <SEP> 84 <SEP> 83 <SEP> 84 <SEP> 81 <SEP> 81
<tb>
Tabel 9 laat de relatieve groei zien. De verschillende indices (a, b, c) geven statistisch significante verschillen aan.
Tabel 9
EMI10.2
<tb>
<tb> 1 <SEP> 2 <SEP> 3 <SEP> 4 <SEP> 5 <SEP> 6 <SEP> 7 <SEP> 8 <SEP> gem. <SEP> gem.
<tb>
1-4 <SEP> 5-6
<tb> C <SEP> 21, <SEP> 5 <SEP> 12, <SEP> 8 <SEP> 14, <SEP> 0 <SEP> 9, <SEP> 7 <SEP> 6, <SEP> 3 <SEP> 2, <SEP> 6 <SEP> 3, <SEP> 3 <SEP> 2, <SEP> 4 <SEP> 14, <SEP> 5a <SEP> 3, <SEP> 65a <SEP>
<tb> S <SEP> 16, <SEP> 1 <SEP> 7, <SEP> 2 <SEP> 8, <SEP> 7 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 5, <SEP> 5 <SEP> 3, <SEP> 0 <SEP> 3, <SEP> 5 <SEP> 1, <SEP> 7 <SEP> 9, <SEP> 2b <SEP> 3, <SEP> 4a <SEP>
<tb> JJ <SEP> 14, <SEP> 1 <SEP> 7, <SEP> 0 <SEP> 6, <SEP> 9 <SEP> 5, <SEP> 5 <SEP> 5, <SEP> 9 <SEP> 2, <SEP> 5 <SEP> 3, <SEP> 8 <SEP> 2, <SEP> 5 <SEP> 8, <SEP> 4b <SEP> 3, <SEP> 7a <SEP>
<tb> PFS <SEP> 14, <SEP> 3 <SEP> 13, <SEP> 9 <SEP> 9, <SEP> 4 <SEP> 6, <SEP> 5 <SEP> 5, <SEP> 6 <SEP> 4, <SEP> 0 <SEP> 3, <SEP> 0 <SEP> 3, <SEP> 3 <SEP> 11, <SEP> Oc <SEP> 3, <SEP> 9a <SEP>
<tb> PFJ <SEP> 15, <SEP> 5 <SEP> 12, <SEP> 5 <SEP> 9, <SEP> 0 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 4, <SEP> 9 <SEP> 2,
<SEP> 3 <SEP> 2, <SEP> 8 <SEP> 10, <SEP> 4c <SEP> 3, <SEP> 7a <SEP>
<tb>
Tabel 10 laat de voedselconversie zien. De verschillende indices (a, b, c) geven statistisch significante verschillen aan.
Tabel 10
EMI10.3
<tb>
<tb> 1 <SEP> 2 <SEP> 3 <SEP> 4 <SEP> 5 <SEP> 6 <SEP> 7 <SEP> 8 <SEP> gem. <SEP> gem.
<tb>
1-4 <SEP> 5-8
<tb> C <SEP> 3, <SEP> 7 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 6, <SEP> 4 <SEP> 9, <SEP> 3 <SEP> 23, <SEP> 3 <SEP> 16, <SEP> 7 <SEP> 18, <SEP> 3 <SEP> 4, <SEP> 9a <SEP> 16, <SEP> 9a <SEP>
<tb> S <SEP> 4, <SEP> 3 <SEP> 9, <SEP> 6 <SEP> 7, <SEP> 3 <SEP> 12, <SEP> 2 <SEP> 10, <SEP> 7 <SEP> 18, <SEP> 8 <SEP> 15, <SEP> 0 <SEP> 25, <SEP> 1 <SEP> 8, <SEP> 4b <SEP> 17, <SEP> 4a <SEP>
<tb> JJ <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 10, <SEP> 1 <SEP> 8, <SEP> 8 <SEP> 11, <SEP> 1 <SEP> 9, <SEP> 5 <SEP> 22, <SEP> 7 <SEP> 13, <SEP> 7 <SEP> 16, <SEP> 5 <SEP> 8, <SEP> 7b <SEP> 15, <SEP> 6a <SEP>
<tb> PFS <SEP> 5, <SEP> 1 <SEP> 4, <SEP> 7 <SEP> 6, <SEP> 3 <SEP> 8, <SEP> 7 <SEP> 9, <SEP> 7 <SEP> 12, <SEP> 6 <SEP> 15, <SEP> 9 <SEP> 15, <SEP> 6 <SEP> 6, <SEP> 2c <SEP> 13, <SEP> 5b <SEP>
<tb> PFJ <SEP> 4, <SEP> 5 <SEP> 5, <SEP> 5 <SEP> 6, <SEP> 6 <SEP> 11, <SEP> 6 <SEP> 11, <SEP> 6 <SEP> 10,
<SEP> 8 <SEP> 21, <SEP> 6 <SEP> 12, <SEP> 9 <SEP> 7, <SEP> 0c <SEP> 14, <SEP> 3b <SEP>
<tb>
<Desc/Clms Page number 11>
Het effect van 0, 15% simmondsine en 3% jojoba meel is gelijk voor voederopnameremming, groei, relatieve groei en voederconversie. De voeropname bedraagt z 80% van die van de controlegroep C. Relatieve groei en voederconversie bij groep S en groep JJ zijn slechter dan bij groep C in de eerste helft van de proef maar gelijk aan de controles in de tweede helft. De relatieve groei en de voederconversie van de pair-feds is de eerste helft beter dan bij de groepen S en JJ, maar komt eraan gelijk in de tweede helft.
De relatieve groei en voederconversie bij de pair-feds is de eerste 4 weken slechter dan bij de controles, maar de relatieve groei komt gelijk en de voederconversie wordt zelfs beter dan bij de controles op het einde van de proef.
Uit voorgaand werk weten we dat er in het begin van deze proeven geen T3-daling te zien is bij groep JJ (zodat de T3-concentratie op het niveau van de controles blijft), terwijl er wel een daling is bij groep PFJ. Op het einde van de proef daalt de T3-concentratie bij groep JJ weer naar het niveau van de pair-feds (Cokelaere et al., 1993a). Bij voederbeperkte groeiende dieren bemerkt men steeds een slechtere voederconversie dan bij normaal gevoede dieren. Dit valt te verklaren doordat de energie en de bouwstoffen die gebruikt worden voor de groei eigenlijk alleen deze zijn die overschieten nadat aan de behoeften van het onderhoudsmetabolisme voldaan is. Dit overschot is steeds kleiner bij voederbeperkte dieren dan bij de controles. Bij voederbeperking daalt het onderhoudsmetabolisme echter onder andere door een dalen van de T3-concentratie.
De slechte voederconversie en slechtere relatieve groei bij groep JJ zijn daarom gedeeltelijk te verklaren door het vasten zelf. De slechtere resultaten in de eerste helft van de proef, in vergelijking met de pair-feds, zijn te verklaren door de hogere T3-waarden in groep JJ. Op het einde valt dit T3-gehalte samen met dat van de pair-feds waardoor de dieren even snel gaan groeien met eenzelfde voederconversie als de pair-feds. Aangezien we dezelfde resultaten zien bij groep S als bij groep JJ en we uit inleidende proeven (niet gepubliceerd) weten dat er eveneens
<Desc/Clms Page number 12>
een T3-stijging te zien is bij jonge dieren die simmondsine toegediend krijgen, mogen we aannemen dat dezelfde verklaring als bij groep JJ ook voor groep S geldt.
4. Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ondanks de verschillen in simmondsine-actieve equivalenten in groep S en groep JJ de resultaten voor voeropname en groeiperformantie dezelfde zijn.
VOORBEELD 3 Invloed van 0, 15% simmondsine en 3% met hexaan ontolied jojoba meel op het pancreasgewicht 1. Testomstandigheden
50 volwassen vrouwelijke Wistar-ratten van ongeveer 220 gram worden gekoppeld (gecontroleerd door copulatie-proef) met normale Wistar mannetjes. De dieren worden ingedeeld in 5 x 10 ratten.
Tijdens 16 dagen dracht worden de dieren op 5 verschillende manieren gevoed. Groep C, welke bestaat uit controles, worden gewoon gevoed, groep S krijgt voer met 0, 15% simmondsine, groep JJ krijgt voer met 3% met hexaan
EMI12.1
ontolied jojoba meel, groep PFS wordt dagelijks ge"pair-fed" aan de S-groep, en groep PFJ wordt dagelijks ge"pair-fed" aan de JJ-groep.
Hier wordt alleen het lichaamsgewicht (BW), gewicht van de pancreas en gewicht van de pancreas uitgedrukt in % van het BW, weergegeven.
2. Resultaten
Tabel 11 toont het gemiddeld lichaamsgewicht, pancreasgewicht en pancreasgewicht in % van het lichaamsgewicht. Iedere groep telt 10 dieren. De verschillende indices (a, b, c) geven statistisch significante verschillen aan (p < 0, 05)
<Desc/Clms Page number 13>
Tabel 11
EMI13.1
<tb>
<tb> gewicht <SEP> (g) <SEP> pancreas-pancreasgewicht
<tb> gewicht <SEP> (g) <SEP> in <SEP> % <SEP> van <SEP> BW
<tb> C <SEP> 252a <SEP> 0, <SEP> 795a <SEP> 0, <SEP> 315a <SEP>
<tb> S <SEP> 229b <SEP> 0, <SEP> 900b <SEP> 0, <SEP> 393b <SEP>
<tb> JJ <SEP> 220b <SEP> 0, <SEP> 948b <SEP> 0, <SEP> 341b <SEP>
<tb> PFS <SEP> 235b <SEP> 0, <SEP> 684c <SEP> 0, <SEP> 299a <SEP>
<tb> PFJ <SEP> 212b <SEP> 0, <SEP> 680c <SEP> 0,
<SEP> 321a <SEP>
<tb>
Er is een duidelijke vergroting van de pancreas te zien bij de groepen S en JJ ten opzichte van de groepen PFS en PFJ, maar er is tevens een lichte stijging ten opzichte van de controles.
VOORBEELD 4 Invloed van puur simmondsine op de voederopname bij kippen en effect van toedieningswijze 1. Testomstandigheden
20 mestkuikens van ongeveer 400 gram krijgen ad libitum voer. Ze zijn ingedeeld in 5 groepen van 4 dieren en hun voederopname wordt na 1, 2,4, 6,8 en 24 uur gecontroleerd.
Groep C bestaat uit controledieren, groep IT krijgt 250 mg/kg simmondsine geintubeerd in de maag, groep IV krijgt 250 mg/kg intraveneus toegediend, groep IP krijgt 250 mg/kg intraperitoneaal toegediend, groep IVO krijgt 140 mg/dier berekend per dag in het voer gemengd.
2. Resultaten
Tabel 12 toont de gemiddelde voederopname uitgedrukt per kg lichaamsgewicht bij groeiende slachtkippen.
<Desc/Clms Page number 14>
EMI14.1
Tabel 12
EMI14.2
<tb>
<tb> 1 <SEP> 2 <SEP> 4 <SEP> 6 <SEP> 8 <SEP> 24
<tb> C <SEP> 30, <SEP> 49a <SEP> 11, <SEP> 63b <SEP> 26, <SEP> 36a <SEP> 24, <SEP> 80b <SEP> 22, <SEP> 97b <SEP> 92, <SEP> 51a <SEP>
<tb> IT <SEP> 20, <SEP> 98b <SEP> 8, <SEP> 05b <SEP> 17, <SEP> 97b <SEP> 21, <SEP> 26b <SEP> 16, <SEP> 28b <SEP> 83, <SEP> 99b <SEP>
<tb> IP <SEP> 27, <SEP> 86a <SEP> 7, <SEP> 72b <SEP> 17, <SEP> 42b <SEP> 35, <SEP> 40c <SEP> 16, <SEP> 17b <SEP> 87, <SEP> 33a <SEP>
<tb> IV <SEP> 18, <SEP> 13b <SEP> 11, <SEP> OSb <SEP> 16, <SEP> 95b <SEP> 27, <SEP> 51c <SEP> 24, <SEP> 2Sa <SEP> 70, <SEP> 61d <SEP>
<tb> IVO <SEP> 23, <SEP> 95b <SEP> 13, <SEP> 14b <SEP> 17, <SEP> 99b <SEP> 18, <SEP> 13b <SEP> 25, <SEP> 96a <SEP> 73,
<SEP> 02d <SEP>
<tb>
Het simmondsine vertoont een duidelijk effect op de voederopname bij IT, IV en IVO. Bij IT werkt het zeker 8 uur, bij IV maximaal 4 uur, bij IVO blijvend. Wanneer de controles minder eten (door verzadigingsgevoel) is een minder uitgesproken bijkomende invloed van simmondsine zichtbaar, wat eens te meer op een verzadiging verhogend effect van simmondsine wijst.
VOORBEELD 5 Invloed van jojobameel op de groei, voederconsumptie en plasmahormoonconcentraties van kuikens.
1. Bepaling van jojobameeldosis 1. 1 Testomstandigheden
80 kuikens van 3 weken oud werden individueel gewogen en verdeeld in 8 groepen van elk 10 kuikens. Het gemiddelde aanvangslichaamsgewicht van deze groepen was gelijk. Bij een van de groepen (R) werd de voederopname beperkt volgens de aanbevelingen van de fokker (weken 4 en 5 : 45 g/kuiken per dag ; weken 6 en 7 : 47 g kuiken/per dag).
De andere groepen hadden ad libitum toegang tot commercieel beschikbaar voedsel dat gesupplementeerd was met 0 (controle), 2, 4, 6, 8, 10 of 12% met hexaan ontolied jojobameel (0-12% JO). Het ontoliede jojobameel bevatte 4, 15% simmondsine en 0, 7% simmondsine-2'-ferulaat. Elke week tot week 7, werden alle kuikens individueel gewogen en werd de wekelijkse voedselopname per groep opgenomen. Op weken 4 en 7 werd een bloedmonster verzameld door een punctie in de vleugelader van alle kuikens. Van de R kuikens werd bloed afgenomen
<Desc/Clms Page number 15>
nadat hun dagelijks voederrantsoen aan hen beschikbaar gesteld was. Bloedmonsters werden verzameld in gehepariniseerde buizen, gecentrifugeerd en het plasma opgeslagen bij-20 C tot de bepaling van het hormoongehalte.
1. 2. Resultaten
De effecten van jojobameelsupplementatie op lichaamsgewicht en op wekelijkse voederopname worden getoond in de fig. 1A en 1B. In deze grafiek worden de gemiddelde waarden van 10 kuikens voor 0% JO (0), 2% JO (0), 4% JO 6% JO (A), 8% JO (V), 10% JO (, & ), 12% JO (V) en voedselbeperking (N) getoond. Een significant effect (p < 0, 0001) van de dieetbehandeling op het lichaamsgewicht werd waargenomen vanaf week 4. De 0% JO kuikens waren significant zwaarder dan de 2% JO kuikens, gevolgd door de 4% JO en R kuikens. Er konden geen significante verschillen tussen de lichaamsgewichten van de 6, 8, 10 en 12% JO kuikens worden waargenomen.
Tussen weken 3 en 7 consumeerde de R en 4% JO kuikens respectievelijk 1, 288 en 2, 862 g per dier, hetgeen 35 en 78% van de totale voederopname van de 0% JO kuikens was. De toevoeging van 6% of meer jojobameel aan het voedsel drukte de voederopname verder. Er was ten minste 12% jojobameel nodig om de voederopname te laten dalen tot het niveau van de R kuikens. Tussen weken 3 en 7 consumeerden de 2, 4, 6, 8, 10 en 12 JO kuikens respectievelijk 64, 3, 114, 5, 121, 6, 145, 3, 141, 0 en 145, 1 g JO meel per kuiken.
De groeihormoon, insulinegroeifactor-I, T4 en T3niveaus in plasma op weken 4 en 7 worden weergegeven in tabel 13.
<Desc/Clms Page number 16>
TABEL 13
EMI16.1
<tb>
<tb> Week <SEP> 4 <SEP> Week <SEP> 7 <SEP>
<tb> Behandeling <SEP> GH <SEP> IGF- <SEP> T3 <SEP> T4 <SEP> GH <SEP> IGF-I <SEP> T3 <SEP> T4 <SEP>
<tb> ng/m1
<tb> OX <SEP> JO <SEP> 32,4c <SEP> 24,4a <SEP> 2,22a <SEP> 5.7d <SEP> 16,1d <SEP> 29,9a <SEP> 1,39b <SEP> 8,2b
<tb> 2X <SEP> JO <SEP> 60,3bc <SEP> 18,3b <SEP> 2,01ab <SEP> 8,7c <SEP> 25,6d <SEP> 24,9b <SEP> 2,13a <SEP> 12,1a
<tb> 4X <SEP> JO <SEP> 92, <SEP> 9ab <SEP> 16,1bc <SEP> 2,08ab <SEP> 8,6c <SEP> 31,1cd <SEP> 21,5b <SEP> 1,80ab <SEP> 8,6ab
<tb> 6X <SEP> JO <SEP> 124,0a <SEP> 14,0c <SEP> 1,82bc <SEP> 8,6c <SEP> 76,8ab <SEP> 16,2c <SEP> 1,71ab <SEP> 7,4b
<tb> 8X <SEP> jo <SEP> 83,7abc <SEP> 10,0d <SEP> 1,47cd <SEP> 10,8ab <SEP> 61 <SEP> 9bc <SEP> 16,6c <SEP> 1,76ab <SEP> 7,1b
<tb> 10X <SEP> JO <SEP> 85,8abc <SEP> 10,5d <SEP> 1,31d <SEP> 9,1bc <SEP> 86,5ab <SEP> 11,0cd <SEP> 1,30b <SEP> 8,
7ab
<tb> 12X <SEP> JO <SEP> 123,6a <SEP> 10,6d <SEP> 1,44cd <SEP> 8,2c <SEP> 105,7a <SEP> 13,3d <SEP> 1,47b <SEP> 6,3b
<tb> Restricted <SEP> 79,4abc <SEP> 6,4e <SEP> ,92e <SEP> 12,1a <SEP> 29,1cd <SEP> 16,3c <SEP> 1,48b <SEP> 9,1ab
<tb> SEM <SEP> 6,46 <SEP> ,333 <SEP> ,045 <SEP> ,212 <SEP> 3,97 <SEP> ,555 <SEP> ,065 <SEP> ,418
<tb>
Gemiddelden binnen een kolom zonder gemeenschappelijk superscript verschillen significant (P < . 05)
Elke waarde is het gemiddelde van 10 waarden
<Desc/Clms Page number 17>
Op week 4 en in vergelijking met 0% JO waarden waren de gemiddelde plasmagroeihormoonconcentraties toegenomen na supplementatie met jojobameel, hoewel een significant effect slechts waargenomen werd voor de 4, 6 en 12% JO kuikens.
De plasma IGF-I concentraties van JO meelkuikens waren significant lager in vergelijking met die van de 0% JO kuikens en bereikten een minimaal niveau bij 8% JO supplementatie.
Vergeleken met 0% JO waarde, deed supplementatie van 6% JO of meer het plasma T3-niveau sterk dalen, terwijl circulerende plasma T4-concentraties reeds significant verhoogd werden wanneer 2% JO toegevoegd werd aan het voedsel. De gemiddelde plasmagroeihormoonconcentraties van R kuikens weken niet af van die van alle andere groepen. De plasma IGF-I en T3-niveaus van de R kuikens waren echter significant lager dan van alle andere groepen, terwijl het tegenover gestelde waar was voor circulerende plasma T4-concentraties.
Uit bovenstaande experimenten blijkt dat een vermindering van de groeisnelheid reeds verkregen werd met 4% JO supplementatie.
2. Vergelijking van JO kuikens met een pair-fed groep 2. 1 Testomstandigheden
40 kuikens van 3 weken oud werden individueel gewogen en gelijkelijk verdeeld in twee groepen die het commerciële voedsel te eten kregen met 0% of 4% jojobameel.
Een week later werden opnieuw 40 kuikens van 3 weken oud individueel gewogen en in twee groepen verdeeld. De voedselopname van 1 groep werd beperkt volgens de aanbevelingen van de fokker. De andere groep (PF groep) ontving op een dagelijkse basis dezelfde hoeveelheid van het niet gesupplementeerde dieet zoals dat geconsumeerd werd door de 4% JO kuikens. Op intervallen van een week tot 7 weken, werden alle kuikens individueel gewogen en de voederopname per groep opgenomen. Bloedmonsters werden genomen op week 4 en verwerkt zoals beschreven onder 1. 1. boven.
2. 2. Resultaten
<Desc/Clms Page number 18>
Ondanks de gelijke leeftijd verschilde het gemiddeld aanvangslichaamsgewicht op 3 weken significant tussen de 2 series van elk 40 kuikens (fig. 2A). 0% JO = D ; 4% JO = #; pair-feeding = 0 en voedselbeperking = t. De waarden zijn gemiddelden van 17 tot 20 kuikens per behandeling. Niettegenstaande de gelijke voederconsumptie van de 4% JO en de pair-fed (PF) kuikens (fig. 2B), wonnen de 4% JO kuikens minder aan lichaamsgewicht tussen 3 en 7 weken dan hun PF tegenvoeters (4% JO : 615 g/kuiken ; PF : 796 g/kuiken). Zoals reeds waargenomen in het experiment beschreven onder 1. 1. volgden R en 4% JO kuikens een gelijk groeitraject (fig.
2A).
Plasmagroeihormoon, insulinegroeifactor-I, T4 en T3-concentraties op week 4 worden weergegeven in tabel 14.
TABEL 14
EMI18.1
<tb>
<tb> Variabele <SEP> 0% <SEP> JO <SEP> 4% <SEP> JO <SEP> PF <SEP> R
<tb> Plasmaniveaus <SEP> 1
<tb> GH, <SEP> ng/mL <SEP> 319 <SEP> 4,7b <SEP> 51,7 <SEP> ¯ <SEP> 4,8a <SEP> 35,5¯2,2b <SEP> 57,4¯6,6a
<tb> IGF-I, <SEP> ng/mL <SEP> 25, <SEP> 0 <SEP> a <SEP> 14,2 <SEP> ¯ <SEP> ,6b <SEP> 11,1 <SEP> ¯ <SEP> ,8c <SEP> 6,2 <SEP> ¯ <SEP> ,3d
<tb> T4, <SEP> ng/mL <SEP> 11,4 <SEP> ¯ <SEP> ,8c <SEP> 12,2 <SEP> ¯ <SEP> ,7c <SEP> 22,2 <SEP> ¯ <SEP> 1,82 <SEP> 16,7 <SEP> ¯ <SEP> 1,6b
<tb> T3, <SEP> ng/mL <SEP> 1,43 <SEP> ¯ <SEP> ,07a <SEP> 1,33 <SEP> ¯ <SEP> ,09a <SEP> ,77 <SEP> ¯ <SEP> ,07b <SEP> ,61 <SEP> ¯ <SEP> ,05b
<tb> Voederdoorlooptijd
<tb> min <SEP> 208 <SEP> t <SEP> 12 <SEP> a <SEP> 192 <SEP> :
<SEP> t <SEP> 15a <SEP> 177 <SEP> 14ab <SEP> 147 <SEP> Bb
<tb> min/kg <SEP> BW <SEP> 199 <SEP> 16 <SEP> b <SEP> 293 <SEP> 31a <SEP> 203 <SEP> 16b <SEP> 212 <SEP> ¯ <SEP> 13b
<tb>
script verschillen significant (p < . 05).
1waarden zijn middelen SEM, n = 17 tot 20 voor elke behandeling.
2waarden zijn middelen í SEM, n = 8 voor elke behandeling.
Jojobameelsupplementatie en voederbeperking verhoogden het circulerende plasmagroeihormoön vergeleken met 0% JO waarde.
Pair-feeding had geen significant effect op plasmagroeihor- moon vergeleken met 0% JO. Vergeleken met 0% JO waarde verlaagde alle dieetbehandelingen het plasma IGF-I signifi- cant. De laagste plasma IGF-I waarden werden waargenomen in
<Desc/Clms Page number 19>
R kuikens. Plasma T3 hoeveelheden van 4% JO kuikens waren vergelijkbaar met die van 0% JO kuikens en significant hoger dan die van de PF en R vogels. De hoogste plasma T4-concen- traties werden waargenomen in de PF kuikens. Plasma T4 verschilde niet tussen 0% JO en 4% JO kuikens, terwijl plasma T4 van de R kuikens lagen tussen die van de 0% JO en de PF kuikens.
VOORBEELD 6 Isolatie en zuivering van simmondsine
Jojobameel werd verkregen van EMEC Agro Industries (Antwerpen, België).
Jojobameel werd eerst geëxtraheerd met hexaan voor het verwijderen van restolie. 1 kg ontolied meel werd ge- extraheer met aceton gedurende 12 uren door middel van een soxhlet apparaat. Na verdamping van het oplosmiddel werd 40 g van een bruin residu verkregen. Het residu werd opgelost in methanol en geabsorbeerd op 100 g silicagel (0, 2-0, 5 mm). Het methanol werd verwijderd onder vacuum en de silica- ) gel boven op een silicagelkolom (lengte 30 cm, doorsnede 6 cm) geplaatst, welke een suspensie van 1 kg silicagel (0, 040-0, 063 mm) in chloroform bevatte. De kolom werd eerst geëlueerd met 1 liter chloroform en het organisch oplosmid- del weggegooid, gevolgd door elutie met aceton.
Fracties van i 100 ml werden verzameld en geanalyseerd door middel van TLC totdat simmondsine en analoge verbindingen volledig geëlu- eerd waren. De eerste fracties bevatten vooral simmondsine-
2'-ferulaat, gevolgd door mengsels van afnemende hoeveelhe- den simmondsine en simmondsine analoga. Simmondsine-rijke ) fracties werden verzameld en gefilterd over geactiveerde koolstof resulterend in een lichtgele oplossing. Na verdam- ping van het aceton werd het ruwe extract (29 g) verder gezuiverd op een andere silicagelkolom (lengte 60 cm, door- snede 6 cm), welke een suspensie van 2 kg silicagel (0, 04- 5 0 ; 063 mm in chloroform bevatte. Een oplossing van het onge- zuiverde simmondsine in methanol werd eerst geadsorbeerd op silicagel (0, 2-0, 5 mm) en na verdamping van het oplosmid- del boven op de kolom gebracht.
Elutie werd uitgevoerd met
<Desc/Clms Page number 20>
een mengsel van methanol en chloroform (5/95, v/v). De eluaten werden door een UV cel geleid voor het direct vaststellen van de eluerende verbindingen en overeenkomende fracties afzonderlijk verzameld. Alle pieken werden onderzocht op de aanwezigheid van simmondsine en analoga door HPLC. De fracties die slechts simmondsine bevatten werden verzameld en het oplosmiddel onder vacuum verdampt. Het residue (22 g) werd gekristalliseerd uit ethylacetaat/methanol (1 : 3).
De opbrengst van zuiver simmondsine bedroeg 1, 8% gebaseerd op het jojobameel. De zuiverheid van simmondsine werd gecontroleerd door middel van een TLC en een HPLC procedure. De TLC toonde slechts een violet kleurige vlek en de HPLC analyse slechts een piek. Het simmondsine werd verkregen als kleurloze kristallen uit ethylacetaat.
De NMR resultaten staan weergegeven in de tabellen 15 en 16.
<Desc/Clms Page number 21>
EMI21.1
TABEL 15 NMR gegevens voor simmondsine (400 MHz in CD30D)
EMI21.2
EMI21.3
<tb>
<tb> :'HH1 <SEP> 4.. <SEP> 87 <SEP> t <SEP> J <SEP> = <SEP> 4 <SEP> Hz <SEP>
<tb> H3 <SEP> 4. <SEP> 72 <SEP> dd <SEP> J3, <SEP> 4 <SEP> = <SEP> 9 <SEP> ; <SEP> J3,1 <SEP> = <SEP> 2
<tb> H4 <SEP> 3. <SEP> 12 <SEP> dd <SEP> J4, <SEP> 3 <SEP> = <SEP> 9 <SEP> ; <SEP> J <SEP> 4,5 <SEP> = <SEP> 3
<tb> H5 <SEP> 3. <SEP> 90 <SEP> q <SEP> J5,4 <SEP> = <SEP> 3
<tb> H6-H7 <SEP> 1. <SEP> 68-2. <SEP> 5 <SEP> m <SEP> J6, <SEP> 1 <SEP> = <SEP> 3 <SEP>
<tb> H10 <SEP> 5. <SEP> 71 <SEP> d <SEP> J7, <SEP> 3 <SEP> = <SEP> 2
<tb> 3H8 <SEP> 3. <SEP> 43 <SEP> s
<tb> 3H9 <SEP> 3. <SEP> 47 <SEP> s
<tb> H1'4. <SEP> 38 <SEP> d <SEP> J1'2'= <SEP> 7, <SEP> 7
<tb> H2'3. <SEP> 22 <SEP> dd <SEP> J2'1'= <SEP> 7, <SEP> 7 <SEP> ; <SEP> J2'3'= <SEP> 9
<tb> H3'3. <SEP> 35 <SEP> dd <SEP> J3'2'= <SEP> 9 <SEP> ;
<SEP> J3'4' <SEP> = <SEP> 9
<tb> H4'3. <SEP> 28 <SEP> dd <SEP> J4'3'= <SEP> 9 <SEP> ; <SEP> J4'5' <SEP> = <SEP> 9
<tb> H5'3. <SEP> 22 <SEP> ddd
<tb> H6'3. <SEP> 62 <SEP> dd <SEP> J6'5'= <SEP> 5 <SEP> J6'7'= <SEP> 11 <SEP>
<tb> H7'3. <SEP> 82 <SEP> dd <SEP> J7'6'= <SEP> 11 <SEP> ; <SEP> J7'5'= <SEP> 2 <SEP>
<tb>
<Desc/Clms Page number 22>
TABEL 16 :
13 C NMR gegevens voor simmondsine (100 MHz in CD30D)
EMI22.1
EMI22.2
<tb>
<tb> C1 <SEP> 76. <SEP> 8 <SEP> C1' <SEP> 104.1
<tb> C2 <SEP> 166. <SEP> 4 <SEP> C2'74. <SEP> 6 <SEP>
<tb> C3 <SEP> 70. <SEP> 8 <SEP> C3'78. <SEP> 2 <SEP>
<tb> C4 <SEP> 86. <SEP> 4 <SEP> C4'71. <SEP> 5 <SEP>
<tb> C5 <SEP> 76. <SEP> 5 <SEP> C5'78. <SEP> 2 <SEP>
<tb> C6 <SEP> 32. <SEP> 1 <SEP> C6'62. <SEP> 8 <SEP>
<tb> C7 <SEP> 95. <SEP> 2 <SEP>
<tb> C8 <SEP> 58. <SEP> 2
<tb> C9 <SEP> 58. <SEP> 5 <SEP>
<tb> C10 <SEP> 117. <SEP> 6 <SEP>
<tb>