BE1006713A3

BE1006713A3 - Houder voor schuur- of slijpschijf.

Info

Publication number: BE1006713A3
Application number: BE9300100A
Authority: BE
Inventors: Zoltan Csaszar
Original assignee: Bey Jacques
Priority date: 1993-02-01
Filing date: 1993-02-01
Publication date: 1994-11-22
Also published as: WO1994017959A1; AU5855294A

Abstract

Houder voor schuur- of slijpschijf die een hol schijfvormig lichaam (1) bevat, een elastische schijf (2) die in dit lichaam (1) gelegen is en zo met het lichaam (1) verbonden is dat ze niet ten opzichte van elkaar kunnen wentelen, een drijfas (3) die doorheen een centrale opening (20) in een wand (8) van het lichaam (1) steekt en waaraan de elastische schrijf (2) vastgemaakt is, en middelen (4) die op de tegenoverliggende wand (6) van het lichaam (1) gemonteerd zijn voor het bevestigen van een schuur- of slijpschijf, daardoor gekenmerkt dat in de elastische schijf (2) centraal een moerstuk (14) is ingewerkt, en dedrijfas (3) in dit moerstuk (14) is geschroefd,

Description

Houder voor schuur- of slijpschijf. De uitvinding heeft betrekking op een houder voor schuurof slijpschijf die een hol schijfvormig lichaam bevat, een elastische schijf die in dit lichaam gelegen is en zo met het lichaam verbonden is dat ze niet ten opzichte van elkaar kunnen wentelen, een drijfas die doorheen een centrale opening in een wand van het lichaam steekt en waaraan de elastische schijf vastgemaakt is, en middelen die op de tegenoverliggende wand van het lichaam gemonteerd zijn voor het bevestigen van een schuur- of slijpschijf.

Dergelijke houders worden gebruikt voor het schuren of slijpen van hout of metaal en worden meestal gedreven door een boormachine. Door elastische vervorming van de elastische schijf kan het lichaam en dus de erop bevestigde schuur-of slijpschijf afwijken van de loodrechte ten opzichte van de drijfas, hetgeen het schuren of slijpen merkelijk vergemakkelijkt.

In de bekende houders van deze soort is de as aan de elastische schijf vastgemaakt doordat de elastische schijf tussen twee metalen schijfjes geklemd is, waarvan het bovenste tegen een kraag van de as gelegen is en het onderste door een op het einde van de as geschroefde moer naar boven wordt geduwd. Hoe sterk de moer ook is aangspannen, het komt toch voor dat bij grote weerstand van de schuur-of slijpschijf, dit is bij grote uitgeoefende druk bij het schuren of slijpen, de elastische schijf slipt ten opzichte van de drijfas.

De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een houder voor een schuur- of slijpschijf te verschaffen

waarbij het slippen van de elastische schijf ten opzichte van de drijfas is uitgesloten.

Tot dit doel is in de elastische schijf centraal een moerstuk ingewerkt, en is de drijfas in dit moerstuk geschroefd.

Dit moerstuk kan zeer stevig aan de elastische schijf zijn bevestigd. Deze schijf kan bijvoorbeeld van rubber zijn en het moerstuk bijvoorbeeld van metaal, in welk geval het moerstuk kan worden ingegoten in de rubber.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de drijfas dwars doorheen het moerstuk geschroefd en is op het binnen het lichaam uitstekende einde van deze drijfas een tegenmoer geschroefd.

In deze uitvoeringsvorm zal de drijfas niet loskomen, ook niet wanneer deze drijfas in de andere zin dan normaal gedreven wordt. Moderne boormachines kunnen immers zowel links als rechts draaien. Voor het schuren of slijpen dient normaal de machine rechtsdraaiend te zijn. Het is evenwel mogelijk dat bij vergissing de boormachine linksdraaiend ingesteld is. Bij de voornoemde bekende houders zou dit voor gevolg hebben dat de moer van de drijfas losgeschroefd wordt en dus de drijfas loskomt. Volgens de vorige uitvoeringsvorm is dit loskomen uitgesloten. In sommige gevallen kan het nuttig zijn de drijfas linksdraaiend te drijven en in voornoemde uitvoeringsvorm is dit mogelijk.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de elastische schijf aan het lichaam bevestigd door middel van tenminste één uitsteeksel dat in een uitsparing steekt in de wand van het lichaam waardoor de drijfas zich uitstrekt.

Bij bekende houders is de elastische schijf door middel van bouten en moeren aan de bovenste wand van het lichaam bevestigd.

Doelmatig is de elastische schijf van vier tappen voorzien die in openingen in de wand van het lichaam steken.

In een bijvoorkeur toegepaste uitvoeringsvorm is de elastische schijf van een kraag voorzien waarvan de hoogte zodanig is dat hij aansluit tegen de binnenkant van de wand van het lichaam waarop de middelen voor het bevestigen van een schijf zijn gemonteerd.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt belet dat de wand van het lichaam waartegen de schuur- of slijpschijf wordt bevestigd door een te grote vervorming van de elastische schijf in het midden wordt weggeduwd en deze wand bol komt te staan, hetgeen bij de hogergenoemde bekende houders kan gebeuren indien met grote kracht op de drijfas wordt gedrukt. Door vervorming van de voornoemde wand is het schuren of slijpen onregelmatig en wordt de schuur-. of slijpschijf snel onbruikbaar.

In een bijvoorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is de drijfas buiten het lichaam van schroefdraad voorzien en bevat de houder een moer die buiten het lichaam op deze drijfas geschroefd is en bij aanschroeven tegen een gedeelte van de houder aansluit om de beweging van de drijfas ten opzichte van het lichaam ten gevolge van vervorming van de elastische schijf onmogelijk te maken.

In deze uitvoeringsvorm kan naargelang de stand van de voornoemde moer de houder flexibel zijn of niet.

Voordelig bevat de houder een kap die over de wand met de opening voor de drijfas op het lichaam vastgemaakt is en waardoorheen de drijfas steekt en vormt deze kap het voornoemde gedeelte van de houder waartegen de moer die buiten het lichaam op de drijfas is geschroefd, kan aandrukken.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een houder voor een schuur- of slijpschijf volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffende de hieraan toegevoegde tekeningen waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een houder voor een schuur-of slijpschijf volgens de uitvinding ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II uit figuur 1 ; figuur 3 een bovenaanzicht weergeeft van de elastische schijf uit de houder volgens de vorige figuren ; figuur 4 een onderaanzicht weergeeft van de elastische schijf uit de houder volgens de figuren 1 en 2 ; figuur 5 een doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 2 maar in flexibele toestand.

De houder voor een schuur- of slijpschijf weergegeven in de figuren 1, 2 en 5 bevat in hoofdzaak een hol schijfvormig lichaam 1, een daarin gemonteerde elastische schijf 2, een drijfas 3 die met de elastische schijf 2 verbonden is, een zool 4 die op een zijde van het lichaam 1, hierna onderzijde genoemd, is bevestigd en een kap 5 die is

vastgemaakt op de tegenoverliggende zijde, hierna bovenzijde genoemd, van het lichaam 1.

Het schijfvormig lichaam 1 is van kunststof vervaardigd en bestaat om de montage van de elastische schijf 2 erin mogelijk te maken, uit twee delen die op elkaar geklikt zijn. Het onderste deel steekt bestaat uit een ronde onderste wand 6 waarop een in de binnenkant van het lichaam 1 uitspringende brede rand 7 staat, terwijl het bovenste deel bestaat uit een ronde bovenste wand 8 en een op de rand ervan staande naar onder gerichte kraag 9 waarbinnen de rand 7 van het onderste deel 6, 7 klikkend past. Om elke rotatie van de delen ten opzichte van elkaar te beletten, is de bovenste wand van drie tappen 10 voorzien die in holtes 11 in de rand 7 van het onderste deel 6, 7 zijn gelegen.

De zool 4 is op de onderzijde van de onderste wand 6 gekleefd en is gevormd door een laag 12 van rubber of schuimkunststof die aan de onderzijde is bekleed met een laagje 13 van klitmateriaal. De bij de houder te gebruiken schuurschijven of slijpschijven zijn op hun rugzijde ook bekleed met een erbij passend klitmateriaal zodat het volstaat deze schijven op de zool 4 aan te brengen opdat ze door een klitverbinding slipvrij met de zool 4 zouden zijn verbonden.

De elastische schijf 2 is van rubber en is centraal van een metalen moerstuk 14 voorzien dat in de rubber ingegoten is zodat het onwrikbaar met de rubber verbonden is.

De elastische schijf 2, die in de figuren 3 en 4 afzonderlijk weergegeven is, zit gedeeltelijk verzonken in een holte 15 gevormd door een naar boven uitspringend centraal wandgedeelte van de bovenste wand 8. Op de

bovenzijde bevat de schijf 2 vier uitsteeksels, namelijk tappen 16 van rubber, die gelijkmatig rond het midden gelegen zijn. Deze vier tappen 16 zijn elastisch geklemd in vier overeenstemmende openingen 17 in de bovenste wand 8 van het lichaam 1.

Op de onderzijde vormt de schijf 2 een kraag 18 waarvan de hoogte zodanig is dat zijn rand tegen de binnenkant van de onderste wand 6 van het lichaam 1 gelegen is.

Aan de bovenzijde vormt de elastische schijf 2 eveneens een kraag 19 die het moerstuk 14 omringt en die doorheen een centrale opening 20 in de bovenste wand 8 steekt.

De drijfas 3 bevat een versmald einde 21 dat uitwendig van schroefdraad is voorzien en dat iets langer is dan de lengte van de opening met inwendige schroefdraad van het moerstuk 14. Op dit einde sluit een dikker gedeelte 22 aan dat eveneens van schroefdraad is voorzien.

Met haar einde 21 is de drijfas 3 in het moerstuk 14 geschroefd tot de kraag gevormd ter plaatse van de overgang van het einde 21 naar het dikkere gedeelte 22 tegen de bovenzijde van het moerstuk 14 aansluit. Op het gedeelte van dit einde 21 dat aan de onderzijde van het moerstuk 14, binnen het lichaam 1 uitsteekt, is een tegenmoer 23 geschroefd.

De kap 5 is rond en centraal van een opening 24 voorzien. Deze kap 5 is geklikt over het voornoemde naar boven uitspringende centrale gedeelte van de bovenste wand 8. Dit centrale gedeelte is daartoe op zijn buitenomtrek van een rib voorzien die klikt in een overeenstemmende groef op de binnenzijde van de kap 5.

Boven de kap 5 is op het gedeelte 22 van de drijfas 3 een ronde moer 25 geschroefd. Wanneer deze moer 25 los is, zoals weergegeven in figuur 5, kan de drijfas 3 door vervorming van de elastische schijf 2 in alle richtingen ten opzichte van het lichaam 1 bewegen. Wanneer de moer 25 stevig tegen de kap 5 is aangeschroefd, zoals weergegeven in de figuren 1 en 2, wordt deze beweging belet en wordt dus de flexibiliteit van de houder uitgeschakeld.

In de hiervoor beschreven houder is het slippen van de elastische schijf 2 ten opzichte van de drijfas 3 en het lichaam 1 volledig uitgesloten. De drijfas 3 kan niet loskomen zelfs niet indien ze niet in de normale zin maar in tegengestelde zin wordt gedreven. Ook bij het uitoefenen van een grote druk op de drijfas kan het einde ervan geen vervorming van de onderste wand 6 van het lichaam 1 veroorzaken.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht ondermeer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

In het bijzonder moeten de delen van het lichaam niet noodzakelijk op elkaar geklikt zijn. Deze delen kunnen ook op andere manieren aan elkaar vastgemaakt zijn, bijvoorbeeld aan elkaar gekleefd zijn. Dit geldt ook voor de kap die niet noodzakelijk op het lichaam geklikt moet zijn.

Claims

Konklusies.

1. - Houder voor schuur- of slijpschijf die een hol schijfvormig lichaam (1) bevat, een elastische schijf (2) die in dit lichaam (1) gelegen is en zo met het lichaam (1) verbonden is dat ze niet ten opzichte van elkaar kunnen wentelen, een drijfas (3) die doorheen een centrale opening (20) in een wand (8) van het lichaam (1) steekt en waaraan de elastische schijf (2) vastgemaakt is, en middelen (4) die op de tegenoverliggende wand (6) van het lichaam (1) gemonteerd zijn voor het bevestigen van een schuur- of slijpschijf, daardoor gekenmerkt dat in de elastische schijf (2) centraal een moerstuk (14) is ingewerkt, en de drijfas (3) in dit moerstuk (14) is geschroefd.

2.-Houder volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de elastische schijf (2) van rubber is en het moerstuk (14) van metaal is en in de rubber is ingegoten.

3.-Houder volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de drijfas (3) dwars doorheen het moerstuk (14) is geschroefd en op het binnen het lichaam (1) uitstekende einde van deze drijfas (3) een tegenmoer (23) is geschroefd. EMI8.1

4.-Houder volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de elastische schijf (2) aan het lichaam (1) is bevestigd door middel van tenminste één uitsteeksel (16) dat in een uitsparing (17) steekt in de wand (8)) van het lichaam (1) waardoor de drijfas (3) zieh uitstrekt.

5.-Houder volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de elastische schijf (2) van vier tappen (10) is <Desc/Clms Page number 9> voorzien die in openingen (11) in de wand (8) van het lichaam (1) steken.

6.-Houder volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de elastische schijf (2) van een kraag (12) is voorzien waarvan de hoogte zodanig is dat hij aansluit tegen de binnenkant van de wand (6) van het lichaam (1) waarop de middelen (4) voor het bevestigen van een schuurof slijpschijf zijn gemonteerd.

7.-Houder volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de drijfas (3) buiten het lichaam (1) van schroefdraad is voorzien en de houder een moer (25) bevat die buiten het lichaam (1) op deze drijfas (3) is geschroefd en bij aanschroeven tegen een gedeelte (5) van de houder aansluit om de beweging van de drijfas (3) ten opzichte van het lichaam (1) ten gevolge van vervorming van de elastische schijf (2) onmogelijk te maken.

8.-Houder volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat hij een kap (5) bevat die over de wand (8) met de opening (20) voor de drijfas (3) op het lichaam (1) is vastgemaakt en waardoorheen de drijfas (3) steekt en het voornoemde gedeelte (5) van de houder vormt waartegen de moer (25) die buiten het lichaam (1) op de drijfas (3) geschroefd is kan aandrukken.

9.-Houder volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (4) voor het bevestigen van een schuur- en of slijpschijf een zool bevatten die tegen een wand (6) van het lichaam (1) is gekleefd en voorzien is van klitmateriaal.