BE1006242A3

BE1006242A3 - Machine en werkwijze voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen.

Info

Publication number: BE1006242A3
Application number: BE9300080A
Authority: BE
Original assignee: Verstraeten Funderingstech Bv
Priority date: 1992-09-16
Filing date: 1993-01-27
Publication date: 1994-06-14
Also published as: US5325702A

Abstract

Machine voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen, daardoor gekenmerkt datzij hoofdzakelijk bestaat uit een geleidingstoren (3) die met zijn aslijn (A-A) in het verlengde kan geplaatst worden van de as (B-B) van een heipaal (5); in de voornoemde toren een valgewicht (19( dat is opgehangen aan middelen (7) die dit gewicht op verschillende hoogten kunnen brengen en vasthouden; onderaan de gleidingstoren (3) een aambeeld (19) dat vertikaal verplaatsbaar is in een onderste geleiding (17) in de geleidingstoren (3) tussen dit aambeeld en de kop van de te testen heipaal (5) een drukdoos (21) op de heipaal (5) een meetinrichting (229 waarmede een op afstand geplaatste laser-meetinichting (23) kan samenwerken verbonden met de voornoemde drukdoos (21), enerzijds, en de voornoemde meetinrichting (22), anderzijds, een komputer (24) die zelf verbonden is met een printer (25); en in kombinatie met het voornoemd valgewicht (10) middelen die toelaten de slag van het valgewicht (10) op de paal (5) te verlengen door voornoemde slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de paal (5).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Machine en werkwijze voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een machine en een werkwijze voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen en dit zowel van geheide als van geboorde funderingspalen. 



  Bij de voornoemde bepaling van het draagvermogen van funderingspalen past men tot op heden, enerzijds, een statische proefbelasting toe en, anderzijds, een dynamische proefbelasting. 



  Bij de tot op heden gekende statische proefbelasting wordt in het algemeen een ballast toegepast waarvan de massa tot twee maal zo groot is als het vooropgestelde draagvermogen van de betreffende paal. 



  Zulke ballast, die bijvoorbeeld kan worden gevormd door stalen platen, en die via een speciale konstruktie boven de paal wordt geplaatst, wordt door middel van een vijzel stapsgewijs naar de paal gebracht om uiteindelijk de paal te gaan belasten tot twee maal het eigenlijk draagvermogen van deze paal. 



  Bij iedere stap wordt hierbij de graad van zakking van de paal gemeten waarna deze gegevens in een zogenaamd last- en zakkingsdiagram worden verwerkt. 



  Deze wijze van proefbelasten is vrij kostbaar en zeer tijdrovend. 



  Bij de zogenaamde dynamische proefbelasting laat men een welbepaald gewicht van op een welbepaalde hoogte op de kop 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 van de paal vallen,   één   en ander zodanig dat men met behulp van de zogenaamde stress-wave theorie het draagvermogen van de paal bepaald. De impakt van dit valgewicht op de paal is echter zeer kort, namelijk in het totaal ongeveer 10 milliseconden wat als nadeel heeft dat de paal geen tijd krijgt om zich voldoende onder de belasting van het valgewicht te verplaatsen. 



  Eveneens heeft men reeds getracht om door middel van een explosie de impakt langer te laten duren, doch men is er slechts in gelukt deze duurtijd te verlengen tot ongeveer 80 milliseconden. Doch ook dit vereist een hele opzet en er wordt slechts   één   grote belastingsklap gegeven. 



  De huidige uitvinding heeft als voorwerp een verbetering te brengen aan de tot op heden gekende proefbelastingen door een dynamische proefbelasting te ontwikkelen die de resultaten, die bekomen worden met een statische proefbelasting zeer dicht benaderen. 



  Bij deze werkwijze volgens de uitvinding worden op een paal waarvan het draagvermogen moet bepaald worden, meerdere slagen gegeven waarbij er voor gezorgd wordt dat de duurtijd van iedere slag tot 400 milliseconden oploopt. 



  Ten einde dit doel te bereiken voorziet de huidige uitvinding in een machine die in hoofdzaak gevormd wordt door een geraamte dat rust op een onderstel, bijvoorbeeld een rupsonderstel, waardoor de machine een grote mobiliteit verkrijgt en waarop scharnierbaar een geleidingstoren is bevestigd waarin zich een ballast of gewicht bevindt dat voorzien is van middelen die toelaten de slag van het gewicht op de paal te verlengen. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 In een eerste uitvoeringsvorm voorziet men tot dit doel onder het voornoemde gewicht een aantal veren die bij de val van het gewicht de slag verlengen doordat zij deze slag opvangen en relatief langzaam overbrengen naar de paal waarvan het draagvermogen bepaald moet worden. 



  In een andere mogelijke uitvoeringsvorm zal een zogenaamde luchtveer worden toegepast waarbij een rond valgewicht voorzien wordt aan de omtrek van afdichtingsringen en aangebracht wordt in een aan de onderzijde afgesloten holle buis,   een   en ander zodanig dat bij het vallen van het gewicht de lucht of ander in de buis aanwezig medium onder het gewicht van het valgewicht wordt samengedrukt en op dezelfde wijze als hiervoor de veren, de impakt van de slag, verkregen door het vallen van het gewicht, relatief langzaam overbrengen op de voornoemde paal. 



  In nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm zal men, steeds met hetzelfde resultaat, namelijk het verlengen van de impakt van een slag op de paal, een hydraulische cylinder toepassen, die aangesloten is op grote vloeistofakkumulatoren en waarop men het gewicht laat vallen. 



  Een stelsel zoals hiervoor bedoeld zal een vrij grote massa hebben, bijvoorbeeld van de orde van 25 ton, afhankelijk van wat men wil testen en tot welke belasting men dit wil testen. 



  Het voornoemd gewicht zal bij voorkeur in de geleidingstoren opgehangen worden aan een hydraulische cylinder met een relatief grote slag, bijvoorbeeld van de orde van 3, 5 meter, terwijl onderaan in de geleidingstoren een aambeeld wordt voorzien waarop het valgewicht terecht komt. Dit aambeeld is verplaatsbaar in een onderste 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 geleiding van de toren en rust vrij op een zogenaamde drukdoos die op de kop van de paal is geplaatst. 



  Deze drukdoos is door middel van kabels verbonden met een komputer die met elke slag, respektievelijk bij iedere val van het gewicht op het aambeeld de tijdsduur van de slag en de krachtskurve registreerd. 



  Op een geschikte afstand, bijvoorbeeld van de orde van 6 tot 15 meter   t. o. v.   de paal waarvan het draagvermogen moet bepaald worden is verder een laser-meetinstrument opgesteld dat samenwerkt met een meetdoos die op de paal wordt bevestigd, één en ander zodanig dat de vertikale verplaatsing onder invloed van de slag van het voornoemd gewicht, tot op 0, 1 mm nauwkeurig kan worden opgemeten. 



  Zowel het meetinstrument als de meetdoos zijn eveneens met de voornoemde komputer verbonden zodanig dat deze laatste bij iedere slag opeenvolgend de stand van de paal in de beginstand, de verplaatsing van de paal onder invloed van de betreffende slag en de stand van de paal nadat de belasting is weggenomen registreert. 



  Volgens de huidige uitvinding zal men bij voorkeur op de voornoemde te testen paal vier slagen uitvoeren met respektievelijk belastingstrappen van 50%, 100%, 150% en 200% van het voorziene draagvermogen van de paal. 



  In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn onder het voornoemd valgewicht zeven veren voorzien, namelijk   één   centrale veer en zes daarrond geplaatste veren waarbij deze veren als het ware dubbel zijn uitgevoerd, namelijk een binnenste veer en een koncentrisch daaromheen geplaatste buitenste veer, waarbij de binnenste veren een welbepaald aantal centimeter, bijvoorbeeld een twaalftal centimeter 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 langer zijn dan de eromheen geplaatste veren en waarbij het hoogteverschil van de langste veren, meer speciaal de binnenste veren t. o. v. elkaar steeds drie centimeter bedraagt, één en ander zodanig dat de impakt van het gewicht op het aambeeld zo soepel mogelijk verloopt. 



  Door de valhoogte van het gewicht te wijzigen zal vanzelfsprekend de kracht die op de paal wordt uitgeoefend eveneens worden gewijzigd. 



  In de uitvoeringsvorm met veren zal de kracht die op het aambeeld, respektievelijk op de paal wordt uitgeoefend soepel aanvangen doordat de veren slechts één na één op het aambeeld inwerken om tot een maximum te komen waarbij alle veren volledig zijn ingedrukt, waarna de voornoemde veren het valgewicht terug opwaarts stuwen, waarbij het verschil tussen de beginhoogte en de terug opgevoerde hoogte overeen stemt met de energie die aan de testpaal wordt overgebracht. 



  Volgens de huidige uitvinding is een schikking voorzien waarbij, zodra de snelheid van het valgewicht in opwaartse richting nul wordt, de ventielen van de hydraulische cylinder waaraan het gewicht is opgehangen dichtslaan, zodat dit gewicht wordt tegengehouden en niet terug kan vallen. 



  Nadat de eerste slag is uitgevoerd wordt het valgewicht naar een hoger niveau gebracht zodat de volgende slag, met een hogere belasting kan worden uitgevoerd. 



  Het voordeel van deze testmethode is dat de proef niet manipuleerbaar is omdat alle gegevens automatisch in een komputer geregistreerd worden waarbij, nadat het gewenst aantal slagen is uitgevoerd, het overeenstemmende last- en 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 zakkingsdiagram wordt uitgeprint om aldus het draagvermogen en de bezwijkveiligheidsfaktor kan afgeleid worden. 



  Op deze wijze kunnen op   één   dag ongeveer tien testen worden uitgevoerd, wat een grote   ekonomische   besparing betekent. 



  Een aldus gevormde machine bestaat dus in hoofdzaak uit een geleidingstoren die met zijn   aslijn   in het verlengde kan worden geplaatst van de as van een heipaal ; in de voornoemde toren een valgewicht dat is opgehangen aan middelen die dit gewicht op verschillende hoogten kunnen brengen en vasthouden ; onderaan de geleidingstoren een aambeeld dat vertikaal verplaatsbaar is in een onderste geleiding in de geleidingstoren ; tussen dit aambeeld en de kop van de te testen heipaal een drukdoos ; op de heipaal een meetinrichting waarmede een op afstand geplaatste laser-meetinrichting kan samenwerken ; verbonden met de voornoemde drukdoos, enerzijds, en de voornoemde meetinrichting, anderzijds, een komputer die zelf verbonden is met een printer ;

   en in kombinatie met het voornoemd valgewicht middelen die toelaten de slag van het valgewicht op de paal te verlengen door voornoemde slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de paal. 



  De hierbij toegepaste werkwijze bestaat hoofdzakelijk in het uitoefenen van meerdere opeenvolgende slagen met verlengde impakt op een heipaal via een tussen de kop van de heipaal en een aambeeld aangebrachte drukdoos door middel van een valgewicht dat voorzien is van middelen die toelaten de slag van het valgewicht op de heipaal te verlengen door deze slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de heipaal ; het registreren van iedere impakt op de heipaal en het optekenen van deze registratie door een komputer ; het opmeten door middel van een meetinrichting van de zakking van de heipaal onder invloed 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 van iedere slag en het uitprinten door een printer van het door de komputer berekende last-zakkingsdiagram. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zal hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden beschreven van een machine met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een machine volgens de uitvinding ; figuur 2 op grotere schaal en in gedeeltelijke doorsnede een detail weergeeft van het onderste gedeelte van de machine volgens figuur   1,   meer speciaal volgens F2 in figuur 1 waarbij het gewicht onderaan de geleidingstoren is weergegeven ; figuur 3 een last- en zakkingsdiagram weergeeft van een heipaal waarvan het draagvermogen moet bepaald worden ; figuur 4 het krachtverloop weergeeft in de paal onder invloed van een slag met een heiblok zoals dit gebruikt wordt bij een bekende dynamische proefbelasting ;

   figuur 5 het krachtverloop weergeeft in de heipaal ten gevolge van een slag uitgevoerd met een inrichting volgens de uitvinding. 



  De machine volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit een algemeen geraamte 1 dat afgesteund is op een verrijdbaar onderstel 2 dat in dit geval gevormd wordt door een rupsbandonderstel ten einde aan de machine een grote mobiliteit te geven. 



  Op het geraamte 1 is een toren 3 bevestigd, bijvoorbeeld in vakwerkkonstruktie, waarbij deze toren bij voorkeur op 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 geschikte wijze scharnierbaar verbonden is met het geraamte   1   ten einde de toren in een lage, bijvoorbeeld horizontale stand te kunnen plaatsen tijdens het transport van de machine over de weg. 



  De toren 3 is door middel van   één   of meer hydraulische cylinders 4 verbonden met het geraamte 1 ten einde de toren in een geschikte stand te kunnen brengen   t. o. v.   de grond, respektievelijk t. o. v. een heipaal 5. 



  Inderdaad zal de toren 3 steeds zodanig geplaatst worden dat de   aslijn   A-A ervan samenvalt met de   aslijn   B-B van een te testen heipaal 5. 



  Het geraamte 1 zal bij voorkeur nog voorzien worden van meerdere steunen 6 waarmede een juiste hoogteregeling, respektievelijk ondersteuning van de machine op de grond kan verkregen worden wanneer de machine in gebruik is. 



  Bovenaan in de toren is een hydraulische cylinder 7 bevestigd die zeer grote uitstroompoorten bezit ten einde hoge oliestroomsnelheden te kunnen verwerken. 



  Aan deze cylinder 7, meer speciaal aan de zuigerstang 8 ervan is, via een draaispil 9, een valgewicht 10 bevestigd dat, in de uitvoeringsvorm van de figuren 1 en 2 voorzien is van reeksen veren, namelijk in dit geval een centrale veer 11 waarin koncentrisch een veer 12 met kleinere diameter is aangebracht en waarbij deze veer 12 geleid is over een doorn 13 die samen met de veren 11 en 12 bevestigd is in een ruimte 14 van het valgewicht 10, en omheen de centraal geplaatste veren 11-12 bijkomende paren veren 15-16 die met hun bovenuiteinde op geschikte, in de tekeningen niet weergegeven wijze, bevestigd zijn onder het valgewicht 10, waarbij ook de binnenste veren 16 van deze 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 paren 15-16 indien nodig over een doorn kunnen geleid zijn.

   De buitenste veer 11 of 15, van de paren veren 11-12 en 15-16 is korter, bijvoorbeeld 10 tot 15 cm korter, dan de binnenste veer 12 of 16. 



  De veren 11-12, respektievelijk 15-16, vertonen verschillende lengten zoals hierna zal blijken. 



  Onderaan de toren 3 is deze laatste voorzien van een erin bevestigde geleiding 17 waarin een vertikaal gedeelte 18 van een aambeeld 19 vertikaal verplaatsbaar is aangebracht. 



  Op dit aambeeld 19 wordt bij voorkeur een rubbermat 20 aangebracht. 



  Het voornoemde middelste paar veren 11-12 steekt in russtand meer buiten de onderkant van het valgewicht 10 uit dan de andere paren veren 15-16. Ook deze veren 15-16 bezitten, bijvoorbeeld per paar tegenover elkaar gelegen veren, verschillende lengten ten opzichte van deze onderkant bezitten. Het lengteverschil tussen de paren is bijvoorbeeld in de orde van 3 cm. Door dit lengteverschil komen de veren 10-11 en 15-16 bij het vallen van het valgewicht 10 na elkaar met het aambeeld 19 in kontakt zodat de impakt zo soepel mogelijk aangrijpt. 



  Deze veren 11-12 en 15-16 steken bovendien zover onder het gewicht 10 uit dat het gewicht 10 bij een val vanuit zijn hoogste stand nooit het aambeeld 19 kan raken. 



  In kombinatie met de aldus gevormde machine wordt nog een drukdoos 21 toegepast die bovenop de te testen heipaal 5 wordt geplaatst ; een meetinrichting 22 die bijvoorbeeld op een zijde van de heipaal wordt bevestigd ; een laser-meetinstrument 23 dat op een bepaalde afstand van de heipaal 5 tegenover de meetinrichting 22 is opgesteld ; en 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 een komputer 24 met printer 25 die op geschikte wijze verbonden is met, enerzijds, de drukdoos 21, en anderzijds, de meetinrichting 22. 



  De werking van een machine volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt. 



  Om het draagvermogen van een funderingspaal te testen zal men eerst en vooral door middel van de hydraulische cylinders 4 de toren 3 met zijn hartlijn A-A in het verlengde plaatsen van de hartlijn B-B van de betreffende paal waarna het valgewicht 10 in een eerste positie wordt gebracht door middel van cylinder 7, bijvoorbeeld op een zodanige hoogte wordt gebracht dat, wanneer het gewicht 10 wordt vrijgelaten en op de paal 5   terecht komt   de slag uitgeoefend op de paal ongeveer 50% bedraagt van het vooropgestelde draagvermogen van de paal. 



  Vervolgens wordt op geschikte wijze de cylinder 7 bevolen zodat het valgewicht 10 vrij omlaag valt. 



  Wanneer de paren veren 11-12 en 15-16   één   na een op het aambeeld 19 terecht komen zullen deze veren, onder het gewicht van de massa 10 ingedrukt worden tot op het ogenblik dat de neerwaartse snelheid van de massa of gewicht 10 gelijk is aan nul. 



  Vervolgens stuwen de veren 11-12 en 15-16 het gewicht 10 terug omhoog tot op een hoogte die uiteraard kleiner is dan de oorspronkelijke hoogte van het gewicht 10 waarbij, wanneer de opwaartse snelheid van het gewicht 10 nul is geworden de ventielen van de hydraulische cylinder 7 automatisch sluiten om het gewicht in deze stand te houden. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 Bij het neerkomen van het gewicht op het aambeeld 19 hebben de veren tot doel de tijdsduur van de slag uitgeoefend door het gewicht 10 op het aambeeld 19 te verlengen en de piekspanning te reduceren zoals blijkt uit figuur 5. 



  Tijdens het neerkomen van het gewicht 10 op het aambeeld 19 dat zelf rust op de drukdoos 21 die bovenop de paal 5 is geplaatst wordt, enerzijds, de kracht in de drukdoos 21 gemeten, en anderzijds, de verplaatsing van de paal 5. 



  De aldus geregistreerde waarden worden doorgegeven aan de komputer 24 voor verwerking. 



  Opgemerkt wordt dat de meting van de laser-meetapparatuur, respektievelijk de meetapparatuur 21 tot op   0, 1 mm   nauwkeurig is, waarbij voor iedere slag de beginstand wordt opgemeten, de verplaatsing onder de belasting, meer speciaal de impakt van de slag uitgeoefend door het gewicht 10 op de paal 5 en de stand van de paal 5 na belasting,   m. a. w.   de blijvende verplaatsing van de paal t. o. v. de beginstand. 



  Vervolgens zal men het gewicht naar een hoger niveau brengen, bijvoorbeeld een hoogte van waaruit het gewicht een slag kan veroorzaken die overeenkomt met 100% van het vooropgestelde paaldraagvermogen, waarna de voornoemde handeling zich herhaalt. 



  Vervolgens zal bij voorkeur de werkwijze zich herhalen met een vooropgestelde belasting van 150% en tenslotte 200% van het paaldraagvermogen. 



  De aldus door de komputer verzamelde gegevens zullen door deze laatste worden verwerkt ten einde een last-zakkingsdiagram te bekomen op basis waarvan het 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 draagvermogen en aldus de veiligheidsfaktor en de bezwijkbelasting van de betreffende paal kan worden afgeleid. 



  Het is duidelijk dat, alhoewel hiervoor een werkwijze is beschreven waarbij vier slagen op de paal 5 worden uitgeoefend, het aantal slagen willekeurig kan worden opgevoerd om een preciezer diagram te bekomen. 



  In figuur 3 is een zogenaamd last-zakkingsdiagram weergegeven waarbij op de betreffende paal zeven slagen I tot VII zijn uitgedeeld, waarbij dit diagram in abscis de uitgeoefende kracht weergeeft in bijvoorbeeld kN en in ordinaat de verplaatsing van de paal weergeeft in mm. 



  In de figuren 4 en 5 is tenslotte het verschil weergegeven van het krachtverloop in een heipaal ten gevolge van een rechtstreekse slag van een heiblok op de paal (figuur 4) en het krachtverloop in een heipaal ten gevolge van een slag uitgevoerd met de machine volgens de uitvinding (figuur 5) waarbij in abscis de tijd is uitgezet en in ordinaat de uitgeoefende kracht. 



  Be rubbermat 20 heeft uiteindelijk een dubbele funktie, namelijk, enerzijds, het reduceren van het geluidsniveau tijdens de proeven en, anderzijds, het afvlakken van de piekspanning wanneer de veren het aambeeld 19 raken. 



  Op deze wijze is een machine bekomen alsmede een werkwijze voor het testen van funderingspalen waarbij, door het toepassen van een buffer, zoals bijvoorbeeld een luchtveer, mechanische veerkonstruktie in het valgewicht of dergelijke de impakt van het valgewicht op de paal waarvan het draagvermogen moet getest worden, verlengd wordt en waarbij 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 tevens de kracht in de paal en de verplaatsing van de paal wordt gemeten en geregistreerd. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvorm.

Claims

Konklusies.

1.- Machine voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een geleidingstoren (3) die met zijn aslijn (A-A) in het verlengde kan geplaatst worden van de as (B-B) van een heipaal (5) ; in de voornoemde toren een valgewicht (10) dat is opgehangen aan middelen (7) die dit gewicht op verschillende hoogten kunnen brengen en vasthouden ; onderaan de geleidingstoren (3) een aambeeld (19) dat vertikaal verplaatsbaar is in een onderste geleiding (17) in de geleidingstoren (3) ; tussen dit aambeeld en de kop van de te testen heipaal (5) een drukdoos (21) ; op de heipaal (5) een meetinrichting (22) waarmede een op afstand geplaatste laser-meetinrichting (23) kan samenwerken ;

verbonden met de voornoemde drukdoos (21), enerzijds, en de voornoemde meetinrichting (22), anderzijds, een komputer (24) die zelf verbonden is met een printer (25) ; en in kombinatie met het voornoemd valgewicht (10) middelen die toelaten de slag van het valgewicht (10) op de paal (5) te verlengen door voornoemde slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de paal (5).

2.-Machine volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geleidingstoren (3) scharnierbaar is aangebracht op een geraamte (1) dat zelf is afgesteund op een verrijdbaar onderstel (2), meer speciaal een rupsbandonderstel, waarbij EMI14.1 de geleidingstoren (3) door middel van één of meer hydraulische cilinders (4) verbonden is met het geraamte (1) met de bedoeling de geleidingstoren (3) in een welbepaalde stand te kunnen brengen en houden ten opzichte van een paal (5) en waarbij het geraamte (1) voorzien is van steunmiddelen (6). <Desc/Clms Page number 15> 3.-Machine volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de middelen (7) waaraan het valgewicht (10) is opgehangen worden gevormd door een hydraulische cilinder (7).

4.-Machine volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de cilinder (7) voorzien is van zeer grote uitstroompoorten.

5.-Machine volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de geleidingstoren (3) onderaan een geleiding (17) vertoont waarin het vertikaal gedeelte van EMI15.1 een aambeeld (19) verplaatsbaar is aangebracht.

6.-Machine volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat op het aambeeld een rubbermat (20) is voorzien.

7.-Machine volgens een der konklusies 3 en 4, daardoor gekenmerkt dat het valgewicht via een spil (9) scharnierbaar is opgehangen aan de zuigerstang (8) van de hydraulische cilinder (7).

8. - Machine volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen die toelaten de slag van het valgewicht (10) op de paal (5) te verlengen door voornoemde slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de paal 5, gevormd worden door veren die onder het valgewicht (10) zijn bevestigd.

9.-Machine volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat de veren gevormd worden door paren veren (11,12 en 15,16) die koncentrisch in elkaar zijn geplaatst.

10.-Machine volgens konklusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat in een paar veren een geleidingsdoorn (13) is voorzien. <Desc/Clms Page number 16>

11. - Machine volgens één der konklusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de buitenste veer (11,15) van ieder paar veren (11,12 en 15,16) in ontspannen toestand een kleinere lengte vertoont dan de lengte van de overeenstemmende binnenste veer (12,16).

12.-Machine volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat de binnenste veren (12,16) een lengte vertonen die 10 à 15 cm langer is dan de lengte van de overeenstemmende buitenste veren (11,15). EMI16.1

13.-Machine volgens één der konklusies 8 tot 12, daardoor gekenmerkt dat verschillende paren veren (11, 12 en 15, 16) een verschillende lengte bezitten ten opzichte van de onderzijde van het valgewicht (10), met een lengteverschil EMI16.2 van bijvoorbeeld van de orde van 3 cm.

14.-Machine volgens één der konklusies 8 tot 12, daardoor gekenmerkt dat van de paren veren (11, 12 en 15, 16) er één in de as van het valgewicht (10) is geplaatst, terwijl de andere tegen de onderkant van het valgewicht (10) zijn bevestigd en zijn gelegen op een cirkel met als middelpunt de as van het valgewicht (10).

15.-Machine volgens één der konklusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de middelen die toelaten de slag van het valgewicht (10) op de paal (5) te verlengen door voornoemde slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de paal (5) worden gevormd door een rond valgewicht (10) dat aan de omtrek voorzien is van afdichtingsringen en dat aangebracht is in een aan de onderzijde afgesloten holle buis.

16.-Werkwijze voor het bepalen van het draagvermogen van funderingspalen, daardoor gekenmerkt dat ze het uitoefenen <Desc/Clms Page number 17> bevat van meerdere opeenvolgende slagen met verlengde impakt op een heipaal (5) via een tussen de kop van de heipaal en een aambeeld (19) aangebrachte drukdoos (21), door middel van een valgewicht (10) dat voorzien is van middelen die toelaten de slag van het valgewicht (10) op de heipaal (5) te verlengen door deze slag op te vangen en relatief langzaam over te brengen naar de heipaal (5) ; het registreren van iedere impakt op de heipaal (5) en het optekenen van deze registratie door een komputer (24) ;

het opmeten door middel van een meetinrichting (22,23) van de zakking van de heipaal onder invloed van iedere slag en het uitprinten door een printer (24) van het door de komputer (24) berekende last-zakkingsdiagram.

17.-Werkwijze volgens konklusie 16, daardoor gekenmerkt dat de op de heipaal (5) uitgeoefende slagen opeenvolgend met een grotere belasting worden toegepast.

18.-Werkwijze volgens konklusie 17, daardoor gekenmerkt dat in het geval van vier slagen de eerste slag een belasting vertegenwoordigt van 50% van de vooropgestelde draagkracht van de heipaal (5) en de volgende slagen een belasting vertegenwoordigen van respektievelijk 100%, 150% en 200% van voornoemde vooropgestelde draagkracht.