BE1005549A6

BE1005549A6 - Elektrische contactinrichting.

Info

Publication number: BE1005549A6
Application number: BE9001167A
Authority: BE
Inventors: Vuyst Hugo Richard Natalis De; Bruycker Romain De
Original assignee: Bell Telephone Mfg
Priority date: 1990-12-07
Filing date: 1990-12-07
Publication date: 1993-10-26
Also published as: EP0490860A1; AU8826691A; NZ240726A

Abstract

Deze inrichting omvat een contactelement (12) dat in een glijdend contact gebracht wordt met een contactelement (15) van een chipkaart (14) over een afstand d1. Tijdens deze verplaatsing wordt er een veer (9) samendrukt. Volgens op deze verplaatsing in één richtingszin wordt de chipkaart (14) teruggedreven door de veer (9) in de tegengestelde richtingszin en over een afstand d2 kleiner dan d1 zodt de mogelijke stofdeeltjes, opgehoopt tussen de contactelementen gedurende de eerste verplaatsing d1, weggeduwd worden en er op een gereinigd oppervlak contact plaats heeft.

Description

ELEKTRISCHE CONTACTINRICHTING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een elektrische contactinrichting die minstens een eerste contactelement omvat welk in staat is om met een tweede contactelement op zodanige wijze samen te werken dat, terwijl de contactelementen met mekaar in contact blijven, het ene contactelement ten opzichte van het andere aan een verplaatsing in een richtingszin wordt onderworpen.

Een dergelijke elektrische contactinrichting is reeds uit de gepubliceerde Franse oktrooiaanvraag No 2623314 bekend. Deze inrichting is een elektrische connector met een aantal eerste contactelementen en maakt deel uit van een chipkaartlezer, die gemonteerd is in een kaart gestuurd toestel in de nabijheid van een gleuf doorheen dewelke een chipkaart die een aantal tweede contactelementen draagt, in het toestel gestoken kan worden. Elk eerste contactelement wordt gevormd door een ingeklemde bladveer met een gebogen uiteinde en elk tweede contactelement is een vlakke elektrisch geleidende strook.

Deze worden in glijdend contact gebracht met de gebogen uiteinden van de bladveren als de chipkaart in het kaartgestuurd toestel gebracht wordt. Deze verplaatsing van de tweede contactelementen ten overstaan van de eerste in een richtingszin heeft een reinigend effect op de contactoppervlakken van deze contactelementen. Nochtans kan het gebeuren dat, meer bepaald in een bevuilde omgeving, vuil, zoals zand of stofdeeltjes, afgeschraapt

tijdens deze verplaatsing, zich op het einde daarvan tussen de contactelementen ophoopt. Dit kan aanleiding geven tot een slecht elektrisch contact of in the slechste geval tot een volledig verlies van contact.

Een doelstelling van de uitvinding bestaat erin een elektrische contactinrichting van het hierboven vermeld type te verschaffen, maar die een beter elektrisch contact verzekert.

Deze doelstelling wordt bereikt doordat zij aandrijfmiddelen omvat om dit ene contactelement, na de eerst genoemde verplaatsing aan een tweede verplaatsing te onderwerpen in een richtingszin tegengesteld aan de ene richtingszin terwijl het steeds met het andere contactelement in contact blijft.

Door de relatieve verplaatsing van de contactelementen in de tegenovergestelde zin, wordt het hierboven vermelde vuil van het uiteindelijk contactoppervlak tussen de contactelementen verwijderd, waardoor een beter elektrisch contact wordt gerealiseerd.

Een ander kenmerk van de uitvinding is dat de tweede verplaatsing korter is dan de eerstgenoemde verplaatsing.

Op het einde van de tweede verplaatsing maken de contactelementen dus contact op een plaats waar het contactoppervlak tijdens de eerste verplaatsing gereinigd werd, zodat het resultaat van de heen-en-weergaande verplaatsing een zelfreinigend elektrisch contact is.

De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van
EMI2.1
uitvoeringsvoorbeelden en van de bijbehorende tekeningen waarin Figuren 1, 2 en 3 een centrale doorsnede tonen van een elektrische contactinrichting volgens de uitvinding samen met een samenwerkend contactelement van een chipkaart in drie verschillende standen.

Deze elektrische contactinrichting is een elektrische connector, die deel uitmaakt van een chipkaartlezer gemonteerd in een kaartgestuurd toestel in de nabijheid van een gleuf doorheen dewelke een chipkaart in de connector gebracht kan worden.

De contactinrichting heeft een nagenoeg L-vormig lichaam algemeen aangeduid met 1 en voorzien van twee benen 2 en 3. Het been 2 heeft een groef 4 die zich over zijn breedte ervan uitstrekt, maar die in het midden onderbroken is door een cylindrische holte 5 die aan zijn ene uiteinde uitmondt in de wand 6 en aan zijn andere uiteinde begrensd wordt door de aanslagen 7 die zich voorbij de bodem 8 van de groef 4 uitstrekken. Een spiraalvormige veer 9 is gemonteerd in de holte 5 welke afgesloten is door een dekplaat 10. Het onderste oppervlak van de groef 4 en het bovenste oppervlak van het been 3 vormen samen een kaartgeleidingsoppervlak 11 dat afgesloten wordt door de bodem 8 van de groef 4 waarin de veer 9 eindigt.

In het been 2 zijn de uiteinden ingeklemd van een aantal contactelementen waarvan slechts een, 12, zichtbaar is op de figuren. Dit contactelement heeft een gebogen uiteinde 13 dat naar het kaartgeleidingsoppervlak 11 gericht is.

De elektrische contactinrichting is in staat om samen te werken met een chipkaart, zoals 14, wiens bovenste oppervlak voorzien is van een aantal contactelementen of stroken, gelijk aan het aantal contactelementen 12, en waarvan er slechts een, 15, zichtbaar is in de figuren.

Als de chipkaart 14 in de hoger vermelde gleuf van het toestel wordt gestoken, wordt ze over het geleidingsoppervlak 11 van de elektrische contactinrichting geleid. Drie verschillende opeenvolgende standen van deze kaart zijn in de figuren 1 tot 3 getoond.

Fig. 1 toont de chipkaart 14 in een stand waarin het uiteinde 13 van het contactelement 12 contact begint te

maken met het contactelement 15 van de kaart 14 en waarin de veer 9 in de ontspannen toestand is. Wanneer deze kaart verder in het toestel wordt gestoken en aldus verplaatst wordt over een afstand dl, n. l. tot haar rand de bodem 8 van groef 4 raakt, zoals getoond in Fig. 2, wordt de veer 9 samengedrukt over een afstand d2 kleiner dan dl. Deze veer wordt dus gewapend hetgeen betekent dat daarin energie wordt opgeslagen.

Tijdens deze verplaatsing dl van de positie van Fig.

1 naar deze van Fig. 2 blijft het contactelement 15 in contact met het contactelement 12, 13. Daarbij wordt het oppervlak van contactelement 15 gereinigd over deze afstand dl tengevolge van de schraapwerking die erop wordt uitgeoefend door het uiteinde 13 van het contactelement 12.

De hoop stofdeeltjes aldus eventueel verzameld is voorgesteld door 16 en kan de contactelementen 12, 13 en 15 min of meer van elkaar isoleren en een onderbreking of verslechtering van het elektrisch contact veroorzaken indien er geen bijkomende maatregelen zouden genomen worden. Dit negatief effekt wordt teniet gedaan doordat als de chipkaart 14 losgelaten wordt de samengedrukte veer 9 ontspant en de chipkaart terugdrijft in de zin van de pijl 17 over de hogergenoemde afstand d2, zoals voorgesteld in Fig. 3. Door deze verplaatsing in de richtingszin tegengesteld aan de eerste verplaatsing wordt de hoop 16 verplaatst weg van het contactoppervlak tussen de contactelementen 13 en 15.

Doordat d2 kleiner is dan dl is het uiteindelijke contactoppervlak tussen de contactelementen na de tweede verplaatsing gelegen op een plaats die gereinigd werd door de schraapwerking uitgevoerd tijdens de eerste verplaatsing. Aldus wordt een goed zelfreinigend elektrisch contact gerealiseerd.

Het is duidelijk dat in plaats van een veer men andere elementen voor het drijven van de kaart in de tegenovergestelde zin zou kunnen toepassen, bijvoorbeeld

een veerkrachtig kussen of een aandrijfmotor.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.

Claims

CONCLUSIES 1. Elektrische contactinrichting die minstens een eerste contactelement (12) omvat welk in staat is om met een tweede contactelement (15) op zodanige wijze samen te werken dat, terwijl de contactelementen met mekaar in contact blijven, het ene contactelement (15) ten opzichte van het andere (12) aan een verplaatsing in een richtingszin wordt onderworpen, met het kenmerk dat zij aandrijfmiddelen (9) omvat om dit ene contactelement (15) na de eerst genoemde verplaatsing (dl) aan een tweede verplaatsing (d2) te onderwerpen in een richtingszin tegengesteld aan de ene richtingszin terwijl het steeds met het andere contactelement in contact blijft.
2. Elektrische contactinrichting volgens conclusie EMI6.1 1 met het kenmerk dat de tweede verplaatsing (d2) korter is dan de eerstgenoemde verplaatsing (dl).
3. Elektrische contactinrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat tijdens de eerstgenoemde verplaatsing (dl) in de aandrijfmiddelen energie wordt opgeslagen.
4. Elektrische contactinrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het tweede contactelement (15) t. o. v. het eerste contactelement (12 13) verplaatsbaar is, waarbij de eerste verplaatsing (dl) energie-opslag bewerkstelligt in een veerkrachtig orgaan (9) dat deze aandrijfmiddelen vormt en de navolgende energie vrijmaking tot de tweede verplaatsing (d2) aanleiding geeft. <Desc/Clms Page number 7>
5. Elektrische contactinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat dit veerkrachtig orga-an een veer (9) is die bij samendrukking energie opslaat.
6. Elektrische contactinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat dit verplaatsbaar tweede contactelement (15) gedragen wordt door een kaart, die in een toestel gestoken kan worden waarvan deze contactinrichting deel uitmaakt om dit tweede contact element (15) t. o. v. dit eerste contactelement (12, 13) te verplaatsen.
7. Elektrische contactinrichting volgens conclusies 5 en 6, met het kenmerk dat zij een lichaam (1) omvat met een geleidingswand (11) om deze kaart (14) tijdens deze verplaatsingen te geleiden en een groef (4) heeft met een bodem (8) die deze geleidingswand (11) afsluit en zich uitstrekt over de breedte ervan, waarbij deze veer in de groef (4) uitmondt en wordt samengedrukt als deze kaart (14) in de groef (4) dringt en tot zij de bodem (8) ervan raakt.
8. Elektrische contactinrichting volgens conclusie EMI7.1 7, met het kenmerk dat het eerste contactelement (12) zodanig in het lichaam (1) gemonteerd is dat de eerste verplaatsing (dl) begint voordat de veer (9) wordt samengedrukt en eindigt als de kaart (14) de bodem (8) van de groef (4) raakt.
9. Elektrische contactinrichting volgens conclusie EMI7.2 7, met het kenmerk dat deze veer (9) spiraalvormig is en dat het lichaam (1) een cylindrische holte (5) omvat waarin de veer (9) gemonteerd is, waarbij deze holte (5) aan een kant afgesloten is door een dekplaat (10) en aan de andere kant begrensd is door aanslagen (7) die zich voorbij de bodem (8) van de groef (4) uitstrekken.
10. Elektrische contactinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het eerste contactelement een bladveer (12) is die met zijn ene uiteinde in het lichaam <Desc/Clms Page number 8> is vastgeklemd en een gebogen ander uiteinde (13) heeft, en dat het tweede contactelement een vlakke strook (15) is gemonteerd op de kaart (14), waarbij de bladveer (12) tijdens de verplaatsingen Cd1, d2) een druk uitoefent op de strook (15).