<Desc/Clms Page number 1>
"Inrichting voor het aandrijven van een zeefband voor knollen zoals ondermeer aardappelen"
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aandrijven van een zeefband voor knollen zoals ondermeer aardappelen bestaande uit minstens twee banden waarop spijlen zijn bevestigd.
Meestal zijn deze spijlen die zieh dwars tussen de banden uitstrekken bedekt met een veerkrachtig materiaal, zoals rubber omdat dan de over de zeefband rollende knollen, meestal aardappelen, weinig of in het geheel niet gekwetst worden.
De gebruikelijke aandrijving van een dergelijke zeefband doet beroep op een van de twee volgende oplossingen : a) een nokkenwiel grijpt in op de vertandingen van een riem, langs de onderkant daarvan : b) een tandwiel of een stel van tandwielen grijpen in op de spijlen. c) een combinatie van de onder a en b genoemde oplossingen.
Deze oplossingen hebben het nadeel dat voor elke steek (zowel bij toepassing van een vertande riem als bij gebruikmaking van de spijlen) een nieuw tandwiel of stel van tandwielen moet worden gebruikt. Dit probleem zou kunnen worden opgevangen door inschakeling van een of meer gladde rollen. Het gebruik van gladde rollen veroorzaakt slib wat totaal ongewenst
EMI1.1
is.
Wanneer nu, zoals door het EP octrooi 0 059 950 voorgesteld, een dergelijke transportband
<Desc/Clms Page number 2>
wordt aangedreven door een trommel waarrond de band wordt geleid, dan drukt deze aandrijfrol tegen de spijlen en wordt hun bekleding betrekkelijk snel beschadigd.
Dit octrooi beschrijft inderdaad een aardappeloogstmachine waarin een transportband met zijn spijlen in nauw contact komt met een rubber bekleding van een aandrijftrommel.
De uitvinding heeft nu tot doel de nadelen van dergelijke en gelijkaardige machines te verhelpen en een inrichting voor te schrijven die onder alle omstandigheden een secure aandrijving van de zeefband verzekert en de verende bekleding van de spijlen bespaart.
Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken, bevat de inrichting volgens de uitvinding, voor minstens twee riemen, twee onder elkaar samenwerkende aandrijfrollen die langs weerszijden van deze riemen ter hoogte van de verbinding tussen spijlen en riemen zijn opgesteld en naar elkaar toe worden gedrukt.
Volgens een eerste mogelijke uitvoeringsvorm zijn hogerbedoelde aandrijfrollen van een gladde bekleding uit rubber of een'technisch equivalent uit een soepele veerkrachtige stof voorzien.
Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm zijn hogerbedoelde aandrijfrollen voorzien van een geribde bekleding uit rubber of een technisch equivalent uit een veerkrachtige stof.
Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een inrichting voor het aandrijven van een zeefband voor knollen zoals ondermeer aardappelen, volgens de uitvinding.
Deze beschrijving wordt uitsluitend bij
<Desc/Clms Page number 3>
wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 vertoont schematisch, en volgens een perspectivische voorstelling, een gedeelte van een transportband met spijlen en een as waarop drie aandrijfrollen zijn gemonteerd.
Figuur 2 illustreert, eveneens schematisch, de opstelling van twee onder elkaar samenwerkende aandrijfrollen, samen met een voorstelling van de mogelijke veerbelasting van
EMI3.1
minstens een aandrijfrol.
Figuur 3 is een zieht analoog aan dit volgens figuur 2 waarbij de assen van de aandrijfrollen in een vlak liggen dat evenwijdig of nagenoeg evenwijdig loopt met de transportband, samen met een mogelijke uitvoeringsvorm van de veerbelasting van een van de aandrijfrollen.
De inrichting voor het aandrijven van een zeefband volgens de uitvinding wordt gevormd door op minstens een aangedreven as 1 aandrijfrollen 2 te voorzien die telkens voorkomen ter hoogte waar de spijlen 3 van de zeefband 4 verbonden zijn met de riemen 5.
Zoals reeds in de aanhef uiteengezet, worden de spijlen 3 meestal met een veerkrachtige stof bekleed om de aardappelen of gelijkaardige knollen niet te kwetsen.
In figuur 1 is een mogelijke verbinding voorgesteld van spijlen 3 met riemen 5. Uiteraard kan men zieh andere oplossingen voor deze verbinding indenken. De figuren 2 en 3 illustreren dan op zeer schematische wijze twee mogelijke uitvoeringsvormen. De aandrijving van de transportband geschiedt dus hoofdzakelijk zoniet uitsluitend ter hoogte van de
<Desc/Clms Page number 4>
aandrijfrollen 2 waarvan de draaizin wordt verduidelijkt door de pijltjes. De aandrijfrollen kunnen voorzien zijn van een gladde bekleding uit rubber of een technisch equivalente veerkrachtige stof.
Zij kunnen uitwendig ook voorzien zijn van een geribd verend materiaal. Het dwarsprofiel van deze geribde aandrijfrollen hoeft dan aangepast te worden aan het overlangs profiel dat ontstaat door de verbinding van de spijlen 3 met de riemen 5. Aandrijfwielen uit metaal kunnen eveneens worden gebruikt. De met de verwijzing 6 aangeduide rol kan een teruglooprol 6 zijn, maar naargelang de behoefte kan men hier ook onder 6 een aandrijfrol indenken. De slip die ter hoogte van de rol 6 zou kunnen vastgesteld worden, wordt volledig door de onder elkaar samenwerkende rollen 2 vermeden. De as 7 is dan eveneens als aandrijfas te beschouwen.
Eén van de rollen 2 uit figuur 1, t. w. deze die langs de binnenzijde van de riemen 5 voorkomt, staat onder een regelbare veerspanning. De veerspanning wordt schematisch voorgesteld door een trekveer 8 die. inwerkt op een als hefboom werkende arm 9 met scharnierpunt 10.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 3 schept een groter contactoppervlak tussen riem-en aandrijfrollen 2.
De hartlijnen van de aandrijfrollen 2 liggen hier in een vlak dat evenwijdig of nagenoeg evenwijdig loopt met riem 5. Op te merken valt dat het vlak bepaald door de assen van de aandrijfrollen 2 de transportband onder gelijk welke hoek kan snijden. Ook hier wordt een van de aandrijfrollen 2 tegen de andere verend aangedrukt door gebruik te maken van een trekveer 8'die cp een arm 9'me scharnierpunt 10'de nodige trekkracht uitcefent.
Stroomopwaarts van een stel van onder
<Desc/Clms Page number 5>
elkaar samenwerkende aandrijfollen kan nog een steunrol worden voorzien die het contactoppervlak met een stroomopwaarts gelegen aandrijfrol verhoogt.
Dankzij de structuren volgens de uitvinding wordt vermeden dat enig onderdeel nog in contact zou komen met de spijlen 3 en in hoofdzaak met hun veerkrachtige bekleding. Een dergelijk contact heeft op betrekkelijk korte tijd een beschadiging van deze bekleding voor gevolg, wat als uitermate nadelig kan worden aanzien.
De uitvinding is uiteraard niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en vele wijzigingen zouden hieraan kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van de octrooiaanvrage te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
"Device for driving a sieve belt for tubers such as potatoes"
The invention relates to a device for driving a sieve belt for tubers, such as potatoes consisting of at least two belts on which bars are attached.
Usually these bars which extend transversely between the belts are covered with a resilient material, such as rubber, because the tubers rolling over the sieve belt, usually potatoes, are then little or not hurt at all.
The usual drive of such a sieve belt relies on one of two solutions: a) a cam wheel engages the teeth of a belt, along the bottom thereof: b) a gear or a set of gears engage the bars. c) a combination of the solutions mentioned under a and b.
These solutions have the drawback that for each pitch (both when using a toothed belt and when using the bars) a new gear or set of gears must be used. This problem could be overcome by using one or more smooth rollers. The use of smooth rollers causes sludge which is completely undesirable
EMI1.1
is.
When, as proposed by EP patent 0 059 950, such a conveyor belt
<Desc / Clms Page number 2>
driven by a drum around which the belt is guided, this drive roller presses against the bars and their cladding is damaged relatively quickly.
This patent indeed describes a potato harvester in which a conveyor belt with its bars comes into close contact with a rubber coating of a drive drum.
The invention now has for its object to obviate the drawbacks of such and similar machines and to prescribe a device which ensures a safe drive of the sieve belt under all circumstances and saves the springy coating of the bars.
In order to make this possible according to the invention, the device according to the invention comprises, for at least two belts, two mutually co-operating drive rollers which are arranged on either side of these belts at the level of the connection between bars and belts and are pressed together.
According to a first possible embodiment, the above-mentioned drive rollers are provided with a smooth coating of rubber or a technical equivalent of a flexible resilient material.
According to another possible embodiment, the above-mentioned drive rollers are provided with a ribbed coating of rubber or a technical equivalent of a resilient material.
Other details and advantages of the invention will become apparent from the following description of a device for driving a sieve belt for tubers, such as potatoes, according to the invention.
This description is only included with
<Desc / Clms Page number 3>
given by way of example and does not limit the invention. The reference numbers refer to the attached figures.
Figure 1 shows schematically, and according to a perspective representation, a part of a conveyor belt with bars and a shaft on which three drive rollers are mounted.
Figure 2 illustrates, also schematically, the arrangement of two co-operating drive rollers, together with a representation of the possible spring load of
EMI3.1
at least one drive roller.
Figure 3 is an analogous to that of Figure 2 in which the shafts of the drive rollers are in a plane parallel or substantially parallel to the conveyor belt, along with a possible embodiment of the spring load of one of the drive rollers.
The device for driving a sieve belt according to the invention is formed by providing drive rollers 2 on at least one driven shaft 1, each of which occur at the location where the bars 3 of the sieve belt 4 are connected to the belts 5.
As already explained in the preamble, the bars 3 are usually covered with a resilient fabric so as not to injure the potatoes or similar tubers.
Figure 1 shows a possible connection of bars 3 with belts 5. Obviously, other solutions for this connection can be envisaged. Figures 2 and 3 illustrate in a very schematic manner two possible embodiments. The conveyor belt is therefore driven mainly if not exclusively at the height of the
<Desc / Clms Page number 4>
drive rollers 2, the sense of rotation of which is illustrated by the arrows. The drive rollers may be provided with a smooth rubber coating or a technically equivalent resilient fabric.
They can also be externally provided with a ribbed springy material. The transverse profile of these ribbed drive rollers then has to be adapted to the longitudinal profile resulting from the connection of the bars 3 to the belts 5. Metal drive wheels can also be used. The roller indicated with reference 6 can be a return roller 6, but depending on the need, a drive roller can also be envisaged here under 6. The slip that could be determined at the level of the roller 6 is completely avoided by the mutually co-operating rollers 2. The shaft 7 can then also be regarded as a drive shaft.
One of the rollers 2 from figure 1, t. w. that which occurs along the inside of the belts 5 is under an adjustable spring tension. The spring tension is schematically represented by a tension spring 8 which. acts on a lever arm 9 with pivot point 10.
The embodiment according to figure 3 creates a larger contact surface between belt and drive rollers 2.
The axes of the drive rollers 2 here lie in a plane which is parallel or almost parallel to belt 5. It is to be noted that the plane defined by the axes of the drive rollers 2 can cut the conveyor belt at any angle. Here, too, one of the drive rollers 2 is pressed against the other resiliently by using a tension spring 8 'which provides the necessary pulling force on an arm 9' pivot point 10 '.
Upstream of a couple from below
<Desc / Clms Page number 5>
co-operating drive rollers, a support roller can be provided which increases the contact area with an upstream drive roll.
Thanks to the structures according to the invention, it is avoided that any part would still come into contact with the bars 3 and mainly with their resilient coating. Such contact results in damage to this coating in a relatively short time, which can be regarded as extremely disadvantageous.
Of course, the invention is not limited to the above-described embodiment, and many modifications could be made to it without departing from the scope of the patent application.