BE1005066A3 - Inrichting voor het snijden van een strook en het eventueel vouwen en het stapelen van de verkregen strookdelen. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het snijden van een strook (6) en het eventueel vouwen en het opstapelen van de door het snijden verkregen strookdelen, welke inrichting, enerzijds, een werkstation (2) bevat met een draagkonstruktie (9) en daaropgemonteerd een transportinrichting (11) voor de strook (6), een dwarssnijinrichting (13) en een vouwinrichting (14), en, anderzijds, een opvanginrichting (3) voor het op stapels opvangen van de afgesneden strookdelen, die onder het werkstation (2) opgesteld is en ten minste een in horizontale richting ten opzichte van het werkstation (2) verplaatsbaar gedeelte (46) en middelen (46) om dit gedeelte (46) te verplaatsen, bevat, daardoor gekenmerkt dat het werkstation (2) op en neer verplaatsbaar boven het in horizontale richting verplaatsbare gedeelte (44) van de opvanginrichting (3) opgesteld zodat een stapel rechtstreeks op dit gedeelte (46) gevormd wordt en de inrichting middelen (17, 18) bevat om het werkstation (2) in funktie van de hoogte van de stapel ten opzichte van dit verplaatsbare gedeelte (46) te verplaatsen.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het snijden van een strook en het eventueel vouwen en het stapelen van de verkregen strookdelen. De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het snijden van een strook en het eventueel vouwen en het stapelen van de door het snijden verkregen strookdelen, welke inrichting, enerzijds, een werkstation bevat met een draagkonstruktie en daarop gemonteerd een transportinrichting voor de strook, een dwarssnijinrichting en een vouwinrichting, en, anderzijds, een opvanginrichting voor het op stapels opvangen van de, afgesneden strookdelen, die onder het werkstation opgesteld is en ten minste een in horizontale richting ten opzichte van het werkstation verplaatsbaar gedeelte en middelen om dit gedeelte te verplaatsen, bevat. 



  Dergelijke inrichtingen worden dikwijls geplaatst na een drukinrichting in het bijzonder voor kettingformulieren. De daarin gebruikte vouwinrichting bevat op de gebruikelijke manier middelen om strookdelen in zig-zag op een steun of op reeds op deze steun aanwezige strookdelen neer te leggen 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 en elementen om de vouwen plat te strijken. Deze platstrijkelementen moeten dan ook nagenoeg ter hoogte van de steun of de reeds erop geplaatste stapel gelegen zijn. Aangezien de Stapel steeds hoger wordt naarmate er meer van een strookdeel of meer strookdelen op de steun geplaatst worden, moeten het werkstation en de steun ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. 



  Bij de bekende inrichtingen van voornoemde soort is het werkstation vast in hoogte maar de steun op en neer verplaatsbaar op een einde van een in horizontale richting verplaatsbaar maar in de hoogte vast gedeelte van de opvanginrichting. Vooraleer een Stapel gevormd wordt, wordt de steun omhoog tegen het werkstation gebracht. Naarmate de Stapel in hoogte toeneemt daalt deze steun en, wanneer de stapel voldoende hoog is, wordt de steun omlaag gebracht tot ter hoogte van het horizontaal verplaatsbare gedeelte. Door een mechanisme wordt tenslotte de Stapel van de steun op het verplaatsbare gedeelte geschoven. De afstand tussen de steun en het werkstation is relatief groot en groter dan de hoogte van de grootste Stapel die door de opvanginrichting moet kunnen opgevangen worden.

   Indien evenwel slechts een kleine stapel gewenst is dan moet het op en neer verplaatsbare gedeelte ook na het vormen van de kleine stapel toch nog over een relatief grote afstand dalen tot op het niveau van het horizontaal verplaatsbare 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 gedeelte hetgeen een tijdverlies betekent. Het mechanisme om de stapel van de steun af te schuiven maakt de konstruktie van de inrichting ingewikkelder en ook dit afschuiven vergt bijkomende tijd. 



  De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een inrichting voor het snijden van een strook, het eventueel vouwen en het stapelen van de verkregen strookdelen strook te verschaffen die relatief eenvoudig van konstruktie is maar toch een snelle werking toelaat. 



  Tot dit doel is het werkstation op en neer verplaatsbaar boven het in horizontale richting verplaatsbare gedeelte van de opvanginrichting opgesteld zodat een stapel rechtstreeks op dit gedeelte gevormd wordt en bevat de inrichting middelen om het werkstation in funktie van de hoogte van de stapel ten opzichte van dit verplaatsbare gedeelte te verplaatsen. 



  Een afzondelijke op en neer verplaatsbare steun en een mechanisme om de stapel eraf te schuiven zijn overbodig. De afstand tussen het werkstation en de opvanginrichting is, ongeacht de hoogte van de stapel, steeds minimaal, namelijk nagenoeg gelijk aan de hoogte van de stapel zodat de relatieve verplaatsing van het werkstation ten opzichte van de opvanginrichting ook steeds minimaal is. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de vouwinrichting in en buiten werking stelbaar. 



  In deze uitvoeringsvorm kan de inrichting ook gemakkelijk losse bladen, waarbij dus uiteraard niet moet gevouwen worden, in stapels afleveren. 



  Doelmatig bevat de inrichting dan tevens een wentelelement om een blad van de buiten werking   gestelde   vouwinrichting op te vangen en neer te leggen op de opvanginrichting of een reeds daarop gevormde stapel, welk wentelelement verplaatsbaar op de draagkonstruktie gemonteerd is en in één stand op of onder het onderste einde van de buiten werking gestelde vouwinrichting gelegen is. 



  In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de vouwinrichting een geleiding voor de strookdelen die bovenaan rond een horizontale as wentelbaar op de draagkonstruktie gemonteerd is, middelen om deze geleiding heen en weer te wentelen en twee platstrijkelementen die onder de wentelbare geleiding, aan weerszijden van een vertikaal vlak door de wentelas van de geleiding, opgesteld zijn. 



  In een bijvoorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de inrichting een besturingsinrichting die 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 ten minste de dwarssnijinrichting bestuurt, terwijl het werkstation een detektor bevat, voor het   detekteren   van merktekens aangebracht op de strook, die op de besturingsinrichting aangesloten is. 



    Uitgaande   van de informatie van de detektor kan de besturingsinrichting nauwkeurig het ogenblik dat de strook gesneden wordt, bepalen. 



  Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een inrichting voor het snijden van een strook en het eventueel vouwen en het stapelen van de verkregen strookdelen volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet.

   De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen, waarin : figuur 1 op schematische wijze een vooraanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II uit figuur   1,   op grotere schaal getekend ; figuur 3 een zijaanzicht weergeeft van het werkstation uit de inrichting uit figuur 1 waarbij een zijwand van 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 de draagkonstruktie weggelaten werd, op grotere schaal getekend ; figuur 4 een zijaanzicht weergeeft analoog aan dit uit figuur 3, maar met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. 



  De inrichting weergegeven in de figuren bevat in hoofdzaak een vertikale geleiding   1,   een daarover op en neer verplaatsbaar werkstation 2 en een onder dit werkstation opgestelde opvanginrichting 3 die uit een op een gestel 4 gemonteerde transportband zonder einde 5 bestaat. 



  Een strook 6 van papier die van perforaties langs haar randen voorzien is en die bedrukt werd in een drukinrichting, wordt via een buffer 7 en over geleidingsrollen 8 op het bovenste einde van de geleiding 1 aan het werkstation 2 toegevoerd. 



  Dit werkstation 2 bevat, zoals in detail in de figuren 2 en 3 weergegeven is een draagkonstruktie 9 met twee opstaande zijwanden 10 waartussen, opeenvolgend van boven naar onder, een transportinrichting 11, een langssnijinrichting 12, een dwarssnijinrichting 13 en een vouwinrichting 14 gemonteerd zijn. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 De draagkonstruktie 9 bevat een wagen 15 waarop de opstaande zijwanden 10 gemonteerd zijn, die met wielen 16 over geleiding 1 verrijdbaar is. Deze wagen 15 draagt een tandwiel 17 dat door een in twee richtingen draaibare motor 18 gedreven is en dat samenwerkt met een tandheugel 19 die deel uitmaakt van de geleiding 1. De motor 18 wordt bestuurd door een bestuuringsinrichting 20 waarmee hij met een leiding 21 in verbinding staat. 



  De transportinrichting 11 bevat twee, tegenover een geleidingsplaat 22 opgesteld pintraktors die elk een van pinnen voorziene riem zonder einde 23 bevatten. De twee riemen zonder einde 23 lopen over twee boven elkaar tussen de zijwanden 10 gemonteerde rollen 24 waarvan de onderste door een stappenmotor 25 intermitterend gedreven wordt. 



  De langssnijinrichting 12 bevat twee schijfvormige messen 26 die op een horizontale as 27 tegenover steunen 28 vastgemaakt zijn. De as 27 die gelagerd is in de zijwanden 10 wordt gedreven door een motor 29. 



  De dwarssnijinrichting 13 bevat twee horizontale dwars op de zijwanden 10 gerichte messen, namelijk een vast mes 30 en een ten opzichte daarvan heen en weer verschuifbaar mes 31. Het mes 31 werkt samen met een nokkenschijf 32 die dit mes tegen de werking van een veer 33 in tegen het vaste mes 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 30 kan duwen om de strook 6 te snijden. De nokkenschijf 32 is vast op een as 34 die gedreven wordt door een stappenmotor 35. 



  De vouwinrichting 14 bevat een heen en weer wentelende geleiding 36 die twee evenwijdige neerwaarts gerichte platen 37 die bovenaan met elkaar verbonden zijn door tappen 38 waarmee ze wentelbaar rond een horizontale as tussen de zijwanden 10 gemonteerd zijn. De bovenkant van de gleuf 39 tussen de platen 37 is juist onder de   spleet   tussen de messen 30 en 31 gelegen. Op hun onderste rand zijn de platen 37 van geleidingsrollen 40 voorzien. Een van de tappen 38 is gedreven door een in beide richtingen wentelbare stappenmotor 41. 



  De vouwinrichting 14 bevat tevens twee platstrijkelementen 42 die onder de geleiding 36, aan weerszijden van het theoretische vertikale vlak door de wentelas van de geleiding 36, op dezelfde hoogte, wentelbaar tussen de onderste einden van de zijwanden 10 gemonteerd zijnde. Deze elementen 42 streken zieh evenwijdig uit aan de wentelas van de geleiding 36 en bezitten dwars op hun wentelas een nagenoeg halfcirkelvormige doorsnede waarbij het ene element 42 over 180 graden ten opzichte van het andere verdraaid is. De twee wentelbare platstrijkelementen 42 worden gedreven door stappenmotoren 43. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 De transportband 5 van de opvanginrichting 3 bestaat uit een eigenlijke band zonder einde 44 die over twee in het gestel 4 gelagerde rollen 45 loopt, met het bovenste bandgedeelte horizontaal. Een van de rollen 45 wordt gedreven door een motor 46. 



  Niet alleen de motor 18 maar ook de motoren 25,29, 35,41, 43 en 46 zijn door een leiding 21 aangesloten op de besturingsinrichting 20 en worden door deze inrichting bestuurd. 



  Deze besturingsinrichting sluit ook aan op een fotodetektor 47 die juist boven de dwarssnijinrichting 13 gemonteerd is en merktekens die door de drukinrichting op de strook 6 aangebracht zijn kan detekteren. 



  De strook 6 wordt tussen de geleidingsplaat 22 en de riemen zonder einde 23 aangebracht met de pinnen doorheen perforaties langs de randen van de strook 6. Bij het starten van de inrichting beveelt de besturingsinrichting het starten van de stappenmotor 25 waardoor de strook door de riemen 23 neerwaarts verplaats wordt. Terzelfder tijd worden ook de motoren 29,41 en 43 gestart. Door de langssnijinrichting 12 worden de randen met perforaties van de strook 6 afgesneden. Wanneer de fotodetektor 47 een merkteken of een willekeurig vooraf bepaald aantal 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 merktekens gedetekteerd heeft en de besturingsinrichting 20 overeenstemmende signalen ontvangen heeft beveelt deze laatste het in werking treden van de motor 35.

   Hierdoor wordt de nokkenschijf 32   een   toer gewenteld waardoor het verplaatsbare mes 31 tegen het vaste mes 30 geduwd wordt en de strook 6 doorgesneden wordt. Tijdens deze snijbewerking beveelt de besturingsinrichting 20 het stoppen van de motoren 25 en 29 zodat de strook 6 stilstaat. 



  Het afgesneden strookdeel valt in de gleuf 39. De besturingsinrichting 20 stuurt de stappenmotor 41 zo dat de geleiding 36 heen en weer wentelt waardoor dit strookdeel in zig-zag op de stilstaande transportband 5 of op een reeds daarop geplaatste stapel neergelegd wordt. 



  Achtereenvolgens worden de vouwen aan de ene en de andere zijde platgestreken door de platstrijkelementen 42 die door de motoren 43 met dezelfde snelheid gewenteld worden. 



  Naarmate de stapel op het bovenste bandgedeelte van de band zonder einde 44 groter wordt, beveelt de besturingsinrichting het omhoog gaan van het werkstation 2 door de stappenmotor 18 in werking te stellen, zo dat de platstrijkelementen 42 zieh steeds op de juiste hoogte bevinden om de vouwen van de in zig-zag neergelegde strookdelen te kunnen platstrijken. Op een zelfde stapel 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 kunnen   een   of meerdere strookdelen met een vooraf bepaalde lengte gelegd worden. 



  Wanneer de stapel de gewenste hoogte bereikt heeft, hetgeen bijvoorbeeld kan gedetekteerd worden door fotocellen of dergelijke of door het tellen van het aantal strookdelen, beveelt de besturingsinrichting 20 de verplaatsing van de band 44 over een beperkte afstand door de stappenmotor 46 tijdelijk in werking te stellen. Onmiddelijk daarna doet de inrichting 20 door het in werking stellen van de stappenmotor 18 in de gepaste draaiingsrichting het werkstation 2 naar zijn laagste stand, juist boven de transportband 5 verplaatsen. 



  De uitvoeringsvorm van het werkstation 2 weergegeven in figuur 4, verschilt in hoofdzaak van de uitvoeringsvorm uit de vorige figuren door een andere konstruktie van de vouwinrichting 14 die overigens buiten werking stelbaar is. 



  Meer in het bijzonder zijn de twee platstrijkelementen 42 samen in hoogte instelbaar ten opzichte van de geleiding 36 doordat ze gemonteerd zijn tussen onderste gedeelten van de zijwanden 10 die los zijn van de rest en door middel van cilinderzuigermechanismen 48 in hoogte instelbaar zijn ten opzichte deze rest. Een van de twee platstrijkelementen 42 is daarenboven in horizontale richting verschuifbaar tot in 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 het vertikale vlak door de wentelas van de geleiding 36. Dit verschuifbare platstrijkelement 42 vormt in de laatsgenoemde stand in feite geen platstrijkelement meer maar een wentelelement voor het opvangen van een blad uit de stilstaande geleiding 36 en het neerwentelen van dit blad op de transportband 5 of op reeds daarop geplaatste bladen.

   Hiertoe is dit verschuifbare element 42 in zijn langsrichting van een gleuf 49 voorzien die op zijn buitenoppervlak uitmondt, zoals weergegeven in figuur 4. 



  De inrichting voorzien van het werkstation 2 volgens de uitvoeringsvorm uit figuur 4 kan zowel stapels met   n of meer gevouwen strookdelen afleveren als stapels met losse bladen. 



  Voor het afleveren van gevouwen strookdelen, zijn de verplaatsbare onderste einden van de zijwanden 10 naar boven tegen de rest van de zijwanden geschoven en bevindt het verschuifbare platstrijkelement 42 zieh ten opzichte van het vertikale vlak door de wentelas van de geleiding 36 symmetrisch ten opzichte van het andere platstrijkelement 42. De inrichting werkt volledig zoals hoger beschreven waarbij dus de vouwinrichting 14 in werking is of met andere woorden de geleiding 36 heen en weer wentelt en de twee elementen 42 platstrijken. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 Om losse, niet gevouwen bladen af te leveren, moet de vouwinrichting 14 uitgeschakeld zijn, dit wil zeggen dat niet meer gevouwen mag kunnen worden. Hiertoe staat de geleiding 36 stil in vertikale stand.

   Het verschuifbare platstrijkelement 42 moet evenwel verder gewenteld worden en het andere platstrijkelement 42 mag verder gewenteld worden, maar deze elementen 42 strijken niet meer plat. Het verschuifbaare platstrijkelement 42 moet daarenboven onder de geleiding 36 geplaatst zijn zoals weergegeven in de figuur 4. Uiteraard bestuurt de besturingsinrichting 20 de dwarssnijinrichting 13 zo dat bladen van de gewenste lengte van de stook 6 gesneden worden. Deze bladen vallen door de gleuf 39 en worden opgevangen in de gleuf van het verschuifbare element 42 dat niet als platstrijkelement maar als wentelelement werkt en de opgevangen bladen op een stapel neerlegt. 



  De hiervoor beschreven inrichtingen zijn relatief eenvoudig van konstruktie. Doordat het werkstation 2 op en neer verplaatsbaar is en rechtstreeks stapelt op de transportband 5, kunnen opeenvolgende stapels zeer snel na elkaar worden gevormd zodat de inrichting zeer snel kan werken. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden. 



  In het bijzonder moet de opvanginrichting niet noodzakelijk een transportband bevatten. Andere transportinrichtingen met een horizontaal verplaatsbaar gedeelte, zoals een verschuifbare tafel, kunnen gebruikt worden. 



  De transportinrichting van het werkstation moet ook niet noodzakelijk pintraktors bevatten. Het transport kan ook door middel van drukrollen geschieden, in welk geval de strook niet van perforaties moet voorzien zijn en de langssnijinrichting uiteraard overbodig is.

Claims (1)

1. Konklusies. 1.- Inrichting voor het snijden van een strook (6) en het eventueel vouwen en het stapelen van de door het snijden verkregen strookdelen, welke inrichting, enerzijds, een werkstation (2) bevat met een draagkonstruktie (9) en daarop gemonteerd een transportinrichting (11) voor de strook (6), een dwarssnijinrichting (13) en een vouwinrichting (14), en, anderzijds, een opvanginrichting (3) voor het op stapels opvangen van de afgesneden strookdelen, die onder het werkstation (2) opgesteld is en ten minste een in horizontale richting ten opzichte van het werkstation (2) verplaatsbaar gedeelte (46) en middelen (46) om dit gedeelte (46) te verplaatsen, bevat, daardoor gekenmerkt dat het werkstation (2) op en neer verplaatsbaar boven het in horizontale richting verplaatsbare gedeelte (44) van de opvanginrichting (3) opgesteld zodat een Stapel rechtstreeks op dit gedeelte (46)

   gevormd wordt en de inrichting middelen (17, 18) bevat om het werkstation (2) in funktie van de hoogte van de stapel ten opzichte van dit verplaatsbare gedeelte (46) te verplaatsen.

   2.-Inrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat vouwinrichting (14) in en buiten werking stelbaar is. <Desc/Clms Page number 16> 3.-Inrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat ze tevens een wentelelement (42) bevat om een blad van de buiten werking gestelde vouwinrichting (14) op te vangen en neer te leggen op de opvanginrichting (3) of een reeds daarop gevormde stapel, welk wentelelement (42) verplaatsbaar op de draagkonstruktie (9) gemonteerd is en in een stand op of onder het onderste einde van de buiten werking gestelde vouwinrichting (14) gelegen is.

   4.-Inrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de vouwinrichting (14) een geleiding (36) voor de strookdelen bevat die bovenaan rond een horizontale as wentelbaar op de draagkonstruktie (9) gemonteerd is, middelen (41) om deze geleiding (36) heen en weer te wentelen, twee platstrijkelementen (42) die onder de wentelbare geleiding (36), aan weerszijden van een vertikaal vlak door de wentelas van de geleiding (36), opgesteld zijn en middelen (43) om deze platstrijkelementen (42) te drijven.

   5.-Inrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de platstrijkelementen (42) elementen zijn die excentrisch ten opzichte van hun wentelas, die evenwijdig aan de wentelas van de geleiding (36) gericht is, op de draagkonstruktie (9) gemonteerd zijn, waarbij het <Desc/Clms Page number 17> ene platstrijkelement (42) ten opzichte van het andere over 180 graden verdraaid is en de middelen (43) om de platstrijkelementen (42) te drijven middelen zijn om deze elementen te wentelen.

   6.-Inrichting volgens de konklusies 3 en 5, daardoor gekenmerkt dat een van de platstrijkelementen (42) in horizontale richting ten opzichte van de draagkonstruktie (9) verschuifbaar is tot onder het onderste einde van de geleiding (36) wanneer de vouwinrichting (14) buiten werking is en de geleiding (36) dus stilstaat, waarbij de middelen (43) om de platstrijkelementen (42) te drijven ook bij buiten werking gestelde vouwinrichting (14) ten minste het verschuifbare platstrijkelement (42) kunnen drijven en dit platstrijkelement (42), wanneer het in zijn verschoven stand onder de geleiding (36) gelegen is, het wentelelement vormt om blad per blad op te vangen en neer te leggen.

   7.-Inrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het wentelbare en verschuifbare platstrijkelement (42) dat het wentelelement vormt in hoogte instelbaar is ten opzichte van de geleiding (36).

   8.-Inrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het verschuifbare platstrijkelement (42) gemonteerd is op het onderste einde van de draagkonstruktie <Desc/Clms Page number 18> (9) dat ten opzichte van de rest van de draagkonstruktie in hoogte instelbaar is.

   9.-Inrichting volgens een van de konklusies 6 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het verschuifbare platstrijkelement (42) van een gleuf (49) voorzien is voor het opvangen van bladen.

   10.-Inrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (11) van het werkstation (2) pintraktors (23,24, 25) bevat en dit werkstation (2) een langssnijinrichting (12) onder deze pintraktors bevat voor het afsnijden van de van perforaties voorziene randen van de strook (6).

   11.-Inrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de opvanginrichting (3) een transportband zonder einde (5) bevat met een band (44) waarvan het bovenste gedeelte horizontaal gericht is.

   12.-Inrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat ze een besturingsinrichting (20) bevat die ten minste de dwarssnijinrichting (13) bestuurt, terwijl het werkstation een detektor (47) bevat, voor het detekteren van merktekens aangebracht op de strook (6), die op de besturingsinrichting (20) aangesloten is.