BE1002839A3 - Transport- en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een transport- en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal, dat per vrachtwagen aan een verbruiker wordt geleverd met het kenmerk dat zij in hoofdzaak is samengesteld uit een op en neer beweegbare hefinrichting (1) die onder tussenkomst van weegtoestellen (2) op de laadvoer (3) van een vrachtwagen (4) is geplaatst, op welke hefinrichting meerdere, op voorhand mel bulkmateriaal gevulde, houders (12) rusten, die met opklapbare poten (13) zijn uitgerust zodat nu een volledig neerwaartse verplaatsing van de hefinrichting de vrachtwagen van onder bedoelde houder of houders (12) kan worden verreden.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Transport-en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal"
Deze uitvinding heeft betrekking op een transport-en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal   o. m.   doch niet uitsluitend kunstmest dat per vrachtwagen aan een verbruiker wordt geleverd. 



   Kunstmesten en gelijksoortige materialen of grondstoffen worden steeds meer aan landbouwers onder bulkvorm afgeleverd. Dit bespaart uiteraard het vooraf wegen van betrekkelijk kleine hoeveelheden en het opzakken daarvan. Er wordt dus steeds meer beroep gedaan op in bulk geleverde materialen. In het hiernavolgende zal steeds over kunstmeststoffen worden gesproken hoewel het duidelijk is dat de uitvinding toepassing vindt bij het afleveren van zeer uiteenlopende produkten die onder bulkvorm of in zakken zouden kunnen vervoerd en afgeleverd worden. 



   Voor het leveren van bulkmateriaal wordt eveneens steeds meer beroep gedaan op houders die van omklapbare poten zijn voorzien maar dit stelt dan weer het probleem van het wegen van de afgeleverde hoeveelheid en van het afzetten met vorklifts of kleine heistoestellen van bedoelde houders. 



   De uitvinding heeft nu tot doel deze nadelen te verhelpen en een transport-en weeginrichting voor te schrijven die het probleem op een nieuwe en verrassend originele wijze oplost. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken is de inrichting volgens de uitvinding samengesteld uit een op en neer beweegbare hefinrichting die onder tussenkomst van meettoestellen op de laadvloer van een vrachtwagen is geplaatst, op welke hefinrichting meerdere, op voorhand met bulkmateriaal gevulde, houders rusten die met opklapbare poten zijn uitgerust waarvan de lengte zo wordt bepaald dat zij in de neergeklapte toestand op de grond rusten zodra hogerbedoelde hefinrichting neerwaarts wordt bewogen zodat, na een verdere of volledige neerwaartse verplaatsing van de hefinrichting, de vrachtwagen van onder bedoelde houder of houders kan worden verreden. 



   Steeds volgens de uitvinding wordt hogerbedoelde hefinrichting gevormd door bovenste en onderste liggertjes die zieh in de langsrichting van de laadvloer van de vrachtwagen uitstrekken en volgens het principe van een vervormbaar parallellogram onder elkaar zijn verbonden en middelen zijn voorzien om de bovenste liggertjes op en neer te bewegen. 



   In een bij voorkeur toegepaste verwezenlijkingsvorm worden hogerbedoelde middelen gevormd door blaasbalgen die bovenaan op een plaat drukken die is verbonden met de bovenste liggertjes, en wel onder tussenkomst van verrolbare wagentjes, een eh ander zodanig dat de zieh vertikaal bewegende blaasbalgen door de verplaatsing volgens hun langsrichting van de bovenste liggertjes, waarmee de hogerbedoelde plaat is verbonden, niet nadelig beinvloed worden. 



   Op bekende wijze bestaan hogerbedoelde opklapbare poten uit twee haaks onder elkaar verbonden elementen waarvan het ene, dat zieh in de gebruiksstand horizontaal uitstrekt, uit de houder kan worden geschoven, en ten opzichte hiervan kan worden verdraaid en het andere element de eigenlijke poot vormt. 



   Een laatste kenmerk van de uitvinding bestaat hierin dat de breedte van het element dat uit   een   houder kan worden geschoven zo berekend is dat twee maal deze breedte plus de breedte van   een   houder groter is dan de totale breedte van de vrachtwagen. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een transport-en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren. 



   Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht van een vrachtwagen op de laadvloer van dewelke de transport-en weeginrichting volgens de uitvinding is gemonteerd ; deze figuur vertoont de elementen van de uitvinding in de stand waarin zij zich bevinden tijdens het verrijden. 



   Figuur 2 is een analoog zijaanzicht waaruit duidelijk wordt gemaakt hoe   een   houder kan worden afgezet terwijl twee houders op de hefinrichting zijn blijven rusten en voor verder vervoer zijn bestemd. 



   De transport-en weeginrichting volgens deze figuren bestaat essentieel uit een hefinrichting die is aangeduid met de algemene verwijzing 1. De hefinrichting rust, onder tussenkomst van weegtoestellen 2 op de laadvloer 3 van een vrachtwagen die is aangeduid met de algemene verwijzing 4. 



   In de praktijk kan als weegtoestellen best gebruik worden gemaakt van   zogenaamde"loadcells".   Deze weegtoestellen worden dus zeer schematisch aangeduid en worden verondersteld op de laadvloer 3 van de vrachtwagen te rusten onder tussenkomst van dwarsbalkjes 5. 



   De eigenlijke hefinrichting 1 wordt gevormd uit bovenste en onderste liggertjes 6 en 7 die onder elkaar door scharnierende hefboompjes 8 zijn verbonden zodat het geheel volgens het principe van een vervormbaar parallellogram werkt. De profielen waaruit de bovenste en onderste liggertjes bestaan hebben een dergelijke doorsnede dat wanneeer de bovenste ligger 6 volledig naar beneden in de richting van de onderste liggers 7 is gebracht deze onderdelen practisch in elkaar passen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Om de bovenste liggers 6 t. o. v. de onderste liggers 7 op te heffen kan worden gebruik gemaakt van gelijk welk hydraulisch of pneumatisch hefmiddel. 



   Volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van blaasbalgen 9 die onderaan op een dwarsbalkje die twee evenwijdige onderste liggers 7 verbindt rust en bovenaan onder tussenkomst van een verrolbaar wagentje 10 op een plaat drukt die de twee bovenste liggers 6 verbindt. 



   In de figuren is deze plaat niet zichtbaar hoewel de verrolbare wagentjes 10 met hun stellen van telkens vier wieltjes 11 zichtbaar zijn. Door gebruik te maken van de verrolbare wagentjes 10 blijven de blaasbalgen 9 bij het naar omhoog of naar omlaag verplaatsen van de hefinrichting mooi vertikaal wat niet het geval zou zijn moesten deze blaasbalgen 9 direkt tegen de plaat drukken die de bovenste liggers 6 verbinden. Dit is inderdaad duidelijk te wijten aan de struktuur van het vervormbaar parallellogram gevormd door de onderste liggers 7, de bovenste liggers 6 en de hefboompjes 8. 



   De houders die op voorhand, bij het verlaten hetzij van de fabriek hetzij van de verdeler zijn voorzien van een vooraf gemeten hoeveelheid kunstmeststof kunnen gelijk welke vorm vertonen. Deze die uit de figuur blijkt is overduidelijk niet de enige die hier toepassing kan vinden. 



   Volgens figuur 1 rusten drie houders 12 van het beschreven type op de bovenste liggers 6 van de hefinrichting 1. De hefinrichting zelf is voorgesteld in de stand waarin de bovenste ligger 6 in zijn bovenste positie is komen te staan en wel door inwerken van de blaasbalgen 9 op de verrolbare wagentjes 10 die op hun beurt tegen een plaat aandrukken die met de twee bovenste liggers 6 is verbonden. De nodige luchtdruk in de blaasbalgen 9 leidt men af van de drukketel van het remmechanisme van de vrachtwagen. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



   Moet men nu   een   van de houders 12 lossen, bijvoorbeeld degene die in de figuren het meest naar links is afgebeeld, dan brengt men de poten 13 door een zwaaibeweging in de stand die is afgebeeld in figuur 2. Poten 13 komen in kontakt met de grond 14, de hefinrichting kan nog steeds meer naar omlaag worden gebracht zodat de houder 12 die men wil afzetten nu niet alleen definitief op de grond rust, maar los staat van de bovenste ligger 6. 



  Vanaf dit ogenblik kan de vrachtwagen 4 van onder de neergezette houder 12 worden verreden. 



   De hoeveelheid afgeleverd bulkmateriaal stemt overeen met het verschil tussen de eerste meting die men voor het neerleggen van een houder op de weegtoestellen heeft kunnen aflezen min het gewicht dat na het afzetten van de houder op zelfde meetinrichting kan worden afgelezen. De tarra van de houder met de poten is een op voorhand bekende en vastgestelde grootte. Uit de aflezing van deze gewichten kan het afgeleverde gewicht bulkmateriaal worden afgelezen. 



   Meerdere houders kunnen bij eenzelfde afnemer worden afgezet en het aflezen van het afgeleverde gewicht gebeurt telkens op dezelfde wijze. 



   De horizontale elementen die haaks zijn verbonden met de vertikale elementen die de eigenlijke poten 13 vormen worden aangeduid met de verwijzing 15. Deze horizontale onderdelen zijn lateraal uitschuifbaar en kunnen na een wenteling over 180  van de poten 13 worden vergrendeld. 



   De uitvinding en de voordelen die daaruit voortvloeien moeten worden gezien in de combinatie van een transport-en weeginrichting die het afzetten van in houders vervoerde bulkmaterialen op zeer eenvoudige wijze mogelijk maakt zonder beroep te doen op zogenaamde "forklifts" of heftoestellen die niet steeds ter plaatse beschikbaar zijn of waarmede een vrachtwagen moet worden uitgerust. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



   Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en vele wijzigingen zouden hieraan kunnen worden aangebracht inzonderheid wat betreft de middelen die worden aangewend om de hefinrichting te bewegen. Ook de vorm en het algemeen profiel van de houders kan volgens ruime grenzen variëren.

Claims (8)

1. CONCLUSIES 1. Transport- en weeginrichting voor het op de grond afzetten en wegen van in houders vervoerde hoeveelheden bulkmateriaal o. m. doch niet uitsluitend kunstmest, dat per vrachtwagen aan een verbruiker wordt geleverd met het kenmerk dat zij in hoofdzaak is samengesteld uit een op en neer beweegbare hefinrichting (1) die onder tussenkomst van weegtoestellen (2) op de laadvloer (3) van een vrachtwagen (4) is geplaatst, op welke hefinrichting meerdere, op voorhand met bulkmateriaal gevulde, houders (12) rusten, die met opklapbare poten (13) zijn uitgerust waarvan de lengte zo wordt bepaald dat zij in de neergeklapte toestand op de grond rusten zodra hogerbedoelde hefinrichting (l)

   neerwaarts wordt bewogen zodat na een verdere of volledige neerwaartse verplaatsing van de hefinrichting de vrachtwagen van onder bedoelde houder of houders (12) kan worden verreden.
2. 2. Transport- en weeginrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat hogerbedoelde hefinrichting gevormd wordt door bovenste en onderste liggertjes (6 resp. 7) die zich in de langsrichting van de laadvloer (3) van de vrachtwagen (4) uitstrekken en volgens het principe van een vervormbaar parallellogram onder elkaar zijn verbonden en middelen zijn voorzien om de bovenste liggertjes op en neer te bewegen.
3. 3. Transport- en weeginrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat hogerbedoelde middelen worden gevormd door blaasbalgen (8) die bovenaan op een plaat drukken die is verbonden met de bovenste liggertjes (6), en wel onder tussenkomst van verrolbare wagentjes (10), een en ander zodanig dat de zich vertikaal bewegende blaasbalgen (8) door de verplaatsing volgens hun langsrichting van de bovenste liggertjes (6), waarmee de hogerbedoelde plaat is verbonden, niet nadelig worden beinvloed.
4. 4. Transport- en weeginrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat hogerbedoelde middelen om hogerbedoelde bovenste liggertjes op en neer te verplaatsen gevormd worden door hydraulische cilinders. <Desc/Clms Page number 8>
5. 5. Transport-en weeginrichting volgens een van de conclusies 1-4 met het kenmerk dat hogerbedoelde opklapbare poten (12) uit twee haaks onder elkaar verbonden elementen bestaan waarvan het ene, dat zieh in de gebruiksstand horizontaal uitstrekt, uit de houder kan worden geschoven en ten opzichte hiervan kan worden verdraaid en het andere element de eigenlijke poot vormt.
6. 6. Transport-en weeginrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat minstens het element dat t. o. v. de houder kan worden verdraaid basisvormig is.
7. 7. Transport-en weeginrichting volgens een van de conclusies 5 en 6 met het kenmerk dat de elementen die t. o. v. hogerbedoelde houders (12) kunnen verdraaid worden, na hun verdraaiing waardoor het element dat de eigenlijke poot vormt in de vertikale stand is komen te staan t. o. v. de houder waartoe zij behoren kunnen vergrendeld worden.
8. 8. Transport-en weeginrichting volgens een van de conclusies 5-7 met het kenmerk dat de breedte van het element dat uit een houder (12) kan worden geschoven zo is berekend dat tweemaal deze breedte plus de breedte van de houder zelf groter is dan de totale breedte van de vrachtwagen (4).