BE1001219A4

BE1001219A4 - Voederbak, in het bijzonder voor kippevoer, en daarvan gebruikmakend voedersysteem.

Info

Publication number: BE1001219A4
Application number: BE8701293A
Authority: BE
Original assignee: Rijvers Handelsonderneming B V
Priority date: 1987-11-16
Filing date: 1987-11-16
Publication date: 1989-08-22

Abstract

Een voederbak, in het bijzonder voor kippevoer, omvattende een toevoeropening waarop een toevoerleiding (1) aansluitbaar is, een via de toevoerleiding (1) te bevoorraden onderschaal (9) en een bovendeel (10) voorzien van tenminste één toegangsopening voor een te voeren dier, in het bijzonder kip, gekenmerkt door een in de toevoeropening opgenomen kegelvormig afsluitorgaan (21), dat van buiten de voederbak af bedienbaar is, via een verend aan de top van de kegel (21) bevestigde draad (19) één en ander om de kippen een bij benadering gelijk gewicht aan voer toe te bedelen, dankzij het in vele maar relatief kleine doseringen toegevoerd voedsel.

Description

Voederbak, in het bijzonder voor kippevoer, en daarvan gebruikmakend voersysteem.

De uitvinding betreft een voederbak volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke voederbak is bekend.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een voederbak te verschaffen die een nauwkeurig gedoseerde hoeveelheid voer afgeeft.

Dit doel wordt bereikt door de voederbak gekenmerkt volgens conclusie 1.

Voorts verschaft de uitvinding een voedersysteem dat gebruik maakt van genoemde voederbakken en dat een gelijkmatige verdeling van voer over de voerderbakken mogelijk maakt.

Verdere kenmerken, details en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van een tekening, waarin tonen : fig. 1 een gedeeltelijk weggebroken,. perspectivisch aanzicht schuin van opzij van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voederbak volgens de onderhavige uitvinding ; fig. 2A en 2B de voederbak uit fig. 1 met gesloten respectievelijk geopende toevoer ; fig. 3 een gedeeltelijk weggebroken, perspectivisch aanzicht van detail III uit fig. 1y fig. 4 een perspectivisch, schematisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voedersysteem, dat gebruik maakt van een aantal voederbakken uit fig. 1 ;
Een toevoerbuis 1 staat via een opening in verbinding met een voederbak 3 (fig. 1).

Door een worm of veer 4 te transporteren voer, bijv. kippevoer, geraakt via een staand opgesteld kanaalstuk 5 en een daaromheen bijv. met behulp van een vleugelschroef 6 of anderzins vastklembaar kokerelement 7

in het inwendige 8 van een op de bodem te plaatsen onderschaal 9. Door staande ribben of stijlen 10 worden openingen vrij gelaten, opdat een kip of ander dier zijn kop daartussen tot in het inwendige 8 kan steken.

Een verlengstuk 11, bijv. uit een stuk met het kanaalstuk 5 reikt tot boven de buis 1, omhult deze en is daarmede niet verschuifbaar verbonden, daar de buis 1 rond zijn opening voorzien is van twee lippen 12, waarvan er slechts een getoond is. Boven de buis 1 is een kabel 14 door een van een oog voorzien blok 15 geleid, opdat qeen kip of ander dier bovenop de buis 1 plaats neemt. Door een opening 16, die eveneens groot genoeg is om na verdraaiing van de buis 1 de lippen 12 door te laten, is een bedieningskabel 17 geleid, waaraan bij 18 een draad 19 is bevestigd die via een schroefveer 20 verend met een conusvormig afsluitorgaan 21 in het inwendige van het kanaalstuk 5 is verbonden.

De onderschaal 9, de conus 21, het kanaalstuk 5, alsmede het kokerelement 7 zijn bij voorkeur uit kunststof vervaardigd, ten einde te voorkomen dat een kip of ander dier zieh aan een onderdeel zou verwonden.

Indien aan de bedieningskabel 17 (fig. 2) in de richting van de pijl A wordt getrokken, beweegt het conusvormige afsluitorgaan 21 in de richting van de pijl B, waardoor vanwege de veer 20 het kanaalstuk 5 afdichtend is afgesloten, zodat in dit kanaalstuk 5 door de veer 4 een voorafbepaalde hoeveelheid stortbaar voermateriaal, bijv. 60 gr, verzameld wordt. Indien de trekspanning van de bedieningskabel 17 wordt afgehaald, beweegt deze kabel 17 in de richting van de pijl C, waardoor het conusvormige afsluitorgaan 21 in de richting van de pijl D beweegt (fig. 2B), waardoor de voorafbepaalde hoeveelheid voermateriaal dat zieh in het kanaalstuk 5 heeft verzameld, op de bodem van de onderschaal 9 van de voederbak 3 geraakt.

Vanzelfsprekend kan deze operatie een aantal malen herhaald worden, zodat eveneens een veelvoud van de door de inhoud van het kanaalstuk 5 bepaalde hoeveelheid voer in de onderschaal 9 van de voederbak 3 geraakt.

In fig. 3 is duidelijk te zien dat bij draaiing van de buis 1 over 180 een lip 12 door een opening 16 in het verlengstuk 11 kan worden uitgenomen, nadat althans de bedie- ningskabel 17 is verwijderd.

Indien een aantal van de beschreven voederbakken 3 met een gemeenschappelijke bedieningskabel 17 en een gemeen- schappelijke toevoerbuis 1 worden gekoppeld (fig. 4) kan met behulp van een elektrische aandrijfbare liereenheid 22 en een met de veer 4 gekoppelde motor 23 op niet getoonde wijze met een gemeenschappelijke besturing een uniforme hoeveelheid voer vanuit een voorraadhouder 24 in de voederbakken 3 ge- bracht worden : wanneer op algemeen bekende wijze, bijv. door middel van een naderings-schakelaar bij de verst van de voor- raadhouder 24 gelegen voederbak 3'wordt geconstateerd dat de door het kanaalstuk 5 bepaalde ruimtes alle gevuld zijn, wordt de elektroliereenheid 22 in werking gesteld, waardoor via kabel 17 de voorafbepaalde hoeveelheid voer in de ver- schillende voederbakken 3 geraakt.

De goede werking wordt be- vorderd indien de laatste voederbak 3'een groter kanaalstuk
5 heeft, dat wil zeggen met een grotere inhoud dan de andere kanaalstukken 5. Hierdoor wordt voorkomen, dat bijv. in de dichtstbij de voorraadhouder 24 gelegen voederbak 3'een aan- zienlijke grotere hoeveelheid voer wordt toegevoerd, dan in de verst van de voorraadhouder 24 geplaatste voederbak 3'.

Voorts verdient het de voorkeur indien het volume van het toevoerbuisdeel 1 tussen de voederbakken een 6 à 10 maal gro- : ter is dan dat van een kanaalstuk 5. Hiermee wordt een snel bijvullen mogelijk gemaakt. De kippen 25, waarvan er drie getoond zijn, zullen zieh gelijkelijk over de voederbakken 3, 3'en en 311 verdelen en zij zullen alle een benadering gelijk gewicht verkrijgen, dankzij het in vele maar relatief kleine doseringen toegevoerd voedsel.

Met behulp van een bijv. handmatig, centraal bedienbare hijsinstallatie 26 kan het in fig. 4 getoonde systeem worden opgehesen, ten einde de vloer van de ruimte waarin zieh de (scharrel) kippen bevinden, te ontruimen en te reinigen.

Binnen het raam van de uitvinding zijn modificaties op de in de figuren getoonde en hierboven beschreven uitvoeringsvormen mogelijk. Zo kan de kegel 21 een bol zijn van bijv. elastisch materiaal. De transportschroef 4 kan zijn vervangen door door elk ander passend en bekend transport- systeem.

Schattingen wijzen uit dat in grondtallen voor op- fok-, scharrel- of moederkippen aanzienlijke besparingen van aan de kippen te rantsoeneren hoeveelheid voer kunnen worden bereikt, wanneer van voederbakken en een voersysteem volgens de onderhavige uitvinding gebruik wordt gemaakt.

Claims

CONCLUSIES 1. Voederbak, in het bijzonder voor kippevoer, omvattende een toevoeropening waarop een toevoerleiding aansluitbaar is, een via de toevoerleiding te bevoorraden onderschaal en een bovendeel voorzien van tenminste een toegangsopening voor een te voeren dier, in het bijzonder kip, gekenmerkt door een in de toevoeropening opgenomen afsluitorgaan, dat van buiten de voederbak af bedienbaar is.
2. Voederbak volgens conclusie 1, waarbij tussen het afsluitorgaan en de afvoeropening een kanaalstuk van voorafbepaalde lengte is opgenomen, ten einde een voorafbepaalde hoeveelheid voer te bepalen.
3. Voederbak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het kanaalstuk telescopisch verstelbaar is uitgevoerd.
4. Voederbak volgens conclusie 1,2 of 3, waarbij het afsluitorgaan kegelvormig is en de bediening via een aan de top van de kegel bevestigde draad plaatsvindt, welke draad verend met het kegelvormige afsluitorgaan is verbonden.
5. Voederbak volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draad met een door een elektrische lier te bedienen kabel vast is verbonden.
6. Voederbak volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bedieningskabel door een voor een lip van de toevoerbuis uitgespaarde opening is geleid.
7. Voedersysteem, gekenmerkt door een voederbak volgens een van de voorgaande conclusies.
8. Voedersysteem volgens conclusie 7, waarbij een aandrijving voor transport door de toevoerbuis en een aandrijving voor het afsluitorgaan onderling zijn gekoppeld.
9. Voedersysteem volgens conclusie 7, met het k e n m e r k, dat het volume van het toevoerbuisdeel tussen twee voederbakken een aantal malen groter is dan dat van bij een voederbak behorend kanaalstuk.
10. Voedersysteem volgens conclusie 7-9, met het k e n m e r k, dat het kanaalstuk van de verst van de centrale voorraadhouder verwijderde voederbak een grotere inhoud heeft dan die van de overige voederbakken.