BE1001036A4 - Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend. - Google Patents

Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend. Download PDF

Info

Publication number
BE1001036A4
BE1001036A4 BE8701254A BE8701254A BE1001036A4 BE 1001036 A4 BE1001036 A4 BE 1001036A4 BE 8701254 A BE8701254 A BE 8701254A BE 8701254 A BE8701254 A BE 8701254A BE 1001036 A4 BE1001036 A4 BE 1001036A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
blower
drawer
electrical
contact elements
contact
Prior art date
Application number
BE8701254A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE8701254A priority Critical patent/BE1001036A4/nl
Priority to EP88202320A priority patent/EP0315240A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1001036A4 publication Critical patent/BE1001036A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/302Auxiliary nozzles
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/60Construction or operation of slay

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Coupling Device And Connection With Printed Circuit (AREA)

Abstract

Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een aantal elektrische geleidingsbanen (14) die volgens de lengterichting langs de lade (1) aangebracht zijn; bevestigingsmiddelen (15) die toelaten dat de blazerkleppen (9) hoofdzakelijk willekeurig langs de lade (1) kunnen gemonteerd worden; en kontaktelementen (16) waarop het elektrisch circuit van een blazerklep (9) is aangesloten, waarbij deze kontaktelementen (16) met de elektrische geleidingsbanen (14) samenwerken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten 
 EMI1.1 
 h i erb i j a a n ge we n cl. hierbij Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines, alsook op de afzonderlijke komponenten die hierbij kunnen aangewend worden en die volgens modulaire strukturen kunnen opgebouwd zijn. De inrichting volgens de uitvinding kan voor alle blazerkleppen die op een 
 EMI1.2 
 lade kunnen voorkomen aangewend worden, m. zowel voor bijblazerkleppen als voor de klep van een strekblazer en eventueel ook voor een met de lade meebewegende hoofdblazer.

   Het is bekend dat elektromagnetische bijblazerkleppen die op de heen-en weer bewegende lade gemonteerd zijn, door middel van snoeren verbonden worden met een aansluitstuk op een vast framegedeelte. Daar bij weefmachines een relatief groot aantal bijblazers wordt voorzien, is het duidelijk dat dergelijke 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 uitvoeringen een groot aantal, relatief loshangende draden vertoont, zodanig dat bij hoge weefmachinetoerentallen deze draden een ongewenste slingerende en trillende beweging uitvoeren. 



    Om   het voornoemde nadeel te beperken is het ook bekend dat dergelijke snoeren vanaf elke bijblazer langs de lade geleid    worden en aan eén uiteinde op een aansluitstuk worden    aangesloten. Daar de bijblazerkleppen bij het weven van een nieuw artikel terug dienen herschikt te worden is het duidelijk dat dergelijke snoeren zulkdanige lengte moeten vertonen dat de blazerkleppen axiaal kunnen verplaatst worden. Het is dan ook duidelijk dat dergelijke uitvoeringen een omvangrijke bundel aan snoeren bevatten en dat bij het herschikken van de bijblazerkleppen telkens terug een 
 EMI2.1 
 volledige cablage of herbedrading dient uitgevoerd te worden. 



  De huidige uitvinding heeft tot doel te voorzien in een ,/ inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen, waarbij de voornoemde nadelen systematisch worden uitgesloten. Samengevat betekent dit dat de inrichting volgens de uitvinding een zeer eenvoudige trillingsvrije elektrische aansluiting van blazerkleppen op de lade toelaat, dat een snelle montage van blazerkleppen mogelijk is, en dat de onderlinge afstand tussen de opeenvolgende blazerkleppen eenvoudig kan gewijzigd worden. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  De huidige uitvinding betreft dan ook een inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen op weefmachines met als kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een aantal elektrische geleidingsbanen die volgens   lengterichting langs   de lade aangebracht zijn ; bevestigingsmiddelen die toelaten dat de blazerkleppen willekeurig langs de lade kunnen gemonteerd worden ; en kontaktelementen waarop het elektrisch circuit van de blazerkleppen is aangesloten, waarbij deze kontaktelementen met de elektrische geleidingsbanen samenwerken. 



  Met het   inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan   te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen 
 EMI3.1 
 weergegeven, waarin "figuur de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen,figuur 2 in vooraanzicht een aansluitstrook weefgeeft die van de voornoemde elektrische geleidingsbanen is voorzien en waaraan verder een snoer met een elektrisch konnektieelement is bevestigd ; figuur 3 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur   2 ;   figuur 4 een achteraanzicht weergeeft van de voornoemde 

 <Desc/Clms Page number 4> 

   aansluit strook ;

      figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl FS in figuur   1 ;   figuren 6   Le. m.   8 op een grotere schaal doorsneden weergeven, respektievelijk volgens lijnnen VI-VI, VII-VII en VIII-VIII in figuur 5 ; figuur 9 een   variante van de voornoemde aansluit strook,   
 EMI4.1 
 respektievelijk figuur in figuur meer speciaal waarin de situering van de kontaktelementen   t. o. v.   de aansluitstrook is afgebeeld ; figuur 11 voor een andere stand een gelijkaardig zieht als dat van figuur 10 weergeeft ; figuur 12 schematisch het gebruik van modulaire aansluit- stroken op de lade van een weefmachine weergeeft ; figuren 13 en 14 schematisch nog twee varianten weergeven van de voornoemde elektrische geleidingsbanen. 



   /' In figuur l wordt in perspektief een lade 1 weergegeven die zoals bekend bestaat uit bijvoorbeeld een ladeas 2 en een uit rietlamellen 3 bestaand riet 4, waarvan de lamellen 3 bijvoorbeeld   een   uiteinde 5 in een rietbalk 6 zijn bevestigd, dewelke op zijn beurt door middel van ladebenen 7 op de lade 1 is gemonteerd. 



  Andere in de figuur weergegeven elementen zijn de bijblazers 8 die elk door middel van een elektromagnetische   bijblazerklep   9 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 - bijvoorbeeld bestaande uit   een afsluitergedeelte   9A en een elektromagnetisch gedeelte 9B-gestuurd worden, de gaap 10 die gevormd wordt door de onderste en bovenste kettingdraden
11 en het   draadinsertiekanaal 12 in de rietlamellen   5 door   hetwelk   de inslagdraad 13 kan ingebracht worden. 



  Volgens de huidige uitvinding wordt in de elektrische aansluiting van de op de lade 1 gemonteerde blazerkleppen 9 voorzien door gebruik te maken van een inrichting die hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een aantal elektrische geleidingsbanen 14 die volgens de lengterichting langs de lade 1 zijn aangebracht ; bevestigingsmiddelen 15 die toelaten dat de blazerkleppen willekeurig langs de lade 1 kunnen gemonteerd worden en kontaktelementen die met de elektrische   geleidingsbanen 14 kunnen samenwerken, dewelke in   figuur 1 zeer schematisch door middel van referentie 16 zijn aangeduid, doch dewelke nog verder aan. de hand van de volgende tekeningen gedetailleerd zullen beschreven worden.

   Verder wordt in figuur 1 nog weergegeven dat de geleidingsbanen 14 bij voorkeur door middel van een snoer 17 en konnektiemiddelen 18 op een vast framegedeelte 19 worden aangesloten van waar de nodige elektrische leidingen 20 naar een stuureenheid 21 worden voorzien. 



  Zoals weergegeven in figuren 2   t. e. m.   4 maken de geleidingsbanen 14 bij voorkeur deel uit van aansluitstroken 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 die op de rietbalk 6 kunnen aangebracht, bijvoorbeeld vastgekleefd, worden. 



   Zoals weergegeven in figuren 2   t. e. m.   4 bestaan zulke aansluitstroken 22 aldus uit respektievelijk een drager   23 ;   uit kunststof langs een zijde 24 van deze drager 23 aangebrachte geleidingsbanen   14 ; langs   de andere zijde 25 aangebrachte elektrische verbindingen 26 ; en eventueel een over de elektrische verbindingen 26 aangebrachte elektrische isolatie 27. De geleidingsbanen 14 bestaan bijvoorbeeld uit dunne metalen stroken uitgevoerd in koper.

   In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de aansluitstroken 22 in een standaardlengte uitgevoerd en van twee geleidingsbanen, zoals weergegeven in figuur 2 voorzien, waarvan   en   geleidingsbaan gevormd wordt door een doorlopend gedeelte 14A terwijl de tweede geleidingsbaan onderbroken is en bestaat uit een aantal elektrisch gescheiden en opeenvolgende gedeelten, respektievelijk 14B, 14C, 14D en 14E. De elektrische verbindingen 26, die aan de zijde 25 zijn voorzien, zijn bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een gedrukte schakeling, zoals   weergegeven in figuur   4. Zij maken een elektrische verbinding tussen de voornoemde gedeelten 14B   t. e. m.   14E en een aantal elektrische aansluitpunten 28.

   Uiteraard dienen hierbij de baangedeelten   14B t. e. m.   14E op gepaste wijze elektrisch doorverbonden te worden met de elektrische verbindingen 26, hetwelk bijvoorbeeld kan gebeuren door middel 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 van doorbooringen 29 die op de gepaste plaatsen een gesoldeerde doorverbinding 30 bevatten, bijvoorbeeld zoals in figuur 3. 



   In de figuren 2 t. e. m. 4 zijn verschillende doorboringen 29 weergegeven, dewelke niet allemaal doorgesoldeerd worden, doch dewelke zoals verder beschreven nog een tweede funktie kunnen bezitten. 



  De elektrische isolatie 27 kan bestaan uit een laag kunststof die tegen de zijde 25 gekleefd wordt of een coating die er op aangebracht wordt. Hierdoor wordt belet dat de elektrische verbindingen 26 worden kortgesloten bij de bevestiging van de aansluitstroken 22 tegen de rietbalk 6 of dergelijke. 



  Aan de voornoemde aansluitpunten 28 van de gedeelten 14A   t. e. m.   14E worden elektrische geleiders of draden 31, die gebundeld in de vorm van het snoer 17 naar een konnektie-element 32, zoals een stekker, geleid worden. 



  Zoals weergegeven in figuren 5   t. e. m.   7 bestaan de voornoemde bevestigingsmiddelen 15 om de blazerkleppen 9 willekeurig langs de lade 1 te monteren bij voorkeur uit een bevestigingsstuk 33 waarin een blazerklep 9 met de erop aangebracht blazer 8 kan vastgehouden worden, en verbindingsmiddelen 34 waarmee het bevestigingsstuk 33 tegen 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 de lade   l,   bijvoorbeeld tegen de rietbalk 6, kan gemonteerd worden. Het bevestigingsstuk 33 bestaat bij voorkeur uit een basis 35 en een bijvoorbeeld ringvormige houder 36 waarin de blazerklep 9 kan geplaatst worden.

   De verbindingsmiddelen 34 bestaan uit bouten 37 en 38 en T-vormige groeven 39 en 40 die in de rietbalk 6 of in enige andere doorlopende struktuur van de lade 1 zijn aangebracht, een en ander zodanig dat de bouten 37 en 38 in de respektievelijke T-vormige groeven 39 en 40 kunnen aangrijpen, waarbij deze bouten zieh tevens door de basis 35 uitstrekken. Zodoende is het duidelijk dat het bevestigingsstuk 33 op een willekeurige   plaats längs   de rietbalk 6 kan gemonteerd worden. 



  Er wordt opgemerkt dat de basis 35 nog kan voorzien zijn van een kraag 41 die in een groef 39 of 40 aangrijpt waardoor het bevestigingsstuk 33 steeds juist gepositioneerd wordt gedurende het aanbrengen ervan. Uiteraard is het ook duidelijk dat de voornoemde houder 36 zodanig is uitgevoerd dat hij een 
 EMI8.1 
 .. vrije doorgang laat voor de pneumatische doorvoerleiding 42, althans in het geval dat de blazerkleppen 9 van het   doorvoertype   zijn. 



  De voornoemde kontaktelementen 16 zijn bij voorkeur in een speciaal daarvoor ontworpen kontaktstuk 43 ondergebracht dat in het bevestigingsstuk 33 is vastgemaakt of hiermede   eendelig   is uitgevoerd. Het voornoemde kontaktstuk 43 bestaat in zijn 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur
8, hoofdzakelijk uit een houder 44, de kontaktelementen 16 die in de vorm van vrij verschuifbare kontaktpennen in de houder
44 zijn aangebracht, en elastische kontaktstrippen 45 die, enerzijds, met een vrij uiteinde 46 de kontaktelementen 16 met hun vrije uiteinde 47 buiten de houder 44 drukken en, anderzijds, in aansluitlippen 48 voorzien. Het is duidelijk dat bij de gehele montage, zoals weergegeven in figuur 6, de kontaktelementen 16 tegen de geleidingsbanen 14 gedrukt worden en een elektrische verbinding verwezenlijken. 



  Zoals nog weergegeven in figuur 7 is het voornoemde bevestigingsstuk 33 bij voorkeur voorzien van een uitsparing 49 of dergelijke, die tussen de voornoemde aansluitlippen 48 en de zitting van klep 9 gesitueerd is, zodanig dat geleiders 50 die aan de aansluitlippen 48 zijn vastgemaakt en in de verbinding naar het elektrisch circuit van de klep 9 voorzien hierin kunnen verzonken en eventueel door middel van een vulmiddel 51 tezamen met de aansluitlippen 48 kunnen ingebed worden. 



  Teneinde te beletten dat de blazerkleppen 9 en de blazers 8 zodanig geplaatst worden dat hun kontaktelementen 16 juist aan de overgangen 52 van de voornoemde gedeelten 14B   t. e. m.   14E zouden gesitueerd zijn, kunnen op de geleidingsbanen 14 nog elementjes 53 uit isolerend materiaal, bij voorkeur uit 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 kunststof, geplaatst worden, bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 9. zodanig dat het onmogelijk is om een blazerklep 9 zoals voornoemd te monteren. Deze elementjes 53 bestaan uit strookjes of blokjes die dwars over de geleidingsbanen 14, ter hoogte van de overgangen 52, gemonteerd worden en bijvoorbeeld vast gemaakt worden in de voornoemde doorboringen 29. 



  Figuren 10 en 11 tonen aan dat door een gepaste vormgeving van de onderzijde van het bevestigingsstuk 33 en in het bijzonder van het kontaktstuk 43 de instelmogelijkheden, of   m. a. w.   de   verplaatsingsmogelijkheden,   van de blazerklep 9 en de blazer 8 slechts over een aantal geringe afstanden D door de elementjes 53 zal verhinderd worden. 



  De huidige uitvinding heeft ook betrekking op de losse komponenten zoals deze hiervoor werden beschreven, en in het bijzonder de aansluitstroken 22 en het bevestigingsstuk 33 voorzien van het kontaktstuk 43. Het is inderdaad zo dat deze komponenten een modulaire opbouw van een inrichting voor de elektrische aansluiting van blazerkleppen toelaten, waarbij deze komponenten bijzonder geschikt zijn om op weefmachines aangebracht te worden. In figuur 12 wordt bijvoorbeeld weergegeven hoe vier aansluitstroken 22 via de nodige snoeren 17 en de aansluitmiddelen   1801'modulaire wijze   kunnen gemonteerd worden. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 
In figuur 13 wordt nog schematisch de variante weergegeven waarbij gebruik gemaakt wordt van drie geleidingsbanen 14, waarvan twee, 141 en 14J, doorlopend zijn en waarvan één in gedeelten 14F, 14G enz. opgedeeld is.

   Zodoende kan bijvoorbeeld op de doorlopende geleidingsbanen 141 en 14J een voedingsspanning voorzien worden om in de elektromagnetische bekrachtiging van de kleppen te voorzien, terwijl de onderbroken geleidingsbaan kan aangewend worden om afstandsgewijs in verschillende stuursignalen aan de blazerkleppen 9 te voorzien, waarbij door middel van een in de blazerkleppen   9 ingebouwde   elektronische schakeling 54 de voornoemde voedingsspanning al dan niet aan het elektromagnetisch gedeelte van de blazerkleppen 9 wordt aangelegd. Zo zou bijvoorbeeld door een spanning aan te leggen aan het gedeelte 14F een transistor in de blazerklep 9 kunnen geaktiveerd worden, dewelke op zijn beurt de spanning van de doorlopende geleidingsbanen 141 en. 14J doorgeeft aan het elektromagnetisch bekrachtigingssysteem van de klep.

   Het is duidelijk dat in figuur 3 per blazerklep 9 drie kontaktelementen moeten voorzien worden. 



  In figuur 14 wordt nog een variante weergegeven waarbij alle geleidingsbanen 14 doorlopend zijn uitgevoerd, of tenminste toch per module doorlopend zijn uitgevoerd, en waarbij bijvoorbeeld de eerste blazerklep 9 bevolen wordt door de eerste en de tweede geleidingsbaan, de tweede blazerklep 9 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 bevolen wordt door de eerste en de derde geleidingsbaan, de derde blazerklep bevolen wordt door de   eerste en   de vierde geleidingsbaan. enz. Het is duidelijk dat ook andere kombinaties mogelijk zijn. Bij deze uitvoering kan de    elektrische verbinding met het vast framegedeelte lY beperkt    blijven tot één snoer   17.   



  Het is duidelijk dat op elk afzonderlijk gedeelte, respektievelijk   14B-14H.   ook meer dan   telkens een blaaskiep   9 kan aangesloten worden. 



  Tot slot wordt nog opgemerkt dat de kontaktelementen 19 niet noodzakelijk in het bevestigingsstuk 33 moeten   geintegreerd   zijn, doch dat het ook mogelijk is om de kontaktelementen 16 op een andere plaats aan te brengen dan daar waar in de bevestiging van de blazerklep 9 wordt voorzien. 



  Alle kontaktmakende gedeelten, in het bijzonder de geleidingsbanen 14, de kontaktelementen 16 en de    kontaktstrippen 45, zijn bij voorkeur met een anti-korrosief    laagje, zoals goud, belegd. 



  De buidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 blazerkleppen bij weefmachines, alsook de komponenten erbij aangewend, kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Conclusies. EMI14.1 ---------- 1. - Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een aantal elektrische geleidingsbanen (14) die volgens de lengterichting langs de lade (1) aangebracht zijn ; bevestigingsmiddelen (15) die toelaten dat de blazerkleppen (9) hoofdzakelijk willekeurig langs de lade (1) kunnen gemonteerd worden ; en kontaktelementen (16) waarop het elektrisch circuit van een blazerklep (9) is aangesloten, waarbij deze kontaktelementen (16) met de elektrische geleidingsbanen (14) samenwerken.
    2.-Inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat zij minstens twee elektrische geleidingsbanen bezit, waarvan één over minstens een bepaalde lengte uit een doorlopend gedeelte (14A) bestaat, terwijl de andere over dezelfde lengte in meerdere gedeelten (14B, 14C, 14D, 14E) is ingedeeld.
    3.-Inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat EMI14.2 zij drie elektrische over minstens een bepaalde lengte doorlopend zijn uitgevoerd, geleidingsbanen (14) bezit, waarvan tweeterwijl de derde over diezelfde lengte in een aantal afzonderlijke gedeelten (14F, 14G, 14H) is ingedeeld, waarbij aan elke blazerklep (9) kontaktelementen (16) zijn voorzien <Desc/Clms Page number 15> die respektievelijk met de drie geleidingsbanen (14) kunnen samenwerken, en waarbij, enerzijds, de doorlopende geleidingsbanen (141, 14J) in een voedingsspanning voor de bekrachtiging van de elektromagneten van de blazerkleppen voorzien, terwijl de onderbroken geleidingsbaan per gedeelte (14F, 14G, 14H) wordt aangewend om in verschillende stuursignalen te voorzien.
    4.- Inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat zij meerdere doorlopende geleidingsbanen (14) bezit, terwijl verscheidene blazerkleppen (9) door middel van verschillend geplaatste kontaktelementen (16) door verschillende geleidingsbanen (14) elektrisch kunnen bekrachtigd worden.
    5.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de elektrische geleidingsbanen (14) door middel van een snoer (17) en konnektiemiddelen (18) die op een vast framegedeelte (19) zijn bevestigd, elektrisch in verbinding staan met een stuureenheid (21) 6.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de elektrische geleidingsbanen (14) deel uitmaken van minstens één aansluitstrook (22), en hiertoe aan een zijde (24) van deze strook (22) zijn voorzien, terwijl deze aansluitstrook (22) nabij haar andere zijde (25) tegen de lade (1) is bevestigd. <Desc/Clms Page number 16>
    7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de aansluitstrook bestaat uit een drager (23) dewelke aan de zijde (25), die tegengesteld is aan de zijde (24) waarop de elektrische geleidingsbanen (14) zijn aangebracht, voorzien is van elektrische verbindingen (26) in de vorm van een gedrukte schakeling, dewelke de verschillende gedeelten (14A-14H) elektrisch verbinden met aansluitpunten (28).
    8.-Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat over de verbindingen (26) een elektrische isolatie (27) is aangebracht.
    9.-Inrichting volgens een der conclusies 6 t. e. m. 8, daardoor gekenmerkt dat de aansluitstroken (22) een snoer (17) en een stekker (32) bevatten.
    10.-Inrichting volgens een der conclusies 6 t. e. m. 9, daardoor gekenmerkt dat de aansluitstrook, respektievelijk de aansluitstroken (22), tegen de rietbalk (6) zijn bevestigd.
    11.-Inrichting volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat op de overgangen (52) tussen de verschillende gedeelten (14A-14H) van de- ingedeelde geleidingsbanen elementjes (53) uit isolerend materiaal zijn geplaatst. <Desc/Clms Page number 17>
    12.-Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen (15) die toelaten dat de blazerkleppen (9) langs de lade (1) kunnen gemonteerd worden hoofdzakelijk bestaan uit een bevestigingsstuk (33) waarin een blazerklep (9) kan gemonteerd worden en verbindingsmiddelen (34) waarmee dit bevestigingsstuk (33) met de lade (1) kan verbonden worden.
    13.-Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de verbindingsmiddelen (34) gevormd worden door, enerzijds, minstens een T-vormige langsgroef (39, 40) die in de lade (1) is aangebracht, en anderzijds minstens een bout, respektievelijk bouten (37, 38) die met de voornoemde groeven (39, 40) en het bevestigingsstuk (33) kunnen samenwerken.
    14. - Inrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de groeven (39, 40) in de rietbalk (6) zijn aangebracht.
    15.-Inriehting volgenss een der conclusies 12 t. e. m. 14, daardoor gekenmerkt dat het. bevestigingsstuk (33) bestaat uit een basis (35) en een ringvormige houder (36) waarin een blazerklep (9) met een blazer (8) kan gemonteerd worden.
    16.-Inrichting volgens eén der conclusies 12 t. e. m. 15, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingsstuk (33) een kraag (41) bezit voor de positionering ervan langs de rietbalk (6). <Desc/Clms Page number 18>
    17.-Inrichting volgens 6en der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kontaktelementen bestaan uit pennen die elastisch met de elektrische geleidingsbanen (14)-in kontakt gedrukt worden.
    18. - Inrichting volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat de kontakt elementen (6) geintegreerd zijn in een kontaktstuk (43) dat hoofdzakelijk bestaat uit een houder (44) en in deze houder bevestigde kontaktstrippen (45) die met een vrij uiteinde (46) verend samenwerken met de verschuifbare kontaktelementen (16).
    19. - Inrichting volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de kontaktstrippen (45) aan hun uiteinde (48), tegengesteld aan het uiteinde (46) dat samenwerkt met de kontaktelementen (16), aansluitlippen (48) vormt, waarop het elektrisch circuit van de blazerklep (9) wordt aangesloten.
    20.-Inrichting volgens conclusie 18 of 19, daardoor gekenmerkt dat het kontaktstuk (43) in het bevestigingsstuk (33) voor de blazerkleppen (9) is gemonteerd en/of hier vast deel van uitmaakt.
    21.-Inrichting volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingsstuk (33) een uitsparing (39) bezit, waarin de geleiders (50) dewelke de kontaktelementen (16) met de <Desc/Clms Page number 19> blazerklep verbinden zijn verzonken, en waarbij deze door middel van een vulmiddel (51) zijn ingebed.
    22.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de elektrische geleidingsbanen (14) modulair zijn opgebouwd d. m. v. aansluitstroken (22) van een bepaalde lengte.
    23.-Aansluit strook, dewelke in de geleidingsbanen van de inrichting volgens conclusie 1 voorziet, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een drager (23) uit EMI19.1 elektrisch isolerend materiaal, geleidingsbanen (14) die aan één zijde (24) van de drager (23) zijn aangebracht en elektrische verbindingen (26) in de vorm van een gedrukte schakeling die aan de tegenoverliggende zijde (25) van de drager (23) zijn aangebracht, waarbij deze elektrische verbindingen (26) in de verbinding van de verschillende baangedeelten (l4A-14H) met een aantal aansluitpunten (28) voorzien.
    24.-Bevestigingsstuk voor een blazerklep, zoals aangewend in de inrichting volgens conclusie 1 daardoor gekenmerkt dat dit hoofdzakelijk bestaat uit een basis (34) die kan samenwerken met een lade (1), meer speciaal met de rietbalk (6) ervan, en een ringvormige houder (36) om een blazerklep (9) erin te bevestigen. <Desc/Clms Page number 20>
    25. - Bevestigingsstuk volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat dit bevestigingsstuk (34) is uitgerust met een kontaktstuk (43) bestaande uit een houder (44), hierin EMI20.1 bevestigde verschuifbare kontaktelementen (16), enkontaktstrippen (45) die de kontaktelementen (16) verend in een welbepaalde positie dwingen.
BE8701254A 1987-11-05 1987-11-05 Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend. BE1001036A4 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8701254A BE1001036A4 (nl) 1987-11-05 1987-11-05 Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend.
EP88202320A EP0315240A1 (en) 1987-11-05 1988-10-18 Device for electrical connection of sley-mounted nozzle valves on weaving machines,and components used with it

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8701254A BE1001036A4 (nl) 1987-11-05 1987-11-05 Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1001036A4 true BE1001036A4 (nl) 1989-06-13

Family

ID=3882949

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8701254A BE1001036A4 (nl) 1987-11-05 1987-11-05 Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0315240A1 (nl)
BE (1) BE1001036A4 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN107254736B (zh) * 2017-07-26 2019-07-26 西安工程大学 一种辅助喷嘴喷向角可调整的双层喷气接力引纬装置

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2149286A1 (nl) * 1971-08-17 1973-03-30 Hir Helene Le
EP0034576A1 (en) * 1980-02-18 1981-08-26 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method for supplemental fluid ejection on a shuttleless loom and an auxiliary nozzle used therefor

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2149286A1 (nl) * 1971-08-17 1973-03-30 Hir Helene Le
EP0034576A1 (en) * 1980-02-18 1981-08-26 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method for supplemental fluid ejection on a shuttleless loom and an auxiliary nozzle used therefor

Also Published As

Publication number Publication date
EP0315240A1 (en) 1989-05-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2533483A (en) Electric terminal system
US3665369A (en) Mounting device for printed wiring boards
US4391408A (en) Low insertion force connector
DE10063876B4 (de) Aus einer Vielzahl von Leuchtdioden bestehende Lichtquelle
DE2105213A1 (de) Elektrische Stromversorgungsvor richtung
BE1001036A4 (nl) Inrichting voor de elektrische aansluiting van op een lade geplaatste blazerkleppen bij weefmachines en komponenten hierbij aangewend.
DE10207367A1 (de) Stromschienenanordnung
DE29919817U1 (de) Kraftfahrzeugleuchte
CZ287548B6 (en) Modular electrical device of interface
DE3409022C2 (nl)
EP0098361B1 (de) Relaisfassung
DE1163419B (de) Mehrfachsteckdose mit draht- oder streifenfoermigen Kontaktfedern
EP0735559A2 (de) Sockelteil eines elektromagnetischen Schaltgerätes, insbesondere eines Schützes
JPH01279581A (ja) 電気コネクター
DE4011198C2 (nl)
DE3614919A1 (de) Elektromagnetisches kleinstrelais
DE4400484A1 (de) Niederspannungsschaltgerät
DE102004061526B4 (de) Fahrzeug-Innenbeleuchtungseinheit
DE212017000281U1 (de) Relaisvorrichtung
DE19928576C2 (de) Oberflächenmontierbares LED-Bauelement mit verbesserter Wärmeabfuhr
DE2751402A1 (de) Gestell zum unterbringen von schaltungsplatten
US3052351A (en) Magnetic selection apparatus
DE60027101T2 (de) Serien Herstellungsverfahren von Sicherungshaltermodule und Sicherungshaltermodule hergestellt mit diesem Verfahren
DE3340975C3 (de) Vorrichtung zur lösbaren Montage mehrerer Schaltungsplatten auf einer Trägerplatte
DE4226549C1 (en) Position detection device using magnetic proximity switches - has housing wall with adjacent windows receiving respective switches fitted to rear circuit board

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19911130