BE1000860A3

BE1000860A3 - Inrichting voor het verdelen van een luchtstroom.

Info

Publication number: BE1000860A3
Application number: BE8701370A
Authority: BE
Original assignee: Kelley Winfield Leroy
Priority date: 1986-12-02
Filing date: 1987-12-01
Publication date: 1989-04-18
Also published as: DE3740714A1; GB2200982A; IT8703714A0; GB8728172D0; ZA879054B; GB2200982B; US4726285A; IT1221560B; ES2005716A6

Abstract

Op de uitlaat van de drukkamer is de stationaire verspreidingsplaat (1) gemonteerd die een aantal kuiltjes (4) bevat die elk een relatief kleine ellipsvormige zijopening (5) bezitten. Tegen de binnenzijde van de verspreidingsplaat (1) is een stationaire hoek-deflectie-plaat (11) gemonteerd die tegenover de kuiltjes (4) van openingen (12) is voorzien maar waarvan vaste gedeelten (13) tegenover de openingen (5) zijn gelegen. Aan de binnenzijde van de deflectieplaat (11) is een schuifklep (19) verschuifbaar gemonteerd waarvan de openingen (20) tegenover de openingen (19) in de deflectieplaat (11) kunnen worden gebracht.

Description

"Inrichting voor het verdelen van een luchtstroom".

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdelen van een luchtstroom die een van kuiltjes voorziene verspreidingsplaat bevat waarvan de kuiltjes van kleine openingen zijn voorzien.

D kuiltjes met de openingen zorgen voor een grotere laterale verdeling van lucht, hetgeen op zijn beurt een meer efficiente en een grotere en gelijkmatiger verdeling van de lucht geeft.

Er bestaan inrichtingen om de luchtstroom van een luchtleiding over een lucht verdelingsinrichting in te stellen en te richten. Deze bekende inrichtingen zorgen evenwel in het algemeen niet voor een laterale verdeling van de lucht of veroorzaken geen dergelijk resultaat op da manier waarop onderhavige uitvinding dit doet.

Het Amerikaanse octrooi nr. 4. 407. 187 van Horney beschrijft bij voorbeeld een luchtverdelingsinrichting die een van een opening voorziene doseerplaat en een voorplaat met een aantal openingen bezit. De openingen van de voorplaat zijn naar buiten en naar onder gericht. De inrichting zorgt evenwel niet voor een zijwaartse verdeling van lucht en lucht wordt afgebogen over de kleine ruimte die bepaald wordt door de buitenwaartse en neerwaartse richtingen van de openingen.

Het Amerikaanse octrooi nr. 3. 818. 815 van Day beschrijft een luchtverdeeleenheid die elkaar overlappende geperforeerde schuifkleppen bevat en een-geperfcmerie

EMI2.1
voorplaat. De schuifkleppen zijn beweegbaar ten opzichte van elkaar an worden gebruikt om het luchtvolume en luchtverdelingspatronen te regelen. Deze inrichting kan evenwel niet gemakkelijk worden ingesteld om voor een luchtstroom in een enkele of in verschillende richtingen te zorgen. Deze inrichting is ook relatief ingewikkeld ten opzichte van de eenvoudige structuur van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Het Amerikaanse octrooi nr. 2. van Yousoufian heeft betrekking op een luchtverdelingsinrichting een plaat bezit waarin twee stellen van ventilatiekoepels aangebracht zijn op de vier quadranten van de plaat. De bladen van de ventilatiakoepels kunnen ingesteld worden om de luchtstroom in zijwaartse richting te richten. Het gebruik van aen dergelijke inrichting zorgt evenwel niet voor een efficiente verdeling van de lucht, aangezien een luchtstroom afkomstig van het ene quadrant gedwongen wordt samen te komen met een luchtstroom afkomstig van een tweede quadrant.

Het Amerikaanse octrooi nr. 2. van Sweger beschrijft het gebruik van luchtdeflecterende bladen die op een rooster staan om een luchtstroom te deflecteren of te richten in een gewenste richting.

De bladen zijn in een gesloten stand loodrecht op de luchtstroom die bestaat uit de luchtLeiding. De bladen worden geopend door er axiaal op te drukken gelijk waar buiten het centrum van het blad. Deze actie dwingt het blad verplaatst te worden vanuit de loodrechte stand, hetgeen toelaat lucht te deflecteren. De bladen zijn ook wentelaar. Een dergelijke constructie zorgt evenwel niet

voor een zijdelingse afbuiging van da luchtstroom, die ervoor zou zorgen dat lucht over een veel groter oppervlak wordt gericht.

Het Amerikaanse octrooi (reissue) nr. 26. 723 van Averill beschrijft een luchtdeflector die uit vier rechthoekige quadranten bestaat die elk netten en openingen voor de verdeling van lucht bezitten. Een luchtstroom blijkt zijdelings uitgelaten te worden naar de as van de diffusie-eenheid, maar de constructie is ook hier relatief ingewikkeld ten opzichte van de eenvoudige constructie van de inrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding heeft tot doel al deze nadelen te verhelpen-en een inrichting voor het verdelen van een luchtstroom te verschaffen die onder meer zeer eenvoudig van constructie is.

Tot dit doel bevat de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding een drukkamer met een inlaat an een uitlaat en wanden om ean luchtstroom te begrenzen, waarbij deze wanden een basis aan de uitlaat vormen, een stationaire verspreidingsplaat die met deze basis verbonden is en over de uitlaat van de drukkamer is gelegen, welke stationaire verspreidingsplaat een aantal kuiltjes bezit, waarbij elk van deze kuiltjes een zijopening bezit, an een vlakke hoek-deflectieplaat die aen aantal openingen bezit die in de drukkamer en over de verspreidingsplaat zijn gelegen, waarbij dit aantal openingen van deze deflectieplaat in verbinding staan met openingen van de kuiltjes van de stationaire verspreidingsplaat,

maar niet over een horizontale projectie gelegenzi i van de openingen

in de verspreidingsplaat om lucht in hoofdzaak parallel aan de basis van de inrichting voor het verdelen van lucht te verdelen.

De inrichting volgens da uitvinding heeft betrekking op een luchtverdelingsinrichting die bestaat uit een varspreidingsplaat, een hoek-deflectieplaat, een schuifklep an een drukkamer. De bovenzijde van de verspreidingsplaat is verbonden met het uitlaateinde van een drukkamer en de inlaat van de drukkamer is verbonden met een luchtkanaal. De hoek-daflectieplaat bedekt de verspreidingsplaat. De bodem van da lucht- verspreidingspLaat bezit een raeks kuiltjes en de kuiltjes zijn voorzien van kleine ellipsvormige openingen die in een zijde aangebracht zijn. De hoek- deflectieplaat van het apparaat is aan weerszijden vlak en is voorzien van ean aantal openingen. Deze openingen zijn in het algemeen juist overeenstemmend met de opening van da kuiltjes.

De schuifklep is ook voorzien van een aantal openingen. Om een maximum hoeveelheid luchtstroom doorheen het apparaat naar een kamer of een andere gesloten ruimte te verkrijgen, worden da openingen in de schuifklep in lijn gebracht met of in overeenstemming gebracht met da openingen van de hoek-deflectieplaat en de ellipsvormige openingen van de verspreidingsplaat.

Wanneer verminderende hoeveelheden van de luchtstroom nodig of gewenst zijn, wordt de schuifklep verschoven ten opzichte van de hoek-deflectieplaat zo dat haar openingen slechts gedeeltelijk overeenkomen met da openingen van de hoek-defLectieplaat of volledig overeenkomen met een gedealte van da openingen in de hoek-deflectieplaat en in het geheel niet overeenkomen

met het overige gedeelte van de openingen in de hoak- deflectieplaat. Om de luchtstroom volledig te doen stoppen, worden de openingen van de schuifklep verschoven tot ze volledig naast de openingen in de hoek-deflectieplaat zijn gelegen.

Da elliptische opaningen van de verspreidingspLaat gaven een luchtstroom die in hoofdzaak parallel of zijdelings ten opzichte van de basis van de drukkamer is. Deze zijdelingse luchtstroom zorgt voor een meer efficiënte verdeling van da lucht door lucht over een groter oppervlak te verspreiden dan de gebruikelijke luchtstroominrichtingen. De kuiltjes van de verspreider kunnen zo vervaardigd zijn dat ze draaibaar ten opzichte van de hoek-daflectieplaat zijn.

, Een dergelijke constructie zorgt voor een gemakkelijke instelling van da richting van de luchtstroom.

Een doel van onderhavige uitvinding is dan ook een luchtstroomapparaat te verschaffen dat lucht zijdelings verdeelt ten opzichte van een kamer van waaruit de luchtstroom ontspruit.

Een ander doelman da uitvinding is een luchtstroominrichting te verschaffen die eenvoudig van constructie is.

Een ander doel van deze uitvinding is een toestel te verschaffen dat lucht meer effcieht verdeelt aan een gesloten ruimte.

Een andar doel van deze uitvinding is een luchtstroomapparaat te verschaffen waarin de richting van de luchtstroom gemakkelijk kan gewijzigd worden.

Een ander doel van deze uitvinding is een

apparaat te verschaffen om hat luchtvolume te besturen.

Een ander doel van de uitvinding is een apparaat voor veranderlijke gerichte luchtpatronen te verschaffen.

Andere kenmerken en voordelen van da uitvinding zullen blijken uit da hier volgende beschrijving van een inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt da uitvindhg niat ; da verwijzingscijfers batreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

Figuur 1 is een onderaanzicht van da inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding waarin de bovenkant van een verspreidingsplaat die kuiltjes met kleine openingen bezit, zichtbaar is.

Figuur 2 is een zijaanzicht, gedeeLtelijk in doorsnede, van een drukkamer waaraan de verspreidingsplaat is bevestigd.

Figuur 3 is een op grotere schaal getekend zieht van een kuiltje van de verspreidingsplaat uit figuur 1.

Figuur 4 stelt een dwarsdoorsnede voor van een kuiltje volgens lijn 4-4 uit figuur 2, waarbij een hoekdeflectieplaat en een schuifklep, beide voorzien van openingen die overeenkomen met de opening van het kuiltje, getoond worden.

Figuur 5 stelt een doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 4 van het kuiltje waarin de openingen van de schuifklep niet meer overeenkomen met de openingen van de hoek-deflectieplaat.

Figuur 6 stelt een andere uitvoeringsvorm voor van een kuiltje dat draaibaar is tussen de verspreidings-

plaat en da vlakke hoek-deflectieplaat.

Figuur 7 stelt een dwarsdoorsnede voor van de inrichting volgens de uitvinding die tegelijker tijd open en gesloten kuiltjes voorstelt.

Figuren 8a en 8b tonen de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding in een volledig open, respectievelijk gedeeltelijk open, toestand.

Figuren 9a en 9b tonen de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding in een veranderbaar gericht luchtpatroon.

Figuur 10 stelt de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens dquitvinding voor in een cycloonpatroon.

Figuur n toont de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding in een ander cycloonpatroon.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

De figuren 1 tot 5 stellen een eerste uitvoeringsvorm voor van de inrichting voor het verdelen van een luchtstroom volgens de uitvinding.

Met verwijzing naar figuren 2 tot 4 bestaat de inrichting volgens de uitvinding uit een drukkamer 6 die wanden 10 bezit die een basis 7 bepalen. Een stationaire verspreidingsplaat 1 is vastgemaakt aan de basis 7 van de kamer 6. Deze verspreidingsplaat 1 is aan haar bovenzijde 2 vlak, maar bezit aan haar onderzijde 3 uitstekende kuiltjes 4. De kuiltjes 4 zijn constructies van het half-bolvormige type.

Elk kuiltje vormt een kamer 23 en bestaat uit een kroon 14 die een ronde vlakke top is en uit häTSende

wanden 15 die uitgaan van het eindgedeelte van de kroon 14 en een kroon/wand-verbinding 16 vormen in welke kamer de hellende wanden 15 eindigen op een vlak gedeelte van da verspreidingsplaat 1 an een wand/plaat-verbinding 17 normen.

Da kuiltjes 4 wijken af van aen echte half-bolvormige vorm doordat niet alle. punten van da bol op gelijke afstand van het midden van da diameter van de kuiltjes is gelegen. Deze afwijking is te wijten aan da kroon 14 of de platte top van de kuiltjes. De kuiltjes 4 zijn evenwel niet beperkt tot constructies van dit type, maar kunnen ook vierkante, rechthoekige of andere sferische of ronde vormen bezitten.

De kuiltjes 4 zijn voorzien van relatief kleine openingen 5. De term"relatief klein"betekent gewoon dat de openingen een oppervlak bestrijken dat kleiner is dan een vierde van het volledige kuiltje 4 zoals voorgesteld in figuur 3. De openingen 5 zijn verder bepaald als zieh uitstrekkende vanaf da kroon/ wand-verbinding 16 van het kuiltje an eindigen aan de wand/plaat-verbinding 17.
EMI8.1

De kuiltjes 4, drukkamer 6, 19 en } hoek-deflectieplaat 11 zijn bij voorkeur vervaardigd van metaalplaat maar kunnen uit materialen zoals glas, kunststof, plexiglas of dergelijke zijn vervaardigd.

De kuiltjes 4 zijn gevormd door het met een matrijs uitstampen van de metaalplaat. Het aantal kuiltjes 4 en het oppervlak dat ze bestrijken op de plaat kan optimaal bepaald worden door middel van een computer. De kuiltjes kunnen zo vervaardigd zijn dat ze

met hun openingen in een enkele richting gericht zijn zoals voorgesteld in de bovenaan en onderaan gelegen rechtse gedeelten van figuur 1 of dat de openingen in verschillende richtingen gericht zijn.

De openingen 5 van de kuiltjes 4 zijn ellipsvormige openingen. De uitvinding is evenwel niet beperkt tot een inrichting waarin de grenzen van de openingen 5 van de kuiltjes 4 een vlak vormen waarvan de som van de afstanden tot een vast paar van punten, da focussen, een gegeven constante is. De openingen zijn eerder beschreven als ellipsvormig met het oog op het feit dat ze geen perfecte cirkels zijn, alhoewel cirkelvormige openingen, echt elliptische openingen en openingen van andere geometrische vormen voor dergelijke kuiltjes kunnen worden gekozen.

Een hoek-deflectieplaat 11 overlapt de verspreidingsplaat 1. Deze plaat 11 is aan weerszijden vlak en bezit openingen 12 die in aantal samenvallen met het aantal van kuiltjes op de verspreidingsplaat 1.

Zoals voorgesteld in figuur 4 komen de openin gen 12 van da hoek-deflectieplaat 11 in het algemeen juist overeen met de kuiltjes 4. Een vast gedeelte 13 van de hoek-deflectieplaat 11 kan evenwel rechtstreeks boven de openingen van de kuiltjes 4 gelegen zijn. Het vaste gedeelte 13 veroorzaakt het rondstromen van da lucht en vermijdt dat bewegende of gedwongen lucht voorbij een opening 5 van een kuiltje in een neerwaarts pad stroomt.

De hoek-deflectieplaat 11 is ook stationair en kan aan de wanden 10 van de drukkamer 6 gelast zijn

of door gelijk welk aantal middelen aan de verspreidingsplaat 1 bevestigd zijn.

Op da stationaire vlakke hoak-def1ectieplaat 11 is een afsluit-of klepmiddel 19 gelegen. In het algemeen is de schuifklep 19 vlak en van openingen 20 voorzien. De schuifklep 19 is schuifbaar ten opzichte van de vaste verspreidingsplaat 1, hoek-de- flectiaplaat 11 en drukkamer 6. De openingen 20 van de schuifklep 19 komen ook overeen met het aantal van kuiltjes 4 op de verspreidingsplaat 1. De openingen 20 van da schuifklep 19 liggen ogÅafstandan van elkaar die equivalent zijn aan da afstand tussen openingen in de hoek-deflectieplaat 11 en zijn van dezelfde afmetingen.

Wanneer de openingen 12 in da hoek-deflectieplaat 11 en de openingen 20 van da schuifklep 19 volledig tegenover elkaar gelegen zijn, zoals voorgesteld in figuur 4, wordt een maximum hoeveelheid lucht gedeflecteerd rond het overhangende vaste gedeelte 13 van de hoek-deflectieplaat L, welke hoeveelheid doorheen de kuiltjes 4 in hoofdzaak parallel aan de basis 7 van de drukkamer 6 wordt gestuurd. Wanneer de schuifklep 19 in de stand geschoven is zoals voorgesteld in figuur 5 is da luchtstroming naar het kuiltje 4 gestopt. Da luchtstroom is evenwel niet beperkt tot een maximum en een zero hoeveelheid van stroming, maar kan van 0 tot een maximum hoeveelheid worden ingesteld door de openingen 20 in de schuifklep 19 te verschuiven in standen tussen da uiterste standen voorgesteld in de figuren 4 en 5.

De schuifklep 19 is schuifbaar gemaakt door voor een vakman genoegzaam bekende middelen.

Het vaste gedeelte 13 van da hoek-deflectie- plaat 11, dat over da kleine openingen van de kuiltjes 4 hangt, an da structuur van da kuiltjes die relatief kleine openingen 5 bezitten, zoals hiervoor beschreven, zorgen voor da daflectie van een luchtstroom die in hoofdzaak evenwijdig aan da basis 7 van de drukkamer 6 is. In hoofdzaak evenwijdig of parallel verwijst naar da hoek waaronder een luchtstroom doorheen da openingen van de kuiltjes 4 ten opzichte van de basis 7 van da drukkamer 6 stroomt. De gemaakte hoek is incb orde van 80 tot 900. Deze zijdelingse deflectie van lucht verzekert dat lucht die doorheen het aan de ingang 8 van de drukkamer 6 bevestigda luchtkanaal 9 stroomt, over een groter oppervlakte verdeeld wordt van een kamer of gesloten ruimte waarin de luchtverdeelinrichting gelegen is.

Het gebruik van de inrichting kan energiebesparingen tot gevolg hebben of het aantal van luchtverdeelinrichtingen nodig per kamer of structuur verminderen.

Een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdelen van een luchtstroom die draaibare kuiltjes 14 bevat met relatief kleine openingen 105. Een dergelijke inrichting is gelijkaardig aan da hiervoor beschreven inrichting en gelijkaardige elementen zijn trouwens met hetzelfde verwijzingscijfer aangeduid op 100 na.

Bij voorbeald heeft de inrichting een drukkamer die wanden bezit die een basis bepalen. Ean luchtverspreidingsplaat 101 met kuiltjes 104 is aan de basis van de drukkamer vastgemaakt.

Boven da verspreidingsplaat 101 is een hoek- deflectiaplaat¯ll1 opgesteld en op daze hoek-deflectie- plaat 111 en verschuifbaar ten opzichte daarvan is

een schdifkiep 119 opgesteld. De drukkamer is verbonden aan een luchtkanaal dat een luchtstroom levert doorheen de drukkamer en naar buiten door de openingen 105 van da kuiltjes 104.

In deze uitvoeringsvorm is evenwel het vaste gedeelte 113 van de hoek-deflectieplaat 111 over een groter gedeelte gelegen van de kamer 123 van een kuiltje. Dit is het beste zichtbaar door de stand van de hoek-deflectieplaat 11 in figuur 4 te vergalijken metde deflectieplaat 111 in figuur 6. Het op deze manier bedekken van de kamer 123 van een kuiltje zorgt ervoor dat een gedwongen luchtstroom rond het vaste gedeelte 113 van da hoek-deflectieplaat 111 stroomt en zijwaarts gedeflecteerd wordt door het kuiltje, zelfs wanneer het kuiltje over 1800 verdraaid werd vanuit zijn in da figuur 6 voorgestelde stand.

De draaibare kuiltjes 104 zijn voorgesteld in figuur 6. De kuiltjes 104 zijn voorzien van een ronde platte top of kroon 114. Hellende wanden 105 gaan uit van het eindgedeelte van da kroon 114 en vormen een kroon/wand-verbinding 116. De wanden, juist voor een uiterste einde 121 bezitten een gebogen gedeelte 122 dat zieh buigt rond de verspreidingsplaat 101, en een wand/gebogen gedaelte-verbinding 117 vormt. De uiterste einden 121 eindigen vlak en liggen tegen de bovenzijde 102 van da verspreidingsplaat 101. De hoek-deflectieplaat 111 ligt tegen de uiterste einden 121 en is aan de drukkamer of de verspreidingsplaat zo bevestigd dat de uiterste einden an de kuiltjes 104 onder wrijving"gesandwiched"zijn door de hoek-deflectieplaat 111 en de verspreidingsplaat 101.

Geen andere middelen

bevestigen de uiterste einden, zodat een niet-loodrechte kracht uitgeoefend op de kuiltjes 104 op gelijk welke plaats excentrisch van een top van het kuiltje dit kuiltje doet roteren rond zijn as Z.

De kuiltjes 104 worden belet zijwaarts te glijden door da wand/gebogen gedeelte-verbinding 117 die uit zichzelf dergelijke beweging belet. Relatief kleine openingen 105 laten gedwongen lucht toe uit de kuiltjes 104 te stromen. Deze kleine openingen 105 zijn van een gelijkaardig oppervlak als deze beschreven in da eerste uitvoeringsvorm en strekken zich vanaf de kroon/wandverbinding 116 uit tot aan de wand/gebogen gedeelte-verbinding 117.

Een schuifklep 119 die openingen bezit is schuifbaar tegen de hoek-deflectieplaat 101 gelegen en kan ingesteld worden zoals in de eerste uitvoeringsvorm, om het luchtvolume dat aan een gesloten ruimte wordt geleverd te vergroten of te verkleinen.

De draaibare kuiltjes 104 van deze tweede uitvoeringsvorm kunnen ingesteld worden, zodat hun openingen in gelijk welke richting of in een enkele richtinggericht zijn.

De figuren 7, 8a. en 8b stellen een uitvoeringsvorm voor waarin een gedeelte van de openingen in de schuifklep 19 in overeenkomst zijn met de openingen 12 in de hoek-deflectieplaat 11, terwijl een gedeelte niet in overeenstemming is. In deze uitvoeringsvorm kunnen voldoende uitlaatsnelheden van de lucht in stand gehouden worden om de gewenste kamercirculatie te verkrijgen, maar terzelfder tijd het luchtvolume te verminderen.

De figuren 9a en 9b stellen een andere uitvoeringsvorm voor waarin een veranderbaar gerichtluchtpatroon wordt verkregen doordat de schuifklep 19 in zulkdanige stand gebracht wordt dat lucht doorheen openingen kan stromen die gericht zijn in een gewenste ultlaatrichting voor een gegeven punt in de lineaire beweging van de schuifklep 19.

Figuur 10 stelt een uitvoeringsvorm voor waarin de luchtcirculatie een"cycloon"-effect heeft.

De lucht wordt uitgelaten rakend aan da straal van de kuiltjes van de verspreidingsplaat ofwel in de zin van de wijzers van een uurwerk ofwel in da tegengestelde zin. Dit effect kan nog verder in de hand gewerkt worden door het toevoegen van een openingen 224 voor terugkerende lucht in het midden van da verspreider. Dit laat de warme terugkerende lucht toe op te stijgen in de kern van de"cycloon"en uit de kamer te stromen naar de ventilator doorheen een plafond-drukkamer of-kanaal.

De schuifklep 19 kan gebruikt worden als een vuur en/of rookschuif, hetzij onafhankelijk, hetzij samen met al da vorige opstellingen en gebruiken. De schuif- klep 19 wordt dan bediend door conventionele inrichtingen zoals smeltverbindingen en rookdetectoren.

Wanneer een automatische temperatuursregeling wordt gebruikt om de stand van de schuifklep 19 in te stellen, en het toevoerkanaal wordt gebruikt voor% er- warming en koeling, wordt een"verwarming-dode zone-koeLing" opeenvolging verkregen in een enkele lineaire beweging door de schuifklep 19 toe te laten na het afsluiten van de koeling zijn weg in de. fde rieht ing voort te zetten en doorheen een dode zone te gaan en opnieuw

te openen voor verwarming. Bij een stijging van de kamertemperatuur kan de omgekeerde opeenvolging plaatsvinden.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoerngsvorrnen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikken en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

Claims

CONCLUSIES.

1. Inrichting voor het verdelen \an een luchtstroom, daardoor gekenmerkt dat vze : een drukkamer (6) bevat met een inlaat (8) en een uitlaat an wanden (10) om een luchtstroom te begrenzen, waarbij deze wanden (10) een basis (7) aan da uitlaat vormen, een stationaire verspreidingsplaat (1 of 101) die met deze basis (7) verbonden is en over da uitlaat van de drukkamer (6) is gelegen, welke stationaire ver- spreidingsplaat (1 of 101) een aantal kuiltjes (4 of 104) bevat, waarbij elk van deze kuiltjes (4 of 104) een zijopening (5 of 105) bezit, en een vlakke hoek-deflectieplaat (11 of 111) die een aantal openingen (12 of 112) bezit die in de druk- kamer (6) an over de verspreidingsplaat (1 of 101) is gelegen,

waarbij dit aantal openingen (12 of 112) van deze deflectieplaat (11 of 111) in ver- binding staan met openingen (5 of 105) van de kuiltjes (4 of 104) van de stationaire versprei- dingsplaat (l of 101) maar niet over een horizon- tale projectie gelegen zijn van deze openingen (5 of 105) in deze verspreidingsplaat (1 of 101) om lucht in hoofdzaak parallel aan de basis (7) van de inrichting voor het verdelen van lucht te. verdelen. <Desc/Clms Page number 17>

2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat da kuiltjes (4) een kroon (14) bevatten, hellende wanden (15) die uitgaan van deze kroon (14) en een kroon/wand-verbinding (16) vormen, en waarbij deze wanden (15) eindigen op een plat gedeelte van de verspreidingsplaat (1) en een wand/plaat-verbinding (17) vormen.

3. Inrichting volgens da conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de zijopening (5) in elk van da kuiltjes (4) een relatief kleine opening is die zich vanaf de kroon/wand-verbinding (16) tot de wand/plaat-verbinding (17) uitstrekt.

4. Inrichting volgens een van da conclusies 2 en 3, daardoor gekenmerkt dat alle openingen (5) van de kuiltjes (4) in 6eenzelfde richting gericht zijn.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 2 an 3, daardoor gekenmerkt dat de openingen (5) in de kuiltjes (4) in verschillende richtingen gericht zijn.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmarkt dat de zijopening (5 of 105) in elk kuiltje (4 of io4) een ellipsvormige opening EMI17.1 is.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat ze verdar een verschuifbare gemoneerde plaat (19 of 119) bevat die een aantal openingen (20 of 120) bezit die tegenover de openingen (12 of 112) in de vlakke hoek-def1ectiep1aat (11 of 111) kunnen gebracht worden, welke verschuifbare plaat (19 of 119) tegen de vlakke hoek-deflectieplaat (11 of 111) is gelegen.

8. Inrichting volgens een van da conclusies 1 <Desc/Clms Page number 18> tot 7, daardoor gekenmerkt dat de verspreidingsplaat (1 of 101) van openingen voorzien is en elk van da kuiltjes (104) een over zijn omtrek uitstekende flens (121) bezit die draaibaar gemonteerd is tussen de verspreidingsplaat (101) en da vlakke hoek-deflectieplaat (lll), waarbij de kuiltjes (104) zieh doorheen de genoemde openingen in da verspreidingsplaat (101) uitstrekken.

9. Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de kuiltjes (104) een kroon (114) bevatten en een hellende wand (115) die uitgaat van deze kroon (114) en een kroon/wand-verbinding (116) vormt, en waarbij da hellende wand aen gebogen gedeelte (122) bevat dat aen gebogen gedeelte/wand-verbinding (117) vormt en waarbij een uiterste einde van deze hellende wand (115) over de verspreidingsplaat (101) ombuigt en vlak uitloopt, welk uiterste einde tussen de verspreidingsplaat (101) en de vlakke hoek-deflectieplaat (111) is gelegen, een en ander zodat da kuiltjes (104) draaibaar ten opzichte van da verspreidingsplaat (101) zijn.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 8 en 9, daardoor gekenmerkt dat de zijopeningen (105) in de kuiltjes (104) relatief kleine openingen zijn die zip van de kroon/wand-verlinding (116) tot de gebogen gedeelte/wand-verbinding (117) uitstrekken.

11. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de schuifbaar gemonteerde plaat (19) of 119) tegelijker tijd een gedeelte van het aantal openingen (20) bezit die tegenover de openingen (12 of 112) in de vlakke-hoek-deflectieplaat (11 of 111) kunnen worden gebracht en een gedeelte van dit aantal <Desc/Clms Page number 19> openingen (20) die niet tegenover de openingen (12 of 112) van de vlakk-hoek-deflectiep1aat (11 of 111) kunnen worden gebracht.

12. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte van het aantal van de openingen (20) in de schuifbaar gemonteerde plaat EMI19.1 (19 of 119) dat in overeenkomst is met of juist tegenover da openingen (12 of 112) ligt in de deflectieplaat (11 of 111) en de kuiltjes (4 of 104) een luchtuitlaat in een enkele richting creëert.

13. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte van het aantal van openingen (20) in de schuifbaar gemonteerde plaat (19 of 119) dat overeenkomt met of tegenover de openingen (12 of 112) gelegen is van de vlakke hoak- def1ectiep1aat (11 of 111) en de kuiltjes (4 of 104) een luchtuitlaat in meerdere richtingen creeert.

14. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de openingen (20) in de schuif- baar gemonteerde plaat (19 of 119) die in overeenkomst zijn met of juist tegenover de openingen (12 of 112) ligt van de shoek-deìctieplaat (ll of 111) en da kuiltjes (4 of 104) de lucht rakend aan de straal van da verspreidingsplaat (1 of 101) in een cirkelvormige richting uitlaten.

15. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat ze over de omtrek opgestelde luchtverdelingsopeningen bepaalt alsmede een centraal gelegen luchtterugvoer (224).