BE1000377A4 - Bobijn en draadzoekinrichting die zulke bobijn toepast. - Google Patents

Abstract

Robijn daardoor gekenmerkt dat de draadaanvang en het draduiteinde in elkaar overgaan.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Bobijn en draadzoekinrichting die zulke bobijn toepast. 
 EMI1.1 
 ------------------------------------------------------- 
Deze uitvinding heeft betrekking op een bobijn, meer speciaal zoals aangewend bij   weefmachines,   zoals een   garenspoel,   doch in het algemeen ook op bobijnen met draad oit een willekeurig materiaal bestemd voor welke tak ook van de verwerkende textielindustrie. 



  Tevens houdt de uitvinding verband met een draadzoekinrichting om bij de voornoemde bobijnen respektievelijk de draadaanvang en het draadeinde op te sporen. 



  Bobijnen of   garenspoelen, die   in alle takken van de textielindustrie voorkomen, worden zoals bekend op spoelautomaten vervaardigd en bezitten dan ook een garenaanvang die verbonden is met het garen van de buitenmantel van de   spoel. Na   de vervaardiging van dergelijke bobijnen worden deze naar de respektievelijke verbruikers   getransporteerd.   Het is dan ook duidelijk dat deze laatste 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 telkens de draadaanvang moeten lokaliseren teneinde de bobijn op een inrichting, zoals bijvoorbeeld een weefmachine, te kunnen aanbrengen.. Bij weefmachines. is het bovendien zo dat het draaduiteinde van de vorige bobijn met de draadaanvang van de volgende bobijn wordt verbonden teneinde een continue bevoorrading van de machine te bekomen.

   Zodoende   7 ; a1 ook het   draaduiteinde dienen gelokaliseerd te worden. 



   Het is duidelijk dat het bij de relatief grote bobijnen vrij moeilijk is om de draadaanvang en het draaduiteinde te bepalen. Het is dan ook bekend om het zoekwerk te vereenvoudigen door de draadaanvang, respektievelijk het draaduiteinde, van etiketten te voorzien of in de huls van de bobijn te steken. Deze oplossing is echter weinig   geschikt   om bij automatisch werkende inrichtingen in bet terugvinden van de draadaanvang en het draaduiteinde te voorzien. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook als voorwerp een bobijn waarbij het voornoemde nadeel systematisch wordt uitgesloten, m.   a. w.   een bobijn die zieh bijzonder leent om de draadaanvang en het draaduiteinde automatisch weer te vinden. 



  Hiertoe bestaat de bobijn volgens de uitvinding uit een opgewikkelde hoeveelheid draad, met als kenmerk dat de draadaanvang en het draaduiteinde in elkaar overgaan. Bij voorkeur zijn de draadaanvang en het draaduiteinde hierbij aan 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 elkaar geknoopt. Zodoende ontstaat een lus die vrij eenvoudig door middel van een automatisch werkende inrichting kan gedetekteerd en   vastgenomen worden, om   vervolgens doorgeknipt te worden, waarna de alzo verkregen draadaanvang en het draadeinde naar de gewenste plaatsen kunnen geleid worden. 



   De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een draadzoekinrichting die in het bijzonder bedoeld is om op automatische wijze de draadaanvang en het draadeinde bij voornoemde bobijnen op te zoeken. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter,   enkele   voorkeurdragende   uitvoeringsvoTrmen   van bobijnen, een draadzoekinrichting en een   aantel     toepassing-   mogelijkheden van voornoemde bobijnen beschreven, met ver-   wijzing naar   de bijgaande tekeningen, waarin : figuren 1 en 2 bobijnen volgens de uitvinding weergeven ; figuur 3 een draadzoekinrichting volgens de uitvinding weergeeft   ;   figuur 4 een bobijnstand weergeeft waarop bobijnen volgens de   uitvinding worden toegepast ;   figuren 5 en 6 het aanbrengen van de voornoemde bobijnen op de bobijnstand volgens figuur 4 verduidelijken. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



     Zoals in figuur l wordt   weergegeven bestaat een   bobijn l   volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een meestal op een    huls 2opgewikkeldehoeveelheiddraadof garen-3, waarbij de    draadaanvang 4 en het draaduiteinde 5 met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld door middel van een knoop 6. Zodoende wordt een draadlus 7 gevormd die gemakkelijker kan weergevonden worden dan twee losse draadeinden. 



   In de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 strekt de draadlus 7 zieh langs de buitenzijde van de bobijn 1 tussen de overeenliggende uiteinden 8 en 9 uit. De draadlus 7 kan uiteraard ook op andere plaatsen gesitueerd zijn, en zich bijvoorbeeld zoals in de uitvoeringsvorm van figuur 2, door de   hüls   2 uitstrekken. 



  Het terugvinden van de voornoemde draadlus 7 kan eenvoudig gebeuren met bijvoorbeeld een draadzoekinrichting volgens figuur 3, dewelke hoofdzakelijk bestaat uit een zuigmond 10 die zieh minstens over een gedeelte van de lengte L van de bobijn 1 uitstrekt. Indien een bobijn   l onder   de zuigmond 10 gepresenteerd en vervolgens over enkele. toeren verdraaid wordt, wordt de lus 7   opgezogen en over een bepaalde afstand   in de zuigmond meegevoerd. Vervolgens kunnen door middelen 11 en 12, bijvoorbeeld haken, de draadaanvang 4 en het draaduiteinde 5 uit de zuigmond 10 getrokken worden, en dan 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 doorgeknipt en naar de gewenste plaatsen op een weefmachine geleid worden. 



   Het is duidelijk dat de door het doorknippen verkregen draadaanvang en draadeinde niet noodzakelijk overeenstemmen met de oorspronketijke draadaanvang 4 en het draadeinde 5. Het is inderdaad zo dat het draadeinde 5 van een klassieke bobijn meestal te kort is om naar de gewenste plaats op een weefmachine geleid te worden. Gebruik makende van een bobijn volgens de uitvinding kan men door de draadlus 7 op een gepaste plaats door te snijden-op een andere   plaats   dan de knoop 6 - steeds een vrij draadeinde als een vrije draadaanvang von gewenste lengte bekomen. 



  Figuur 4 geeft nog een bobijnstand weer die aangepast is om automatisch voornoemde bobijnen 1 te plaatsen, teneinde bijvoorbeeld in de continue draadtoevoer 13 voor de inslag van een weefmachine te voorzien. De bobijnen 1 worden door middel van een transportband 14 aangevoerd en op de uit een lopende band 15 bestaande bobijnstand aangebracht. De voornoemde draadlus 7 wordt bijvoorbeeld door middel van een draadzoekinrichting zoals voornoemd opgezocht en doorgesneden waarna de draadaanvang 4 en het draadeinde 5 in kleminrichtingen 16 en 17 gevoerd worden, enerzijds om aangeknoopt te worden met het draaduiteinde van de vorige bobijn door een knoopinrichting 18, en anderzijds, om zodanig 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 gepresenteerd te worden dat de volgende bobijn na enige tijd ook kan aangeknoopt worden.

   Het is duidelijk dat er evenveel kleminrichtingen, repektievelijk 16,17, 19 en 20 voorzien zijn als er   plaatsen   voor bobijnen zijn. 



   De kleminrichtingen 16 en 17 bevatten elk   bijvoorbeeld twee   klemmen 21 en 22, die opgesteld zijn zoals weergegeven in figuren 5 en 6. De inklemming van de draden gebeurt zodanig dat de draadaanvang 4 van een   nieuwe   bobijn overlappend gepresenteerd wordt aan het draaduiteinde 5 van de vorige   bobijn, waarna zoals schematisch   aangeduid met cirkel 23 in het automatisch knopen kan voorzien worden. Hierbij worden, zoals weergegeven in figuur 7, de draadresten 24 en 25 afgesneden zodanig dat een   vol1edig vrije verbinóing wardt   bekomen. 



  Er dient opgemerkt te worden dat het aan elkaar verbinden van voornoemde draaduiteinden ook door   zogenaamd"splicen"kan   verwezenlijkt worden. Dit is het verbinden van draden zonder deze te knopen, door in   splitslas   te voorzien. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven    uitvoeringsvormen, doch dergelijke bobijnen en de    draadzoekinrichting die hierbij kunnen aangewend worden, 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (8)

1. Conclusies. EMI8.1 ---------- 1. - Bobijn, daardoor gekenmerkt dat de dr8adaanvang (4) en het draaduiteinde (5) in elkaar overgaan.
2. 2.-Bobijn volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de draadaanvang (4) en het draaduiteinde (5) aan elkaar geknoopt zijn.
3. 3.- Bobijn volgens conclusie 1. dsardoor gekenmerkt dat de draadaanvang (4) en het draaduiteinde (5) met elkaar verbonden zijn door middel van zogenaamd 1Isplicen".
4. 4.- Bobijn volgens één der conclusies 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de draadlus (7) die gevormd wordt door de EMI8.2 draadaanvang (4) en het draaduiteinde (5) zieh aan de buitenzijde van de bobijn (l) bevindt.
5. 5.-Bobijn volgens één der, conclusies 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de draadlus (7) die gevormd wordt door de draadaanvang (4) en het draaduiteinde (5) zieh doorheen de huls (2) uitstrekt waarop de bobijn is aangebracht.
6. 6. - Draadzoekinrichting om aangewend te worden bij bobijnen volgenséénderconclusies1t. e.m.5,daardoorgekenmerktdat <Desc/Clms Page number 9> zij hoofdzakelijk bestaat uit een zuigmond (10) die zieh over minstens een gedeelte van de lengte L van een bobijn uitstrekt.
7. 7.-Draadzoekinrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de zuigmond (10) voorzien ia van middelen 01-12) om da door de zuigmond (10) opgezogen draadlus (7) respektievelijk in de omgeving van de draadaanvang (4) en het draaduiteinde (5) vast te nemen.
8. 8.-Bobijn en draadzoekinrichting die zulke bobijn toepast, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen.