NL9700001A - Rolstoel. - Google Patents

Description

Titel: Rolstoel

De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel voorzien van een frame, twee draaibaar met het frame verbonden achterwielen met elk een naaf, een zitgedeelte dat tussen de achterwielen gelegen is en ten minste een met een achterwiel verbonden handgeleidingswiel.

Een dergelijke rolstoel is bekend uit US-A-2.782.835. Bij deze bekende rolstoel is de astap van de naaf in een in het frame gevormde schroefbus bevestigd.

De uitvinding beoogt de bekende rolstoel verder te verbeteren door deze voor de gehandicapte comfortabeler en gemakkelijker bedienbaar te maken.

De uitvinding voorziet daartoe in een rolstoel van voornoemde soort, met het kenmerk, dat de astap bevestigd is in een aan het frame van de rolstoel bevestigd lagerblok, dat voorzien is van ten minste één lager voor het draaibaar ondersteunen van het achterwiel en van een boring voor het opnemen van een veerkrachtig orgaan, dat het zitgedeelte van de rolstoel verend ondersteunt.

Door de constructie van het lagerblok volgens de uitvinding is het mogelijk een aantal aan de bekende rolstoel klevende bezwaren op te heffen.

Bij de bekende rolstoel is het zitgedeelte, waarschijnlijk vanwege kostenbesparing, star verbonden met het frame, hetgeen het comfort zeer nadelig beïnvloedt. In het lagerblok van de rolstoel volgens de uitvinding kunnen op eenvoudige en goedkope wijze de veren voor het dragen van het zitgedeelte worden opgenomen.

Het lagerblok kan volgens een verder aspect van de uitvinding tevens voorzien zijn van bevestigingspunten voor het remsysteem van de rolstoel.

Bij bekende rolstoelen bestaat het remsysteem uit rem-blokjes die tegen de banden van het achterwiel kunnen worden aangedrukt door middel van een hendel of iets dergelijks.

Dit heeft als bezwaar dat in het bijzonder bij nat weer of bij het rijden door viezigheid het op de band aanwezige water, straatvuil of de ontlasting van honden bij het af-remmen door de remblokjes wordt verspreid en tegen de handen van de in de rolstoel gezeten gehandicapte spettert, omdat deze immers zijn handen dichtbij de bandomtrek aan het hand-geleidingswiel heeft. Bij de rolstoel volgens de uitvinding wordt het remsysteem gedragen door het lagerblok en grijpt aan op de astap van het achterwiel, zodat voornoemd probleem niet meer kan optreden.

De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 een vooraanzicht in doorsnede van een achterwiel, een handgeleidingswiel, een lagerblok en gedeeltelijk het zitgedeelte van de rolstoel volgens de uitvinding; en figuur 2 een zijaanzicht van de rolstoel volgens figuur 1 met afgenomen achterwiel en handgeleidingswiel.

Figuur 1 toont het achterwiel 1 van een rolstoel met een velg 2 een rond deze velg geplaatste band 3 en een naaf 4. De velg 2 en de naaf 4 zijn op op zich bekende wijze door spaken 5 verbonden. De naaf 4 is voorzien van een naar de buitenzijde van de rolstoel gekeerde centrale, van moer-draad voorziene opening 6, in welke opening een van bijpassende schroefdraad voorziene astap 7 van een handgeleidingswiel 8 bevestigd kan worden. De astap 7 van het handgeleidingswiel vormt het verlengde van de naaf 9 daarvan. De cirkelvormige buisvormige buitenomtrek 10 van het handgeleidingswiel is door middel van een aantal spaken ll verbonden met de naaf 9.

Zoals schematisch is aangegeven, kunnen handgeleidings-wielen met verschillende diameters aan het achterwiel 1 bevestigd worden, door de astap 6 van het ene handgeleidingswiel los te draaien uit de naaf 4 en de astap van een handgeleidingswiel met een andere diameter weer in naaf 4 vast te schroeven.

Zoals in figuur 1 eveneens schematisch is aangegeven, kan ook de afstand tussen het handgeleidingswiel 8 en het achterwiel 1 worden gevarieerd door gebruik te maken van astappen 6 met verschillende lengten. De astappen kunnen bijvoorbeeld vast verbonden zijn met de naaf 9 van het hand-geleidingswiel, in welk geval voor een verschillende afstand tussen het wiel 1 en het handgeleidingswiel 8 steeds een ander handgeleidingswiel met een astap met een andere lengte moet worden gebruikt. Het is echter ook mogelijk gebruik te maken van losse astappen met verschillende lengtes.

De naaf van het achterwiel 1 is aan de naar de rolstoel gekeerde zijde in figuur 1 voorzien van een verlenging welke een astap 12 vormt. Deze astap is gelagerd in het lager-blok 13 door middel van een tweetal lagers 14 en 14'. De astap 12 van het wiel 1 wordt op bekende wijze met bijvoorbeeld een vleugelmoer 15 aan het lagerblok 13 bevestigd, een en ander zodanig dat het wiel 1 ten opzichte van de rolstoel draaien kan.

De rolstoel is verder voorzien van een zitgedeelte 16 met armsteunen 17, welke op een aan vakmensen bekende wijze gevormd en met elkaar verbonden zijn. Het zitgedeelte 16 rust aan de achterzijde via een buis 18 in een veerbus 19 welke door het lagerblok 13 gedragen wordt. De veerbus 19 is aan de bovenzijde geleid in een buis 20 van het frame van de rolstoel.

Figuur 2 toont in zijaanzicht het lagerblok 13, het zitgedeelte 16, een rugleuning 21 die verbonden is met de framebuis 20 en de buis 18 welke rust in de veerbus 19.

Het lagerblok 13 is voorzien van een boring 22 voor het opnemen van de lagers 14 en 14' en van een boring 23 voor het opnemen van een veerbus 19. Aan de onderzijde is het lagerblok 13 voorzien van een langsboring 24 waarin een verdere framebuis 25 opgenomen kan worden en geborgd kan worden met in de openingen 26 en 26' te brengen borg-schroeven.

De veerbus 19 omvat een holle buis 27 welke rust in de boring 23 van het lagerblok 13 en waarin aan de onderzijde een bus 28 geplaatst is. In de bus 28 rust een geleidings-pen 29 rond welke pen een veer 30 geplaatst is. De onder zijde van de buis 18, die verbonden is met het zitgedeelte 16 van de rolstoel rust via een ring 31 op de bovenzijde van de veer 30, zodat het zitgedeelte 16 in gebruik ten opzichte van het lagerblok en dus ten opzichte van de achterwielen l kan veren.

De rolstoel volgens de uitvinding is tevens voorzien van voorwielen, die het zitgedeelte 16 verend ondersteunen maar waarvan de constructie op zich aan vakmensen bekend is.

Het lagerblok 13 is nog voorzien van een tweetal boringen 32 en 32', in welke boringen op aan vakmensen bekende wijze een remsysteem bevestigd kan worden, waarvan de remblokjes aangrijpen op het verlengde naafgedeelte 41 van het achterwiel 1, welk gedeelte gelegen is tussen de naaf 4 en het lagerblok 13.

Zoals bovenstaand beschreven is, heeft het afremmen van de naaf van het achterwiel l in plaats van de band 3 daarvan het voordeel, dat bij afremmen geen op de band van de rolstoel aanwezig straatvuil rondspat en op de handen van de gehandicapte gebruiker van de rolstoel, die het hand-geleidingswiel 8 vasthoudt, terechtkomt.

Het lagerblok 13 is tenslotte aan de achterzijde voorzien van een nokvormig uitsteeksel 33, dat een aanslag vormt voor het verlengde ruggedeelte 21' van de rugleuning 21 van de rolstoel. Bij bestaande rolstoelen bestaat namelijk het risico dat het zitgedeelte volledig rond de assen van de achterwielen draait, waardoor de gehandicapte met de rolstoel achterover valt. Bij de rolstoel volgens de uitvinding vormt het nokvormige uitsteeksel 33, zoals schematisch in figuur 2 getoond is, een aanslag voor het verlengde gedeelte 21', zodat het zitgedeelte ten opzichte van het lagerblok niet verder dan over een tevoren bepaalde hoek kan draaien. Hierdoor wordt het achteroverkiepen van de rolstoel voorkomen.

Het zal duidelijk zijn dat met de volgens de uitvinding voorgestelde maatregelen een rolstoel verkregen wordt welke eenvoudig van opbouw is, daardoor goedkoop vervaardigd kan worden en die toch optimaal aangepast kan worden aan de behoeften van gehandicapten en comfortabel is.

Claims (3)

1. Rolstoel voorzien van een frame, twee draaibaar met het frame verbonden achterwielen met elk een naaf, een zitgedeelte dat tussen de achterwielen gelegen is en ten minste één met een achterwiel verbonden handgeleidingswiel, met het kenmerk, dat de astap (12) bevestigd is in een aan het frame van de rolstoel bevestigd lagerblok (13), dat voorzien is van ten minste één lager (14;14') voor het draaibaar ondersteunen van het achterwiel (1) en van een boring (23) voor het opnemen van een veerkrachtig orgaan (19, 27, 28, 29, 30), dat het zitgedeelte (16) van de rolstoel verend ondersteunt .

2. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lagerblok voorzien van bevestigingspunten (32, 32') voor een remsysteem, waarvan de remblokken aangrijpen op een verlengd naafgedeelte (4') van het achterwiel tussen het lagerblok (13) en de naaf (4) van het achterwiel.

3. Rolstoel volgens conclusie l of 2, met het kenmerk, dat het lagerblok (13) aan de achterzijde van de rolstoel voorzien is van een nokvormig uitsteeksel (33) dat een aanslag vormt voor een naar onderen verlengd gedeelte (21’) van de rugleuning (21) van de rolstoel.