NL8402439A - Rolstoel. - Google Patents

Description

if^ A

70 6477

Titel: Rolstoel.

De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel voorzien van een frame, twee draaibaar met het frame verbonden achterwielen, met elk een naaf, een zitgedeelte dat tussen de achterwielen gelegen is en tenminste een met een achterwiel verbonden handgeleidingswiel.

5 Rolstoelen voor gehandicapten,die het gebruik van de benen missen, maar hun armen wel kunnen gebruiken, zijn dikwijls voorzien van zgnrhardgele idingswielen, die verbonden zijn met de achterwielen van de rolstoel en op enige afstand daarvan, daarnaast zijn aangebracht. De gehandicapte kan met zijn hand de handgeleidingswielen doen bewegen en zich zo 10 in de rolstoel verplaatsen.

De handgeleidingswielen zijn verbonden met de velgen van de respectieve achterwielen en bezitten een diameter die een weinig kleiner is dan de diameter van de achterwielen. Dit heeft als bezwaar dat het handgeleidingswiel op geen enkele wijze aangepast kan worden aan de specifieke 15 behoefte van een gehandicapte. Noch de diameter van het wiel, noch de afstand daarvan ten opzichte van het achterwiel kan worden gevarieerd, zodat in zeer veel gevallen de gehandicapte meer kracht nodig heeft en meer moeite moet doen zich in de rolstoel voort te bewegen dan bij een optimaal gedimensioneerd en geplaatst handgeleidingswiel nodig zou zijn.

20 De uitvinding beoogt een oplossing voor dit probleem te bieden en voorziet hiertoe in een rolstoel van voornoemde soort waarbij het handgeleidingswiel voorzien is van een naaf met een daarmee verbonden astap, welke astap bevestigd kan worden in de naaf van het achterwiel. Bij voorkeur is de astap voorzien van schroefdraad, die kan samenwerken met een 25 in de naaf van het achterwiel gevormde moerdraad.

Dankzij de uitvinding kunnen in de naaf van het achterwiel van een rolstoel handgeleidingswielen met verschillende diameters bevestigd worden, waarbij de diameter van het handgeleidingswiel op geen enkele wijze samenhangt met die van het achterwiel, behalve dat het handgelei-30 dingswiel vanzelfsprekend altijd een kleinere diameter dient te hebben dan het achterwiel. Het handgeleidingswiel kan tevens voorzien worden van astappen met verschillende lengten. Hierdoor kan zowel de afstand tussen het achterwiel en het handgeleidingswiel worden gevarieerd alsook de diameter van het handgeleidingswiel, zonder dat 'de keuze van de ene 8402439 Λ /1¾ - 2 - variabele.wordt beïnvloed door de keuze van de andere variabele, zodat een optimale aanpassing aan de specifieke behoefte van de gehandicapte' mogelijk is.

Doordat het handgeleidingswiel gemakkelijk van het achterwiel af-5 neembaar is, kan de breedte van de rolstoel voor gebruik binnenshuis eenvoudig verkleind worden door de handgeleidingswielen van de achterwielen te verwijderen, hetgeen in veel gevallen het aanpassen van de breedte van deuropeningen en dergelijke· overbodig maakt. Binnenshuis kan de gehandicapte in verband met de geringe te overbruggen afstanden 10 gebruik maken van het achterwiel zelf om de rolstoel te doen bewegen.

Volgens een verder aspect van de uitvinding is de naaf van het achterwiel voorzien van een astap die bevestigd kan worden in een aan het frame van de rolstoel bevestigd lagerblok. In dit lagerblok zijn de lagers voor het achterwiel aangebracht, terwijl het lagerblok tevens 15 middelen kan opnemen die bestemd zijn voor het verend ondersteunen van het zitgedeelte van de rolstoel en voorzien is van bevestigingspunten voor het remsysteem van de rolstoel.

Door de constructie van het lagerblok volgens de uitvinding is het mogelijk een aantal verdere aan bestaande rolstoelen klevende 20 bezwaren op te heffen. Bij bekende rolstoelen is het zitgedeelte vanwege kostenbesparing dikwijls star verbonden met het frame, hetgeen het comfort zeer nadelig beïnvloed. In het lagerblok van de rolstoel volgens de uitvinding kunnen op eenvoudige en goedkope wijze de veren voor het dragen van het zitgedeelte worden opgenomen.

25 Bij bekende rolstoelen bestaat het remsysteem uit remblokjes die tegen de banden van het achterwiel kunnen worden aangedrukt door middel van een hendel of iets dergelijks. Dit heeft als bezwaar dat in het bijzonder bij nat weer of bij het rijden door viezigheid het op de band aanwezige water, straatvuil of de ontlasting van honden bij het 30 afremmen door de remblokjes wordt verspreid en tegen de handen van de in de rolstoel gezeten gehandicapte spettert, omdat deze immers zijn handen dichtbij de bandomtrek aan het handgeleidingswiel heeft. Bij de rolstoel volgens de uitvinding wordt het remsysteem gedragen door het lagerblok en grijpt dit aan op de astap van het achterwiel, zodat voor-35 noemd probleem niet meer kan optreden.

8402439 - 3 -

& A

De uitvinding verschaft derhalve een rolstoel die optimaal aangepast kan worden aan de specifieke omstandigheden van de gehandicapte gebruiker ervan, die comfortabeler is dan de bekende stoelen en die bij het afremmen geen onnodige bevuiling van de handen van de gebruiker ver-5 oorzaakt.

De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: fig. 1 een vooraanzicht in doorsnede van een achterwiel, een 10 handgeleidingswiel, een lagerblok en gedeeltelijk het 'zitgedeelte * van de rolstoel volgens de uitvinding en fig. 2 een zijaanzicht van de rolstoel volgens fig. 1 met afgenomen achterwiel en handgeleidingswiel.

Figuur 1 toont het achterwiel 1 van een rolstoel met een velg 2 15 een rond deze velg geplaatste band 3 en een naaf 4. De velg 2 en de naaf 4 zijn op op zich bekende wijze door spaken 5 verbonden. De naaf 4 is voorzien van een naar de buitenzijde van de rolstoel gekeerde centrale, van moerdraad voorziene opening 6 in welke opening een van . bijpassende schroefdraad voorziene astap 7 van een handgeleidingswiel 8 bevestigd 20 kan worden. De astap 7 van het handgeleidingswiel vormt het verlengde van de naaf 9 daarvan. De cirkelvormige buisvormige buitenomtrek 10 van het handgeleidingswiel is door middel van een aantal spaken 11 verbonden met de naaf 9.

Zoals uit de figuur duidelijk blijkt kunnen op eenvoudige wijze 25 handgeleidingswielen met verschillende diameters, zoals schematisch is aangegeven, aan het achterwiel 1 bevestigd worden, door eenvoudigweg de astap 6 van het ene handgeleidingswiel los te draaien uit de naaf 4 en de astap van een handgeleidingswiel met een andere diameter weer in naaf 4 vast te schroeven.

30 Zoals in figuur 1 eveneens schematisch is aangegeven, kan ook de afstand tussen het handgeleidingswiel 8 en het achterwiel 1 worden gevarieerd door gebruik te maken van astappen 6 met verschillende lengten.

De astappen kunnen vast verbonden zijn met de naaf 9 van het handgeleidingswiel, in welk geval voor een verschillende afstand tussen het 35 wiel 1 en het handgeleidingswiel 8 steeds een ander handgeleidingswiel 8402439 - 4 - met een astap met een andere lengte moet worden gebruikt. Het zal vakmensen echter duidelijk zijn dat er diverse methoden bestaan om de astap 6 losneembaar te bevestigen aan het handgeleidingswiel, zodat voor het verkrijgen van een variabele afstand tussen het handgeleidingswiel 8 en 5 het wiel 1 slechts een astap 6 met een andere lengte aan het handgeleidingswiel 8 bevestigd behoeft te worden.

Doordat zowel de diameter van het handgeleidingswiel als de afstand daarvan ten opzichte van het achterwiel 1 binnen ruime grenzen gevarieerd kan worden, kunnen deze variabelen optimaal aangepast worden 10 aan de behoeften van de gebruiker van de rolstoel.

De naaf van het achterwiel 1 is aan de naar de rolstoel gekeerde zijde in fig. 1 voorzien van een verlenging welke een astap 12 vormt.

Deze astap is gelagerd in het lager blok 13 door middel van een tweetal lagers 14 en 14'. De astap 12 van het wiel 1 wordt op bekende wijze met 15 bijvoorbeeld een vleugelmoer 15 aan het lagerblok 13 bevestigd, een en ander zodanig dat het wiel 1 ten opzichte van de rolstoel draaien kan.

De rolstoel is verder voorzien van een zitgedeelte 16 met arm-steunen 17 welke op een aan vakmensen bekende wijze gevormd en met elkaar verbonden zijn. Het zitgedeelte 16 rust aan de achterzijde via 20 een buis 18 in een veerbus 19 welke door het lagerblok 13 gedragen wordt. De veerbus 19 is aan de bovenzijde geleid in een buis 20 van het frame van de rolstoel.

Figuur 2 toont in zijaanzicht het lagerblok 13, het zitgedeelte 16,een rugleuning 21 die verbonden is met de framebuis 20 en de buis 18 25 welke rust in de veerbus 19.

Het lagerblok 13 is voorzien van een boring 22 voor het opnemen van de lagers 14 en 14' en van een boring 23 voor het opnemen van een veerbus 19.Aan de onderzijde is het lagerblok 13 voorzien van een langs-boring 24 waarin een verdere framebuis 25 opgenomen kan worden en geborgd 30 kan worden met in de openingen 26 en 26' te brengenborgschroeven.

De veerbus 19 omvat een holle buis 27 welke rust in de boring 23 van het lagerblok 13 en waarin aan de onderzijde een bus 28 geplaatst is. In de bus 28 rust een geleidingspen 29 rond welke pen een veer 30 geplaatst is. De onderzijde van de buis 18, die verbonden is met het zitge-35 deelte 16 van de rolstoel rust via een ring 31 op de bovenzijde van de 1402439 - 5 - veer 30, zodat het zitgedeelte 16 in gebruik ten opzichte van het lager-blok en dus ten opzichte van de achterwielen 1 kan veren.

De rolstoel volgens de uitvinding is tevens voorzien van voorwielen, die. het zitgedeelte 16 ~~ verend ondersteunen, maar 5 waarvan de constructie op zich aan de vakmensen bekend is. .

Het lagerblok 13 is nog voorzien van een tweetal boringen 32 en 32', in welke boringen op aan vakmensen bekende wijze een remsysteem bevestigd kan worden, waarvan de remblokjes aangrijpen op het verlengde naafgedeelte 4' van het achterwiel 1, welk gedeelte gelegen is tussen de 10 naaf 4 en het lagerblok 13.

Zoals bovenstaand beschreven is heeft het afremmen van de naaf van het achterwiel 1 in plaats van de band 3 daarvan het voordeel, dat bij afremmen geen op de band van de rolstoel aanwezig straatvuil rondspat en op de handen van de gehandicapte gebruiker van de rolstoel, 15 die het handgeleidingswiel 8 vasthoudt, terechtkomt.

Het lagerblok 13 is tenslotte aan de achterzijde voorzien van een nokvormig uitsteeksel 33, dat een aanslag vormt voor het verlengde rug-gedeelte 21' van de rugleuning 21 van de rolstoel. Bij bestaande rolstoelen bestaat namelijk het risico dat het zitgedeelte volledig rond 20 de assen van de achterwielen draait, waardoor de gehandicapte met de rolstoel achterover valt. Bij de rolstoel volgens de uitvinding vormt het nokvormige uitsteeksel 33, zoals schematisch in fig. 2 getoond is, een aanslag voor het verlengde gedeelte 21', zodat het zitgedeelte ten opzichte van het lagerblok niet verder dan over een tevoren bepaalde 25 hoek kan draaien. Hierdoor wordt het achteroverkiepen van de rolstoel voorkomen.

Het zal duidelijk zijn dat met de volgens de uitvinding voorgestelde maatregelen een rolstoel verkregen wordt welke eenvoudig van opbouw is, daardoor goedkoop vervaardigd kan worden en die toch optimaal 30 aangepast kan worden aan de behoeften van gehandicapten en comfortabel is.

S&02439

Claims (7)

1. Rolstoel voorzien van een frame, twee draaibaar met het frame verbonden achterwielen, met elk een naaf, een zitgedeelte dat tussen de achterwielen gelegen is en tenminste één met een achterwiel verbonden handgeleidingswiel, met het kenmerk, dat het handgeleidingswiel voorzien 5 is van >een naaf met een daarmee verbonden astap, welke astap bevestigd kan worden in de naaf van het achterwiel.

2. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de astap voorzien is van schroefdraad en de naaf van een bijpassende moerdraad.

3. Rolstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat met de 10 haaf van het handgeleidingswiel astappen met verschillende lengte verbonden . kunnen worden.

4. Rolstoel volgens tenminste een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de naaf van elk achterwiel voorzien is van een astap die bevestigd kan worden ain een aan het frame van de rolstoel bevestigd 15 lagerblok, dat voorzien is van tenminste één lager ivoor het draaibaar ondersteunen van het achterwiel.

5. Rolstoel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het lagerblok voorzien is van een boring voor het opnemen van en veerkrachtig: orgaan, dat het zitgedeelte van de rolstoel verend ondersteunt.

6. Rolstoel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het lagerblok voorzien van bevestigingspunten voor een remsysteem, waarvan de remblokken aangrijpen op een verlengd naafgedeelte van het achterwiel tussen het lagerblok en de naaf van het achterwiel.

7. Rolstoel volgens tenminste een der conclusies 4 t/m 6, met het 25 kenmerk, dat het lagerblok aan de achterzijde van de rolstoel voorzien is van een nokvormig uitsteeksel dat een aanslag vormt voor een naar onderen verlengd gedeelte van de rugleuning van de rolstoel. 8402439