NL9401915A - Houder voor het transport van kleding. - Google Patents

Description

Houder voor het transport van kleding

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor hettransport van kleding.

Voor het transport van kleding worden momenteel voor¬namelijk uit kunststoffolie bestaande hoezen toegepast,waarin op kledinghangers hangende kledingstukken worden ver¬voerd.

Deze hoezen bieden slechts een oppervlakkige bescher¬ming aan de kledingstukken, en scheuren snel. Bovendien vor¬men ze nauwelijks een bescherming tegen beschadiging of be¬smeuring van de daarin aanwezige kledingstukken, vooral wan¬neer de kleding samen met andere goederen in een transport-ruimte wordt vervoerd.

De uitvinding beoogt thans een houder voor het trans¬port van kleding te verschaffen, waarmee kleding goed be¬schermd kan worden vervoerd.

Hiertoe bezit de houder voor het transport van kle¬ding overeenkomstig de uitvinding het kenmerk, dat deze be¬staat uit twee houderhelften, die elk worden gevormd dooreen achterwand en een hierop aansluitende omtrekswand, dieoveral een hoek met de achterwand insluit die groter is dan90°, waarbij de beide houderhelften ter plaatse van de vrijerand van corresponderende, in de gebruiksstand van de houderverticale, omtrekswandgedeelten scharnierend met elkaar zijnverbonden, terwijl elke houderhelft, gezien in de gebruiks¬stand, aan zijn onderzijde, in de buurt van de achterwandten opzichte van de rand van de achterwand benedenwaartsuitstekende steunelementen bezit, en waarbij één der houder¬helften in de nabijheid van de vrije rand van zijn, in degebruiksstand aan de bovenzijde gelegen omtrekswandgedeelteeen draagelement voor kledinghangers bezit.

De beide houderhelften vormen als het ware twee halveschalen, die scharnierbaar zijn tussen een gesloten stand,waarbij de vrije randen van hun omtrekswanden op elkaar aan¬sluiten en aldus een gesloten houder wordt gevormd, en eengeopende stand, in welke het inwendige van de houder toegan¬kelijk is. Doordat de omtrekswand overal een hoek met deachterwand insluit die groter is dan 90° zijn de houderhelf- ten in principe nestend uitgevoerd, zodat diverse houders,indien ze leeg zijn, op ruimtebesparende wijze in elkaargevoegd kunnen worden vervoerd.

De in de buurt van de achterwand benedenwaarts uit¬stekende steunelementen zorgen ervoor dat de houder in degebruiksstand ondanks de van 90° verschillende hoek tussende achterwand en de omtrekswand een stabiele stand bezit.Tenslotte dient het aan de bovenzijde gelegen draagelementvoor het ophangen van de kledinghangers, waarop de te trans¬porteren kledingstukken kunnen worden gehangen.

In de geopende stand van de houder, waarbij de tweehouderhelften gedeeltelijk ten opzichte van elkaar scharnie¬rend uit elkaar zijn bewogen, is het draagelement eenvoudigtoegankelijk en is het aanbrengen respectievelijk verwijde¬ren van kledinghangers snel en eenvoudig uitvoerbaar. Dit isvoornamelijk een gevolg van het feit, dat de houderhelftenzodanig scharnierend met elkaar zijn verbonden, dat ze naareen geopende stand scharnierbaar zijn, waarin ze als hetware naast elkaar zijn gelegen en het inwendige van de hou¬der maximaal toegankelijk is.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van dehouder volgens de uitvinding geldt, dat beide houderhelftenin hoofdzaak even groot zijn. Met name in het geval, waarinlege houders nestend worden gestapeld terwijl de houder¬helften daarvan met elkaar zijn verbonden, geniet het devoorkeur dat de beide houderhelften in hoofdzaak even groot(dat wil zeggen even diep) zijn. Immers, slechts op dezewijze kan een stapel worden verkregen, waarvan de beidehelften (elk gevormd door in elkaar geneste houderhelften)even hoog zijn. Indien de houderhelften niet even groot zou¬den zijn (één der houderhelften dus minder diep is) zou eendergelijke stapel een gekromd, niet verticaal, verloop be¬zitten.

Een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens deuitvinding voorziet, dat de beide houderhelften losneembaarmet elkaar zijn verbonden. Dit betekent, dat de houderhelf¬ten in de gebruiksstand scharnierend met elkaar zijn verbon¬den, doch tevens losneembaar van elkaar zijn. Op deze wijzekan het transport van niet-gebruikte houders in de vorm van enkelvoudige stapels plaatsvinden, waarbij tevens de tot éénen dezelfde houder behorende houderhelften onderdeel kunnenuitmaken van een dergelijke geneste stapel. Een bijkomendvoordeel hiervan is, dat dergelijke stapels qua grondopper¬vlak de helft kleiner zijn dan stapels, die worden gevormduit telkens twee onderling verbonden houderhelften, die nietlosneembaar zijn.

Teneinde de nestbaarheid van de houderhelften tewaarborgen, kan het gunstig zijn dat de steunelementen totbinnen de omtrekswand zwenkbaar zijn. De positie, waarin desteunelementen zich in de gebruiksstand van de houder bevin¬den, verhindert in principe het nesten van de houderhelften,tenzij de houderhelften voorzien zouden zijn van opneemsleu-ven in de betreffende omtrekswandgedeelten. Aangezien derge¬lijke sleuven echter ongewenst zijn, kan voor het bereikenvan de nestbaarheid ook ervoor worden gezorgd, dat de steun¬elementen tot binnen de omtrekswand, bijvoorbeeld in opneem-holtes, zwenkbaar zijn. Hierbij is het echter ook mogelijk,dat ze buitenwaarts van de achterwand zwenkbaar zijn. Welis¬waar steken de steunelementen dan buitenwaarts van de ach¬terwand uit, doch bij het nesten zal tussen deze achterwanden de betreffende binnenwand van een daaronder gelegen hou-derhelft een zogenaamde vrije nestruimte aanwezig zijn,waarin de steunelementen kunnen worden opgenomen zonder eenbelemmering te vormen.

Verder wordt een gunstige uitvoeringsvorm van de hou¬der volgens de uitvinding genoemd, waarbij de niet van hetdraagelement voorziene houderhelft een sluitlip bezit, diezich, wanneer de beide houderhelften tegen elkaar zijn ge¬scharnierd, op korte afstand van het draagelement uitstrekt.

In de gesloten stand van de houder, waarbij de beidehouderhelften op elkaar aansluiten, strekt deze sluitlipzich zodanig op een korte afstand van het draagelement uit,dat op het draagelement aangebrachte kledinghangers als hetware geborgd zijn, en niet van het draagelement kunnen wor¬den verwijderd. Tijdens het transport optredende schokkenleiden dan niet tot het onbedoeld van het draagelement af¬vallen van de kledinghangers.

Verder wordt een de voorkeur genietende uitvoerings- vorm van de houder volgens de uitvinding genoemd, waarbijhet draagelement uitsparingen bezit voor het opnemen van dekledinghangers. Dergelijke uitsparingen verhinderen, dat dekledinghangers over het draagelement verschuiven.

Afhankelijk van de plaatsing van het draagelement kandit een belemmering vormen voor het nesten van de houder-helften. Teneinde hiermee rekening te houden, geldt overeen¬komstig een andere de voorkeur genietende uitvoeringsvormvan de houder, dat het draagelement om een zich evenwijdigaan de betreffende vrije rand van de houderhelft uitstrek¬kende as verzwenkbaar is naar een stand buiten de omtreks-wand. In de gebruiksstand kan het draagelement zich dan bin¬nen de begrenzingen van de omtrekswand van de betreffendehouderhelft bevinden, terwijl voor de geneste stand hetdraagelement tot buiten de omtrekswand is verzwenkt, en al¬dus het nesten niet belemmerd.

Verder is het mogelijk, dat de steunelementen wielenzijn. Met name in de gebruiksstand, waarin de houder is ge¬sloten, kunnen deze wielen het transport van de houder ver¬eenvoudigen.

Ten slotte geldt overeenkomstig een gunstige con¬structieve variant van de houder volgens de uitvinding, dathet draagelement een draagrail is. Deze draagrail kan opelke gewenste wijze aan de betreffende houderhelft zijn be¬vestigd. Overigens kan het draagelement ook een integraalonderdeel vormen van de houderhelft, en derhalve zowel uithetzelfde materiaal alsmede uit een ander materiaal als debetreffende houderhelft zijn gevormd.

De vorm van de houder kent in principe weinig beper¬kingen. Weliswaar ligt het meest voor de hand, dat de houderdoosvormig is, waarbij elke houderhelft een rechthoekigeachterwand bezit, doch tevens kan de achterwand andere vorm-gevingen bezitten.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan dehand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvormenvan de houder volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont, uitermate schematisch, een perspecti¬visch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de houdervolgens de uitvinding in een geopende stand;

Fig. 2 toont op grotere schaal het detail II uit fig.

i;

Fig. 3 toont schematisch in dwarsdoorsnede en inhoofdzaak volgens III-III in fig. 1 het nesten van twee hou¬ders volgens de uitvinding;

Fig. 4 toont in langsdoorsnede en in hoofdzaak vol¬gens IV-IV in fig. 1 het nesten van twee houders volgens deuitvinding;

Fig. 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van dehouder volgens de uitvinding met verzwenkbaar draagelement;en

Fig. 6 toont een ander detail van een houder volgensde uitvinding.

De in fig. 1 getoonde houder bestaat in hoofdzaak uittwee houderhelften 1 en 2, die door een scharnier 3 schar¬nierend met elkaar zijn verbonden. Elke houderhelft bestaatuit een achterwand 4 en een hierop aansluitende omtrekswand,die in de getoonde uitvoeringsvorm bestaat uit een beneden-wand 5, twee zijwanden 6 en 7 alsmede een bovenwand 8. Hetscharnier 3 bevindt zich ter plaatse van de vrije rand vande met elkaar corresponderende zijwanden 7. De ene houder¬helft 1 bezit aan zijn bovenzijde, nabij de vrije rand vande bovenwand 8, een draagelement 9. Dit strekt zich in degetoonde uitvoeringsvorm uit tussen de zijwanden 6 en 7. Ditdraagelement 9 kan bijvoorbeeld bestaan uit een draagrail.

De andere houderhelft 2 bezit ter plaatse van de vrije randvan de bovenwand 8 een sluitlip 10. Wanneer de beide houder¬helften 1 en 2 tegen elkaar zijn gescharnierd en de houderis gesloten strekt de sluitlip 10 zich op korte afstand bo¬ven het draagelement 9 uit. Hierdoor kunnen op het draagele¬ment 9 gehangen kledinghangers niet worden verwijderd ofonbedoeld losraken.

Aan zijn onderzijde, in de buurt van de achterwand 4,is elke houderhelft 1, 2 voorzien van, in de getoonde uit¬voeringsvorm als wielen 11 uitgevoerde, steunelementen. Deafmetingen van deze wielen 11 zijn zodanig, dat wanneer devrije rand van de benedenwanden 5 van de houderhelften l en2 op de bodem steunt en tevens de wielen 11 op de bodemsteunen, de beide houderhelften 1, 2, en derhalve de gehele houder, in hoofdzaak verticaal staat. Op niet nader getoondewijze, en om een hierna te noemen reden, kunnen de wielen 11verzwenktoaar zijn.

Ten slotte wordt opgemerkt, dat de omtrekswandgedeel-ten 5, 6, 7 en 8 van elke houderhelft 1, 2 met de achterwand4 een hoek insluiten, die groter is dan 90°. Hierdoor zijnde houderhelften, zoals later zal blijken, nestbaar.

De reeds eerder opgemerkte samenwerking tussen desluitlip 10 en de draagrail 9 is nader toegelicht in fig. 2.Hierin is in langsdoorsnede het gedeelte II uit fig. 1 opgrotere schaal weergegeven, wanneer de beide houderhelften 1en 2 tegen elkaar zijn gezwenkt en de houder derhalve isgesloten. Een op de draagrail 9 aangebrachte kledinghanger12 kan in principe niet van de draagrail 9 worden verwij¬derd, omdat de sluitlip 10, die is verbonden met de boven¬wand 8 van de houderhelft 2, het optillen van de kledinghan¬ger 12 verhindert. Overigens kan de sluitlip 10 ook andereconfiguraties bezitten, en zich bijvoorbeeld aan de rechter¬zijde van de draagrail 9 uitstrekken, waardoor eveneens hetopsluiten van kledinghangers 12 kan worden bewerkstelligd.

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede, in hoofdzaak volgensIII-III in fig. 1, door twee houders, waarvan de houderhelf¬ten door de scharnieren 3' en 3" zijn verbonden. Deze beidehouders zijn in een volledig geopende stand van de houdernestend in elkaar gestoken. Deze nestbaarheid wordt mogelijkgemaakt door het feit, dat, zoals reeds eerder werd opge¬merkt, de hoek tussen de omtrekswandgedeelten 5-8 en de ach¬terwand 4 van de houderhelften groter is dan 90°, zoals uitfig. 3 duidelijk blijkt.

De wielen 11' van de bovenste houder zijn naar eenstand gezwenkt, waarin ze zich achter de achterwand 4' vande houderhelften 1' respectievelijk 2' bevinden. In dezestand kunnen ze worden opgenomen in de vrije ruimte tussende achterwanden 4' respectievelijk 4" van de beide houders.De wielen van de onderste houder zijn niet zichtbaar, aange¬zien deze zich nog steeds in de gebruiksstand kunnen bevin¬den, en dan in dit doorsnedeaanzicht niet zichtbaar zijn.

In fig. 3 zijn de beide houderhelften 1', 2· respec¬tievelijk 1", 2M nog steeds door de scharnieren 3' respec¬ tievelijk 3" met elkaar verbonden. Het is evenwel mogelijk,dat de houderhelften telkens losneembaar zijn van elkaar,zodat door het nestend stapelen stapels worden gevormd, dieeen kleiner grondoppervlak bezitten. Tevens kunnen dan dehouderhelften 1 en 2, die tot één en dezelfde houder beho¬ren, in één en dezelfde stapel worden genest.

In fig. 4 is in langsdoorsnede, in hoofdzaak volgensIV-IV in fig. 1, weergegeven, hoe twee corresponderende hou¬derhelften 2' en 2" nestend worden gemaakt, doordat de wie¬len 11' respectievelijk 11" vanuit de gebruiksstand (wielen11” van de onderste houderhelft 2") verzwenkbaar zijn naareen transportstand (wielen 11' van de bovenste houderhelft2'). Zoals reeds met betrekking tot fig. 3 werd opgemerkt,bevinden de wielen van een geneste houder zich dan in devrije ruimte tussen de achterwanden 4' respectievelijk 4”.

De andere houderhelften 1' en 1" liggen in fig. 4niet zichtbaar achter en in het verlengde van de houderhelf¬ten 2' en 2".

Overigens blijkt uit fig. 4, dat de sluitlippen 10'en 10" geen enkele belemmering vormen voor het nestend sta¬pelen van de houderhelften.

Wanneer de draagrail 9 zich binnen de begrenzingenvan met name de bovenwand 8 bevindt, vormt deze een belemme¬ring voor het nestend stapelen van houderhelften. Teneindedesondanks het nestend stapelen mogelijk te maken, kan eenuitvoeringsvorm worden toegepast, die schematisch is weerge¬geven in fig. 5. Hierbij bevindt de draagrail 9 zich op hetuiteinde van een zwenkarm 12 die, zoals door de pijl is aan¬geduid, verzwenkbaar is naar een zodanige stand, dat dedraagrail 9 zich buiten de begrenzing van de bovenwand 8bevindt. In deze stand kunnen houderhelften zonder meer wor¬den genest, zonder dat de draagrail 9 een belemmering vormt.

In fig. 6 is een detail van een houder ter plaatsevan een wiel 11 getoond, waarbij in deze bijzondere uitvoe¬ringsvorm het wiel met een beugel 13 om een as 14 verzwenk¬baar is (overeenkomstig de pijl) en kan worden opgenomen ineen uitsparing 15 in de betreffende houderhelft. Aldus isnesten mogelijk.

Niet getoond in de figuren is, dat de draagrail 9 voorzien kan zijn van uitsparingen, waarin de kledinghangerskunnen aangrijpen. Deze uitsparingen kunnen een zijdelingsverschuiven (in de lengterichting van de draagrail) van dekledinghangers voorkomen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaan¬de beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het door de con¬clusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijzekunnen worden gevarieerd.

Claims (10)

1. Houder voor het transport van kleding, met hetkennerk, dat deze bestaat uit twee houderhelften, die elkworden gevormd door een achterwand en een hierop aansluiten¬de omtrekswand, die overal een hoek met de achterwand in¬sluit die groter is dan 90°, waarbij de beide houderhelftenter plaatse van de vrije rand van corresponderende, in degebruiksstand van de houder verticale omtrekswandgedeeltenscharnierend met elkaar zijn verbonden, terwijl elke houder-helft, gezien in de gebruiksstand, aan zijn onderzijde, inde buurt van de achterwand ten opzichte van de rand van deachterwand benedenwaarts uitstekende steunelementen bezit,en waarbij één der houderhelften in de nabijheid van devrije rand van zijn, in de gebruiksstand aan de bovenzijdegelegen omtrekswandgedeelte een draagelement voor kleding¬hangers bezit.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, datbeide houderhelften in hoofdzaak even groot zijn.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat de beide houderhelften losneembaar met elkaar zijn ver¬bonden .

4. Houder volgens een der conclusies 1 tot 3, met hetkenmerk, dat de steunelementen tot binnen de omtrekswandzwenkbaar zijn.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, datde steunelementen buitenwaarts van de achterwand zwenkbaarzijn.

6. Houder volgens een der conclusies 1 tot 5, met hetkenmerk, dat de niet van het draagelement voorziene houder-helft een sluitlip bezit, die zich, wanneer de beide houder¬helften tegen elkaar zijn gescharnierd, op korte afstand vanhet draagelement uitstrekt.

7. Houder volgens een der conclusies 1 tot 6, met hetkenmerk, dat het draagelement uitsparingen bezit voor hetopnemen van de kledinghangers.

8. Houder volgens een der conclusies 1 tot 7, met hetkenmerk, dat het draagelement om een zich evenwijdig aan de betreffende vrije rand van de houderhelft uitstrekkende asverzwenkbaar is naar een stand buiten de omtrekswand.

9. Houder volgens een der conclusies l tot 8, met hetkenmerk, dat de steunelementen wielen zijn.

10. Houder volgens een der conclusies 1 tot 9, methet kenmerk, dat het draagelement een draagrail is.