NL9401834A - Inrichting en werkwijze ten behoeve van de voorbereiding voor scheiden, terugwinnen en hergebruik van vast huisvuil en dergelijke. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwilze ten behoeve van de voorbereiding voor scheiden. terugwinnen en hergebruik van vast huisvuil en dergeliike.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het terugwinnen van waardevolle materialen (glas. kunststoffen, aetalen, cellulose, enz.) uit huisvuil, tuinafval en ander afval waaronder vast afval en waarbij papier, karton, afval van voedsel, enz. wordt oagezet in bruikbaar celluloeeaateriaal.

Een van de belangrijke problemen waar aen tegenwoordig aee te maken heeft is het afvalprobleem. Een van de manieren was het storten, waarbij er van uitgegaan werd dat alles wat buiten het zicht is, geen probleem meer zal opleveren. Een van de alternatieven voor het storten van afval ie de verbranding, eventueel voorafgegaan door het omzetten van het afval in een voor verbranding geschikte vorm. Bij de verbranding en bij het omzetten in voor verbranding geschikte stoffen ontstaan vele schadelijke stoffen welke tot ziekten kunnen leiden. Die schadelijke stoffen ontstaan door onvolledige verbranding en door de verbranding van kunststoffen.

Bekend is dat vast huishoudelijk afval een grote hoeveelheid waardevolle materialen bevatten. Vele beschouwen het terugwinnen van dergelijke waardevolle materialen als de meest voordelige manier voor het verwerken van afval, echter is het tot nu toe niet gelukt om de afvalstroom met minder dan 10# te verkleinen.

In het licht van de tekortkomingen, zowel vanuit technisch als economisch oogpunt met betrekking tot het verbranden en in een geschikte verbrandingsvorm brengen van afval, rekening houdend met het verlies van waardevolle opnieuw bruikbare materialen, en tevens uitgaande van de nadelen die worden veroorzaakt door het storten, bestaat de wens voor een werkwijze om afval gemakkelijk te scheiden voor opnieuw gebruik.

In het eerdere Amerikaanse octrooischrift 4.3*12.830, van 3 augustus 1982, beschrijft Aanvraagster de stoombehandeling van vast huishoudelijk afval, waarbij de gesteriliseerde en zacht gemaakte organische materialen door perforaties worden gedreven door het plotseling wegnemen van druk, waardoor anorganische materialen en bepaalde synthetische materialen, zoals metalen blikken, glas, kunststoffen houders en dergelijke, achterblijven. Bij die werkwijze werden grote hoeveelheden water toegevoerd aan het afval waardoor een hoge energie-opname ontstond in de vorm van stoom voor de verhitting van het mengsel van water en af val en om de verkregen steriele en zacht gemaakte organische materialen in één enkele stap door de perforaties te drijven. De hoeveelheid teruggewonnen kunststoffen die geschikt bleken voor hergebruik bedroeg gewoonlijk einder dan 2% van het gewicht aan afval en zij waren gewoonlijk bijzonder verontreinigd met zacht gemaakte organische materialen en vuil. De anorganische materialen zoals de ferro- en non-ferrometalen waren eveneens overeenkomstig verontreinigd, waardoor die produkten minder geschikt bleken voor hergebruik. De glazen onderdelen waren zowel gebroken als verontreinigd.

In het eerdere Amerikaanse octrooischrift 4.450.495, van 10 juni 19851 beschrijft Aanvraagster de stoombehandeling waarbij de hoeveelheid water welke toegevoerd werd voorafgaande aan de stoombehandeling aanzienlijk was verminderd voor het besparen op energie-opname en voor het verminderen van het vochtgehalte van de zacht gemaakte organische fractie, tot in de ordegrootte van 60% per gewicht. Er was geen methodiek voor het besturen van het uiteindelijke vochtgehalte van de zacht gemaakte organische fractie; daardoor werd het uiteindelijke scheiden moeilijker waardoor er nadelen bleven kleven aan de herwonnen kunststoffen en anorganische materialen ten behoeve van het hergebruik. De eisen voor de inwendige stroomdruk in verband met de uiteindelijke temperaturen en de noodzakelijke tijdsduur welke vereist was voor het koken en steriliseren van het afvalmateriaal en voor het zacht maken van het organische materiaal veroorzaakte tevens een smelten van vele van de kunststoffen terwijl een aanzienlijke warmtebeschadiging werd veroorzaakt voor vele andere kunststoffen, zoals tevens bij het Amerikaans octrooischrift 4.342.830, eveneens ten name van Aanvraagster.

In het Amerikaans octrooischrift 4.844.351 op naam van Aanvraagster was een werkwijze beschreven voor het scheiden, terugwinnen en geschikt maken voor hergebruik van kunststoffen uit vast huisvuil, waarbij mengsels van afval, waaronder verschillende kunststoffen elementen, onderworpen werden aan een mechanische dooreenmenging en een verhitting. Het af val werd in een bewerkingseenheid gebracht voorzien van elementen voor het verhitten en voor het dooreenmengen van het afval. Met die werkwijze werden kunststoffen teruggewonnen als een opnieuw te gebruiken mengsel. De bewerkingseenheid bevatte een hellend, cilindrisch, roteerbaar vat met afsluitelementen (kleppen) bij de tegenovergelegen einden daarvan. Een veelvoud van op afstand opgestelde platen, welke hellend zijn uitgevoerd in een gemeenschappelijk vlak en bevestigd zijn aan de binnenwand van de cilinder, lopen binnenin de cilinder. De platen waren opgesteld voor het opwekken van een optillende en mengende werking voor het afval; echter ten gevolge van de opstelling van die platen, kon slechts een geringe mate van dooreenmengen van de materialen worden bereikt.

De hierboven aangegeven nadelen van de stand van de techniek worden opgelost net de werkwijze en de inrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding welke tweemaal zorgt voor het "extruderen" van het afval in een op overdruk gebrachte, verhitte houder. Een dergelljk dubbel-extru-sieproces verschaft afschuifspanningen waardoor het organische materiaal wordt "gefluïdiseerd", waardoor het aldus makkelijker wordt om deze te scheiden van de anorganische materialen zoals glas, metalen, enz.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze en een inrichting te verschaffen voor het doelmatig bereiden van opnieuw bruikbare materialen ten behoeve van het scheiden en het terugwinnen.

Het is een ander doel van de onderhavige uitvinding om een dergelijke wijze en inrichting te verschaffen waardoor het scheiden en terugwinnen van de opnieuw te gebruiken materialen snel, gemakkelijk en goedkoop kan worden uitgevoerd.

Overeenkomstig die doelen, beoogt de onderhavige uitvinding een werkwijze en een inrichting voor het verkrijgen van een in hoofdzaak continue extruderende werking op afval, welke voortdurend wordt toegevoerd aan een verhitte en op overdruk gebrachte bewerkingskamer van een roterend drukvat. Bij de hier uiteengezette werkwijze en inrichting vindt rechtstreeks extruderen plaats ten gevolge van een extrusiemechanisme waardoor het afval voortdurend gedreven wordt door een eerste bewerkingskamer met een eerste vernauwd gebied naar een conditioneringskamer waarna vervolgens de materialen vanaf de conditioneringskamer gedreven worden door een tweede bewerkingskamer met een tweede vernauwd gebied om vervolgens te worden gebracht op een transportband om verder getransporteerd te worden voor nadere scheiding.

In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen. Hierbij toont: fig. 1 een zijaanzicht van het bewerkingsvat overeenkomstig de onderhavige uitvinding waarin is weergegeven een achterste stilstaand gebied, een voorste roteerbaar afvalconditioneringsgebied en toevoer- en afvoermechanismen voor het bewerkingsvat overeenkomstig de principes volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 2 een schematisch zijaanzicht van het bewerkingsvat van fig. 1, waarbij het achterste stilstaande gedeelte verwijderd is. Fig. 2 toont een extrusie-apparaat welke roteerbaar daarin is opgesteld, verdeellei-dingen zijn weergegeven, welke doorlopen in het voorste roteerbare condi-tioneringsgebied. Weergegeven is dat de extrusie-inrichting zowel inwen- dige als uitwendige schoepen bezit.

Fig. 3 is een zijaanzicht van het achterste stilstaande gebied van het bewerkingsvat van fig. 1.

Fig. 4 is een doorsnedeaanzicht genomen langs de lijn 4-4 van fig.

2.

Fig. 3 Is een stromingsdiagram van het systeem volgens de onderhavige uitvinding.

Zoals weergegeven ie in fig. 1, is een drukvat 10 weergegeven welke een voorste roteerbaar gedeelte 12 en een achterste stilstaand gedeelte 14 bezit. Het achterste gedeelte 14 bezit een vooreinde 16 (fig. 3) welke uitsteekt in en is ondersteund aan een achtereinde 18 van het voorste gedeelte 12. Een afdichting 20 is aangebracht rondom het vooreinde 16 bij de samenkomst van de twee gedeelten. Dergelijke afdichtingen zijn algemeen bekend. Het voorste gedeelte 12 (fig. 1) is roteerbaar aangedreven door een motor 22 met een uitgaand tandwiel 2b dat onder tussenkomst van een ketting 28 gekoppeld is met een tandwiel 26. Het tandwiel 26 is aan de omtrek van het voorste gedeelte 12 aangebracht.

Het voorste gedeelte 12 is weergegeven om roteerbaar te zijn ondersteund in twee stellen wielen 30 en 32 (waarvan slechts één wielstel is weergegeven) welke respectievelijk een stel ringvormige elementen 3** en 36 ondersteunen die aangebracht zijn aan de omtrek van het vatgedeelte 12. Stellen rollagers 38 en bO zijn aangebracht om respectievelijk elk wiel van elk wielstel 30 en 32 te ondersteunen.

Het roteerbare voorste gedeelte 12 is weergegeven set een conditio-neringskamer 43 met een open einde 44 en een gesloten einde 46. Het open einde 44 neemt het einde 16 op van het achterste gedeelte 14 en het gesloten einde 44 neemt een fluïdumleiding 48 op zoals weergegeven is in fig. 2 en zoals verderop zal worden beschreven.

Het afval is schematisch weergegeven in fig. 1 en wordt via een open trechter 50 door middel van een transportsysteem 32 toegevoerd aan de bewerkingseenheid 10. Een tweede transportsysteem 34 kan gebruikt worden om het behandelde afvalmateriaal te transporteren naar de overige procesapparatuur zoals weergegeven is in fig. 3· De toevoer- en afvoersystemen zoals weergegeven zijn zodanig uitgevoerd, dat zij in samenwerking met tot proppen of klonten samengedrukte materialen uit de conditioneringska-mer warmte, druk en vocht kunnen tegenhouden; echter kunnen andere elementen zoals roteerbare luchtsluisafsluiters zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift serienummer 07/693550, ten name van Aanvraagster, naar wens worden gebruikt.

Zoals is weergegeven in fig. 1, is het gedeelte 14 stilstaand bevestigd op de vloer of op een andere structuur die niet zal roteren. Dat gedeelte 14 is ondersteund aan het achtereinde 18 van het gedeelte 12 welke het roterende elenent van het samenstel is. Het roterende gedeelte 12 van het samenstel wordt met een vooraf bepaalde snelheid aangedreven voor het bepalen van de verblijfstijd in de kamer.

De gedeelten 12 en 14 bezitten een inwendige conische buis 56 (fig. 2) met een diameter "X" aan het ene einde 58 van de buis en met een diameter "X'" aan het tweede (afvoer) einde 60 van de buis. Die conische buis 56 is voorzien van een extrusie-element (schroef) 62 aan de buitenzijde 64 daarvan om de stroom naar het gesloten einde 46 van het gedeelte 12 (conditioneringskamer 43) te richten. De schroef 62 bezit bladen 68 en de tussenruimten van de extrudeerbladen 68 is ingesteld op een vooraf bepaalde tussenruimte en kan naar wens worden gevarieerd. De conische buis 56 is tevens voorzien van een tweede extrusie-element (schroef) 70 aan het binnenoppervlak 73 van de buis 56 om stroming weg te leiden van het gesloten einde van de conditioneringskamer 46 en naar het afvoereinde 59 van de kamer 14. De schroef 70 bezit bladen 72 en de tussenruimte van de bladen 72 van het extrudeerelement (schroef) 70 is van te voren ingesteld op een tussenruimte die naar wens kan worden gevarieerd. De buis 56 is bevestigd aan het inwendige van het roteerbare gedeelte 12 door middel van de bladen 68 welke verbonden zijn met de buis 56 en met het inwendige van het voorste gedeelte 12. De buis 56 roteert daarom met dezelfde snelheid en in dezelfde richting als het roterende gedeelte 12. Het gedeelte van de schroef 62 welke uitsteekt in het stilstaande gedeelte 14 is slechts met de conische buis 56 verbonden en er is voldoende tussenruimte gehouden tussen de rand van de bladen en de binnenwand 63 van het stilstaande gedeelte 14 zodat vrije rotatie mogelijk is. Het afvoereinde 60 van de conische buis 56 steekt door een opening 76 van het stilstaande gedeelte 14 en is voorzien van een mechanische afdichting 76 (fig. 1). De schroef 70 binnenin de conische buis 56 eindigt (zoals weergegeven bij 77) op een vooraf bepaalde afstand van het afgeefeinde 58 van de buis 56 voor het vormen van een prop en voor het bereiken van een druk toename uitgeoefend op de materialen die in bewerking zijn.

Het voorste einde 58 van de inwendige conische buis 56 eindigt bij 59 op een vooraf bepaalde afstand van het gesloten einde 46 van het gedeelte 12. De extrudeerelementen 68 van de schroef 62 lopen door voorbij het punt 59· zodat een ruimte 61 ontstaat waarin een prop kan worden gevormd met het afvalmateriaal. Een leiding 48 is bevestigd aan het bin- nenuiteinde van de bladen 68 in de conditioneringskamer 43 (gedeelte 12) en is voorzien van zich op afstand van elkaar bevindende openingen 45 waardoorheen stoon en/of conditioneringsmiddelen indien gewenst kunnen worden gebracht binnenin het vat. De leiding 48 dient als een verdeler om stoom te verdelen in de conditioneringskamer 43 en/of als een verzamel-systeem voor het verwijderen van te veel aan vocht. Zoele is weergegeven is de stoomleiding 48 in de kamer 43 aangebracht, maar deze kan langs de binnenzijde van de conische buis 56 of langs de extrudeerelementen 62 doorlopen indien dat noodzakelijk is om warmte en vocht toe te voegen of ten behoeve van het verwijderen van te veel vocht.

Zodra het afvalmateriaal in de stilstaande bewerkingskamer 14 is gebracht, wordt dit opgenomen door de schroeflijnvormige uitvoering van het extrudeerelement (schroef) 62 en wordt geëxtrudeerd naar de conditio-neringskamer 43· De afnemende ruimte tussen de inwendige conische buis 56 en de binnenwand 57 van het gedeelte 12 in combinatie met de afnemende tussenruimte van de extrudeerbladen veroorzaken een afschuivende kracht op het verhitte en gecomprimeerde afvalprodukt. Wanneer het afvalprodukt het einde 58 van de inwendige conische buis 56 in de ruimte 61 van de conditioneringskamer 43 passeert, wordt de druk weggenomen, waardoor gedeeltelijk uiteenvallen (fibrillation; vervezeling) van het materiaal ontstaat.

Zodra het materiaal in de conditioneringskamer 43 is gebracht, kan extra warmte en vocht worden toegevoerd of kan vocht worden onttrokken via de stoomverdeelbekleding indien noodzakelijk. Terwijl in de ruimte 6l van de conditioneringskamer het materiaal verder wordt geëxtrudeerd door de bladen 68 welke voorbij het einde 58 van de buis 56 in de richting van het gesloten einde van het vat doorlopen en is onderworpen aan verder samendrukken en afschuiven, wordt dit teruggebracht door een leidplaat 80 welke aangebracht is aan het einde 58 van de buis 56 en het gesloten einde 46 van het vat. (De leidplaat of keerplaat 80 vergroot de doelmatigheid, maar het weglaten daarvan zal de werking niet tegengaan.) Het afvalmateriaal wordt dan samengedrukt (geëxtrudeerd) door de ruimte "Y" tussen de uiteinden van de bladen 68.

Het voortdurend toevoeren van materiaal aan de conditioneringskamer en de uitvoering van de extrudeerelementen en de leidplaat in de conditioneringskamer zorgen ervoor dat het materiaal gedwongen stroomt door de opening "X" in de inwendige conische buis 56, alwaar het materiaal wordt opgenomen door het inwendige extrusie-element 70 en wordt geëxtrudeerd in de richting van het afvoereinde 60 met de opening "X'" van de inwendige conische buis 56· De af nemende diameter van de inwendige conische buis 56 en de opstelling van de extrudeerbladen 72 veroorzaken opnieuw een af-schuifkracht op het gecomprimeerde en verhitte afvalmateriaal. Deze bewerking veroorzaakt dat al het papier (cellulose) dat niet uiteen is gevallen in de eerste twee trappen van de kamer verscheurd wordt door de samendrukkende en afschuivende werking van het extrudeerproces. Het materiaal wordt dan bij het afvoereinde van het gedeelte 14 naar buiten gedreven.

De uitvoering van de binnenbuis 56 en zijn extrudeerelementen 62 en 70 staan de tegengestelde stroming toe van het materiaal terwijl het extruderen wordt uitgevoerd.

Voor het verkrijgen van een element ten behoeve van het gewenste "conditioneren" van afvalmateriaal, is de leiding (verdeelleiding) 48 bevestigd aan het binnenuiteinde van de bladen 42, zoals weergegeven is in fig. 1, of langs de binnenwand van het vat en is voorzien van op afstand van elkaar aangebrachte openingen 45 (fig· 1), waardoorheen stoom in het inwendige van het vat 10 wordt gebracht. De verdeelleiding 48 dient als een verdeler ten behoeve van het verdelen van stoom, zuren of basen, water en oppervlakte-actieve middelen in het vat 10 en een verza-melsysteem voor vocht door afzuiging van het vat 10. Het uitwendige gedeelte van de verdeelleiding 48 is bevestigd aan een roterende koppeling of afsluiter (aangeduid met 68 in fig. 1) welke de inwendige stoomleiding verbindt met een uitwendige bron van stoom 88 via een afsluiter 90. Dergelijke roteerbare afsluiters of koppelingen zijn algemeen bekend. Wanneer werkzaam als een vochtverzamelsysteem voor vocht, is de stoomleiding 48 verbonden met een vacuümpomp 92 onder tussenkomst van een afsluiter 94, welke vocht uit het inwendige van het vat 10 verwijdert, en het vocht verpompt naar een verzamel tank 96 om opnieuw te worden gebruikt in het bewerkingsvat 10; waardoor aldus het vochtgehalte van het bewerkte cellulose kan worden bestuurd zodat dit kan variëren overeenkomstig het gewenste eindprodukt.

Zoals is weergegeven in fig. 5· wordt het behandelde produkt uitgestoten op een transporteur en wordt overgebracht naar een roterende trommel 100 ten behoeve van het verder opdelen. De roterende trommel 100 bezit twee geperforeerde zeven 102 en 104 met mazen van verschillende afmeting (bijvoorbeeld 10 cm en 50 cm), zodat het materiaal kan worden geselecteerd op afmeting. "Vingers" 106 (buigzame pennen, met een lengte van ongeveer anderhalve meter) zijn verbonden met de binnenzeef volgens een hexagonaal patroon, waarbij zij naar binnen verlopen in de richting van het midden van de trommel zodat velvormig materiaal zoals kunststof folie, bladen, en dergelijke, weggehouden worden van de binnenzeef zodat de doelmatigheid kan worden vergroot. De doelmatigheid van de trommel kan tevens worden vergroot door een inwendige druk aan te brengen welke ongeveer 1 atm. (15 psig) bedraagt. Die trommel kan tevens worden gebruikt voor "MRF". De "binnen" zeef (met openingen van ongeveer 50 mm) houdt de "grotere gedeelten" (groter dan 50 mm in diameter) van het afval tegen terwijl de gemiddelde en fijnere fracties (kleiner dan 50 mm) worden doorgelaten naar de buitenzeef. De ”buiten"zeef (10 mm openingen) houdt de gemiddelde fracties van het afval (10 mm tot 50 mm doorsnede) tegen, terwijl de fijnere fracties (diameter kleiner dan 10 mm) worden doorgelaten naar een transportband.

De fijnere fracties (kleiner dan 10 mm) bestaan in hoofdzaak uit cellulose en kleine stukjes gebroken glas met andere kleiner stukjes anorganisch materiaal. Deze fijne fracties worden toegevoerd aan een scheider (gefluïdiseerd bed-scheider) 89 of ander element voor het opdelen en worden voor verder gebruik gescheiden.

De gemiddelde fracties bestaan in hoofdzaak uit kleine stukjes niet in vezels uiteengevallen papier, doppen van flessen, stukken steen, kleine stukken puin, enz. De gemiddelde fracties kunnen worden toegevoerd aan een verzameltrechter om opnieuw te worden bewerkt in het bewerkingsvat. Dat herbewerken wordt periodiek onderbroken voor het verwijderen van niet te bewerken voorwerpen.

De grotere fracties bestaan uit kannen, flessen, kunststoffen en andere voorwerpen groter dan 50 mm. De grotere fracties worden toegevoerd aan een magneetscheider 108 ter verwijdering van ferrometalen, en een eddy-current scheider 110 voor het verwijderen van non-ferrometalen, een massascheider 112 voor het verwijderen van HDPE-kunststoffen, een massa-scheider 11^ voor het verwijderen van PEP-kunststoffen en een handuit-leeslijn 116 voor het handmatig verwijderen van door eerdere scheidings-apparatuur gemiste voorwerpen, lompen, grote stukken glas en ander waar-devols. De volgorde van die voorwerpen is niet belangrijk en elke schei-dingsstap kan worden overgedragen aan de handuitleeslijn of kan worden uitgevoerd met andere scheidingsapparatuur, zoals dat er gebruik kan worden gemaakt van een lompenafscheider.

Waardevolle opnieuw bruikbare materialen worden doelmatig teruggewonnen met de werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige uitvinding. Het verkregen organische materiaal kan voor 50?! tot 65?! bestaan uit cellulose en is waardevol als brandstof voor verbranding, als voedsel voor micro-organismen, als bouwmateriaal zoals wandpanelen, weefsels, enz., kan gebruikt worden als compost of kan biochemisch omgezet worden in gas en vloeibare brandstoffen zoals methaan of ethanol.

De inrichting en de werkwijze overeenkomstig de onderhavige uitvinding kunnen ook toegepast worden bij het zuiveren van vuilstortplaatsen. In verband daarmee wordt het materiaal uit de vuilstortplaats opgegraven en bijvoorbeeld eerst uitgestort over trilzeven of roterende trommels. De bovenste (binnenste) zeef bezit grotere openingen dan de onderste (buitenste) zeef, waardoor het kleinere materiaal, zoals de vaste stoffen door beide zeven vallen, terwijl de voorwerpen van gemiddelde afmeting tegengehouden geworden door de zeef met de kleinere openingen. Het meeste materiaal dat door de zeef met de grotere openingen valt en tegengehouden wordt door de zeef met de kleinere openingen zijn opnieuw te gebruiken, zoals metalen, glas, kunststoffen en bepaalde organische materialen. Tot de materialen die tegengehouden worden door de zeven met de grotere openingen behoren weefsels, bouwmaterialen, hout, enz. en vast huisvuil dat zich in kunststoffen zakken bevindt. Het herwinbare materiaal kan bewerkt worden met de inzichten overeenkomstig de onderhavige uitvinding.

Het zal duidelijk zijn dat een trilzeefsamenstel overeenkomstig dat zoals beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage serienummer 07/692.550 ten name van Aanvraagster kan worden gebruikt om de afvalcomponenten rechtstreeks uit het bewerkingsvat te scheiden in plaats van met de roterende trommel.

Indien gewenst kan het systeem worden bestuurd door middel van een microprocessor, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 07/692.550 ten name van Aanvraagster. Zoals weergegeven is in fig. 5, is de microprocessor 120 verbonden met en bekrachtigt alle afsluiters, motoren en afschelders. De bekrachtigingselementen van de afsluiters, de snelheidsregeling van de motoren en de veiligheidsregelingen voor het volledig afsluiten worden allemaal bediend door middel van signalen afkomstig van een microprocessor 120, waarbij de werking algemeen bekend is. De bekrachtigingselementen voor de afsluiters zijn bestuurd door de microprocessor 120 voor het openen en sluiten op de gewenste momenten. De motorsnelheid, de richting en de operatietijden worden bestuurd door de microprocessor 120. In fig. 1 is de bron voor de druk, warmte en vocht weergegeven als de stoombron voor het bewerkingsvat; echter kunnen andere bronnen indien gewenst worden gebruikt. In fig. 5 is speciale scheidings-apparatuur weergegeven welke gebruikt is voor elk opnieuw te gebruiken of groep van opnieuw te gebruiken materialen, welke algemeen bekend zijn; echter kunnen bepaalde onderdelen naar wens worden toegevoegd of worden weggelaten.

Volgens een uitvoering van de onderhavige uitvinding bezat het be-werkingsvat een lengte van twaalf meter (40 voet), een diameter van 2,5 eter (8 voet), en bezat conische einden met afsluitingen van een diameter van ongeveer één meter (3 voet). Het vat was onderworpen voor een overdruk van 6,8 atm. (100 psig) stoom en stemde overeen met het in fig. 2 en 3 weergegeven vat 10. Het vat werd met ongeveer 8 omwentelingen per minuut geroteerd en werd op druk gebracht tot ongeveer 3 atm. (45 psig) et stoom, terwijl gedurende 45 minuten geen extra water werd toegevoerd. Nadat het vat gedurende 45 minuten was belucht, werd het vat leeggehaald en werd de inhoud onderzocht.

Het verkregen cellulosemateriaal bleek uiteen te zijn gevallen in bijzonder fijne vezels, in plaats van dat het tot pulp was overgegaan. Het bezat een vochtgehalte van ongeveer 40X en kon gemakkelijk worden gescheiden van de anorganische materialen, zoals glas en metaal. Kunststoffen zoals HDPE (melkpakken met laag smeltpunt) waren kapot, maar konden gemakkelijk worden teruggewonnen. Andere kunststoffen met hogere smeltpunten, zoals PET bleken minder kapot te zijn. Kunststoffen foliema-terialen waren omgevormd tot losse ballen, en konden gemakkelijk worden teruggewonnen.

Het zal duidelijk zijn uit het voorafgaande, dat een werkwijze en een inrichting zijn verschaft voor het bewerken van vast huishoudelijk materiaal (waaronder voedselprodukten, zoals vis, enz., en groentenpro-dukten, enz.) waardoor een aanzienlijke verbetering wordt bereikt ten opzichte van de stand van de techniek. Tevens zal het duidelijk zijn dat bepaalde uitvoeringen van de uitvinding zijn beschreven, waaraan verschillende wijzigingen kunnen worden uitgevoerd zonder dat het gebied van de uitvinding wordt verlaten.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het behandelen van afvalmaterialen ten behoeve van de terugwinning, omvattende: een vooraf bepaalde hoeveelheid afvalaateriaal in een bewerkingsvat (10) brengen; het onder druk zetten en het verhitten van dat afvalnateriaal tot een vooraf bepaalde druk en temperatuur gedurende een bewerkingstijd welke een vooraf bepaalde tijdsduur inneemt; het uitoefenen van een eerste extrudeerwerking op dat afvalaateriaal terwijl dat afvalaateriaal onderworpen is aan die vooraf bepaalde druk en temperatuur, welke extrudeerwerking een afschuifkracht uitoefent op dat afvalaateriaal, het uitoefenen van een tweede extrudeerwerking op dat af valmateriaal terwijl dat afvalmateriaal onderworpen is aan die vooraf bepaalde druk en temperatuur, welke extrudeerwerking tegelijkertijd een tweede afschuif* kracht op dat afvalmateriaal uitoefent, het voor klassificeren terugwinnen van dat mengsel van afvalmateriaal uit die compressiekamer; en het scheiden en terugwinnen van de opnieuw te gebruiken materialen uit de geklassificeerde materialen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij dat vaste afvalmateriaal voortdurend toegevoerd wordt aan die verhitte en onder druk gebrachte kamer ten behoeve van de bewerking daarvan.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij dat afvalmateriaal voortdurend afgevoerd wordt uit dat vat nadat dat is bewerkt.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij dat bewerkte materiaal wordt onderverdeeld in klassen nadat dit uit het vat gekomen is, zodat het opnieuw te gebruiken afvalmateriaal kan worden gescheiden van het niet opnieuw te gebruiken afvalmateriaal.

5· Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij dat vat is voorzien van een conditioneringskamer (43) aan zijn ene einde, en waarbij die bewerking bestaat uit de stappen van het uitoefenen van die eerste extrudeerwerking op dat afvalmateriaal terwijl dat afvalmateriaal in een eerste richting gebracht wordt in die conditioneringskamer ten behoeve van het conditioneren van dat afvalmateriaal en die tweede extrudeerwerking uitgeoefend wordt op dat afvalmateriaal terwijl dat afvalmateriaal in een tweede richting naar buiten het drukvat wordt gebracht.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij die vaste afvalaaterialen gebracht worden in die conditioneringskamer en dat afvalmateriaal geconditioneerd wordt door ten minste die conditioneringskamer op druk te brengen en te verhitten terwijl dat vat geroteerd wordt en die extrusiewerkingen op dat vaste afvalaateriaal worden uitgeoefend.

7· Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het vat belucht wordt, waarbij vocht wordt weggenomen uit de bewerkte materialen, en de bewerkte materialen teruggewonnen worden.

8. Inrichting voor het scheiden en terugwinnen van opnieuw te gebruiken materialen uit vast afval, omvattende: een roteerbaar drukvat (10) met inlaat- (50) en uitlaatelementen (76); elementen voor het op druk brengen en voor het verhitten van dat vaste af val in dat drukvat; een extrusie-element (62) dat in dat vat is opgesteld om eerste en tweede extrusiewerkingen uit te oefenen op dat vaste afvalmateriaal terwijl dat vat verhit is en op druk is gebracht, waarbij dat extrusie-ele-ment voorts opgesteld is zodat het bewerkte afvalmateriaal verdreven wordt uit dat vat in reactie op het blootstellen aan dat vaste afval aan warmte, druk en die eerste en tweede extrusiewerkingen gedurende een bepaalde tijd.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij dat drukvat is voorzien van een eerste open einde (76) en een tweede gesloten einde (46), welk extrusie-element is voorzien van een holle as (56) met een eerste extrusie-element (62) bevestigd aan zijn buitenoppervlak en een tweede extrusie-element (70) bevestigd aan zijn binnenoppervlak welk eerste extrusie-element roteerbaar is in een eerste richting, welk extrusie-element opgesteld is om dat afvalmateriaal te richting in een eerste richting terwijl daarop een afschuifkracht wordt uitgeoefend en het tweede extrusie-element is opgesteld om dat afvalmateriaal te richting in een tweede richting en naar buiten uit dat drukvat terwijl tegelijkertijd een tweede verdere extrusiewerking uitgeoefend wordt op dat afvalmateriaal.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij dat drukvat is voorzien van eerste en tweede gedeelten welke in fluïdumverbinding zijn gesteld, welk extrusie-element ondersteund is in die eerste en tweede gedeelten.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 10, waarbij dat eerste gedeelte (12) van dat drukvat roteerbaar bevestigd is aan dat tweede, stilstaande gedeelte (14) van dat drukvat.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 11, waarbij die holle, tapse as met zijn gedeelte met grootste diameter is opgenomen in het eerste roteerbare gedeelte (12) van dat vat en daarmee is verbonden om met dat eerste gedeelte tegelijkertijd te worden geroteerd, terwijl het gedeelte met kleinere diameter van de tapse as (56) uitsteekt in dat vast opgestelde gedeelte (14) van dat vat (10) en ten opzichte van dat gedeelte (14) roteerbaar is.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 12, waarbij dat eerste extrusie-element (62) is bepaald door een enkel taps schroeflijnvormig element dat bevestigd is aan dat buitenvlak van die schacht.

14. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij dat tweede extrusie-element (70) bepaald is door een enkel tape schroeflijnvormig element dat bevestigd is aan dat binnenvlak van die tapse schacht.

15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 1**, omvattende een toevoerleidingelement (48) welke in vloeistofverbin-ding staat met het inwendige van dat eerste gedeelte en naar keuze is te verbinden met een bron van middelen voor het conditioneren van afval, en stoom, en een vacuümbron, en afsluiterelementen voor het naar keuze verbinden van die verdeelleiding met die middelen voor het conditioneren van het afval, de stoom en die vacuümbron.

16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 15, met omleidplaatelementen (80) gedragen in dat eerste roteerbare gedeelte om de stromingsrichting van dat afvalmateriaal in dat drukvat om te keren.

17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 16, met opvangelementen (54) voor het bewerkte afvalmateriaal in fluïdum-verbinding met dat drukvat om bewerkte materialen ten behoeve van de klassificatie daarvan op te nemen.

18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 17, waarbij dat element voor het opnemen van bewerkt afvalmateriaal een roterende trommel is, welke roterende trommel inwendig uitstekende vingers bezit ten behoeve van het vergroten van de doelmatigheid van het klassificeren van de materialen overeenkomstig afmeting, en de opnieuw te gebruiken materialen kunnen worden gewonnen uit de geklassificeerde materialen.

19. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 8 tot en met 18, met een microprocessorelement (120) voor het besturen van de volgorde en het tijdstip van werking van de verschillende onderdelen van de inrichting ten behoeve van het bewerken van die afvalmaterialen.