NL9401671A - Inwendige prothese voor het proximale handgewricht. - Google Patents

Description

Inwendige prothese voor het proximale handgewricht.

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een inwendige prothesevoor het proximale handgewricht volgens de aanhef van conclusie 1.

De uitvinding gaat uit van een op zich bekendprothetisch gewricht voor het proximale handgewricht, waarbij het proximalegewrichtsdeel met een steel in het distale spaakbeen wordt verankerd. Hetdistale gewrichtsdeel bezit eveneens een steel, die in een middelhandsbeenwordt gebracht. Het draaipunt respectievelijk de draaiassen van hetmenselijke handgewricht verschillen voor wat betreft hun ligging.Aanpassing van de inwendige prothese aan de verschillende anatomieën zouechter de vervaardiging van inwendige prothesen van verschillendeafmetingen met een daarbij passende bevoorrading vereisen. Dit isbetrekkelijk duur.

Daarom is het doel van de uitvinding een inwendigeprothese voor het proximale handgewricht te verschaffen die aanpassingaan de anatomische ligging van de gewrichtsassen mogelijk maakt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding verwezenlijkt doorde kenmerken van conclusie 1.

Bij de inwendige prothese volgens de uitvinding bezithet proximale gewrichtsdeel een de gewrichtsholte bevattend inzetstuk,dat losmakelijk met het proximale gewrichtsdeel kan worden verbonden. Hetinzetstuk kan volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaan uiteen geschikte, vaste, met het lichaam verenigbare kunststof, bijvoorbeeldpolyethyleen. Het wordt bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvindingbij voorkeur door een bakvormig opneemstuk in het proximale gewrichtsdeelgehouden. Het opneemstuk kan bestaan uit een vlakke bodem met zijdelingsewanddelen, die het dienovereenkomstig gevormde gedeelte van hetgewrichtsinzetstuk opnemen en begrenzen. Door verschillende hoogte-afmetingen van het gewrichtsinzetstuk kan de hoogte van de gewrichtsholtevan het inzetstuk worden veranderd en daardoor ook de ligging van hetdraaipunt respectievelijk de draaiassen. Aanpassing aan de anatomischeligging van het draaipunt vereist derhalve slechts het gebruik vanverschillende inzetstukken, terwijl de inwendige prothese met de overige onderdelen uniforme afmetingen kan bezitten respectievelijk slechts ingrof ingedeelde groepen van afmetingen moet worden vervaardigd.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is degewrichtskop van het distale gewrichtsdeel in de buig- en strekrichtingtorusvormig en is de gewrichtsholte van het inzetstuk dienovereenkomstiggevormd. Daardoor wordt in de buig- en strekrichting bij benadering hetgedrag van een kogel gewricht bereikt. Dwars daarop, d.w.z. in het vlakvan spaakbeen en ellepijp, is de natuurlijke afwijking betrekkelijk geringen kan deze bij het gewricht volgens de uitvinding tot 20 0 worden beperkt.Hiertoe is het voldoende wanneer volgens een uitvoeringsvorm van deuitvinding de torusvormige gewrichtskop met betrekkelijk grote spelingin de gewrichtsholte zit. Er volgt derhalve zwenken van de torusvormigegewrichtskop in de gewrichtsholte van de ene naar de andere kant wanneerer een zwaaiende beweging in het vlak van de ellepijp en het spaakbeenplaatsvindt.

De gewrichtsholte van het inzetstuk heeft volgens eenuitvoeringsvorm van de uitvinding ten minste in het middelste gebied bovenrespectievelijk distaai een insnoering om een spleet te vormen, zodatenerzijds de beschreven begrenzing van het zwaaien wordt bereikt enanderzijds weerstand tegen het eruit trekken van de distale gewrichtskopwordt verkregen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvindingis aan de steel van het distale gewrichtsdeel een zich dwars daaropuitstrekkende flens aangebracht, die echter in de normale zwaaipositiesvan het distale gewrichtsdeel het inzetstuk niet raakt. De flens vormtechter een begrenzing voor het zwaaien bij maximaal buigen en strekken.De flens kan ook worden gebruikt om een schroef in een passende boringop te nemen, welke schroef in het naburige middelhandsbeen, bijvoorbeeldhet tweede, kan worden geschroefd. Te dien einde kan de schroef eenbol vormige kop bezitten die met een bol vormige inzinking in de boringsamenwerkt, zodat er een passende instelling van de hoek overeenkomstigde natuurlijke hoek kan worden verkregen.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding voorzieterin dat aan de steel respectievelijk in het gebied van opname van heteerste gewrichtsdeel een zijdelings aanzetstuk is gevormd dat ingeïmplanteerde toestand in de richting van de distale uitloper van het spaakbeen wijst. Op deze wijze wordt er beveiliging tegen draaienverkregen. Bij het dienovereenkomstig voorbereiden van het distale gebiedvan het spaakbeen wordt de desbetreffende uitloper (processus styloidus)niet verwijderd.

De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aande hand van tekeningen.

Fig. 1 toont in een bovenaanzicht het skelet van eenlinkerhand met een inwendige prothese volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont de inwendige prothese volgens Fig. 1 inhetzelfde aanzicht, maar met een deviatie in de richting van de ellepijp.

Fig. 3 toont de inwendige prothese volgens fig. 2 ineen over 90 0 gedraaid aanzicht.

Fig. 4 toont het proximale gewrichtsdeel van deinwendige prothese volgens Fig. 2 in een bovenaanzicht.

Fig. 5 toont het distale gewrichtsdeel van de inwendigeprothese volgens Fig. 2 in een bovenaanzicht.

Fig. 6 toont in een eindaanzicht een inzetstuk van eengewricht in dezelfde oriëntering als in Fig. 2 is weergegeven.

Fig. 7 toont het inzetstuk van het gewricht volgensFig. 6 in een bovenaanzicht.

Fig. 8 toont een doorsnede door de afbeelding van Fig.7 volgens de lijn 8-8.

Fig. 9 toont een doorsnede door de afbeelding van Fig.7 volgens de lijn 9-9.

In Fig. 1 is het skelet 10 van de linkerhandweergegeven, in het proximale gewricht waarvan een inwendige prothese 12is opgesteld. Eerst wordt aan de hand van verdere figuren de opbouw vande inwendige prothese nader beschreven en vervolgens de implantatie volgensFig. 1.

De inwendige prothese 12 bezit een proximaal ge¬wrichtsdeel 14 met een steel 16 en een opneemelement 18 voor eengewrichtsinzetstuk 20. In het distale gebied vertoont de steel 16 eenzijdelings aanzetstuk 22 dat aan het bakvormige opneemelement 18 grenst.Laatstgenoemd element bestaat uit een vlakke bodem 24 (Fig. 4) en tegenoverelkaar gelegen wanddelen 26 en 28 alsmede tegenover elkaar gelegenwanddelen 30 en 32. De wanddelen 30 en 32 strekken zich slechts over een gedeelte van de breedte van het opneemelement 18 uit. Zoals uit de Fig.2, 3 en 4 blijkt, heeft het uit een geschikt kunststofmateriaal,bijvoorbeeld polyethyleen, bestaande inzetstuk 20 een blokachtig onderstegedeelte 36, dat passend door het bakvormige opneemelement 18 is opgenomen.Het blokachtige gedeelte 36 is aan drie kanten enigszins ingesprongen,zodat het bovenste gedeelte van inzetstuk 20 bij benadering overeenkomtmet de contour van het opneemelement 18. Het inzetstuk 20 is daardoor zowelin proximale richting als naar de kanten toe betrouwbaar vastgezet.

Een distaai gewrichtsdeel 40 bezit een steel 42, waaraaneen zich dwars daarop uitstrekkende flens 44 is aangebracht. Aan de vande steel 42 afgekeerde kant van de flens 44 is een gewrichtskop 46 gevormd,die in een gewrichtsholte 48 van het inzetstuk 20 zit. Een brug 70 tussende steel 42 en de flens 44 dient als beveiliging tegen torsie.

Zoals uit het samen bekijken van de Fig. 2 en 3 blijkt,is de gewrichtskop 46 gemaakt in de vorm van een torus, hetgeen bij deafbeelding volgens Fig. 2 een eerste cirkelvormige dwarsdoorsnede enloodrecht daarop (Fig. 3) een tweede cirkel vormige dwarsdoorsnede oplevert.Zoals eveneens uit de Fig. 2 en 3 blijkt, is de gewrichtsholte 48 voorzienvan overeenkomstige gewrichtsvlakken. De grotere cirkel achtige gewrichts-vlakken dienen voor het teweegbrengen van buigen en strekken (Fig. 3),bijvoorbeeld over een hoek van maximaal 55 °. Loodrecht daarop wordtdraaiing in de richting van het vlak van ellepijp en spaakbeen mogelijkgemaakt over maximaal 20 °. Te dien einde is de in de dwarsdoorsnedevolgens Fig. 2 cirkelvormige holte 48 groter uitgevoerd dan de daarbijpassende dwarsdoorsnede van de torusvormige gewrichtskop 46 (Fig. 2), zodatzowel in het bovenste als in het onderste gebied van de holte 48 debegrensde mogelijkheid tot draaien beschikbaar wordt gesteld. In de buig¬en strekrichting heeft begrenzing door de flens 44 plaats.

Zoals uit het samen bekijken van de Fig. 6 tot 8 blijkt,loopt de bovenkant van het inzetstuk 20 op van de hoeken naar de beideorthogonale assen toe. Dit is bijvoorbeeld in Fig. 6 met het verwijzings-ci jfer 50 aangegeven. In het middelste gebied is er eveneens een dakvormigestijging naar de holte 48 toe, zoals met het verwijzingscijfer 52aangegeven. De holte 48 heeft verder in het middelste gebied een nauwedwarsdoorsnede 54, die met de daarbij passende insnoering 56 van detorusvormige gewrichtskop 46 samenwerkt, daarom verdraaiing niet belemmert, maar wel tegenstand biedt tegen het eruit trekken van het distalegewrichtsdeel respectieve!ijk de gewrichtskop 46. Toch kan de gewrichtskop46 er echter worden uitgetrokken, waarbij het uit kunststof bestaandeinzetstuk 20 dienovereenkomstig zijdelings wordt vervormd. Begrenzing vanzwaaien in de buig- en strekrichting vindt plaats door passende vormgevingvan de gewrichtsholte 48 volgens Fig. 7, die naar de einden toe kleinerwordt. Om zwaaiende beweging van het distale gewrichtsdeel in de richtingvan de ellepijp en het spaakbeen te begrenzen, is in de nauwe dwarsdoorsne¬de 54 een passende afschuining 58 gevormd.

De flens 44 heeft bovendien een langwerpig gat 60 voorhet opnemen van een schroef 62 met een bolvormige kop 64. Te dien eindeheeft het langwerpige gat 60 een bol vormige inzinking 66. De steel vande schroef 62 kan daardoor in beperkte mate een verschillende hoekaannemen.

Vermeld wordt nog dat de gewrichtsdelen 14 en 40 uiteen geschikt, met het lichaam verenigbaar, metallisch materiaal kunnenbestaan, zoals een chroom-nikkel-kobaltlegering of titaan.

In Fig. 1 is te zien dat de steel 16 in het kanaal vanhet distale spaakbeen 70 is gedreven, waarbij het aanzetstuk 22 naar deprocessus styloidus 72 is gekeerd en daardoor rotatiestabiliteit mogelijkmaakt. De opstelling van het opneemelement 18 en daarmee van het inzetstuk20 is zodanig, dat de gewrichtsholte van het inzetstuk 20 ten opzichtevan de as van de steel 16 is verplaatst. De steel 42 van het distalegewrichtsdeel is in het derde middelhandsbeen gedreven. De schroef 62 zitin het tweede middelhandsbeen onder een hoek van ongeveer 20 °.

Door een verschillende hoogte van het onderste gedeelte36 van het inzetstuk 20 kan het draaipunt van de holte 48 respectievelijkvan de gewrichtskop 46 overigens worden gevarieerd voor aanpassing aande anatomie van de patiënt.

De prothese volgens de uitvinding wordt zonder cementgeïmplanteerd. Ze heeft bovendien het voordeel dat ze zeer kleineuitwendige afmetingen heeft.

Claims (10)

1. Inwendige prothese voor het proximale handgewricht meteen proximaal gewrichtsdeel, dat een in het kanaal van het distalespaakbeen inbrengbare steel alsmede een gewrichtsholte bezit, en met eentweede, distaai gewrichtsdeel dat een in een middelhandsbeen inbrengbaresteel en een, een bolvormig gewrichtsvlak bevattende, gewrichtskop bezit,met het kenmerk, dat het proximal e gewrichtsdeel (14) een de gewrichtsholte(48) bevattend inzetstuk (20) bezit, dat losmakelijk aan het proximalegewrichtsdeel (14) is bevestigd.

2. Inwendige prothese volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat het proximale gewrichtsdeel (14) een bakvormig opneemelement (18) voorhet inzetstuk (20) bezit.

3. Inwendige prothese volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat het inzetstuk (20) is gevormd van een geschikte kunststof,bij voorkeur polyethyleen.

4. Inwendige prothese volgens een der conclusies 1 tot3, met het kenmerk, dat de gewrichtskop (46) van het distale gewrichtsdeel(40) in de buig- en strekrichting torusvormig is en de gewrichtsholte (48)van het inzetstuk dienovereenkomstig is gevormd.

5. Inwendige prothese volgens conclusie 4, met hetkenmerk, dat de gewrichtsholte (48) naar boven toe, in het midden en naarde kanten toe nauwer wordt ter vorming van een spleet.

6. Inwendige prothese volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de torusvormige gewrichtskop (46) met betrekkelijkgrote speling in de gewrichtsholte (48) zit.

7. Inwendige prothese volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat aan de steel (42) van het tweede gewrichtsdeel(40) een zich dwars uitstrekkende flens (44) is vastgemaakt, die gewoonlijkin alle standen van het gewricht op afstand van het inzetstuk (20) ligt.

8. Inwendige prothese volgens conclusie 7, met het kenmerk,dat de flens (44) een boring (60) heeft voor het opnemen van een schroef(62) ter bevestiging in een naburig middelhandsbeen.

9. Inwendige prothese volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat de boring (60) aan de van de steel afgekeerde kant bol vormig isuitgevoerd en de schroef een bolvormig uitgevoerde kop (64) kan hebben.

10, Inwendige prothese volgens een der conclusies 1 tot9, met het kenmerk, dat aan de steel (16) respectievelijk in het gebiedvan het opneemelement (18) van het eerste gewrichtsdeel (14) een aanzetstuk(22) is gevormd, dat in geïmplanteerde toestand in de richting van dedistale uitloper (72) van het spaakbeen (70) wijst.