NL9401424A - Luchtgordijninrichting. - Google Patents

Description

LUCHTOOROIJNINRICHTIMO

De uitvinding heeft betrekking op een luchtgor-dijninrichting van de soort die gewoonlijk nabij,1855Néh bijzonder boven een opening in een wand wordt aangebracht en bestemd is om een luchtscherm te vormen teneinde atmosferen aan weerszijden van de wand zoveel mogelijk gescheiden te houden.

Een dergelijke luchtgordijninrichting omvat een huis waarin plaatdelen zijn opgenomen die ten minste één, naar een uitstroomopening in een wand van het huis leidend stromingskanaal bepalen. Aan het stromingskanaal wordt, bijvoorbeeld door middel van ventilatoren lucht toegevoerd, die uit de uitstroomopening naar buiten komt en het genoemde scherm vormt.

De verschillende componenten zijn bij bekende luchtgordijninrichtingen aan het huis bevestigd. In het bijzonder bij meer gecompliceerde luchtgordijninrichtingen met meer stromingskanalen, is de toegang tot de verschillende componenten moeilijk, hetgeen het onderhoud en ook de fabrikage bemoeilijkt. Het is bovendien moeilijk om het huis voldoende stijf te construeren

De uitvinding beoogt een luchtgordijninrichting van de genoemde soort te verschaffen die deze bezwaren niet heeft.

Bij de luchtgordijninrichting volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met de maatregel van conclusie 1. De stijve profielbalk vormt een dragende kern, die alle componenten ondersteunt. Het huis kan hierdoor opgebouwd zijn uit delen die door de profielbalk worden gedragen. De huisdelen kunnen eenvoudig worden verwijderd zonder de structurele integriteit van de inrichting aan te tasten, zodat de componenten goed toegankelijk kunnen worden ge- maakt. Bij de fabrikage wordt het voordeel bereikt dat de inrichting vanaf de profielbalk wordt opgebouwd, zodat de verschillende montagehandelingen uitgevoerd kunnen worden zonder hinder wan ongewende onderdelen.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. De profielbalk neemt alle krachten van belang op zodat de directe doorleiding naar de ophangorganen tot een doelmatige constructie leidt.

Een gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 3. De ventilatoreenheden kunnen op deze wijze direct aan de profielbalk worden gemonteerd, zodat geen extra montagesteunen of dergelijke nodig zijn.

Een gunstige uitvoering wordt gekenmerkt in conclusie 4. De schuine plaatdelen zorgen, te zamen met de verticale plaatdelen voor een zeer torsiestijve constructie van de profielbalk.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 5 wordt de verdere vergroting van de torsiestijfheid bereikt, zodat met relatief licht plaatmateriaal kan worden volstaan.

De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Fig. 1 geeft een dwarsdoorsnede van een uitvoe-ringsvoorbeeld van een luchtgordijninrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspec-* tivisch aanzicht van een enigszins andere uitvoeringsvorm.

De luchtgordijninrichting 1 van fig. 1 omvat een huis 2, in de onderwand waarvan een aanzuigrooster 13 is opgenomen. In de onderwand bevindt zich eveneens als gelijk-richter uitgevoerd rooster 16, dat een uitblaasopening vormt voor drie luchtstromen 17, 18, 19. In de in fig. 1 rechter zijwand van het huis 2 is eveneens een aanzuigrooster 15 gevormd.

De centrale kern van de inrichting 1 wordt gevormd door een profielbalk 3 die opgebouwd is uit een aantal met elkaar verbonden plaatdelen. Bij het getoonde uitvoerings-voorbeeld omvat de kern 3 twee verticale plaatdelen 4 die op enige afstand van elkaar zijn aangebracht en een kanaal vormen waardoorheen van de ventilator 11 afkomstige lucht naar het rooster 16 wordt getransporteerd. De profielbalk 3 omvat verder met deze verticale plaatdelen 4 verbonden geknikte plaatdelen 5, 6. Elk plaatdeel 5, 6 vormt zich schuin van halverwege een verticaal plaatdeel 4, 5 omlaag en omhoog uitstrekkend plaatdeel. De zich schuin bovenwaarts uitstrekkende plaatdelen zijn aan hun bovenrand verbonden met een plaat 7, die eveneens verbonden is met de bovenranden van de verticale plaatdelen 4.

De met elkaar verbonden platen 4, 5, 6 en 7 vormen de profielbalk 3 die de dragende kern voor de inrichting 1 vormt, ofwel het chassis daarvan vormt. Met deze profielbalk 3 zijn alle componenten van de inrichting verbonden en deze worden daardoor gedragen.

Enige van de belangrijke componenten van de inrichting 1 zijn de ventilatoren 10, 11 en 12. Deze ventilatoren 10, 11 en 12 zijn gemonteerd ter plaatse van openingen die in respectievelijk de plaatdelen 5, 7 en 6 zijn gevormd. De ventilatoren sluiten dus direct aan op de tussen de verscheidene plaatdelen gevormde kanalen. De ventilator 11 staat in verbinding met het eerder genoemde kanaal tussen de verticale platen 4, en wekt een luchtstroom op die als luchtstroom 18 het rooster 16 verlaat. De ventilator 10 wekt in het kanaal tussen het onderste gedeelte van de plaat 5 en de linker plaat 4 een luchtstroom op die als luchtstroom 17 het rooster 16 verlaat. Op spiegelbeeldige wijze wekt de ventilator 12 een luchtstroom op die als luchtstroom 19 het rooster 16 verlaat.

De wijze waarop de overige componenten met de door de profielbalk 3 gevormde dragende kern zijn verbonden zijn niet alle in detail getoond, doch een deskundige op het gebied kan uit talloze hem bekende mogelijkheden kiezen.

De in fig. 1 weergegeven luchtgordijninrichting is in het bijzonder bestemd om aangebracht te worden naast de bovenkant van een opening in een wand van een vriescel. In fig. 1 vindt deze wand zich daarbij aan de linker zijde. Koude lucht die uit de vriescel ontsnapt wordt via het rooster 13 aangezogen door de ventilatoren 10 en 11. De door de ventilator 10 aangezogen lucht wordt direct als de lucht» stroom 17 uit het rooster 16 uitgeblazen.

De door de ventilator 11 aangezogen lucht passeert de warmtewisselaar 14, waarin deze lucht enigszins kan worden opgewarmd.

De middelste luchtstroom 18 kan dus een enigszins hogere temperatuur hebben dan de luchtstroom 17.

De ventilator 12 zuigt via het rooster 15 lucht aan uit de ruimte waarin de inrichting 1 is gemonteerd. Deze lucht heeft bijvoorbeeld kamertemperatuur. De drie lucht» stromen 17, 18, 19 vormen op op zichzelf bekende wijze een afscherming tussen de vriescel en de aangrenzende ruimte met kamertemperatuur, die de uitwisseling van lucht tussen de twee ruimten en daardoor verlies van koude lucht uit de vriescel sterk beperkt. Door toepassing van de middelste luchtstroom 18 met verwarmde, droge lucht uit de vriescel, wordt voorkomen dat door menging van de lucht uit de aangrenzende ruimte met de koude lucht uit de vriescel nevel zou ontstaan.

Boven het rooster 15 is in de voorwand van het huis 2 een deksel 25 gevormd aan de binnenkant waarvan elektrische en elektronische componenten 26 zijn gemonteerd voor de bediening van de ventilatoren 10-12 en eventueel de toevoer van warmtedragend medium aan de warmtewisselaar 14, of elektrische stroom indien het een elektrisch verwarmingselement betreft.

De inrichting 1 kan opgehangen worden aan steunen die aangrijpen op ophangorganen 27, welke door middel van draadstangen 28 direct met de profielbalk 3 zijn verbonden. De op de profielbalk 3 werkende krachten worden aldus direct doorgeleid naar de ophangorganen 27, zodat de delen van het huis 2 zelf geen dragende functie behoeven uit te voeren.

Zoals getoond zijn de wanddelen van het huis 2 bekleed met warmte-isolerend materiaal.

De in fig. 2 getoonde luchtgordijninrichting 30 heeft in principe een met die van fig. 1 overeenkomstige opbouw.

Ook hierbij worden drie aangrenzende luchtstromen opgewekt. De profielbalk 31 is opgebouwd uit een aantal plaatdelen die wederom luchtkanalen bepalen. De plaatdelen kunnen door puntlassen met elkaar zijn verbonden tot de profielbalk 31. Een alternatief is om de plaatdelen met blindklinknagels met elkaar te verbinden.

In de langsrichting van de inrichting 30 zijn drie rijen ventilatoren 32 aangebracht, waarbij elke rij voor één van de genoemde geconditioneerde luchtstromen zorgt.

Voor het ophangen van de inrichting 30 zijn aan weerseinden van het huis C-profielen 33 aangebracht, die met een sleufvormige opening naar boven zijn gekeerd. De profielen 33 zijn op niet nader getoonde wijze direct met de profielbalk 31 verbonden zodat de krachten over een zo kort mogelijke weg naar de profielen 33 worden doorgeleid.

De inrichting 30 hangt aan draadstangen die bevestigd zijn aan een raam 35, dat op steunen 36 rust, die aan een muur zijn bevestigd. De draadstangen grijpen aan in de profielen 33 doordat een op de draadstang geschroefde moer telkens onder de naar elkaar gekeerde flenzen van de C-profielen 33 grijpt.

In plaats van de montage van de elektronische en elektrische componenten aan het beweegbare deksel zoals getoond in fig. 1, zijn bij de inrichting 30 deze componenten aangebracht op een paneel 37 dat toegankelijk is achter een deksel 38. Het paneel 37 kan zodanig zijn gemonteerd dat dit naar buiten gezwenkt kan worden door de opening die wordt gevormd wanneer de deksel 38 wordt geopend, teneinde toegang te verkrijgen tot de ventilatoren 32.

Doordat de profielbalk 31 de dragende constructie vormt die direct met de steunen is verbonden, kunnen de wanddelen van het huis eenvoudig losneembaar worden gemonteerd, zodat, wanneer de inrichting onderhoud behoeft, deze plaatdelen snel kunnen worden verwijderd en alle wezenlijke componenten van de inrichting gemakkelijk en snel toegankelijk worden.

Ook bij de fabrikage van de inrichting is de uitvinding van voordeel aangezien de samenstelling van de inrichting uit de samenstellende onderdelen geschiedt werkend van binnen naar buiten, zodat bijvoorbeeld de toegang tot de componenten bemoeilijkende huisdelen pas worden aangebracht nadat alle montagehandelingen zijn uitgevoerd. Tijdens de montage veroorzaken deze delen dus geen hinder.

Hoewel de uitvinding in het bijzonder geschikt is om toegepast te worden bij een luchtgordijninrichting met verscheidene luchtstromen, gezien de complexiteit van een dergelijke inrichting en de veelheid aan componenten daarvan, kan de uitvinding ook bij eenvoudige luchtgordijnen met voordeel worden toegepast. Het gemak waarmee de huiswandde-len kunnen worden verwijderd om toegang te kunnen krijgen tot het inwendige van de inrichting is ook bij eenvoudige luchtgordijninrichtingen van wezenlijk belang om de montage-kosten en kosten van onderhoud te beperken.

Claims (5)

1. Luchtgordijninrichting omvattende een huis, in het huis opgenomen plaatdelen die ten minste één, naar een uitstroomopening in een wand van het huis leidend stromings-kanaal bepalen, waarbij de plaatdelen zijn verbonden tot een stijve profielbalk die een chassis voor de inrichting vormt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ophang-organen voor het ophangen van de inrichting op de profielbalk aangrijpen.

3. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies omvattende een aantal ventilator-eenheden, waarbij de profielbalk openingen in de plaatdelen omvat en de venti-latoreenheden ter plaatse van de openingen aan de buitenzijde tegen de profielbalk zijn gemonteerd.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de profielbalk omvat een door twee verticale plaatdelen begrensd centraal vertikaal kanaal en twee zijkanalen die worden begrensd door zich schuin vanaf halverwege de verticale plaatdelen benedenwaarts uitstrekkende plaatdelen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de profielbalk verder omvat twee zich schuin vanaf halverwege de verticale plaatdelen bovenwaarts uitstrekkende plaatdelen en een de bovenranden van deze plaatdelen en de bovenranden van de verticale plaatdelen verbindend plaatdeel.