NL9401072A - Montagesamenstel voor een wandclosetpot. - Google Patents

Description

Montagesamenstel voor een wandclosetpot

De uitvinding heeft betrekking op een montagesamen-stel voor een wandclosetpot, die een tegen een wand plaatsbare achterwand bezit.

Bij een bekend montagesamenstel van dit type zijn in de wand bevestigde draaghaken toegepast, waaraan de wandclosetpot met corresponderende, in de achterwand gevormde, op-hangogen wordt opgehangen. De draaghaken bezitten aan hun van de wand afgekeerde uiteinde schroefdraad, waarop moeren kunnen worden geschroefd teneinde de wandclosetpot stevig tegen de wand te drukken.

Een belangrijk nadeel van dit type montagesamenstel is, dat voor het toegankelijk maken van de uiteinden van de draaghaken en de hierop geplaatste moeren in de zij-buiten-wanden van de wandclosetpot verdiepingen zijn gevormd. Slechts op deze wijze is het mogelijk om met geschikt gereedschap, zoals steeksleutels of dergelijke, de moeren te kunnen vastdraaien respectievelijk losdraaien. Het zal duidelijk zijn, dat dergelijke uitsparingen het uiterlijk van de wandclosetpot niet ten goede komen.

De uitvinding beoogt een montagesamenstel van het genoemde type te verschaffen, waarmee de wandclosetpot op een alternatieve wijze aan de wand kan worden bevestigd.

Hiertoe wordt het montagesamenstel voor een wandclosetpot volgens de uitvinding gekenmerkt door een via een drager met de wand verbonden grendelarm, die door een bedie-ningsmechanisme verzwenkbaar is tussen een grende1stand, waarin de grendelarm aangrijpt op de achterwand van de wandclosetpot en deze tegen de wand drukt, en een vrijgeefstand, waarin de grendelarm de achterwand vrijgeeft en de wandclosetpot vrij beweegbaar is.

Bij toepassing van het montagesamenstel volgens de uitvinding wordt de wandclosetpot met de achterwand tegen de wand geplaatst, waarna via het bedieningsmechanisme de grendelarm vanuit de aanvankelijke vrijgeefstand naar de gren-delstand wordt verzwenkt, waarin deze aangrijpt op de achterwand van de wandclosetpot en deze tegen de wand drukt. De drager, grendelarm en het bedieningsmechanisme vormen geen onderdeel van de wandelosetpot, en kunnen voorafgaande aan de plaatsing van de wandclosetpot reeds aan de wand worden bevestigd. Het met behulp van dit montagesamenstel aan een wand bevestigen van de wandclosetpot is eenvoudig, terwijl het niet noodzakelijk is om het inwendige van de wandclosetpot toegankelijk te maken voor volumineus gereedschap of voor het aanbrengen van moeren of dergelijke, zoals gebruikelijk is bij de thans bekende wandclosetpotten.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van het montagesamenstel volgens de uitvinding omvat het bedienings-mechanisme een in de drager gelagerde, op de grendelarm aangrijpende schroef, terwijl de wandclosetpot een deze schroef toegankelijk makende bedieningsopening in zijn buitenwand bezit. Doordat het bedieningsmechanisme een dergelijke schroef omvat, kan de deze schroef toegankelijk makende bedieningsopening uitermate kleine afmetingen bezitten, die bijvoorbeeld voldoende zijn voor het laten passeren van een schroevendraaier, inbussleutel of dergelijke. Op deze wijze wordt voorkomen, dat het uiterlijk van de wandclosetpot wordt ontsierd door uitsparingen of dergelijke.

Bij voorkeur geldt, dat de bedieningsopening aan de onderzijde van de wandclosetpot is gevormd. Op deze wijze is de bedieningsopening zoveel mogelijk aan het oog onttrokken. Vanzelfsprekend dient de plaatsing van het bedieningsmechanisme te corresponderen met de plaatsing van de bedieningsopening in de wandclosetpot.

Wanneer het montagesamenstel is voorzien van in de wand bevestigbare draaghaken waaraan de wandclosetpot met corresponderende, in zijn achterwand gevormde, ophangogen wordt opgehangen, is het overeenkomstig een handige uitvoeringsvorm van het montagesamenstel volgens de uitvinding mogelijk, dat de, de grendelarm en het bedieningsmechanisme dragende, drager is verbonden met een draaghaak. De toegepaste draaghaken worden in dit geval enerzijds gebruikt voor het dragen van de wandclosetpot, en anderzijds voor de bevestiging van de respectievelijke dragers, die met behulp van de draaghaken indirect met de wand zijn verbonden. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat de draaghaken een uit de wand stekend schroefdraadgedeelte bezitten, en dat de dragers met een moer op de draaghaak worden bevestigd. De dragers kunnen echter ook zelf een van schroefdraad voorzien uiteinde bezitten, waarmee ze op de draaghaken worden geschroefd.

In het kader van de laatst genoemde uitvoeringsvorm van het montagesamenstel geniet het verder de voorkeur, dat de grendelarm is voorzien van een gevorkt uiteinde, dat in de grendelstand aan weerszijden van de betreffende draaghaak aangrijpt op de achterwand van de wandclosetpot. Op deze wijze wordt een optimale krachtsoverdracht tussen de grendelarm en de achterwand van de wandclosetpot gecombineerd met een betrouwbare opsluiting van de wandclosetpot. Een onbedoeld losraken van de wandclosetpot wordt hierdoor voorkomen .

Verder is het in dit verband gunstig, wanneer de wandclosetpot in de achterwand aan de buitenzijde een uitsparing bezit voor het opnemen van ten minste een gedeelte van de drager. Een dergelijke uitsparing maakt het mogelijk om de drager aan de draaghaak te bevestigen zonder dat hierdoor wordt verhinderd, dat de achterzijde van de wandclosetpot volledig tegen de wand wordt geplaatst. Evenwel is het ook denkbaar, dat de verbinding tussen de drager en de draaghaak in de wand verzonken is, in welk geval de uitsparingen in de achterwand van de wandclosetpot niet vereist zijn.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een wandclosetpot voor toepassing in een montagesamenstel volgens de uitvinding. Een dergelijke wandclosetpot bezit een in hoofdzaak gladde buitenwand en een aan de onderzijde in zijn buitenwand gevormde bedieningsopening.

Verder is het mogelijk, dat de achterwand van een dergelijke wandclosetpot volgens de uitvinding aan de buitenzijde is voorzien van uitsparingen.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een samenstel voor toepassing in een montagesamenstel volgens de uitvinding, bestaande uit een aan de wand te bevestigen drager, een zwenkbaar hierop gelagerde grendelarm en een bedie-ningsmechanisme voor de grendelarm. Bij voorkeur bestaat het bedieningsmechanisme uit een in de drager gelagerde, op de grendelarm aangrijpende schroef, waarmee de grendelarm tus- sen een vrijgeefstand en een grendelstand verplaatsbaar is.

Tot een dergelijk samenstel behoort bij voorkeur een in de wand aanbrengbare met de drager verbonden draaghaak voor een wandclosetpot, waarbij de grendelarm een gevorkt uiteinde bezit voor het aan weerszijden van het draaghaak-uiteinde aangrijpen op de achterwand van de wandclosetpot.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van het montagesamenstel volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont perspectivisch een met behulp van het montagesamenstel volgens de uitvinding aan een wand opgehangen wandclosetpot, en

Fig. 2 toont in doorsnede een zijaanzicht van een gedeelte van de in fig. 1 getoonde wandclosetpot.

In fig. 1 is een wandclosetpot 1 zichtbaar, die is opgehangen aan een wand 2.

In fig. 2 is in doorsnede een gedeelte van de tegen de wand 2 rustende achterzijde van de in fig. 1 weergegeven closetpot 1 getoond. Zichtbaar zijn een tegen de wand 2 rustende achterwand 3, een bovenwand 4 en een benedenwand 5.

Verder is een op conventionele wijze in de wand 2 bevestigde draaghaak 6 weergegeven, die ten minste ter plaatse van zijn uit de wand 2 stekende gedeelte is voorzien van schroefdraad 7. Met behulp van een op de draaghaak 6 geschroefde moer 8 is aan de draaghaak 6 een drager 9 bevestigd. In de getoonde uitvoeringsvorm is deze drager 9 opgesloten tussen de moer 8 en de wand 2; het is echter ook mo-gelijk, dat de drager 9 vrij ligt van de wand 2.

In de buurt van zijn van de wand 2 afgekeerde uiteinde is op de drager 9 verzwenkbaar een grendelarm 10 gelagerd. Deze grendelarm 10 is verzwenkbaar tussen een grendelstand (weergegeven in doorgetrokken lijnen) en een vrijgeef-stand (weergegeven in stippellijnen). Voor de verzwenking van deze grendelarm 10 dient een bedieningsmechanisme, dat in de getoonde uitvoeringsvorm bestaat uit een eveneens in het uiteinde van de drager 9 gelagerde schroef 11 die aangrijpt op de grendelarm 10, zodat het in- of uitschroeven van de schroef 11 leidt tot een corresponderende verzwenking van de grendelarm 10.

Verder blijkt uit fig. 2, dat in de achterwand 3 van de wandclosetpot 1 een uitsparing 12 is gevormd voor het opnemen van de moer 8 en het op de wand 2 aansluitende uiteinde van de drager 9. Tevens bevindt zich in de achterwand 3 een op deze uitsparing 12 aansluitend ophangoog 13, waardoorheen zich de draaghaak 6 kan uitstrekken.

Tevens is zichtbaar, dat in de benedenwand 5 van de wandclosetpot 1 een bedieningsopening 14 is gevormd, via welke de schroef 11 van het bedieningsmechanisme toegankelijk is.

Het getoonde montagesamenstel werkt als volgt:

Nadat de draaghaak 6 op conventionele wijze in de wand 2 is bevestigd (hierbij zij opgemerkt, dat in het algemeen twee draaghaken 6 worden toegepast) wordt de drager 9 met behulp van de moer 8 aan de draaghaak 6 bevestigd. De schroef 11 is zover uitgeschroefd, dat de grendelarm 10 zich in de gestippeld weergegeven vrijgeefstand bevindt. In deze stand kan de wandclosetpot 1 met zijn ophangoog 13 over de draaghaak 6 worden geschoven. Vervolgens wordt de schroef ll zo ver ingeschroefd totdat de grendelarm 10 de in doorgetrokken lijnen weergegeven grendelstand heeft bereikt, waarbij deze tegen de achterwand 3 van de wandclosetpot 1 drukt en de wandclosetpot 1 stevig tegen de wand 2 drukt.

De in fig. 2 weergegeven bedieningsopening 14 in de benedenwand 5 is eveneens zichtbaar in fig. 1. Hieruit moge blijken dat de bedieningsopening 14 nagenoeg aan het oog is onttrokken, zodat de wandclosetpot 1 een in hoofdzaak gladde buitenwand bezit, die niet wordt ontsierd door uitsparingen of dergelijke.

Bij de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm van het montagesamenstel volgens de uitvinding zorgt de grendelarm 10 voor het tegen de wand 2 drukken van de wandclosetpot 1. Doordat bovendien de draaghaak 6 zich door het ophangoog 13 uitstrekt wordt voorkomen, dat de wandclosetpot 1 onbedoeld langs de wand 2 kan verschuiven.

In de figuren is niet zichtbaar, dat het op de achterwand 3 van de wandclosetpot 1 aangrijpende uiteinde van de grendelarm 10 bij voorkeur gevorkt is, en in de getoonde grendelstand aan weerszijden van het draaghaakuiteinde op de achterwand 3 aangrijpt.

Uiteraard kunnen in plaats van de schroef 11 ook andere bedieningsmechanismen voor de grendelarm 10 worden toegepast. De getoonde schroef 11 kan door diverse soorten gereedschap, zoals schroevendraaiers, inbussleutels of dergelijke, worden bediend. De hiervoor vereiste bedieningsope-ning 14 kan zeer klein zijn.

In de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm is de drager 9 bevestigd aan de draaghaak 6. Noodzakelijk is dit evenwel niet; het is ook mogelijk om de drager 9 op een andere plaats aan de wand 2 te bevestigen. In een dergelijk geval is het zelfs mogelijk om de draaghaak 6 achterwege te laten. Het verdient dan evenwel de voorkeur, om maatregelen te treffen om te verhinderen dat de wandclosetpot 1, na te zijn gemonteerd, ten opzichte van de wand 2 kan verschuiven. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit op het werkzame uiteinde van de grendelarm 10 aangebrachte nokken, die samenwerken met corresponderende uitsparingen in de achterwand 3 van de wandclosetpot 1.

Zoals in het voorgaande is beschreven bezit de achterwand 3 een uitsparing 12 voor het opnemen van het uiteinde van de drager 9 en de moer 8. Het is evenwel denkbaar, dat een dergelijke uitsparing 12 niet aanwezig is (waarbij de achterwand 3 volledig aansluit op de wand 2) en dat het betreffende uiteinde van de drager 9 en de moer 8 zijn opgenomen in een verdieping in de wand 2.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de conclusies bepaalde kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

Claims (11)

1. Montagesamenstel voor een wandclosetpot, die een tegen een wand plaatsbare achterwand bezit, gekenmerkt door een via een drager met de wand verbonden grendelarm, die door een bedieningsmechanisme verzwenkbaar is tussen een grendelstand, waarin de grendelarm aangrijpt op de achterwand van de wandclosetpot en deze tegen de wand drukt, en een vrijgeefstand, waarin de grendelarm de achterwand vrijgeeft en de wandclosetpot vrij beweegbaar is.

2. Montagesamenstel volgens conclusie l, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme een in de drager gelagerde, op de grendelarm aangrijpende schroef omvat, terwijl de wandclosetpot een deze schroef toegankelijk makende bedie-ningsopening in zijn buitenwand bezit.

3. Montagesamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsopening aan de onderzijde van de wandclosetpot is gevormd.

4. Montagesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met in de wand bevestigbare draaghaken waaraan de wandclosetpot met corresponderende, in zijn achterwand gevormde, ophangogen wordt opgehangen, met het kenmerk, dat de, de grendelarm en het bedieningsmechanisme dragende, drager is verbonden met een draaghaak.

5. Montagesamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de grendelarm is voorzien van een gevorkt uiteinde, dat in de grendelstand aan weerszijden van de betreffende draaghaak aangrijpt op de achterwand van de wandclosetpot.

6. Montagesamenstel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de wandclosetpot in de achterwand aan de buitenzijde een uitsparing bezit voor het opnemen van ten minste een gedeelte van de drager.

7. Wandclosetpot voor toepassing in een montagesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met een in hoofdzaak gladde buitenwand en een aan de onderzijde in zijn buitenwand gevormde bedieningsopening.

8. Wandclosetpot volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de achterwand aan de buitenzijde is voorzien van uitsparingen.

9. Samenstel voor toepassing in een montagesamenstel volgens een der conclusies 1-6, bestaande uit een aan de wand te bevestigen drager, een zwenkbaar hierop gelagerde grendelarm en een bedieningsmechanisme voor de grendelarm.

10. Samenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme bestaat uit een in de drager gelagerde, op de grendelarm aangrijpende schroef.

11. Samenstel volgens conclusie 9 of 10, gekenmerkt door een in de wand aanbrengbare met de drager verbonden draaghaak voor een wandclosetpot, waarbij de grendelarm een gevorkt uiteinde bezit voor het aan weerszijden van het draaghaakuiteinde aangrijpen op de achterwand van de wandclosetpot.