NL9400664A - Inrichting voor het zichtbaar opstellen van voorwerpen. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET ZICHTBAAR OPSTELLEN VAN VOORWERPEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zichtbaar opstellen van voorwerpen, omvattende ten minste één, zich hoofdzakelijk horizontaal uitstrekkende plaat en ten minste twee, zich hoofdzakelijk vertikaal uitstrekkende dragers.

Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend, bijvoorbeeld in de vorm van winkelstellingen, showkasten, en dergelijke. Deze bekende inrichtingen hebben als nadeel dat voor het bevestigen van de platen op de dragers veelal gebruik gemaakt wordt van afzonderlijke beugels, klemmen en dergelijke.

In het algemeen doen dergelijke steunelementen afbreuk aan het uiterlijk van dergelijke, tot de stand van de techniek behorende kasten.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting of kast, waarbij de bevestiging tussen de platen en de dragers zonder afzonderlijke elementen plaatsvindt.

Dit doel wordt bereikt, doordat de dragers van inkepingen zijn voorzien, en dat de platen zich tenminste gedeeltelijk in de inkepingen uitstrekken.

Bij deze inrichtingen worden aldus de platen gedragen door het ondervlak van de in de drager aangebrachte inkepingen.

Hierdoor vervalt de behoefte aan afzonderlijke draag-elementen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de platen van transparant materiaal, bijvoorbeeld glas, vervaardigd.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm komt het gemis aan afzonderlijke draagelementen of -beugels bijzonder tot zijn recht; door de glazen plaat zouden immers dergelijke draagelementen, die zich in het algemeen aan de onderzijde van de plaat bevinden, goed zichtbaar zijn geweest. In het bijzonder bij het tentoonstellen, bijvoorbeeld in juwe-lierswinkels, van kleine voorwerpen waarvan de vormgeving essentieel is, is het vervallen van de zichtbaarheid van storende draagelementen van het grootste belang.

Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm worden de dragers door holle lichamen gevormd, en is in ten minste een van de dragers een verlichtingsorgaan aangebracht.

Door het feit dat de platen zich door de inkepingen heen tot in het inwendige van de holle drager uitstrekken heeft de in het inwendige van de holle drager aangebrachte lichtbron, kan de van de lichtbron afkomstige licht gemakkelijk tot in de glasplaat treden, waardoor de glasplaat vanaf de zijden inwendig wordt verlicht. Hieruit resulteert een bijzonder fraai effect, waardoor op de glasplaat tentoongespreide voorwerpen in het algemeen als aangenaam ervaren wordende verlichting ondervinden.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2: een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; en figuur 3: een gedeeltelijk weggebroken detailaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting.

In figuur 1 is een showkast 1 afgebeeld die vier, zich hoofdzakelijk vertikaal uitstrekkende dragers in de vorm van de stijlen 2,3,4 en 5 omvat die aan hun onderzijde onderling verbonden worden door regels 6, en die aan hun bovenzijde onderling verbonden worden door regels 7. Bij voorkeur zijn de staanders van metaal, bijvoorbeeld geëxtrudeerd aluminium, vervaardigd, evenals de regels 7 die aan de staanders zijn gelast.

In elk van de staanders 2,3,4,5 zijn zeven inkepingen 8 aangebracht die zich elk over de helft van de omtrek van de doorsnede van de desbetreffende staander uitstrekken. Het is echter in principe ook mogelijk de inkepingen zich over een geringer deel van de omtrek uit te laten strekken, bijvoorbeeld een kwart.

De inkepingen 8 zijn bij elk van de staanders op dezelfde hoogte aangebracht, en in vier van de zeven viertallen op dezelfde hoogte aangebrachte inkepingen 8 is een glasplaat 9 in de inkepingen geschoven. Het zal duidelijk zijn dat het mogelijk is de inkepingen bij deze op de hoek van de glasplaten aangebrachte staanders zich slechts over iets meer dan een kwart van de omtrek van de doorsnede van de staanders te laten uitstrekken.

Het deel groter dan een kwart is noodzakelijk om de glasplaten in te kunnen schuiven of uit te kunnen nemen.

In het inwendige van de holle staanders 4 is een zich over een groot deel van de lengte uitstrekkende TL-balk ingebouwd, zoals in het vervolg zal worden toegelicht aan de hand van figuur 3. De door de TL-balk uitgezonden lichtstroom treedt binnen in de hoeken van de glasplaten, waardoor de glasplaten inwendig worden verlicht. Bij de inkepingen, waarin geen glasplaat is aangebracht, treedt het licht direkt naar buiten, zodat de op de glasplaten 9 aanwezige voorwerpen worden verlicht.

Het is mogelijk om in elk van de vier staanders een lichtbron aan te brengen in de vorm van een TL-buis, doch het is evenzeer mogelijk in slechts een deel van de staanders een lichtbron aan te brengen, bijvoorbeeld slechts in één of twee. Het is evenzeer mogelijk geheel van een dergelijke lichtbron af te zien en de desbetreffende voorwerpen te belichten met een uitwendige lichtbron. Dan worden slechts de constructieve voordelen van de uitvinding behaald, namelijk het ontbreken van afzonderlijke bevestigingselementen voor de platen.

Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn de platen horizontaal aangebracht, hetgeen voor de meeste toepassingen het meest relevant zal zijn? voor bepaalde toepassingen, namelijk voor het tentoonstellen van schoenen, kan het nuttig zijn de platen onder een geringe hoek, bijvoorbeeld 15° aan te brengen. In sommige gevallen zal het dan noodzakelijk zijn een rand aan de laagste zijde aan te brengen om naar beneden glijden van de voorwerpen te voorkomen.

In figuur 2 is een tweede uitvoeringsvorm afgeheeld, waarbij afzonderlijke staanders 10,11 zijn aangebracht, die aan hun bovenzijde elk door middel van een verbindingselement 12, respectievelijk 13 met een dichtstbijzijnde muur zijn verbonden. Ook in de staanders 10,11 zijn inkepingen 8 aangebracht, waarin glasplaten 9 zijn geschoven. Afgezien van de configuratie komt deze uitvoeringsvorm overeen met de in figuur 1 afgebeelde uitvoeringsvorm. Ook hier zijn mogelijkheden aanwezig voor het al dan niet toepassen van verlichting, het schuin zetten van de platen enzovoorts.

Ten slotte wordt de constructie van de in de staanders 2,3,4,5, respectievelijk 10,11 aangebrachte verlichting toegelicht aan de hand van figuur 3. Hierbij is een staander 2 afgebeeld die voorzien is van een inkeping 8, en waarin een reflector 14 is aangebracht, bijvoorbeeld door middel van een in de tekening niet weergegeven schroefverbinding, op welke reflector 14 een TL-buis bevestigd is. Op de reflector 14 die verder dienst doet als montageplaat is een voorschakelapparaat 16 aangebracht, zoals bij TL-buizen gebruikelijk is. Het is uiteraard mogelijk de constructie van een en ander zodanig uit te voeren, dat de reflector 14 op de grond rust. Het is uiteraard van belang dat de TL-buis zich over de gehele lengte van de staander 2 uitstrekt, waarop te verlichten inkepingen zijn aangebracht. Het is echter denkbaar slechts een deel van de inkepingen te verlichten.

Het is overigens mogelijk de zijden van de kast volgens de uitvinding af te sluiten met glazen wanden, bijvoorbeeld door middel van zich in vertikale sleuven uitstrekkende glasplaten. Tevens is het mogelijk de zijden door middel van glazen deuren af te sluiten.

Het zal duidelijk zijn dat diverse variaties op de hierboven beschreven constructies kunnen worden toegepast zonder van de uitvinding af te wijken.

Claims (9)

1. Inrichting voor het zichtbaar opstellen van voorwerpen, omvattende ten minste één, zich hoofdzakelijk horizontaal uitstrekkende plaat en ten minste twee, zich hoofdzakelijk vertikaal uitstrekkende dragers, met het kenmerk, dat de dragers van inkepingen zijn voorzien en dat de platen zich tenminste gedeeltelijk in de uitsparingen uitstrekken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de platen van transparant materiaal, bijvoorbeeld glas, zijn vervaardigd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dragers door holle lichamen worden gevormd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in tenminste een van de dragers een lichtbron is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de dragers cilindervormig zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de lichtbron door een TL-balk wordt gevormd, en dat het bij de TL-balk behorende voorschakelapparaat in de holle drager is ondergebracht.

7. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aantal in de dragers aangebrachte inkepingen groter is dan het aantal platen.

8. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dragers onderling door zich hoofdzakelijk parallel aan de platen uitstrekkende verbindingselementen worden verbonden.

9. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de zijden van de kast door transparante wanden is afgesloten.