NL9400456A - Plantehouder. - Google Patents

Description

PLANTEHOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een plantehou-der. Planten vorden in woningen, maar ook in kwekerijen veelal in potten gehouden. De plant is met zijn wortelgestel in potgrond in de pot geplant. Voor toevoer van water aan de plant wordt veelal water op de potgrond in de pot gegoten. Zolang de plant niet te groot of te dicht begroeid is en de potgrond niet tot boven in de pot is aangebracht, kan gewoonlijk voldoende water op de potgrond worden toegevoerd.

In veel gevallen wordt het na verloop van tijd moeilijker om voldoende water op de potgrond in de pot te kunnen toevoeren. Enerzijds omdat de plant groter wordt en een dichtgroeiende soort is en daardoor de bovenkant van de pot geheel afdekt ofwel doordat, ten gevolge van groei van het wortelstelsel de potgrond tot aan het bovenvlak van de pot stijgt. Gietwater loopt dan veelal van de potgrond of bladeren van de plant af en vloeit naast de pot. In het bijzonder wanneer het sierplanten in een woning betreft is dit lastig omdat telkens het gemorste water, soms met grond-deeltjes, moet worden opgeruimd.

De uitvinding beoogt nu een plantehouder van de genoemde soort te verschaffen, waarbij dit probleem zich niet voordoet.

Bij de plantenhouder volgens de uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 1 kan geen water van de potgrond of bladeren van de plant afvloeien tot buiten de pot, aangezien het toevoegen van water via de watertoevoerschacht geschiedt. De watertoevoerschacht blijft ten alle tijde open en goed toegankelijk zodat de plant op betrouwbare wijze en zonder morsen van voldoende water kan worden voorzien.

De plantehouder volgens de uitvinding leent zich voor een aantrekkelijke vormgeving. Zo is in het bijzonder de uitvoering volgens conclusie 2 geschikt voor het maken van een arrangement van een aantal planten.

Bij een houder volgens een verdere ontwikkeling wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. Door het filter wordt voorkomen dat geleidelijk potgrond in de water-toevoerschacht terecht komt. Het volume van de watertoevoer-schacht kan hierdoor volledig beschikbaar blijven als waterreservoir. Dit draagt ertoe bij dat aan de planten minder vaak water behoeft te worden gegeven, hetgeen een extra voordeel inhoudt.

Teneinde te voorkomen dat het waterniveau in de potten op een te hoog niveau komt, waardoor de planten schade zouden kunnen ondervinden, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 4 toegepast. Zelfs wanneer de schacht geheel gevuld zou worden, komt het niveau van het water in de potten zelf niet tot bovenaan de potten.

De voorkeursmaatregel van de houder volgens conclusie 6 maakt het mogelijk een aantrekkelijk arrangement van een aantal planten te maken, dat door de verschillende i niveaus een speelse aanblik krijgt.

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt in conclusie 7. Ook deze biedt een mogelijkheid van een aantrekkelijke rangschikking van planten.

De uitvinding zal verder toegelicht worden in de > volgende beschrijving aan de hand van de getoonde uitvoeringsvormen.

Fig. 1 toont een houder volgens de uitvinding met twee potten.

Fig. 2 toont een houder volgens de uitvinding met ) drie potten, gerangschikt om een centrale schacht.

Fig. 3 toont weer een andere uitvoeringsvorm.

De in fig. 1 getoonde houder 1 volgens de uitvinding omvat twee aan een boveneinde open potten 2, 3, in elk waarvan een plant kan worden gepoot. Aan hun ondereinde zijn ) de potten 2, 3 door verbindingen respectievelijk 5, 6 verbonden met een watertoevoerschacht 4. In de verbindingen 5, 4 6 zijn niet in detail weergegeven kanalen gevormd die het inwendige van de watertoevoerschacht 4 verbindt met het inwendige van de potten 2, 3.

Wanneer in de potten 2, 3 planten zijn gepoot, kan via de schacht 4, die volledig vrijblijft, water worden toegediend. Het volume van de schacht 4 en de verbindingska-nalen in de verbindingen 5, 6 vormt een watervoorraad, zodat in één keer relatief veel water kan worden toegediend en dus het watergeven minder frequent hoeft te gebeuren. In de watertoevoerschacht 4 is het vrije wateroppervlak zichtbaar, zodat direct zichtbaar is hoeveel water voor de planten beschikbaar is. Hierdoor wordt een goede controlemogelijkheid verkregen of de planten in de potten 2 en 3 niet te veel maar ook niet te weinig water hebben.

De houder 10 van fig. 2 is samengesteld uit drie in hoofdzaak identieke potten 11 die rondom een centraal liggende schacht 12 zijn aangebracht. De potten 11 zijn elk met de schacht 12 verbonden door verbindingsstukken 13. In de verbindingsstukken 13 is telkens een verbindingskanaal 14 gevormd, dat het inwendige van de schacht 12 met het inwendige van elk van de potten 11 verbindt. In de schacht 12 toegevoerd water kan via de verbindingskanalen 14 de planten in de potten 11 bereiken.

In het verbindingskanaal 14 is telkens een water doorlatend maar potgrond tegenhoudend filter 15 aangebracht. Hierdoor kan wel water van de schacht 12 via het verbindingskanaal naar de pot 11 vloeien, maar kan geen potgrond uit de houder 11 via het verbindingskanaal in de schacht 12 terechtkomen, zodat het volledige volume van de schacht 12 en van de verbindingskanalen 14 beschikbaar blijft voor het vormen van een watervoorraad.

Zoals de figuren laten zien is het boveneinde van de schacht op een lager niveau dan het boveneinde van de potten 11. Ook de overige uitvoeringsvormen 1 en 20 zijn zo uitgevoerd. Hierdoor wordt bereikt dat zelfs wanneer de watertoevoerschacht 12 tot bovenaan gevuld zou worden, toch in de potten 11 het water niet tot bovenin komt te staan. Hierdoor kunnen de potten 11 niet overstromen en kunnen de planten 11 niet door een te hoge waterstand worden beschadigd.

De houder 20 zoals getoond in fig. 3 heeft potten van verschillende grootte. De middelste pot 21 is groter dan de potten 22 en 23 aan weerszijden daarvan. De schacht 24 is weer kleiner uitgevoerd dan de potten 22, 23. Zoals hier getoond zijn de potten 22 en 23 zijdelings van de pot 21 aangebracht en strekken de verbindingstukken 26, 27 zich naar de middelste pot 21 uit. Ook de watertoevoerschacht 24 is via een verbindingsstuk 25 met de middelste pot 21 verbonden. In de verbindingsstukken 25, 26 en 27 zijn kanalen gevormd. Het kanaal in het verbindingsstuk 25 vormt het verbindingskanaal voor de houder 21 en de kanalen in 25 en 26 vormen het verbindingskanaal met de pot 22. Op overeenkomstige wijze vormen de kanalen in de verbindingsstukken 25 en 27 het verbindingskanaal tussen de watertoevoerschacht 24 en de pot 23. Bij de houder 20 liggen de boveneinden van de potten 21-23 op verschillende niveaus. De grote pot 21 eindigt op een hoger niveau dan de potten 22 en 23. Dit hoogteverschil kan worden benut om verschillende planten toch van de juiste hoeveelheid water te voorzien. Het niveau van het water in de pot 21 zal relatief lager liggen dan dat in de potten 22, 23, zodat in de pot 21 een plant kan worden gezet die minder water behoeft dan planten in de potten 22 en 23.

De houders volgens de uitvinding kunnen ook gebruikt worden voor het vervaardigen van bloemstukken, waarbij verschillende bloemen en dergelijke in de potten geplaatst kunnen worden. Ook een combinatie is mogelijk. Zo kan bij de houder 20 van fig. 3 in de grote pot 21 een plant worden geplaatst en in de kleine potten 22 en 23 kunnen bijvoorbeeld bloemen direct met hun steel in het water worden geplaatst.

De houder volgens de uitvinding kan op veel verschillende wijzen worden vervaardigd. Zo kan deze uit één geheel van aardewerk worden gevormd of in één geheel of uit een aantal delen worden samengesteld van spuitgietvormstuk- ken. Zoals al blijkt uit de getoonde uitvoeringsvormen is een grote vrijheid van vormgeving mogelijk.

De houder volgens de uitvinding maakt dus een goed doseerbare watertoevoer van planten en bloemen en dergelijke zonder morsen mogelijk en beperkt verder de hoeveelheid werk die nodig is voor de watervoorziening van de planten.

Claims (7)

1. Houder omvattende ten minste één aan een boveneinde open pot voor een plant en een aan een boveneinde open watertoevoerschacht, waarbij de pot en de schacht nabij hun ondereinden door een verbindingskanaal met elkaar zijn verbonden.

2. Houder volgens conclusie 1, omvattende een aantal potten die elk door een verbindingskanaal met één en dezelfde watertoevoerschacht zijn verbonden.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij in elk verbindingskanaal een water doorlatend maar potgrond tegenhoudend filter is opgenomen.

4. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het boveneinde van de schacht op een lager niveau ligt dan het boveneinde van elke pot.

5. Houder volgens conclusie 4, waarbij de boveneinden van een aantal houders op verschillende niveaus liggen.

6. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een aantal potten van verschillende grootte.

7. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een aantal rondom een centraal liggende schacht aangebrachte potten.