NL9400407A - Stoel met een bekrachtigd schaarmechaniek. - Google Patents

Description

Stoel met een bekrachtigd schaarmechaniek.

De uitvinding betreft een stoel waarvan de zitting verstelbaar is tussen twee eindstanden terwijl de rugleuning gelijktijdig in een vooraf in te stellen verhouding tot de verstelling van de zitting verstelbaar is.

Stoelen waarvan de zitting en/of de rugleuning verstelbaar zijn, zijn algemeen bekend. Bij deze stoelen zijn de zitting en de rugleuning in een bepaalde onderlinge relatie verstelbaar en vast te positioneren afhankelijk van de lichaamsmaten en/of persoonlijke wensen van de gebruiker.

De zittende mens beweegt voortdurend op zijn stoel. Gemiddeld blijft iemand maximaal ca. 15 minuten in één bepaalde houding op zijn stoel zitten. Hij zal steeds van zithouding veranderen. Zodoende veranderen de volgende drie delen van het menselijk skelet telkens van onderlinge hoek: bovenbeen en bekken; bekken en lumbaalgedeelte van de wervelkolom; lumbaaldeel en borst- en schoudergedeelte. Om deze hoekveranderingen te volgen zijn stoelen met een losse of flexibele rugleuning- en zittingverstelling bekend. Bij deze stoelen verstelt de zittende persoon de onderlinge positie van de rugleuning en de zitting ten opzichte van elkaar door het uitoefenen van krachten op die rugleuning en/of zitting tijdens het gaan verzitten.

Er zijn stoelen bekend waarvan de zitting onder invloed van de door de verzittende persoon uitgeoefende krachten, over een geringe afstand naar voren schuift, waarbij de teruggaande (c.q. naar achter gaande) beweging van die zitting bekrachtigd is door een veer. Deze schuivende beweging zorgt er voor dat de hoekverandering van alle drie, voornoemde delen van het menselijk skelet goed mogelijk is zonder dat de rugleuning of zitting na verzitten een schuifkracht op de rug of het zitvlak van de zittende persoon uitoefent.

Voortdurende bekkenrotaties zijn de oorzaak van het wisselen van de gewenste zitpositie en zithelling. Door deze rotaties ontstaan torsie-krachten in de lumbale-sacrale overgang (lende/kruisbeen). Een stoel is voor normaal gebruik uitgerust met drie delen, die tezamen de hiervoor optimale ondersteuning leveren: de ondersteuning van de lumbaalzone en van het achterste zitgedeelte, zodat het bekken niet naar achteren kantelt; een afgerond, voorste zitgedeelte, zodat de bloedcirculatie in de benen niet wordt verstoord. De juiste ondersteuning is die waardoor de wervelkolom in een uitgebalanceerde lordose-houding wordt gedwongen. Bij de gebogen kyphose-houding zou men door het in elkaar zitten klachten kunnen krijgen ten aanzien van organen die opeen gedrukt worden. De stoel moet dus de bewegingen van het lichaam volgen. Maar dat is echter niet genoeg. De standen van de ondersteunende delen van de stoel moeten voor een optimale zithouding in de optimale stand kunnen worden vastgezet. De zittende persoon zal dan afhankelijk van zijn bewegingen telkens in de optimale zithouding worden gedwongen, waarbij meer dan één houding mogelijk moet zijn.

Doel van de uitvinding is een stoel waarvan de zitting en rugleuning verstelbaar zijn, te verschaffen die door de zittende persoon in wisselende, vooraf bepaalde, optimale zithoudingen vast te zetten is.

Dat doel wordt bereikt doordat in de gebruikspositie van de stoel de zitting in de ene eindstand onder een hoek van enkele graden ten opzichte van de horizontaal voorover staat terwijl de rugleuning achterover ten opzichte van de vertikaal staat en de zitting in de andere eindstand onder een hoek van enkele graden ten opzichte van de horizontaal achterover staat terwijl de rugleuning dan voorover ten opzichte van de vertikaal staat, waarbij de overgang van de laatst genoemde in de eerst genoemde eindstand bekrachtigd is.

De stoel volgens de uitvinding kent twee optimale zitstanden. Een gebruiker kan op deze stoel plaatsnemen in een 'actieve zit' of in een 'passieve zit'. 'Actieve zit' wil zeggen dat de gebruiker voorop de zitting van de stoel plaatsneemt in een actieve houding waarbij hij zelf met zijn rug de optimale lordose-houding aanneemt. Zijn rug hoeft in deze zithouding niet door een rugleuning ondersteund te worden. 'Passieve zit' wil zeggen dat de gebruiker achterop de zitting van de stoel plaatsneemt in een minder of niet actieve houding, waarbij hij geneigd is met zijn rug de ongunstige kyphose-houding aan te nemen. In deze zithouding moet de rug van de gebruiker door een rugleuning worden ondersteund. De stoel volgens de uitvinding voorziet in een schaarmechaniek waardoor de rugleuning tijdens de 'actieve zit' naar achteren -weg van de rug van de gebruiker- gebracht is en bij het aannemen van de 'passieve zit' naar voren -naar de rug van de gebruiker toe- gebracht wordt. De gebruiker selecteert de 'actieve zit' of de 'passieve zit’ door plaats te nemen op het voorste, respectievelijk achterste gedeelte van de zitting. In het geval dat hij op het achterste gedeelte plaatsneemt bedient hij het schaarmechaniek, dat dan inveert waardoor de rugleuning naar voren gebracht wordt. In het geval dat de gebruiker van de 'passieve zit' overgaat naar de 'actieve zit', schuift deze naar het voorste gedeelte van de zitting en veert het schaarmechaniek uit, waardoor de stoel de zithouding aanneemt die optimaal is voor de 'actieve zit'-houding van de gebruiker. De ruststand van het schaarmechaniek is de stand waarin de zithouding die van de 'actieve zit' is. De beide standen van het .schaarmechaniek, de in- en de uitgeveerde stand, zijn eindstanden, zodat de optimale zithouding voor de gebruiker overeenkomt met een vastgezette zithouding.

Het voorste deel van de zitting van de stoel volgens de uitvinding is voorzien van een relatief ruw oppervlak. Dit voorkomt dat een gebruiker, die in de 'actieve zit' heeft plaats genomen op de stoel hiervan neigt weg te glijden. Het achterste deel van de zitting is voorzien van een relatief glad oppervlak. De gebruiker die plaats neemt in de 'passieve zit' zal hierdoor enigszins naar achteren schuiven tegen de opstaande rand aan, waardoor hij precies op de plaats op de zitting terecht komt die van belang is voor de optimale zithouding. De opstaande rand voorkomt dat de gebruiker te ver naar achteren doorschuift.

Het schaarmechaniek van de stoel volgens de uitvinding wordt in onbelaste toestand en tijdens de situatie van een 'actieve zit' van de gebruiker in één bepaalde positie gehouden door één of meer veerelementen. De exacte plaatsing van deze veerelementen ten opzichte van de stangen van het schaarmechaniek is instelbaar afhankelijk van het gewicht van de gebruiker. Voor een persoon die bijvoorbeeld licht van gewicht is, dient de verstelknop behorend bij de veerelementen in de stand dicht tegen de zitting aan geplaatst te worden. Voor een persoon die daarentegen zwaar van gewicht is dient de verstelknop in de stand dicht tegen het onderstel aan geplaatst te worden.

De slaglengte van de veerelementen is aan beide zijden van de veerelementen instelbaar, zodat zowel de heengaande als de teruggaande beweging, binnen bepaalde grenzen, variabel gelimiteerd kan worden. De slaglengte van de veerelementen bepaalt de hoek die de zitting ten opzichte van de horizontaal maakt zowel in de stand van de 'actieve zit' als in de stand van de 'passieve zit'.

De zitting van de stoel volgens de uitvinding is voorzien van afgeschuinde vlakken aan weerszijden. Deze vlakken ondersteunen de benen van de gebruiker tijdens de 'passieve zit' en voorkomen dat de bloedvaten door een rechte rand van de zitting worden afgekneld.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van de bijgaande tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeld is uitgewerkt, nader worden geïllustreerd.

Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht van bovenaf gezien de stoel volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht van onderaf gezien de stoel volgens figuur 1;

Figuur 3 toont in zijaanzicht de stoel waarbij de zitting in doorsnede is weergegeven, in de ene eindstand; en

Figuur 4 toont overeenkomstig figuur 3 de stoel in de andere eindstand.

In figuur 1 is de stoel in het geheel aangeduid met 1, het onderstel met 2, de zitting met 3, het voorste deel van de zitting 3 met 5, het achterste deel van de zitting 3 met 6 en de rugleuning met 4. Het onderstel 2 is in figuur 1 bij wijze van voorbeeld uitgevoerd als een inklapbare driepoot. Als onderstel 2 kan evenwel ieder ander in de stand der techniek bekend onderstel gekozen worden.

De zitting 3 omvat een voorste deel 5 en een achterste deel 6. Het voorste deel 5 is uitgevoerd met een relatief ruw oppervlak teneinde het wegschuiven van de zittende persoon tegen te gaan. Het voorste deel 5 is bijvoorbeeld bekleed met een ruwe, geribbelde stof, waarvan de ribbels dwars geplaatst zijn ten opzichte van de zitrichting. De neiging tot wegschuiven van de zittende persoon doet zich voor wanneer deze persoon actief zit, dat wil zeggen wanneer deze op het voorste deel 5 van de zitting 3 plaats genomen heeft. Hierbij steunt zijn rug niet tegen de rugleuning 4. De zitting 3 staat tijdens de actieve zit onder een hoek van 0 tot 15 graden ten opzichte van de horizontaal, in de voorkeursuitvoering volgens figuur 1 onder een hoek van ca. 8 graden ten opzichte van de horizontaal, waardoor de zittende persoon de neiging heeft langs de zitting weg te schuiven. Deze hoek is met α in figuur 3 aangegeven.

Het achterste deel 6 is uitgevoerd met een relatief glad oppervlak teneinde de persoon die zich op de stoel neerzet in de passieve zit naar de positie op het achterste deel 6 van de zitting 3 tegen de opstaande rand 28 te doen schuiven.

In figuur 2 is aanvullend op de aanduidingen in figuur 1 het schaarmechaniek aangeduid met 7, een verstelknop met 23, een onderste ligger met 9 en een dwarsverbinding met 11. Met de verstelknop 23 kan de verdraaiing van het schaarmechaniek 7 ten opzichte van het onderstel 2 worden geblokkeerd of vrijgemaakt.

In figuur 3 is de basis van het schaarmechaniek 7 aangegeven met 8, de onderste ligger met 9, een bovenste ligger met 12, een rugstang met 13, draaipunten met 14, 15, 16, 17 en 18, de leuningstang met 19, het kussen met 20, verstelknoppen met 21, 22 en 24, blokken met 25 en 27 en de drukveercilinders met 26. Het schaarmechaniek omvat een basis 8 die bevestigd is aan het onderstel 2 en om de lengte-as hiervan geroteerd kan worden, een onderste ligger 9 die met de basis 8 is verbonden via het draaipunt 14, een bovenste ligger 12 die met de basis 8 is verbonden via het draaipunt 15 en een rugstang 13 die met de onderste ligger is verbonden via draaipunt 16 en met de bovenste ligger via draaipunt 17. De onderste ligger 9 omvat volgens het uitvoeringsvoorbeeld twee stangen 10 en een daartussen gelegen dwarsverbinding 11. Het schaarmechaniek 7 wordt in onbelaste toestand en tijdens de situatie van een actieve zit van de zittende persoon in de geschetste positie gehouden door één of meer drukveercilinders 26 die zijn aangebracht tussen het verstelbare blok 25 en het blok 27 dat vast aan de bovenste ligger 12 is aangebracht. Het blok 25 is verstelbaar langs de basis 8 door het losdraaien van de verstelknop 24 en het vervolgens verplaatsen van het blok in de sleuf in de basis 8 en weer vastdraaien van de verstelknop 24. In figuur 3 is met onderbroken lijnen aangegeven hoe de verstelknop 24, het blok 25 en de drukveercilinders 26 gezamenlijk in een andere stand kunnen staan. De stand dient ingesteld te worden afhankelijk van het gewicht van de persoon die op de stoel plaatsneemt. Voor een persoon die licht van gewicht is, dient bijvoorbeeld de in figuur 3 met doorgetrokken lijnen getekende stand te worden ingesteld. Voor een persoon die zwaarder van gewicht is dient bijvoorbeeld de in figuur 3 met onderbroken lijnen getekende stand te worden ingesteld.

Aan de rugstang 13 van het schaarmechaniek 7 is de leuningstang 19 via het draaipunt 18 aangebracht. Op de leuningstang 19 is een kussen 20 aangebracht, dat in de lengterichting ten opzichte van de leuningstang 19 verschoven kan worden. De verstelknop 21 dient hierbij voor het vastzetten van het kussen 20 ten opzichte van de leuningstang 19. In figuur 3 is het kussen 20 met een onderbroken lijn in een hogere stand getekend dan de stand volgens de doorgetrokken lijnen.

De leuningstang 19 kan roteren om het draaipunt 18 waardoor het kussen 20 in de richting naar het voorste deel 5 van de zitting 3 vice versa verplaatst kan worden. Door het verdraaien van de verstelknop 22 wordt deze verplaatsing bewerkstelligd. In figuur.4 is met een onderbroken lijn de stand getekend waarin het kussen 20 en de leuningstang 19 staan in een voorover liggende stand in de richting van het voorste deel 5 van de zitting 3. Deze stand is bereikt door de verstelknop 22 vast te draaien ten opzichte van de met een doorgetrokken getekende stand van het kussen 20 en de leuningstang 19.

In figuur 4 is de situatie aangegeven waarin een persoon in de passieve zit op de stoel 1 heeft plaatsgenomen. Ten opzichte van de .situatie tijdens onbelaste toestand of actieve zit, zoals aangegeven in figuur 3, is het schaarmechaniek 7 ingeveerd tegen de druk van de drukveercilinders 26 in. De onderste ligger 9 is daarbij geroteerd om het draaipunt 14 en de bovenste ligger 12 om het draaipunt 15. De hoek α die de bovenste ligger 12 maakt ten opzichte van het horizontale vlak is daarbij overgegaan in een hoek β. Deze hoek bedraagt 0 tot 15 graden; in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot en met 4 van ca. 8 graden.

Ten gevolge van het verdraaien van de bovenste ligger 12 en de onderste ligger 9 is de rugstang mee gedraaid via de draaipunten 16, 17 en wel in een richting tegengesteld aan de draairichting van de bovenste en onderste ligger 12, 9. Bovendien is de rugstang 13 enigszins naar voren, c.q. in de richting van het voorste deel 5 van de zitting 3 komen te liggen. Zodra de leuningstang 19 roteert, roteert de rugstang 13 gelijktijdig over een gelijke hoek als de leuningstang 19. Als de leuningstang 19 met de wijzers van de klok mee roteert, zal in het aanzicht volgens figuur 4 het kussen 20 naar voren bewegen, en zal deze aansluiten op de rug van de persoon die de passieve zit heeft aangenomen.

De situatie die in figuur 4 is aangegeven doet zich voor bij het aannemen van een passieve zit en kan ook gebruikt worden om het kussen ten opzichte van de rug van de zittende persoon naar wens in te stellen door het verdraaien van de verstelknop 22.

De situatie die in figuur 4 is aangegeven gaat weer over in de situatie die in figuur 3 is aangegeven, wanneer de zittende persoon van de stoel 1 opstaat en de stoel 1 in onbelaste toestand achter laat of wanneer de zittende persoon overgaat van de passieve zit in de actieve zit en derhalve plaats neemt op alleen het voorste deel 5 van de zitting 3.

In figuur 1 en 2 zijn de afgeschuinde vlakken 29 van het voorste deel 5 van de zitting 3 duidelijk zichtbaar.

Claims (10)

1. Stoel (1) waarvan de zitting (3) verstelbaar is tussen twee eindstanden terwijl de rugleuning (4) gelijktijdig in een vooraf in te stellen verhouding tot de verstelling van de zitting (3) verstelbaar is, met het kenmerk, dat in de gebruikspositie van de stoel de zitting (3) in de ene eindstand onder een hoek van enkele graden ten opzichte van de horizontaal voorover staat terwijl de rugleuning (4) achterover ten opzichte van de vertikaal staat en de zitting (3) in de andere eindstand onder een hoek van enkele graden ten opzichte van de horizontaal achterover staat terwijl de rugleuning (4) dan voorover ten opzichte van de vertikaal staat, waarbij de overgang van de laatst genoemde in de eerst genoemde eindstand bekrachtigd is.

2. Stoel volgens conclusie 1, waarbij de zitting (3) een verhoudingsgewijs ruw gevormd voorste deel (5) en een verhoudingsgewijs glad achterste deel (6) omvat.

3. Stoel volgens conclusie 2, waarbij de zitting (3) een opstaande rand (28) omvat.

4. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in de genoemde eindstanden de hellingshoek a en b van de zitting (3) ten opzichte van het horizontale vlak 0 tot 15 graden bedraagt.

5. Stoel volgens conclusie 4, waarbij de hellingshoek α en β ca. 8 graden is in de ene eindstand respectievelijk in de andere eindstand.

6. Stoel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in een schaarmechaniek (7) omvattende een basis (8), onderste ligger (9), bovenste ligger (12) en een rugstang (13), die tezamen een vier-stangen-mechanisme vormen, is voorzien.

7. Stoel volgens conclusie 6, waarbij tenminste één drukveer is aangebracht tussen de basis en één van de stangen van het vier-stangen-mechanisme.

8. Stoel volgens conclusie 6 en 7, waarbij de drukveer instelbaar is wat betreft zijn positie binnen het schaarmechaniek (7); afhankelijk van het gewicht van de gebruiker.

9. Stoel volgens conclusie 6, 7 en 8, waarbij de drukveer aan beide zijden van de drukveer instelbaar is wat betreft zijn slaglengte; afhankelijk van de gewenste hoeken (a) en (b).

10. Stoel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de rugleuning (4) staat onder een hoek c van 0 tot 15 graden ten opzichte van het vertikale vlak.