NL9400291A - Inrichting voor het nemen van een monster van een fluidum en onderdeel voor een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het nemen van een monster van een fluïdum en onderdeel voor een deraeliike inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het nemen van een monster van een zich in een houder bevindend fluïdum, welke inrichting voorzien is van een monsternemingsstation dat via een fluidumtoevoerleiding en een fluidumafvoerleiding met de houder verbindbaar is, van een monstertoevoerleiding en een monsterafvoerleiding, van een monsterbom voor het bevatten van het monster van het fluïdum, welke monsterbom voorzien is van een monster-bomruimte, een monsterbomtoevoeropening en een monsterbom-afvoeropening, die respectievelijk verbindbaar zijn met de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding en van een vierwegkraan, waarbij in één van de twee standen van de vierwegkraan de fluidumtoevoerleiding met de monsterbomtoevoeropening en de fluidumafvoer leiding met de mon-sterbomafvoeropening verbonden is.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een onderdeel voor gebruik in een dergelijke inrichting.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Europese octrooischrift EP-0.224.692-B1. Deze bekende inrichting bevat een monsternemingsstation met een vierwegkraan. Twee poorten van de vierwegkraan zijn verbonden met een fluidumtoevoerleiding en een fluidumafvoerleiding die met de houder verbindbaar zijn door middel van kranen of ventielen. De twee andere poorten van de vierwegkraan zijn verbonden met een monstertoevoerleiding en een mon-sterafvoerleiding, die elk aan hun vrije uiteinde voorzien zijn van koppelingselementen. In een eerste stand van de vierwegkraan is de fluidumtoevoerleiding met de fluidumaf-voer leiding en de monstertoevoer leiding met de monsteraf-voerleiding verbonden. In de tweede stand van de vierwegkraan is de fluidumtoevoer leiding met de monstertoevoer-leiding en de fluidumaf voer leiding met de monsterafvoer-leiding verbonden. De inrichting is verder voorzien van een monsterbom met een monsterbomtoevoer opening, een monsterbomafvoeropening en een monsterbomruimte, waarbij de monsterbomtoevoeropening en de monsterbomafvoeropening door middel van draaiventielen van de monsterbomruimte afsluitbaar zijn. De monsterbomtoevoeropening en monsterbomafvoeropening zijn voorzien van koppelingselementen die behoren bij de koppelingselementen van de monstertoevoer-leiding en de monsterafvoerleiding. De inrichting bevat tevens een spoelinrichting met een toevoerleiding met kranen of ventielen die uitmondt in de monsterafvoerlei-ding nabij het uiteinde daarvan en met een afvoerleiding met kranen of ventielen die uitmondt in de monstertoevoer-leiding nabij het uiteinde daarvan. Voorafgaand aan het nemen van een monster bevindt de vierwegkraan van het monsternemingsstation zich in de eerste stand. De monsterbom wordt vervolgens aan het monsternemingsstation gekoppeld, waarna door de vierwegkraan in de tweede stand te plaatsen en de draaiventielen te openen het fluidum door de monsterbomruimte kan stromen. Na sluiting van de draaiventielen en het in de eerste stand plaatsen van de vierwegkraan bevindt een monster van het fluidum zich in de monsterbomruimte. Vervolgens worden de monstertoevoer-leidng en de monsterafvoerleiding met behulp van de spoelinrichting gespoeld met een spoelmedium voor het uit de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding verwijderen van het te bemonsteren fluidum, dat bijvoorbeeld HF kan zijn. Hierna kan de monsterbom van het monsternemingsstation losgekoppeld worden. Eventueel is het mogelijk de monsterbomruimte voorafgaand aan het in de tweede stand plaatsen van de vierwegkraan te spoelen. Hoewel deze inrichting in staat is tot emissievrije monsterneming van licht verdampbare, eventueel giftige, fluida, bestaat door het relatief grote aantal handelingen dat voor een mon-stername uitgevoerd dient te worden het gevaar dat één van deze handelingen vergeten wordt of van de juiste volgorde van handelingen afgeweken wordt, waardoor bijvoorbeeld een hoeveelheid fluïdum kan ontsnappen of een monster verkregen wordt dat niet representatief voor het fluidum is. Daarnaast is het spoelen van de monstertoevoerleiding en monsterafvoerleiding door de complexe spoelinrichting omslachtig en tijdrovend.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting voor het nemen van een monster van een zich in een houder bevindend fluidum te verschaffen die eenvoudig van constructie en eenvoudig in gebruik is, waarbij een hoge mate van veiligheid bij het nemen van een monster gewaarborgd is.

Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding een inrichting voor het nemen van een monster van een zich in een houder bevindend fluidum te verschaffen waarbij tevens het spoelen van de relevante leidingen eenvoudig kan geschieden.

Hiertoe wordt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de monsterbomtoevoeropening en de monsterbomafvoeropening respectievelijk door een monsterbomtoevoerleiding en een monsterbomafvoerleiding vast aan de vierwegkraan verbonden zijn, dat de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding met de vierwegkraan verbonden zijn, dat zowel de monstertoevoerleiding als de monsterafvoerleiding twee loskoppelbare deelleidingen bevatten, en dat de niet aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen met de fluidumtoe-voerleiding en de fluidumafvoerleiding verbindbaar zijn, waarbij in de ene stand van de vierwegkraan de aan de vierwegkraan verbonden monstertoevoerdeelleiding met de 4 aan de vierwegkraan verbonden monsterafvoerdeelleiding en de monsterbomtoevoerleiding met de monsterbomafvoerleiding verbonden is en in de andere stand van de vierwegkraan de aan de vierwegkraan verbonden monstertoevoerdeelleiding met de monsterbomtoevoerleiding verbonden is en de aan de vierwegkraan verbonden monsterafvoerdeelleiding met de monsterbomafvoerleiding verbonden is. Hierdoor is het mogelijk een monster van het fluïdum te verkrijgen door uitsluitend de vierwegkraan te bedienen, waardoor het bedieningsgemak verbeterd wordt en de kans op foutieve bediening van de inrichting aanzienlijk gereduceerd wordt.

Een uitvoeringsvorm van een inrichting wordt gekenmerkt doordat de deelleidingen door snelkoppelingen loskoppelbaar met elkaar verbonden zijn voor het vormen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding. Hierdoor is op eenvoudige en betrouwbare wijze snel een koppeling en loskoppeling van de deelleidingen, met andere woorden van de monsterbomruimte en de houder, realiseerbaar. Bij voorkeur worden de snelkoppelingen gevormd door koppelingselementen die bij loskoppeling de betreffende deelleidingen afsluiten. Hierdoor wordt een extra veiligheidsmaatregel tegen de ontsnapping van het te bemonsteren fluidum verschaft.

Wanneer de vierwegkraan een vierwegkogelkraan is, kan op eenvoudige wijze een hermetische afsluiting van de kraan verkregen worden.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de niet aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoe-voerleiding en de monsterafvoerleiding elk door een meer-wegkraan met tenminste drie poorten respectievelijk met de fluidumtoevoerleiding en de fluidumafvoerleiding verbindbaar zijn. Hierdoor is op eenvoudige en betrouwbare wijze een koppeling met een of meerdere spoelinrichtingen mogelijk, die de monstertoevoerleiding en monsterafvoerleiding en eventueel ook de monsterbomruimte, monsterbomtoevoerleiding en monsterbomafvoerleiding kan spoelen. Bovendien zijn hierdoor meer dan één houder door de meerwegkranen aan het monsterstation koppelbaar.

Wanneer de beide meerwegkranen een gemeenschappelijke bediening hebben, is een spoeling te verkrijgen door uitsluitend de gemeenschappelijke bediening te activeren, waardoor de bediening van de inrichting gebruiksvriendelijk wordt.

Een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de monster-bom, de monsterbomtoevoerleiding en de monsterbomafvoer-leiding, de vierwegkraan en de aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding in één onderdeel geïntegreerd zijn. Hierdoor wordt een mechanisch stabiel geheel van de in dat onderdeel opgenomen elementen gevormd, zodat een goede bevestiging van dat onderdeel aan het monsternemingssta-tion wordt verkregen en het genomen monster in het onderdeel getransporteerd kan worden. Opgemerkt wordt dat het monsternemingsstation gevormd wordt door de niet aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding, en eventueel, de meerwegkranen met een spoelinrichting.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een onderdeel voor gebruik in een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het onderdeel voorzien is van de monsterbom, de monsterbomtoevoerleiding en de monster-bomaf voer leiding, de vierwegkraan en de aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding. Dit onderdeel is uitermate geschikt voor bevestiging aan het monsternemingsstation voor het verkrijgen van een monster van het fluidum alsme-, de het bevatten en transporteren van het monster.

Wanneer het onderdeel een kraanknop voor de bediening van de vierwegkraan bevat, welke kraanknop voorzien is van een terugveermechanisme, bevindt de vierwegkraan zich altijd in de ene stand als de kraankop niet bediend wordt, waardoor de monsterbomruimte van de omge- ving is afgesloten.

Een uitvoeringsvorm van een inrichting en onderdeel volgens de uitvinding, zal hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de tekening besproken worden, waarin: figuren 1-8 schematisch een inrichting volgens de uitvinding tonen in verschillende stadia van het bemonsteren van een fluidum en het spoelen van elementen van de inrichting, figuren 9 en 10 respectievelijk een voor- en een zij-aanzicht tonen van een monsternemingsstation van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, figuren 11 en 12 respectievelijk een voor- en een zij-aanzicht tonen van een monsternemingsstation en een onderdeel volgens de uitvinding in gekoppelde toestand , figuur 13 een aanzicht van een onderdeel volgens de uitvinding toont, en figuren 14 en 15 respectievelijk een onder- en vooraanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een onderdeel volgens de uitvinding tonen.

In figuur 1 wordt schematisch een inrichting voor het nemen van een monster van een fluidum weergegeven. Het fluidum bevindt zich in een houder, die een vat of bijvoorbeeld een procesinstallatie kan zijn.

Voorbeelden van te bemonsteren fluida zijn licht verdampbare anorganische stoffen, zoals HF, HC1, HBr organische stoffen zoals koolwaterstoffen, en bij omgevingstemperatuur in de vloeistoffase verkerende gassen.

De inrichting is voorzien van een monsternemingsstation dat via een fluidumtoevoerleiding 1 en een fluidumafvoer leiding 2 met de houder verbindbaar is. Het monsternemingsstation bevat in deze uitvoering twee drie-wegkranen 12, 12·, die respectievelijk met de fluidumtoevoer leiding 1 en fluidumafvoerleiding 2 verbonden zijn. In een andere uitvoeringsvorm, waarin bijvoorbeeld twee houders door het monsternemingsstation te bemonsteren zijn, kunnen de driewegkranen door meerwegkranen met meer dan drie poorten worden vervangen. Verder bevat het mon-sternemingsstation een eerste deelleiding 3a van een monstertoevoerleiding die met de driewegkraan 12 verbonden is en een eerste deelleiding 4a van een monsterafvoerlei-ding die met de driewegkraan 12' is verbonden. Bovendien bevat het monsternemingsstation een toevoer 16 en een af voer 17 van een spoelinrichting, die van elk bekend type kan zijn. De uiteinden van de eerste deelleidingen 3a en 4a zijn voorzien van koppelingselementen, bij voorkeur snelkoppelingselementen 11a en 11a'.

De inrichting is verder voorzien van een mon-sterbom, die een monsterbomruimte 5, een monsterbomtoe-voeropening 6 en een monsterbomafvoeropening 7 bevat. De monsterbomtoevoeropening 6 en de monsterbomafvoeropening 7 zijn respectievelijk door een monsterbomtoevoerleiding 9 en een monsterbomafvoerleiding 10 met twee poorten van een vierwegkraan 8 verbindbaar. De andere twee poorten van de vierwegkraan 8 zijn verbindbaar met de tweede deelleiding 3b van de monstertoevoerleiding en de tweede deelleiding 4b van de monsteraf voer leiding. De uiteinden van de tweede deelleidingen 3b en 4b zijn voorzien van koppelingselementen bij voorkeur snelkoppelingselementen 11b en 11b', die respectievelijk koppelbaar zijn met de snelkoppelingselementen 11a en 11a'.

De vierwegkraan 8 kan twee standen innemen. In de eerste stand van de vierwegkraan 8 is de deelleiding 3b met deelleiding 4b en de monsterbomtoevoerleiding 9 met de monsterbomafvoerleiding 10 verbonden. In de tweede stand van de vierwegkraan 8 is de deelleiding 3b met de monsterbomtoevoerleiding 9 en de deelleiding 4b met de monsterbomafvoerleiding 10 verbonden.

In de in figuur 1 weergegeven situatie zijn de snelkoppelingselementen 11a, 11a' losgekoppeld van de snelkoppelingselementen 11b, 11b', bevinden de driewegkranen 12 en 12' zich in hun gesloten stand en bevindt de vierwegkraan 8 zich in de eerste stand. Hierdoor wordt gerealiseerd dat de monsterbomruimte 5 voor het bevatten van het monster door de vierwegkraan 8 afgesloten is van de omgeving, en de spoelinrichting en de houder door de driewegkranen 12 en 12' van de omgeving afgesloten zijn. Om eventuele lekken naar de omgeving verder te voorkomen, zijn de snelkoppelingselementen 11a, 11b, 11a', 11b' bij voorkeur van het type dat bij loskoppeling de betreffende deelleidingen waaraan zij bevestigd zijn afsluiten, waarbij deze afsluiting bij koppelingen van de elementen opgeheven wordt. Een verdere beveiliging tegen lekken wordt verschaft door een vierwegkogelkraan 8 te gebruiken waarbij de poorten via twee kanalen in de kogel de poorten twee aan twee verbinden.

Vanuit de uitgangssituatie in figuur 1, worden de koppelingselementen 11a en 11a' gekoppeld aan de koppe-lingselementen 11b en 11b', zodat de situatie in figuur 2 ontstaat.

Vervolgens worden de driewegkranen 12 en 121 in een stand gezet waarin de fluidumtoevoerleiding 1 met de monstertoevoerdeelleiding 3a en de fluidumafvoerleiding 2 met de monsterafvoerdeelleiding 4a is verbonden. De driewegkranen 12, 12' kunnen bediend worden door afzonderlijke kraanknoppen, maar de driewegkranen 12, 12' worden bij voorkeur door middel van een gemeenschappelijke bediening 13 bediend. Hiertoe zijn de driewegkranen 12, 12' bijvoorbeeld door een tandwielkast met elkaar verbonden zodat één bedieningsknop de kranen in dezelfde stand zet. Teneinde een juiste volgorde van handelingen te garanderen is deze gemeenschappelijke bedieningsknop bij voorkeur slechts in één richting draaibaar. In deze in figuur 3 weergegeven situatie bevindt het te bemonsteren fluïdum zich in de monstertoevoerleiding 3a, 3b en monsterafvoerleiding 4a, 4b.

Daarna wordt de vierwegkraan 8 in de tweede stand gebracht, figuur 4, zodat het te bemonsteren fluïdum door de monsterbomtoevoerleiding 9, de monsterbomruimte 5 en de monsterbomaf voer leiding 10 kan stromen. Het in de tweede stand brengen van de vierwegkraan 8 kan gerealiseerd worden door de bediening van een afzonderlijke, bij de vierwegkraan 8 behorende kraanknop.

Vervolgens wordt de vierwegkraan 8 weer in de eerste stand gebracht waardoor de met een monster van het fluidum gevulde monsterbomruimte 5 afgesloten wordt van de monstertoevoerdeelleiding 3b en monsterafvoerdeelleiding 4b (figuur 5).

Voordat de koppelingselementen van elkaar losgekoppeld kunnen worden, dient de monstertoevoerleiding 3a, 3b en de* monsteraf voer leiding 4a, 4b met een geschikt spoelmedium, gespoeld te worden om te voorkomen dat het eventueel giftige, fluidum in de omgeving geraakt. Hiertoe worden de driewegkranen 12 en 12' zodanig ingesteld (figuur 6) dat de monstertoevoerdeelleiding 3a met de toevoer 16 voor het spoelmedium en de monsterafvoerdeelleiding 4a met de af voer 17 voor het spoelmedium verbonden is. Het spoelen vindt gedurende een periode plaats die voldoende is dat al het in de deelleidingen 3a, 3b, 4a, 4b aanwezige fluidum door het spoelmedium is verdrongen.

Hierna worden de driewegkranen 12, 12' in hun gesloten stand gebracht (figuur 7), waarna de koppelingselementen 11a, 11b en 11a’, 11b1 van elkaar losgekoppeld worden (figuur 8). Aldus wordt een monster van het fluidum in de monsterbomruimte 5 snel en op een veilige manier verkregen.

In het algemeen wordt het monster in een testla-boratorium onderzocht, zodat het monster getransporteerd dient te worden. Teneinde dit transport, zonder verdere handelingen mogelijk te maken verdient het de voorkeur de monsterbomruimte 5, de monsterbomtoevoerleiding 9, de. monsterbomafvoerleiding 10, de vierwegkraan 8 en de deelleidingen 3b en 4b inclusief hun snelkoppelingselementen 11b en 11b' in één onderdeel 14 te integreren. Bovendien kan op deze wijze een mechanisch stabiel onderdeel 14 worden verkregen, waarin tevens de monsterbomruimte 5 hermetisch van de omgeving is afgesloten.

Vanuit het oogpunt van mechanische stabiliteit en het gebruiken van de inrichting volgens de uitvinding bij verschillende houders, zoals procesinstallaties, verdient het de voorkeur het monsternemingsstation 15 als modulaire eenheid te verschaffen (figuren 9 en 10). Hiertoe zijn de twee driewegkranen 12, 12', de monstertoevoer-deelleiding 3a inclusief snelkoppelingselement 11a, de monsterafvoerdeelleiding 4a inclusief snelkoppelingselement 11a' en de gemeenschappelijke bediening 13 bijvoorbeeld op een plaat 19 of alternatief in een kast gemonteerd. Hierdoor is het monsternemingsstation 15, via de driewegkranen 12, 12 ·, eenvoudig aan elke procesinstallatie en spoelinrichting koppelbaar.

Het onderdeel 14 is eenvoudig koppelbaar aan het monsternemingsstation 15, zoals in figuur 11 in vooraanzicht en in figuur 12 in zij-aanzicht is weergegeven. In de in figuren 9, 10, 11 en 12 weergegeven uitvoeringsvorm heeft het onderdeel 14 een aparte kraanknop 14 voor de bediening van de vierwegkraan en het monsternemingsstation 15 een bedieningsknop 131 voor de driewegkranen 12, 12'.

Het onderdeel 14 voor gebruik in een inrichting volgens de uitvinding is schematisch in aanzicht in figuur 13 en gedeeltelijk in doorsnede in figuren 14 en 15 weergegeven. Het onderdeel 14 is in deze uitvoeringsvorm cilindrisch van vorm, waarbij de twee snelkoppelingsele-menten 11b, llb' uitsteken uit een cilinderhelft 20 en de monsterbomruimte 5 zich bevindt in een halfcilindervormig deel 22 dat uitsteekt van de andere cilinderhelft 21. Het geheel is bijvoorbeeld vervaardigd van roestvast staal, andere staallegeringen of materialen die geëigend zijn voor toepassing in dit onderdeel. Bij voorkeur is de kraanknop 18 voorzien van een terugveermechanisme dat de kraanknop 18 in onbediende toestand steeds in die stand brengt waarin de monsterbomruimte 5 van de omgeving is afgesloten.

Aldus wordt volgens de uitvinding een inrichting voor het nemen van een monster van een fluidum, alsmede een daarin te gebruiken onderdeel, waarin volgens de uitvinding een monsterbom geïntegreerd is met een vierweg-kraan, verschaft, die het eenvoudig en op veilige wijze nemen en transporteren van een monster toestaat. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de bovenbeschreven uitvoeringsvormen. Zo is het mogelijk dat het onderdeel zodanig geconstrueerd wordt, dat de kraanknop met terugveermechanisme vervalt. In plaats daarvan kan de bedieningsas van de kraan tegelijk met de snelkoppelingen, direct of indirect gekoppeld worden aan een extra uitgaande as van de tandwielkast, zodat bediening van de meerwegkranen van het monsternemingsstation tevens de gewenste bediening van de vierwegkraan van het onderdeel inhoudt. In plaats van het terugveermechanisme voor de kraanknop wordt de vierwegkraan verbonden met een ander mechanisme dat bij loskoppeling van het onderdeel en het monsternemingsstation de afsluiting van de monsterbomruim-te van de omgeving garandeert. Tevens is het door geschikte bediening van de driewegkranen en de vierwegkraan mogelijk voorafgaand aan de in figuur 3 getekende situatie de monsterbomruimte met spoelmedium te spoelen. Verder kan vanwege veiligheidsoverwegingen, elke kraan voorzien zijn van een slot, waardoor bediening alleen kan geschieden na ontsluiting van het slot door een passende sleutel.

Claims (9)

1. Inrichting voor het nemen van een monster van een zich in een houder bevindend fluidum, welke inrichting voorzien is van een monsternemingsstation dat via een fluidumtoevoerleiding en een fluidumafvoerleiding met de houder verbindbaar is, van een monstertoevoerleiding en een monster af voer leiding, van een monsterbom voor het bevatten van het monster van het fluidum, welke monsterbom voorzien is van een monsterbomruimte, een monsterbomtoe-voeropening en een monsterbomafvoeropening, die respectievelijk verbindbaar zijn met de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding en van een vierwegkraan, waarbij in één van de twee standen van de vierwegkraan de fluidumtoevoerleiding met de monsterbomtoevoeropening en de fluidumafvoerleiding met de monsterbomafvoeropening verbonden is, met het kenmerk, dat de monsterbomtoevoeropening en de monsterbomafvoeropening respectievelijk door een monster-bomtoevoerleiding en een monsterbomafvoerleiding vast aan de vierwegkraan verbonden zijn, dat de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding met de vierwegkraan verbonden zijn, dat zowel de monstertoevoerleiding als de monsterafvoerleiding twee loskoppelbare deelleidingen bevatten, en dat de niet aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen met de fluidumtoevoerleiding en de fluidumafvoerleiding verbindbaar zijn, waarbij· in de ene stand van de vierwegkraan de aan de vierwegkraan verbonden, monstertoevoerdeelleiding met de aan de vierwegkraan verbonden monsterafvoerdeelleiding en de monsterbomtoe-voerleiding met de monsterbomafvoerleiding verbonden is en in de andere stand van de vierwegkraan de aan de vierwegkraan verbonden monstertoevoerdeelleiding met de mon-sterbomtoevoerleiding verbonden is en de aan de vierweg- kraan verbonden monsterafvoerdeelleiding met de monster-bomafvoerleiding verbonden is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de deelleidingen door snelkoppelingen loskop-pelbaar met elkaar verbonden zijn voor het vormen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de snelkoppelingen gevormd worden door koppe-lingselementen die bij loskoppeling de betreffende deelleidingen afsluiten.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de vierwegkraan een vierwegkogelkraan is.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de niet aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monster-afvoerleiding elk door een meerwegkraan met tenminste drie poorten respectievelijk met de fluidumtoevoerleiding en de fluidumafvoerleiding verbindbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de beide meerwegkranen een gemeenschappelijke bediening hebben.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de monster bom, de monsterbom-toevoerleiding en de monsterbomafvoerleiding, de vierwegkraan en de aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding in één onderdeel geïntegreerd zijn.

8. Onderdeel voor gebruik in een inrichting voor het nemen van een monster volgens één der conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat het onderdeel voorzien is van de monsterbom, de monster bomtoevoer leiding en de. monsterbomafvoerleiding, de vierwegkraan en de aan de vierwegkraan verbonden deelleidingen van de monstertoevoerleiding en de monsterafvoerleiding.

9. Onderdeel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het onderdeel een kraanknop voor de bediening van de vierwegkraan bevat, welke kraanknop voorzien is van een terugveermechanisme.