NL9400203A - Slanghaspel. - Google Patents

Description

SLANGHASPEL

De uitvinding heeft betrekking op een slanghaspel in het bijzonder voor een brandslang waarin een afsluiter is opgenomen die de watertoevoer automatisch opent zodra de slang wordt afgerold en weer sluit, wanneer de slang wordt opgerold.

Een dergelijke haspel is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8 502 159.

Bij deze bekende slanghaspel is op verder gebruikelijke wijze een haspelnaaf roteerbaar om een vast opgestelde, bijvoorbeeld aan een wand gemonteerde asstomp aangebracht. De haspelnaaf is voorzien van meeroteerbare slang-aansluitmiddelen. Een watertoevoerkanaal strekt zich inwendig door de asstomp uit en is door radiale openingen in de asstomp en de haspelnaaf met de slangaansluitmiddelen in verbinding te brengen, zodat via dit watertoevoerkanaal water naar de slang kan stromen.

Bij de bekende slanghaspel is in de asstomp een verdraaibaar afsluiterhuls gemonteerd, die een radiale ope-ning naar de slangaansluitmiddelen kan afsluiten resp. vrij kan laten. De respectieve gesloten en open stand worden bepaald door aanslagmiddelen.

Er is een wrijvingskoppeling aangebracht die enerzijds verbonden is met de afsluiterhuls en anderzijds met de haspelnaaf, zodat bij verdraaiing van de haspelnaaf de afsluiterhuls wordt meegenomen over de door de aanslagmiddelen toegelaten slag. Bij rotatie van de haspel in de ene richting, bijvoorbeeld de richting waarin de slang wordt afgewikkeld, wordt daardoor de afsluiterhuls in de open stand verdraaid, en bij rotatie in de tegengestelde richting in de gesloten stand.

De bekende inrichting is tamelijk gecompliceerd en omvat relatief veel onderdelen. De bekende slanghaspel is daardoor relatief kostbaar.

De uitvinding beoogt nu een slanghaspel van de hierboven omschreven soort te verschaffen die eenvoudiger van constructie is en minder onderdelen heeft, terwijl deze toch met ten minste dezelfde betrouwbaarheid kan functioneren.

Dit doel wordt bereikt met een slanghaspel zoals gekenmerkt in conclusie 1. De beweegbare delen, te weten de afsluiterhuls en de haspelnaaf zijn hierdoor gecombineerd, waardoor de slanghaspel sterk is vereenvoudigd.

De wrijvingskoppeling kan op zeer eenvoudige wijze worden uitgevoerd doordat deze enerzijds aangrijpt op de vaste asstomp en anderzijds op de direct daaromheen roteerbare afsluiterhuls.

Een gunstige uitvoering van de wrijvingskoppeling is daarbij gekenmerkt in conclusie 2.

Door de maatregel van conclusie 3 wordt op gunstige wijze bereikt dat de voorspanning van de wrijvingskoppeling en daarmee de meeneem-wrijvingskracht eenvoudig kan worden ingesteld door de axiale boutverbinding meer of minder sterk aan te spannen.

Een verdere gunstige uitvoering is gekenmerkt in conclusie 4. De nok en het uitsteeksel kunnen hierdoor eenvoudig uitwendig zijn aangebracht en vereisen geen afzonderlijke montagewerkzaamheden.

Teneinde een betrouwbare afdichting te krijgen in de gesloten stand en daarbij een langdurige betrouwbare werking van de afsluitermiddelen, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 5 toegepast. De voor de afdichting zorgdragende O-ring blijft op betrouwbare wijze in de groef opgesloten en kan ook bij het langsbewegen van de corresponderende radiale opening niet uit de groef loskomen, doordat deze door de resterende wanddelen tussen de kleinere openin-gen daarin opgesloten blijft.

Een gunstige uitvoering wordt daarbij bereikt met de maatregel van conclusie 6, die een minimale slijtage van de O-ring teweegbrengt.

De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm.

Fig. 1 toont een slanghaspel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in doorsnede.

Fig. 2 toont de slanghaspel van fig. 1 in een aanzicht met uiteengenomen delen.

Fig. 3 toont een aanzicht volgens pijl III in fig. 1 van de aanslagnokken van de slanghaspel.

Fig. 4 toont een met fig. 3 overeenkomend aanzicht in een andere rotatiestand van de aanslagnokken.

Fig. 5A en 5B tonen de afsluiterhuls ten opzichte van de haspelnaaf in twee bedrijfsstanden.

Fig. 6 is aanzicht volgens pijl VI in fig. 5 van de slangaansluitmiddelen.

Fig. 7 is een met fig. 6 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm.

Zoals getoond in fig. 1 omvat de haspel een trommel 1 met zij flenzen 2, die is gemonteerd op een naaf 3, die roteerbaar om een holle asstomp 4 is aangebracht. De asstomp 4 is voorzien van een ophangsleuf 5 voor het bevestigen van het haspel in een ophangplaat die bijvoorbeeld aan een wand is aangebracht, en van een aansluiting 7 die is verbonden met een watertoevoerpijp 6. De naaf 3 heeft een aansluiting 23 waarin een koppelstuk 8 is vastgeschroefd, dat in verbinding staat met het ene eind van de, om de haspel 1, 2 gewonden slang 9.

Zoals getoond in fig. 1 en 2 is de naaf 3 roteerbaar om het een afsluiterhuls of kleporgaan 10 aangébracht. In de wand van het kleporgaan is een opening 11 aangebracht die een verbinding vormt tussen de centrale holte van asstomp 4 en een kamer 12 die in de asstomp 4 is gevormd, zodat, wanneer het nog te beschrijven kleporgaan zich in de open stand bevindt, water vanuit de toevoerpijp 6 in de aansluiting 23 en vandaar in de slang 9 kan stromen.

Binnen de naaf 3 is een roteerbaar kleporgaan 10 gelegen dat wordt gevormd door een huls met daaraan één of meer nokken 21 en een kamer 20 die een ringvormig kopvlak vormt. In de wand van het kleporgaan 10 is een opening 11 aangebracht die, in de getoonde stand van het kleporgaan 10 samenvalt met de openingen 14, zodat deze getoonde stand van het kleporgaan 10 de open stand is. Door een rotatie van de naaf 3 over ongeveer 30e worden de openingen 14 buiten samenvalling met de openingen 11 gebracht waardoor het kleporgaan 10 zich in de gesloten stand bevindt.

Het kleporgaan 10 wordt tegengehouden ten opzichte van de asstomp 4 door een elastische tussenschijf 15 die onder voorspanning, welke wordt opgewekt door de schijf 16, aandrukt tegen het ringvormige kopvlak 20. De schijf 16 kan niet tangentiaal draaien ten opzichte van de asstomp 4 en de schijf 16 wordt voorgespannen door axiale verplaatsing middels een moer 17 die op een draaddeel 28 van prop 18 is aangebracht. De prop 18 is in de asstomp 4 geschroefd. Het kleporgaan 10 wordt zo door frictie tussen vlakken 27 van de tussenschijf 15 en kopvlak 20 van kleporgaan 10 of frictie tussen de vlakken 29 van tussenschijf 15 en 30 van schijf 16 tegengehouden. Daar de naaf 3 vrij kan draaien om het kleporgaan 10 zullen bij afwikkelen van de slang na ongeveer 300° de openingen 14 van de naaf 3 samenvallen met de opening 11 van het kleporgaan 10, zodat het kleporgaan geopend is. Zoals getoond in fig. 3 loopt op het voornoemde moment de nok 24 van de naaf 3 tegen een nok 21 van het kleporgaan 10. Hierdoor gaat het kleporgaan 10 meedraaien met de naaf 3 om de asstomp 4 en gaat de tussenschijf 15 slippen tegen het kleporgaan 10 of schijf 16.

Indien de slang 9 wordt opgewikkeld dan is de draairichting van de naaf 3 tegengesteld, zoals getoond in fig. 4, en zal de naaf 3 in eerste instantie draaien ten opzichte van het kleporgaan 10 en na ongeveer 30° zullen de openingen 14 van de naaf 3 niet meer samenvallen met de opening 11 van het kleporgaan 10, zodat het kleporgaan gesloten is. Na enige tijd loopt de nok 24 van naaf 3 tegen de andere zijde van nok 21 van kleporgaan 10 en hierdoor gaat het kleporgaan 10 meedraaien met naaf 3 om de asstomp 4 en gaat de tussenschijf 15 slippen en blijft het kleporgaan gesloten.

Zoals getoond in fig. 5 is het kleporgaan 10 voorzien van een radiale opening 11 die is afgedicht door een speciale afdichtingsgroef 22 waarin afdichtingsring 19 is aangebracht. Zoals fig. 6 laat zien wordt, om de afdichtingsring 19 op de plaats te houden, tijdens het passeren van de opening 14, deze opening 14 gevormd door een aantal gaten 26 zodanig dat er damvormige wanddelen blijven staan die de afdichtingsring 19 aangedrukt houdent, ook bij sterke waterstromen. Fig. 7 toont een voorkeursuitvoering waarbij sleufvormige gaten 25 zijn toegepast. Ook hier sluiten de overgebleven wanddelen de afdichtingsring 19 op.

Claims (6)

1. Slanghaspel omvattende een vast opgestelde asstomp, een om de asstomp roteerbaar gemonteerde haspelnaaf die voorzien is van meeroteerbare slangaansluitmiddelen, waarbij een watertoevoerkanaal is bepaald dat zich inwendig door de asstomp uittstrekt en door radiale openingen in de asstomp en de haspelnaaf met de slangaansluitmiddelen in verbinding staat en waarbij de haspelnaaf van een direct om de asstomp liggende meeroteerbare afsluiterhuls is voorzien die over een hoek ten opzichte van de haspelnaaf roteerbaar is tussen een gesloten stand waarin de radiale opening daarin wordt geblokkeerd en een open stand waarin deze wordt vrijgelaten, en waarbij een op de asstomp en de afsluiterhuls aangrijpende wrijvingskoppeling is aangebracht.

2. Slanghaspel volgens conclusie 1, waarbij de wrijvingskoppeling een vast met een kops einde van de asstomp verbonden schijf omvat die via een laag wrijvingsmateriaal met een voorspanning aanligt tegen een ringvormig axiaal vlak van de afsluiterhuls.

3. Slanghaspel volgens conclusie 2, waarbij de schijf door een axiale boutverbinding met de asstomp is verbonden.

4. Slanghaspel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het ringvormig axiale vlak van de afsluiterhuls een radiale nok draagt die met een uitsteeksel aan de haspelnaaf samenwerkt voor het bepalen van de met de open en gesloten stand corresponderende rotatiestanden van de afsluiterhuls.

5. Slanghaspel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de afsluiterhuls een radiale opening omvat die in de open stand met de radiale opening in de haspelnaaf samenvalt en dat in de naar elkaar toe gekeerde cilindrische vlakken van de afsluiterhuls en de haspelnaaf, om één van deze openingen, een rondlopende groef is gevormd waarin een O-ring is opgenomen en de andere opening samengesteld is uit een aantal kleinere opening met daartussen resterende wanddelen.

6. Slanghaspel volgens conclusie 5, waarbij de kleinere openingen in tangentiale richting langwerpige openingen zijn.