NL9400172A

NL9400172A - Mes.

Info

Publication number: NL9400172A
Application number: NL9400172A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Van Den Boomen; Frits Gerrit Jan Bos
Original assignee: Doornes Transmissie Bv
Priority date: 1994-02-04
Filing date: 1994-02-04
Publication date: 1995-09-01

Description

Mes

De uitvinding heeft betrekking op een mes.

Een dergelijk mes is van algemene bekendheid en wordt toegepast voor een groot aantal snijbewerkingen. Dit bekende mes heeft als bezwaar dat het na een aantal bewerkingen of bedrijfsuren stomp wordt. Het mes dient dan te worden vervangen of te worden geslepen. Beide oplossingen zijn duur en resulteren in verloren bedrijfstijd.

De uitvinding beoogt een mes te verschaffen waarbij de geschetste bezwaren in hoofdzaak zijn ondervangen.

Het mes volgens de uitvinding wordt daartoe daardoor gekenmerkt dat het mes is voorzien van een zelfslijpende snijkant. Het mes volgens de uitvinding blijft gedurende de gehele levensduur scherp, waardoor veelvuldige vervanging en veelvuldige stilstand worden voorkomen.

Volgens de uitvinding kan de zelfslijpende snijkant een inhomogene hardheid bezitten, waarbij een relatief hardste deel van het snijvlak in snijrichting tenminste gedeeltelijke de voorste begrenzing van de snijkant bepaald. In dit geval zal het relatief hardste deel wet slijten, maar zal het relatief zachtere naast gelegen deel van de snijkant sneller slijten, zodat de snijkant als geheel steeds scherp blijft. De snijkant kan daarbij volgens een nadere uitwerking van de uitvinding, convergerende zijden bezitten, waarbij het deel waar de zijden elkaar benaderen de grootste hardheid heeft. Voorts kan de hardheid van de convergerende zijden vanaf het deel waar de zijden elkaar benaderen, afnemen. Hierdoor is steeds een optimaal spits en daardoor scherp mes gewaarborgd.

Volgens de uitvinding kan de snijkant in hoofdzaak schuin op de snijrichting staan. Een dergelijke schuine snijkant is voordelig voor een veelheid van snijbewerkingen. De snijkant kan daarbij een zachte kern met een harde matrix bezitten. De harde matrix zal dan in het bijzonder de snijbèwerking bepalen, terwijl de sneller slijtende zachte kern steeds een scherpe matrix waarborgt. De snijkant kan daartoe bijvoorbeeld gelaagd zijn. De uitvinding vindt bijzondere toepassing in een (zaag-)band. Het mes kan voorts zijn vervaardigd uit maraging staal dat daartoe bijzondere snij-eigenschappen verschaft.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van de beschreven messen.

De werkwijze wordt daartoe daardoor gekenmerkt dat een in hoofdzaak homogeen gehard mes wordt gegloeid zodanig dat een hardheids gradiënt ontstaat en dat vervolgens de convergerende zijden van de snijkant worden aangebracht. Op deze wijze wordt op een eenvoudige en relatief goedkope wijze een mes met een inhomogene hardheid verkregen, terwijl de snijkant met een harde scherpe punt in een eenvoudige bewerking wordt aangebracht.

Volgens een andere werkwijze ondergaat een in hoofdzaak homogeen mes een oppervlakte-hardheids-verhogende behandeling, bijv. een nitreerbehandeling, en wordt vervolgens een ten opzichte van de snijrichting in hoofdzaak schuin snijvlak aangebracht. Ook op deze wijze wordt relatief goedkoop en eenvoudig een zelfslijpend mes verkregen, in dit geval met een schuin snijvlak.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van een tekening. In de tekening toont: figuur 1 a) een homogeen gehard mes b) een gegloeid mes volgens a) in doorsnede c) een gegloeid mes volgens b) met convergerende zijden en zelfslijpende snijkant d) een mes met zelfslijpende snijkant volgens c) na enige bedrijfstijd; figuur 2 a) een homogeen mes b) een mes volgens a) in doorsnede na een oppervlakte-hardheids-verhogende bewerking c) een mes volgens b) na aanbrengen van een schuine zelfslijpende snijkant d) een mes volgens c) na enige bedrijfstijd; figuur 3 een mes in de vorm van een (zaag-)band, en figuur 4 een blad van een schaats, gedeeltelijk in doorsne de.

In figuur 1a is een homogeen gehard mes 1 in doorsnede weergegeven. Na een gecontroleerde gloeibehandeling heeft het mes in figuur 1a een harde kern 2 en een zachte mantel 3. Het zal overigens duidelijk zijn dat in de kern 2 en/of de mantel 3 een hardheidsgradient aanwezig kan zijn en dat de hardheid van de mantel 3 geleidelijk kan overlopen in die van kern 2. In de tekening zijn de mantel 3 en de kern 2 slechts voor een goede toelichting als relatief zacht respectievelijk hard weergegeven.

Indien het mes volgens figuur 1b een bewerking ondergaat, bijv. een slijpbewerking, ter verkrijging van een snijkant, kan deze bewerking langs de stippellijn a-b plaatsvinden. Er ontstaat dan een snijkant 4 met convergerende zijden 5 en 6. De zijden 5 en 6 convergeren naar een punt 7 die voor ligt in snijrichting 8. De punt 7 heeft daarbij de grootste hardheid. Deze hardheid strekt zich over slechts een beperkt gebied uit of neemt langs de zijden 5 en 6 vanaf de punt 7 af. Hierdoor is een zelfslijpende snijkant 4 ontstaan, omdat de zijden 5 en 6 altijd sneller slijten dan de punt 7. Dit is weergegeven in figuur 1 (d) waar een mes is getoond na een zeker bedrijfstijd. Het mes heeft aldus steeds een snijkant 4 met een relatief scherpe punt 7.

In figuur 2 (a) is een homogeen mes 11 weergegeven. Indien dit mes een oppervlakte hardheids-verhogende behandeling, bijv. door nitrering ondergaat, ontstaat het mes volgens figuur 2 (b) met een relatief zachte kern 12 en een harde matrix 13. Wederom wordt hier opgemerkt dat de harde matrix 13 en zachte kern 12 een hardheidsgradient kunnen vertonen en eveneens geleidelijk in elkaar kunnen overlopen.

Het mes 11 volgens figuur 2 (b) ondergaat nu een bewerking langs lijn a-b, bijv. een slijpbewerking, ter verkrijging van een schuine snijkant 14. De snijkant heeft een zachte kern 12 tussen harde lagen 13, waarvan een laag in snijrichting 16 voor ligt in een punt 15. De snijkant is zelfslijpend omdat de zachte kern 14 altijd sneller slijt dan de scherpe en harde punt 15. De toestand na een zekere bewerkingstijd is weergegeven in figuur 2 (d). Het mes behoeft slechts weer te worden geslepen indien punt 15 ongeveer ter hoogte van punt 17 van de andere harde laag komt.

Het mes volgens de uitvinding vindt met name goede toepassing in dun materiaal zoals een zaagband 21. De zaagband 21 volgens figuur 3 is geleid over een tweetal rollen 22 en 23. Hierdoor kunnen op een te snijden produkt 24, tegelijkertijd een tweetal snijbe-werkingen plaatsvinden.

Maraging staal is een uitermate geschikt materiaal voor toepassing in de messen volgens de uitvinding met de zelfslijpende snijkanten. De materiaaleigenschappen in combinatie met de mogelijkheden tot warmtebehandeling waarborgen een mes met een lange standtijd.

Het zal duidelijk zijn dat de messen volgens de uitvinding een aanzienlijke kostenreductie kunnen bewerkstelligen, niet alleen vanwege het gebruik van minder messen en minder na-slijpbewerking, maar ook door de verminderde ombouwtijd.

Binnen het kader van de uitvinding zijn nog een groot aantal andere uitvoeringsvormen en werkwijzen denkbaar die allen tot een geschikt mes met een zelfslijpende snijkant kunnen leiden. Voorts kan een en ander overeenkomstige toepassing vinden voor het blad van een schaats. Ook voor een blad van een schaats kan voordelig van de zelfslijpende werking gebruik worden gemaakt. In figuur 4 is een schaatsblad 30 op ijs 34 weergegeven. Het blad 30 raakt het ijs ter plaatse van de harde lagen 31 en 32, terwijl de zachte laag 33, ook na slijtage, vrij van het ijs 34 blijft.

Claims

1. Mes, met het kenmerk, dat het mes is voorzien van een zelfslijpende snijkant.

2. Mes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de snijkant een in homogene hardheid bezit, waarbij een relatief hardste deel van het snijvlak in snijrichting tenminste gedeeltelijk de voorste begrenzing van de snijkant bepaald.

3. Mes volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de snijkant in doorsnede convergerende zijden heeft, waarvan het deel waar de zijden elkaar benaderen de grootste hardheid heeft.

4. Mes volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat vanuit het deel waar de zijden elkaar benaderen, de hardheid van de convergerende zijden afneemt.

5. Mes volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de snijkant in hoofdzaak schuin op de snijrichting staat.

6. Mes volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de snijkant een zachte kern met een harde matrix bezit.

7. Mes volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de snijkant gelaagd is, met een zachte kern tussen een of meer harde lagen.

8. Mes volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mes een (zaag-)band is.

9. Mes volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het mes bestaat uit maraging staal.

10. Werkwijze voor de vervaardiging van een mes volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat een in hoofdzaak homogeen gehard mes wordt gegloeid zodanig dat een hardheidsgradient ontstaat en dat vervolgens de convergerende zijden van de snijkant worden aangebracht.

11. Werkwijze voor de vervaardiging van een mes volgens een van de conclusies 5 t/m 7, met het kenmerk, dat een in hoofdzaak homogeen mes een oppervlakte-hardheids-verhogende behandeling ondergaat en dat vervolgens een ten opzichte van de snijrichting in hoofdzaak schuin snijvlak wordt aangebracht.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de oppervlaktehardheids-verhogende behandeling een nitreerbehandeling is.