NL9400142A - Voerhek. - Google Patents

Voerhek. Download PDF

Info

Publication number
NL9400142A
NL9400142A NL9400142A NL9400142A NL9400142A NL 9400142 A NL9400142 A NL 9400142A NL 9400142 A NL9400142 A NL 9400142A NL 9400142 A NL9400142 A NL 9400142A NL 9400142 A NL9400142 A NL 9400142A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bar
fence
swivel
latch
swivel bar
Prior art date
Application number
NL9400142A
Other languages
English (en)
Inventor
Age Dirk Roorda
Jan Jaap Doornbosch
Gerben Wildschut
Original Assignee
Boer Stalinrichtingen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Boer Stalinrichtingen filed Critical Boer Stalinrichtingen
Priority to NL9400142A priority Critical patent/NL9400142A/nl
Priority to DE69516026T priority patent/DE69516026T2/de
Priority to AT95200176T priority patent/ATE191315T1/de
Priority to DK95200176T priority patent/DK0664950T3/da
Priority to EP95200176A priority patent/EP0664950B1/en
Publication of NL9400142A publication Critical patent/NL9400142A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/06Devices for fastening animals, e.g. halters, toggles, neck-bars or chain fastenings
    • A01K1/0606Devices for fastening animals, e.g. halters, toggles, neck-bars or chain fastenings by means of grids with or without movable locking bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Apparatus For Radiation Diagnosis (AREA)
  • Cold Cathode And The Manufacture (AREA)
  • Gasification And Melting Of Waste (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

VOERHEK
De uitvinding heeft betrekking op een voerhek voor vee, in het bijzonder op een voerhek van het zogenoemde zelfvangende type.
Aan één zijde van een dergelijk voerhek wordt voer opgesteld, zodat het vee door de doorsteekopening in het hek dat voer kan bereiken. Door een geschikte bediening van de bedieningsstang kan een dergelijk voerhek in een aantal bedrijf stoestanden worden geplaatst.
Zo kunnen de grendelmiddelen buiten werking worden gesteld waardoor de zwenkspijl vrij kan zwenken tussen de open stand en de gesloten stand en het vee dus onbelemmerd en op elk gewenst moment bij het voer kan komen. Een andere mogelijke stand is de vangstand, waarin de grendelmiddelen zodanig zijn geactiveerd dat de zwenkspijl slechts kan bewegen van de open stand naar de middenstand en, bij die beweging in de middenstand wordt vergrendeld. Indien een dier zijn kop door de doorsteekopening steekt en daarbij de zwenkspijl vanuit de open naar de middenstand zwenkt, wordt het dier in het hek vastgezet.
In bepaalde omstandigheden is het gewenst het hek voor het vee te sluiten. In dat geval worden alle zwenkspij-len, nadat het vee van het hek is weggestuurd in de middenstand vergrendeld, zodat de dieren hun kop niet meer door de doorsteekopening kunnen steken. Een dergelijke situatie is bijvoorbeeld gewenst wanneer vers voer achter het hek wordt geplaatst.
Bij het voerhek volgens de uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 1, kunnen alle zwenkspijlen met één enkele bediening van de bedieningsstang in de middenstand worden bewogen, waarin deze vervolgens door de grendelmiddelen worden vergrendeld.
Een geschikte uitvoering is daarbij gekenmerkt in conclusie 2. Met een enkele schuifstang kan hierdoor een groot aantal bedrijfswijzestanden van het hek worden ingesteld. Wanneer beide grendels in de inactieve stand worden gezet kan de zwenkspijl vrij heen en weer bewegen tussen de open stand en de doorgezwenkte stand zodat het vee minimaal gehinderd wordt. Wanneer de tweede grendel in de inactieve stand wordt gezet en de eerste in de actieve blijft, kan de zwenkspijl vrij zwenken tussen de open stand en de middenstand. In deze stand kan nieuw vee eraan wennen dat het zijn kop aan de bovenkant door de doorsteekopening moet steken en vervolgens zijn kop naar beneden kan bewegen om bij het voer te komen, en in omgekeerde richting weer uit het hek kan vrijkomen.
Wanneer beide grendels in de actieve stand staan en de zwenkspijlen aanvankelijk in de open stand staan, worden de dieren vastgezet zodra zij hun kop door het hek steken. Daarnaast kan in deze toestand het hek op de eerder beschreven wijze worden afgesloten door alle zwenkspijlen in de middenstand te vergrendelen.
Indien een dier met zijn kop door de doorsteekopening is gaan liggen en daardoor niet meer vrij kan komen, kan met de· bedieningsstang de tweede grendel in de niet-actieve stand worden bewogen waardoor de zwenkspijl naar de doorgezwenkte stand kan bewegen en het dier zijn kop aan de onderkant uit de doorsteekopening kan terugtrekken.
De grendels kunnen bij voorkeur individueel worden bediend zodat ter plaatse van één doorsteekopening de zwenkspijl naar wens kan worden vergrendeld, bijvoorbeeld voor het vrijlaten van een dier.
Een verdere gunstige ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 3. Indien uitgaande van de bedrijfswijze stand waarin beide grendels inactief zijn, het gewenst is het hek voor het vee te sluiten, kunnen alle zwenkspijlen door een geschikte bediening van de bedieningsstang zowel uit de doorgezwenkte stand als uit de open stand in de middenstand worden geplaatst en daarin vergrendeld. De bedieningspersoon hoeft dus slechts de bedieningsstang te bedienen en niet langs het hek te lopen om de afzonderlijke zwenkspijlen in de middenstand te plaatsen. Bij een dergelijke handeling zullen eerst alle zwenkspijlen uit de doorgezwenkte stand teruggezwenkt worden tot voorbij de middenstand door het tweede meeneemorgaan met deze spijlen in aangrijping te brengen en te verschuiven, waarna alle zwenkspijlen in de open stand terecht komen. Vervolgens wordt de bedienings-stang zodanig bediend dat de eerste meeneemorganen alle zwenkspijlen meenemen naar de middenstand. Tegelijkertijd zijn de grendels in de actieve stand bewogen, waardoor de zwenkspijlen in de middenstand worden vergrendeld en het hek gesloten is.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt in conclusie 4. Door de grendel als een afzonderlijke montage-eenheid uit te voeren die tegen een bovenvlak van de bovenligger wordt gemonteerd, vervallen de gebruikelijke, zich dwars door de profielligger uitstrekkende schroefbouten die als scharnierpennen voor de grendels dienen. Hierdoor wordt de binnenruimte van de profielligger efficiënter benut, zodat de extra ruimte nodig voor de bedieningsnokken van de grendels beschikbaar is. Daarnaast wordt het voordeel bereikt dat de zijvlakken van de bovenligger vrij zijn van uitstekende houtkoppen of moeren, zodat ook bedienend personeel en de dieren daar niet achter kunnen blijven haken, respectievelijk zich daaraan kunnen verwonden.
Door toepassing van de maatregel van conclusie 5 wordt een zeer eenvoudige montage van het voerhek volgens de uitvinding bereikt waarbij de grendel individueel kon worden bediend via de opening in de schroefschacht. Het aantal bewerkingen van de bovenligger en daardoor de kosten daarvan zijn beperkt. Voor elke grendel behoeft slechts één gat in het bovenvlak van de bovenligger gestanst te worden. Het monteren van de grendel neemt slechts zeer weinig tijd.
Een gunstige verdere ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 6. Het drukstuk functioneert als drukknop voor het individueel uit de actieve in de inactieve stand bewegen van een betreffende grendel. Het bedienen kan hierdoor ge- schieden zonder risico van het beklemd raken van een vinger waarmee de grendel wordt bediend.
De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.
Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een voerhek volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een gedeeltelijk weggebroken detailaan-zicht volgens pijl II in fig. 1.
Fig 3A-E toont respectievelijk een weggebroken bovenaanzicht en vier weggebroken zijaanzichten in verschillende bedrijfswijzestanden van het met fig. 2 corresponderende gedeelte van het voerhek.
Fig. 4 toont met fig. 3 overeenkomende aanzichten van een uitvoeringsvariant.
Fig. 5 en 6 tonen twee uitvoeringsvarianten van grendels voor toepassing bij een voerhek volgens de uitvinding.
Het in fig. 1 getoonde voerhek 1 volgens de uitvinding omvat een bovenligger 2 en een onderligger 3 met daartussen een aantal doorsteekopeningen 4 voor de kop van een dier. In fig. 1 zijn drie doorsteekopeningen getoond.
Het hek 1 kan een groot aantal doorsteekopeningen omvatten en eventueel opgebouwd zijn uit segmenten die met elkaar zijn gekoppeld.
Elke doorsteekopening 4 wordt aan één zijde, in fig. 1 de rechterzijde begrensd door een vast randhekdeel 5 en aan de andere zijde door een zwenkspijl 6, die enigszins onder het midden scharnierend met een aangrenzend vast deel van het hek 1 is verbonden.
Ter plaatse van de middelste doorsteekopening 4 zijn de standen aangegeven waartussen de zwenkspijl 6 kan bewegen. De met 7 aangeduide, naar links gezwenkte stand wordt in het vervolg de open stand genoemd, de met 8 aangeduide naar rechts gezwenkte stand de doorgezwenkte stand. De stand waarin de spijl 6 in fig. 1 met getrokken lijnen is getekend, wordt de middenstand genoemd.
In de open stand kan een dier zijn kop boven door de doorsteekopening 4 steken. Bij het naar beneden bewegen van zijn kop, teneinde achter het hek liggend voer te bereiken, drukt het dier met zijn hals tegen het onder het scharnier 9 liggende gedeelte van de zwenkspijl en zwenkt deze daarbij vanuit de open stand in de middenstand. Zoals nog nader zal worden beschreven beperken de grendelmiddelen veelal de zwenkbeweging van de zwenkspijl tussen de open stand en de middenstand. Om uit het hek los te komen, beweegt het dier zijn kop weer omhoog en, in het geval dat de zwenkspijl 6 vrij beweegbaar is, kan het dier zijn kop weer boven door de doorsteekopening 4 uit het hek trekken. Wanneer een dier valt of is gaan liggen, kan dit gewoonlijk niet meer opstaan, wanneer zijn kop in het hek vast zit. In dat geval worden de grendelmiddelen zodanig bediend dat de zwenkspijl 6 naar de doorgezwenkte stand 8 kan bewegen, zodat het dier zijn kop onder in de doorsteekopening 4 uit het hek kan trekken.
Zoals fig. 2 laat zien heeft de bovenligger 2 bij deze uitvoeringsvorm van het voerhek een C-profiel, waarbij de sleuf 12 naar beneden is gekeerd. Het boveneinde 11 van de zwenkspijl 6 is afgeplat en steekt door de sleuf 12 in het inwendige van de bovenligger 2 naar binnen.
De met dit boveneinde 11 van de zwenkspijl 6 samenwerkende grendelmiddelen omvatten een eerste grendel 15 en een tweede grendel 16. Verder is een in langsrichting in het profiel 2 verschuifbare bedieningsstang 10 opgenomen, die voorzien is van nokken 17, 19, die samenwerken met respectieve steunvlakken 18, 20 van respectievelijk de grendels 15, 16. Door de nokken 17, 19 kunnen de grendels 15, 16 uit de in fig. 2 getoonde actieve stand waarin deze de beweging van de zwenkspijl 6 kunnen beïnvloeden, opgelicht worden naar een niet-actieve stand waarin de zwenkspijl 6 vrijgelaten wordt.
Behalve de nokken 17, 19 is de bedieningsstang 10 voorzien van een meenemer 21 die zich tot over de sleuf 12 uitstrekt en dus in aangrijping kan komen met het einde 11 van de zwenkspijl 6, wanneer de schuifstang 10 in de figuren gezien naar rechts bewogen wordt.
De werking van de grendelmiddelen en het meeneem-orgaan wordt hierna toegelicht aan de hand van fig. 3.
Fig. 3A heeft een bovenaanzicht van de grendelmiddelen en het meeneemorgaan 21. Te zien is dat de met de nokken op de schuifstang 10 samenwerkende steunvlakken 18, 20 zijdelings uitsteken binnen de bewegingsbaan van de nokken en dat het met het einde 11 van de zwenkspijl samenwerkende deel van de grendels 15, 16 buiten het bereik van de schuifstang 10 liggen.
Fig. 36 komt overeen met de situatie zoals getekend in fig. 2. Hierbij zijn beide grendels 15, 16 in de actieve stand en is het meeneemorgaan 21 juist naar rechts bewogen voor het in de middenstand bewegen van de zwenkspijl 6.
In fig. 3E is de schuifstang 10 ten opzichte van de situatie in fig. 3B geheel naar links bewogen waarbij het meeneemorgaan 21 buiten het bereik van de zwenkspijl 6 is gebracht en de beide nokken 17, 19 van de schuifstang 10 in aangrijping verkeren met de respectieve steunvlakken 18, 20 van de grendels 15, 16, waardoor deze zijn opgelicht. De zwenkspijl 6 kan in de situatie van fig. 3E vrij bewegen tussen de open stand en de doorgezwenkte stand.
In de bedrijfsstand van fig. 3D is de schuifstang 10 over een kleine afstand naar rechts bewogen ten opzichte van de stand van fig. 3E. Aangezien de afstand van de nokken 17 en 19 groter is dan de afstand van de steunvlakken 18, 20, is de nok 19 buiten aangrijping met het steunvlak 20 gekomen, terwijl de nok 17 nog wel in contact verkeert met het steunvlak 18. De tweede grendel 16 is hierdoor in de actieve toestand gekomen terwijl de eerste grendel 15 in de inactieve toestand is gebleven. Het zal duidelijk zijn dat in de bedrijfsstand van fig> 3D de zwenkspijl 6 nog vrij kan bewegen tussen de open en de middenstand en weer terug. Indien zwenkspijl in de doorgezwenkte stand stond, bij het instellen van de bedrijfstand 3D, kan deze zwenkspijl nog steeds terugzwenken naar de midden en de open stand aange- zien bij een dergelijke beweging de grendel 16 opgelicht wordt. Een tegengestelde beweging wordt echter door de grendel 16 verhinderd. De stand van fig. 3D wordt wel een "leerstand" genoemd omdat deze stand gebruikt wordt om nieuw vee te laten wennen aan het voerhek. Het vee kan in die stand vrij zijn kop door de doorsteekopening steken en uit het hek terugtrekken.
In de bedrijfsstand van fig. 3C is de schuifstang 10 wederom over een kleine afstand naar rechts verschoven, waardoor ook de nok 17 buiten aangrijping met het drukvlak 18 van de eerste grendel 15 is gekomen. De eerste grendel 15 is hierdoor eveneens in de actieve stand gekomen. In deze bedrijf sstand kan de zwenkspijl, indien deze in de open stand verkeert, naar de middenstand zwenken doordat daarbij de eerste grendel 15 wordt opgelicht, maar na het bereiken van de middenstand valt de grendel 15 terug en wordt de zwenkspijl dus in deze middenstand vastgehouden. Overigens kan ook de zwenkspijl uit de doorgezwenkte stand in de middenstand worden bewogen en in deze middenstand worden vergrendeld.
Deze stand wordt gebruikt indien het gewenst is het vee in het hek vast te zetten. Zodra een dier zijn kop door de doorsteekopening heeft gestoken en de zwenkspijl in de middenstand heeft gezwenkt, kan het zich niet meer uit het hek terugtrekken. Deze bedrijfsstand kan worden gebruikt wanneer het gewenst is om één bepaald dier vast te zetten, bijvoorbeeld om dit een behandeling te laten ondergaan. Andere dieren die ook in het hek zijn vastgezet, kunnen individueel daaruit worden losgelaten door de grendel 15 met de hand te bedienen. Hiertoe is de grendel 15 voorbij zijn scharnierpunt verlengd met een deel 24 dat dus bij de verplaatsing van de grendel 15 uit de actieve naar de inactieve stand naar beneden beweegt. Dit deel 24 is toegankelijk door een opening 22 in het bovenvlak van de bovenligger 2. De bedieningspersoon kan met een vinger via het gat 22 de grendel 15 in de met stippellijnen getekende inactieve stand bewegen, waardoor de zwenkspijl vrij komt en het dier zijn kop uit het hek kan terugtrekken.
Het overeenkomstige kan gebeuren met de grendel 16. Door via het gat 23 op het verlengde deel 25 van de grendel 16 te drukken kan deze grendel in de inactieve stand worden geplaatst, zodat de spijl uit de middenstand in de doorgezwenkte stand kan worden bewogen. Deze mogelijkheid wordt gebruikt voor het bevrijden van een dier dat is gevallen of is gaan liggen, terwijl de andere dieren vast blijven staan.
De stand van fig. 3C waarbij beide grendels 15, 16 in de actieve stand staan, wordt ook gebruikt om het hek te sluiten voor het vee. Indien de zwenkspijlen in de middenstand staan vergrendeld, kunnen de dieren hun kop niet door de doorsteekopeningen steken.
Zoals eerder opgemerkt is de bedieningsstang 10 voorzien van het meeneemorgaan 21, teneinde de zwenkspijl vanuit de open stand in de middenstand te bewegen en deze tussen de grendels 15, 16 te vergrendelen. Hiertoe wordt de bedieningsstang 10 ten opzichte van de stand van fig. 3C over een afstand naar rechts bewogen, waarbij het meeneemorgaan in aangrijping komt met het einde 11 van de zwenkspijl en deze naar rechts beweegt totdat deze aanslaat tegen het einde van de tweede grendel 16. De nokken 17 en 19 zijn, zoals de figuur toont, zodanig uitgevoerd dat deze bij deze verplaatsing buiten aangrijping met de steunvlakken 18 en 20 van de grendels blijven. De grendels blijven hierdoor in de actieve stand.
Met pijl 26 is de totale slag van de schuifstang 10 aangegeven.
De verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van fig. 4 komt voor een belangrijk deel overeen met die van fig. 3 zodat overeenkomende verwijzingscijfers zijn gebruikt. De bedieningsstang 30 is ten opzichte van de bedieningsstang 10 zodanig anders uitgevoerd dat de nok 32 voor de bediening van de tweede grendel 16 op een hoger niveau is gelegd. Op corresponderende wijze is het met de nok 32 samenwerkende drukvlak 33 van de tweede grendel 16 ook op een hoger niveau gelegd. Hierdoor wordt bereikt dat de bedieningsnok 31 voor de eerste grendel 15 bij de beweging langs de tweede grendel 16 buiten contact met het drukvlak 33 van de tweede grendel blijft. De bedrijfswijzestanden van fig. 4B, C, D, E komen verder volledig overeen met die van fig. 3B, C, Df E. Verdere beschrijving hiervan kan derhalve achterwege blijven.
Bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 is een verdere bedrijfswijzestand weergegeven in fig. 4F mogelijk. De schuifstang 30 is voorzien van een tweede meeneemorgaan 34 aan de naar het randhekdeel 5 gekeerde zijde van de zwenk-spijl 6. Door verschuiving van de bedieningsstang 30 in fig. 4 gezien naar links, beweegt dit tweede meeneemorgaan 34 het einde 11 van de zwenkspijl naar links en beweegt deze dus vanuit de doorgezwenkte stand naar de open stand. De bedie-ningsnokken voor de eerste en tweede grendels zijn daarbij, zoals in de figuren getoond, zodanig uitgevoerd dat de grendels in een stand worden gehouden waarin deze beweging van het boveneinde 11 van de zwenkspijl niet wordt gehinderd.
Door de toegevoegde bedrijfswijzestand van fig. 4F kan een bedieningspersoon alle zwenkspijlen uit de doorgezwenkte stand bewegen. Wanneer het bijvoorbeeld gewenst is om vanuit de stand van fig. 4E een van de andere standen fig. B, C of D in te stellen, zal de bedieningspersoon de schuifstang 30 eerst vanuit de stand van fig. 4E geheel naar links bewegen in de stand van fig. 4F, waardoor alle eventueel in de doorgezwenkte stand verkerende zwenkspijlen in de open stand worden bewogen. Daarna kan de schuifstang 30 worden terugbewogen tot in één van de in fig. 4B, C of D getoonde standen. Alle zwenkspijlen staan dan met zekerheid in de gewenste positie. Met pijl 35 is de totale slag van de bedieningsstang aangeduid. Deze kan in de parktijk kleiner zijn, aangezien de zwenkspijl bij het door het meeneemorgaan uit de doorgezwenkte stand naar de open stand terug bewegen daarvan, slechts enigszins voorbij de middendstand bewogen hoeft te worden. De zwenkspijl valt dan vanzelf verder naar de open stand.
Fig. 5 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een grendel, waarvan de ondersteuningsconstructie slechts weinig ruimte in het interieur van de bovenligger 40 inneemt, zodat de bedieningsstang zodanig kan worden uitgevoerd dat de met de grendels samenwerkende nokken daarvan voldoende ruim gedimensioneerd zijn om een goede en betrouwbare werking mogelijk te maken.
De grendeleenheid 41 omvat een door een scharnier-pen 43 in een beugel 42 scharnierende grendel. Deze beugel 42 is met behulp van bouten 45 tegen het bovenvlak van de ligger 40 gemonteerd. Door toepassing van de beugel 42 kan de grendeleenheid 41 smaller worden uitgevoerd dan de grendels 15, 16 van de voorgaande uitvoeringsvormen welke de gehele breedte van de ligger beslaan.
In de ligger 40 is een bedieningsgat 44 gevormd waardoorheen het verlengde deel 48 van de grendel bereikbaar is voor individuele bediening. Bij deze uitvoeringsvorm is de beugel ter plaatse van het gat 44 uitgevoerd met opstaande randen 46 die een afscherming vormen voor een haakvormig omgezet deel 47 van het grendeldeel 48 dat boven het oppervlak van de ligger 40 uitsteekt. Dit haakvormige deel 47 is goed bereikbaar zodat de individuele bediening van de grendel comfortabel kan gebeuren. De omgezette delen 46 vormen een afscherming aan weerszijde van het haakvormige deel 47 zodat een onbedoeld contact met het deel 47 en daardoor een onbedoeld ontgrendelen wordt vermeden.
Bij de uitvoeringsvorm van fig. 6 is de bovenligger 50 voorzien van nog slechts één gat 55 voor de montage van de grendel. De grendeleenheid 51 omvat ook hier een beugel 52 waarin de grendel met behulp van een scharnierpen 53 scharniert. Met de beugel 52 is een van een centrale boring voorziene schroefdraadschacht 54 verbonden die door het gat 55 steekt. Op het boven de ligger 50 uitstekende deel van de schroef schacht 54 is een moer 56 geschroefd, waarmee de beugel 52 en daardoor de grendeleenheid 51 dus tegen het bovenvlak van de ligger 50 is gemonteerd.
Zoals getoond is in de boring van de schroefdraadschacht 54 een daarin verschuifbaar drukstuk 57 opgenomen. Door van bovenaf op het drukstuk te drukken, kan de grendel individueel worden bediend.
Om uitvallen van het drukstuk 57 te voorkomen kan de slag van de grendeleenheid 51 worden beperkt bijvoorbeeld door het aanbrengen van een nok 58 aan de beugel 52.
De uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoer ingsvoorbeelden. Zo behoeven de bedieningsnokken aan de schuifstang niet in bovenwaartse richting uit te steken.
Deze kunnen ook zijdelings van de bedieningsstang uitstekende delen omvatten. De wijze waarop de schuifstang in de verschillende bedrijfsstanden wordt geplaatst kan op willekeurige geschikte wijze worden uitgevoerd. Eventueel kan een directe bediening van een buiten het einde van het hek uitstekende deel van de schuifstang of een daarmee verbonden deel, plaatsvinden. Een andere geschikte uitvoeringsvorm is een zwenkhefboom die via een bedieningsstang met de schuifstang is verbonden.

Claims (6)

1. Voerhek (1) omvattende een bovenligger (2) en een onderligger (3) met daartussen ten minste één doorsteek-opening (4) voor de kop van een dier, waarbij elke door-steekopening (4) aan een zijkant begrensd wordt door een randhekdeel (5) en aan de tegenoverliggende zijkant door een zwenkspijl (6), die kan zwenken tussen een open stand (7), waarin het bovenste gedeelte van de zwenkspijl van het randhekdeel (5) is verwijderd en een doorgezwenkte stand (8) waarin het onderste gedeelte van de zwenkspijl (6) van het randhekdeel (5) is verwijderd, waarbij in de onder-(3) of bovenligger (2) met een einde (11) van de zwenkspijl (6) samenwerkende grendelmiddelen (10, 15, 16) zijn aangebracht voor het in de middenstand vergrendelen van de zwenkspijl (6), omvattende een verschuifbaar in de ligger opgenomen bedieningsstang (10) welke aan de van het randhekdeel (5) afgekeerde zijde van de zwenkspijl (6) een meeneemorgaan (21) draagt dat met het einde (11) van de zwenkspijl kan samenwerkén teneinde daarmee door verschuiving van de schuifstang de zwenkspijl uit de open stand naar de middenstand te bewegen.
2. Voerhek volgens conclusie 1, waarbij de grendelmiddelen verder omvatten een eerste grendel (15) die in een actieve toestand de zwenkspijl (6) bij een beweging in de richting van de open naar de doorgezwenkte stand kan doorlaten maar bij een beweging in tegengestelde richting in de middenstand tegenhoudt, en een tweede grendel (16) die in een actieve toestand de zwenkspijl (6) bij een beweging in de richting van de doorgezwenkte naar de open stand kan doorlaten maar bij een beweging in tegengestelde richting in de middenstand tegenhoudt en de bedieningsstang bedienings-nokken (17, 19) draagt voor elke grendel (15, 16) teneinde deze, overeenkomstig een gekozen schuifstand van de bedie- ningsstang (10), naar keuze in de actieve of een inactieve stand buiten aangrijping met de zwenkspijl (6) te plaatsen.
3. Voerhek volgens conclusie 2, waarbij de bedie-ningsnokken (31) voor de eerste grendel (15) zodanig aan de bedieningsstang (30) zijn aangebracht, dat deze bij beweging langs de tweede grendel (16) door verschuiving van de bedieningsstang (30), buiten contact met de tweede grendel (16) blijven en dat de bedieningsstang (30) aan de naar het rand-hekdeel gekeerde zijde van de zwenkspijl (6) een tweede mee-neemorgaan (34) draagt dat met het einde (ll) van de zwenkspijl (6) kan samenwerken teneinde daarmee door verschuiving van de schuifstang (30) de zwenkspijl (6) uit de doorgezwenkte stand naar de middenstand te bewegen.
4. Voerhek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de grendelmiddelen in de bovenligger (40, 50) zijn opgenomen en elke grendel scharnierend gemonteerd is aan een beugel (42, 52) welke inwendig van de bovenligger (40, 50) door bevestigingsmiddelen (45, 56) tegen een bovenvlak daarvan is gemonteerd.
5. Voerhek volgens conclusie 4, waarbij de bevestigingsmiddelen een van een centrale boring voorziene schroefdraadschacht (54) omvat, die door een gat (55) in het bovenvlak van de bovenligger (50) is gestoken en waarop een moer (56) is geschroefd en waarbij zich onder de boring een grendeldeel uitstrekt dat bij verplaatsing van de grendel uit de actieve naar de inactieve stand neerwaarts beweegt.
6. Voerhek volgens conclusie 5, waarbij verschuifbaar in de boring een drukstuk (57) is opgenomen.
NL9400142A 1994-01-28 1994-01-28 Voerhek. NL9400142A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400142A NL9400142A (nl) 1994-01-28 1994-01-28 Voerhek.
DE69516026T DE69516026T2 (de) 1994-01-28 1995-01-25 Fütterungsgitter
AT95200176T ATE191315T1 (de) 1994-01-28 1995-01-25 Fütterungsgitter
DK95200176T DK0664950T3 (da) 1994-01-28 1995-01-25 Fodringsgitter
EP95200176A EP0664950B1 (en) 1994-01-28 1995-01-25 Feeding fence

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400142A NL9400142A (nl) 1994-01-28 1994-01-28 Voerhek.
NL9400142 1994-01-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400142A true NL9400142A (nl) 1995-09-01

Family

ID=19863763

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400142A NL9400142A (nl) 1994-01-28 1994-01-28 Voerhek.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP0664950B1 (nl)
AT (1) ATE191315T1 (nl)
DE (1) DE69516026T2 (nl)
DK (1) DK0664950T3 (nl)
NL (1) NL9400142A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2770086B1 (fr) * 1997-10-27 2000-01-28 Louis Rolland Cornadis pendulaire avec blocage a systeme de deblocage automatique d'anti-pendaison
FR2775557B1 (fr) * 1998-03-06 2000-06-09 Jourdain Ets Perfectionnements aux cornadis automatiques
NL1016984C2 (nl) * 2000-12-22 2002-06-25 Ametrac Bv Voerhek.
WO2012062377A1 (en) * 2010-11-12 2012-05-18 Gea Farm Technologies Gmbh Self-locking feed fence
GB201311642D0 (en) * 2013-06-28 2013-08-14 Klucznik & Son Ltd F Yoke feed panel
RU2672497C2 (ru) * 2015-02-27 2018-11-15 Геа Фарм Текнолоджиз Гмбх Самозапирающееся ограждение кормового стола

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
USRE32728E (en) * 1982-09-30 1988-08-09 Albers Sr Teo Cattle stanchion apparatus
EP0322023A1 (en) * 1987-12-16 1989-06-28 Spinder Stalinrichting B.V. Feed barrier
NL9000107A (nl) * 1990-01-16 1991-08-16 Johannes Martinus Willibrordus Voerhek.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
USRE32728E (en) * 1982-09-30 1988-08-09 Albers Sr Teo Cattle stanchion apparatus
USRE32728F1 (en) * 1982-09-30 1993-06-08 Albers Sr Teo Cattle stanchion apparatus
EP0322023A1 (en) * 1987-12-16 1989-06-28 Spinder Stalinrichting B.V. Feed barrier
NL9000107A (nl) * 1990-01-16 1991-08-16 Johannes Martinus Willibrordus Voerhek.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0664950B1 (en) 2000-04-05
DE69516026T2 (de) 2001-01-11
DK0664950T3 (da) 2000-07-03
DE69516026D1 (de) 2000-05-11
EP0664950A1 (en) 1995-08-02
ATE191315T1 (de) 2000-04-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2526100C2 (ru) Устройство для распределения изделий
US5778594A (en) Two door animal trap
KR100873845B1 (ko) 적재 바닥 래치
US5772294A (en) Multi-drawer cabinet having a drawer lock-out mechanism
US6857298B2 (en) Double action push button locking system
US6481151B1 (en) Multiple rodent trap with sliding cover
NL9000836A (nl) Inrichting voor het positioneren van dieren.
CA2533193A1 (en) Animal resistant bin and lid mechanism
EP0610171B1 (de) Fütterungsanlage für Schweine
NL9400142A (nl) Voerhek.
NL1001283C2 (nl) Vouwdak voor een voertuig.
US4245776A (en) Pass-through drawer assembly
JPH0156930B2 (nl)
US3683864A (en) Cattle chute
GB2301621A (en) Window or like stay
WO1987004481A1 (en) Security system
US5211457A (en) File cabinet and latch mechanism
EP0282103B1 (en) A passage device for cattle
NL9000107A (nl) Voerhek.
CA2249362C (en) Animal confinement pen with improved access to animal
NL1001138C2 (nl) Voerhek.
US4962953A (en) Animal gate latch mechanism
US4921122A (en) Slide bar locking arrangement
NL192771C (nl) Vanghek voor koeien.
NL194385C (nl) Zelfvangend in hoofdzaak verticaal opgesteld voerhek voor vee.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable