NL9302180A

NL9302180A - Houder van apparatuur.

Info

Publication number: NL9302180A
Application number: NL9302180A
Authority: NL
Original assignee: H A Prince Beheer Bergen Op Zo
Priority date: 1993-12-14
Filing date: 1993-12-14
Publication date: 1995-07-03
Also published as: AU1204395A; WO1995016830A1

Description

HOUDER VAN APPARATUUR

De uitvinding betreft een houder van apparatuur, welke in de grond plaatsbaar is, welke houder omvat: - een rechthoekige bodem; - binnenwanddelen, welke aan de bovenzijde trapsgewijs uitlopen naar een horizontaal gerichte strook; en - buitenwanddelen, welke aan de bovenzijde zijn verbonden met de strook en in neerwaartse richting uitlopen naar een flens; - een deksel, welke op een door de trapvormige delen van elk binnenwanddeel gevormd steunvlak plaatsbaar is, waarbij de bodem, de binnenwanddelen en de buitenwanddelen één geheel vormen en de horizontaal gerichte strook op hetzelfde niveau ligt als het bovenvlak van het deksel.

Dergelijke houders worden gebruikt voor het bevatten van apparatuur, waarbij de houder zodanig in de grond is geplaatst, dat het door plaatsen van de deksel gevormde bovenvlak van de afgesloten houder op het niveau van het bovenvlak van de grond is gelegen. Een dergelijke houder wordt bijvoorbeeld toegepast voor het bevatten van bestu-ringsapparatuur van verkeerstechnische meet- en regelappara-tuur, waarbij de houder in het wegdek is geplaatst. Hierbij moet de houder zeer grote krachten kunnen weerstaan, aangezien over het de houder sluitende deksel auto's en zelfs vrachtwagens rijden. Om een voldoende stevigheid te verzekeren, wordt tot heden gebruik gemaakt van een houder, welke binnen- en buitenwanddelen omvat, waarbij de buitenwanddelen in neerwaartse richting uitlopen tot het niveau van de bodem naar een flens.

Nadeel van een dergelijke houder is, dat voor het vervaardigen hiervan een grote hoeveelheid materiaal is benodigd. Bovendien vereist transport van een groot aantal houders een grote transportruimte, aangezien de binnenwanddelen en de buitenwanddelen verbindende verbindingsplaten onder de horizontaal gerichte strook in neerwaartse richting eveneens uitlopen tot of bij het niveau van de bodem, waardoor het in elkaar nesten van de houders beperkt is.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren op te heffen en verschaft daartoe een houder, die zich onderscheidt, doordat de buitenwanddelen in neerwaartse richting tot een niveau boven de bodem uitlopen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende figuurbeschrijving van een uitvoe-ringsvoorbeeld van de uitvinding. In de tekening toont: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van een houder volgens de uitvinding,· fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van een houder volgens de uitvinding, welke in een wegdek is geplaatst.

In de figuren wordt met eenzelfde referentienummer gerefereerd aan eenzelfde onderdeel.

De in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat: een bodem l, binnenwanddelen in de lengterichting 2, buitenwanddelen in de lengterichting 3, tussen-wanddelen 16 tussen de binnenwanddelen 2 en de buitenwanddelen 3 in de lengterichting, binnenwanddelen 5 in de breedte-richting van de houder, buitenwanddelen 6 in de breedterich-ting van de houder, een horizontaal gerichte strook 7 tussen de bovenzijden van de binnenwanddelen 2, 5 en de buitenwanddelen 3, 6, en een flens 8 rondom de houder aan de onderzijde van de buitenwanddelen 3, 6.

De in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt één geheel, en is bijvoorbeeld vervaardigd door spuitgieten. De binnenwanddelen 2 in de lengterichting en de binnenwanddelen 5 in de breedterichting zijn aan de onderzijden met de bodem 1 en aan de zijkanten met elkaar verbonden. De trapvorm aan de bovenzijden van de binnenwanddelen 2, 5 is gevormd door een met de binnenwanddelen 2, 5 verbonden steunvlak 9, en een met dit steunvlak 9 en de horizontaal gerichte strook 7 verbonden opstaand deel 10. De buitenwanddelen 3, 6 zijn aan de bovenzijde met de rondom de bovenzijde van de houder gevormde horizontaal gerichte strook 7 en met elkaar verbonden, en lopen uit naar een met de buitenwanddelen 3, 6 verbonden flens 8. Op de binnenwand-delen 5 in de breedterichting zijn op een plaats onder het niveau van de flens 8 markeringen 14 aangebracht, op welke plaats openingen voor het doorvoeren van leidingen kunnen worden aangebracht.

Om een houder met een voldoende grote stevigheid te verkrijgen zijn tussen de binnenwanddelen 2 en de buitenwanddelen 3 in de lengterichting tussenwanddelen 16 geplaatst, welke zijn verbonden met de door de steunvlakken 9 en de opstaande delen 10 gevormde rand. De tussenwanddelen 16 zijn derhalve geplaatst tussen de door de steunvlakken 9 en de opstaande delen 10 gevormde hoeken 12 in de lengterichting van de houder, en hebben een neerwaarts gerichte puntvorm, welke zich elk in neerwaartse richting uitstrekt tot het niveau van de flens 8. Tussen de binnenwanddelen 2, 5 en de buitenwanddelen 3, 6 zijn verbindingsplaten 11 in een richting dwars op de tussenwanddelen 16 geplaatst, waardoor de verbindingsplaten 11 de binnenwanddelen 2, de tussenwanddelen 16 en de buitenwanddelen 3 in de lengterichting, en de binnenwanddelen 5 en de buitenwanddelen 6 in de breedterichting met elkaar verbinden.

In fig. 2 wordt geïllustreerd op welke wijze een houder volgens de uitvinding in een wegdek is geplaatst. In een binnenwanddeel 5 in de breedterichting zijn openingen 14' onder het niveau van de flens 8 aangebracht voor het doorvoeren van leidingen 15, welke leidingen 15 geschikt zijn voor de toevoer van vermogen en/of de uitwisseling van informatie met de omgeving. Het is derhalve voor het doorvoeren van leidingen alleen noodzakelijk openingen in de binnenwanddelen 5 in de breedterichting, of mogelijk in de binnenwanddelen 2 in de lengterichting aan te brengen.

In deze uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de tussen de door de steunvlakken 9 en de opstaande delen 10 gevormde hoeken 12 in de lengterichting geplaatste tussenwanddelen 4 een afgeronde vorm, en strekken zich in neerwaartse richting uit tot het niveau van de flens 8.

De horizontaal gerichte strook 7 is gelegen op hetzelfde niveau als het bovenoppervlak van asfaltlaag 19, welke asfaltlaag 19 rust op een onderlaag 18, waarbij de onderlaag 18 en het asfalt 19 worden gedragen door aarde 17. Rondom de houder sluit het wegdek aan tegen een baan aan de bovenzijde van de buitenwanddelen 3, 6.

Het bovenvlak van het deksel 13, welk deksel bijvoorbeeld van gietijzer is vervaardigd, is op hetzelfde niveau gelegen als de naar buiten gerichte strook 7 en het bovenvlak van de laag asfalt 19, waarbij het deksel rust op steunvlakken 9 en op de juiste plaats wordt gehouden door de opstaande randen 10.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn eveneens tussen de binnenwanddelen 5 in de breedterich-ting en de buitenwanddelen 6 in de breedterichting tussen-wanddelen geplaatst, in het bijzonder wanneer door een grote afstand tussen de binnenwanddelen 2 in de lengterichting de stevigheid van de houder in gevaar komt.

Claims

1. Houder voor het bevatten van apparatuur, welke in de grond plaatsbaar is, welke houder omvat: - een rechthoekige bodem; - binnenwanddelen, welke aan de bovenzijde trapsgewijs uitlopen naar een horizontaal gerichte strook; en - buitenwanddelen, welke aan de bovenzijde zijn verbonden met de buitenzijde van de horizontaal gerichte strook en in neerwaartse richting uitlopen naar een flens; - een deksel, welke op een door de trapvormige delen van elk binnenwanddeel gevormd steunvlak plaatsbaar is, waarbij de bodem, de binnenwanddelen en de buitenwanddelen één geheel vormen en de horizontaal gerichte strook op hetzelfde niveau ligt als het bovenvlak van het deksel, met het kenmerk, dat de buitenwanddelen in neerwaartse richting tot een niveau boven de bodem uitlopen.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met het trapvormige deel van de binnenwanddelen tussen-wanddelen zijn verbonden, welke zich tussen de binnenwanddelen en de buitenwanddelen in neerwaartse richting uitstrekken.

3. Houder volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de binnenwanddelen en de buitenwanddelen in neerwaartse richting vanaf de horizontaal gerichte strook divergeren .

4. Houder volgens conclusies 1, 2 en 3, met het kenmerk, dat verbindingsplaten de binnenwanddelen, de buitenwanddelen en de tussenwanddelen verbinden.

5. Houder volgens conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat tussenwanddelen zijn aangebracht aan het trapvormige deel van de binnenwanddelen in de lengterichting van de houder.

6. Houder volgens conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de onderranden van de tussenwanddelen een neerwaarts gerichte puntvorm hebben.

7. Houder volgens conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de onderranden van de tussenwanddelen een afgeronde vorm hebben.

8. Houder volgens conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat de tussenwanddelen zich uitstrekken tussen de door de verbinding van de trapvomige delen van de binnenwandelen gevormde hoeken.

9. Houder volgens conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat althans één binnenwanddeel is voorzien van markeringen voor de doorgangen.

10. Houder volgens conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk, dat de markeringen voor de doorgangen zijn aangebracht op een niveau onder de flens.