NL9302161A - Bandcassette. - Google Patents

Bandcassette. Download PDF

Info

Publication number
NL9302161A
NL9302161A NL9302161A NL9302161A NL9302161A NL 9302161 A NL9302161 A NL 9302161A NL 9302161 A NL9302161 A NL 9302161A NL 9302161 A NL9302161 A NL 9302161A NL 9302161 A NL9302161 A NL 9302161A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tape
magnetic tape
flexible element
resilient
free end
Prior art date
Application number
NL9302161A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192154B (nl
NL192154C (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP1977097064U external-priority patent/JPS5756381Y2/ja
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL9302161A publication Critical patent/NL9302161A/nl
Publication of NL192154B publication Critical patent/NL192154B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192154C publication Critical patent/NL192154C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/22Stopping means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/08Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends
    • G11B23/087Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends using two different reels or cores
    • G11B23/08707Details
    • G11B23/08721Brakes for tapes or tape reels
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/08Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends
    • G11B23/087Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends using two different reels or cores
    • G11B23/08707Details
    • G11B23/08735Covers
    • G11B23/08742Covers in combination with brake means

Landscapes

  • Packaging Of Annular Or Rod-Shaped Articles, Wearing Apparel, Cassettes, Or The Like (AREA)

Description

BANDCASSETTE
De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandcassette, omvattende een huis met daarin roteerbaar aangebrachte haspels waarop een magneetband is gewikkeld, waarbij een zich tussen de haspels uitstrekkend bandgedeelte langs een toegangsopening van het huis wordt geleid, tenminste één nabij één van de haspels vast binnen het huis aangebracht steunorgaan waarmee het zich tussen de nabijliggende haspel en de toegangsopening uitstrekkende bandgedeelte in glijdende aanraking kan verkeren, en tenminste één aan één einde met het huis verbonden, veerkrachtig buigzaam element, waarvan het vrije eindgedeelte middelen vertoont voor het verlagen van de wrijvingsweerstand, waarbij het veerkrachtig buigzame element het bandgedeelte zodanig tegen het steunorgaan aandrukt, dat het bandgedeelte nagenoeg geen speling vertoont.
Een dergelijke magneetbandcassette is bekend uit het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.234.765. In deze aanvrage wordt een magneetbandcassette beschreven, waarbij bandslapte in het zich langs de opening van het cassettehuis uitstrekkende bandgedeelte als gevolg van vrije rotatie van de bandhaspels binnen het cassettehuis, in die situaties, waarin de cassette zich buiten een magnetisch opneem- en/of weergeefapparaat bevindt, verhinderd wordt door middel van veerkrachtig buigzame elementen, die ieder aan één einde binnen het cassettehuis zijn bevestigd, bijvoorbeeld gelijmd of gekit.
Nadat de veerkrachtig buigzame elementen aan de respectieve scheidingswanden zijn bevestigd, grijpen de vrije einden van deze elementen op respectievelijk bijbehorende bandgedeelten tussen een bandhaspel enerzijds en het bandgedeelte zelf anderzijds aan om dit bandgedeelte te vervormen tot een slingerende baan, waarin de band wordt aangegrepen door een vast oppervlak, dat zich aan in de cassette aanwezige, dan als leiorganen dienende organen kan bevinden. De slingerende banen, volgens welke de bandgedeel-ten zich dan uitstrekken, vormen een vergrote weerstand tegen een verplaatsing van het bandgedeelte. In reactie op de spanning in het aangegrepen bandgedeelte wordt ieder veerkrachtig buigzaam element zodanig gebogen, dat het bandgedeelte een minder slingerende baan gaat volgen, waarin de weerstand tegen bandverplaatsing kleiner is, zodat de band ten slotte wordt vrijgegeven voor transport tussen de beide bandhaspels. Ter verlaging van de wrijvings-weerstand van het relatief grote contactvlak van het veerkrachtig buigzame element en de magneetband is het vrije einddeel van het element bekleed met een laag polytetrafluoretheen (PTFE of "Teflon"). Hierdoor wordt tevens de opwekking van statische elektriciteit als gevolg van het langs elkaar wrijven van de band en het element verminderd.
De bekende magneetbandcassette heeft echter als nadeel, dat PTFE zich niet gedraagt als normale thermoplast, en zich derhalve niet leent voor de gebruikelijke kunststof-vormgevingstechnieken. Daardoor wordt de vervaardiging van de veerkrachtig buigzame elementen met de PTFE-bekledings-laag bemoeilijkt.
In de Franse octrooiaanvrage 2.194.017 is een vergelijkbaar mechanisme beschreven, waarbij echter i.p.v. een dun, plaatvormig veerkrachtig buigzaam element een veerkrachtig buigzaam element in de vorm van een gebogen, staaf-vormig lichaam wordt toegepast. Dit staafvormig lichaam wordt aan het cassettehuis bevestigd door een eindgedeelte van het lichaam op te sluiten in een spleet, welke afgesloten wordt door het daarin vastkitten of op een andere geschikte wijze, bijvoorbeeld met kleefstof, bevestigen van een afsluitelement.
Het element strekt zich evenwijdig aan de bovenzijde over de gehele breedte van de cassette uit tot nabij de toegangsopening, waar het vrije eindgedeelte van het element over een rechte hoek omgebogen is ter vorming van een aandrukdeel.
Doordat het veerkrachtig buigzame element staal-vormig is, is het contactvlak tussen de band en het aandruk- deel van het element relatief klein, en de optredende wrijving dus relatief gering.
Deze bekende constructie van het veerkrachtig buigzaam element heeft echter als nadeel dat onder invloed van de bandspanning het aandrukdeel om het buigpunt zal roteren, en derhalve de band ongelijkmatig zal aandrukken.
De uitvinding beoogt een magneetbandcassette van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet voordoen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de wrijvingsweerstand-verla-gingsmiddelen vervaardigd zijn van een veerkrachtig buigzaam materiaal, dat koolstof, in het bijzonder grafiet bevat. Hierdoor zijn de wrijvingsweerstand-verlagingsmiddelen eenvoudig en derhalve relatief goedkoop te vervaardigen.
Voorkeursuitvoeringen van de bandcassette volgens de uitvinding worden beschreven in de volgconclusies.
De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen met gelijke verwijzingscijfers aangeduid zijn, en waarin:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een cassette volgens de uitvinding tijdens gebruik; figuur 2 een bovenaanzicht is op de onderhelft van een cassette met daarin aangebrachte veerkrachtig buigzame elementen volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding ; figuur 3 en 4 respectievelijk een zijaanzicht en een bovenaanzicht tonen van de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element; figuur 5 een bovenaanzicht is van het in figuur 3 en 4 getoonde element in gemonteerde toestand; figuur 6,7 en 8 zijaanzichten tonen van andere versies van de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element; figuur 9 een met figuur 5 overeenkomend aanzicht is van het veerkrachtig buigzaam element, gemonteerd in een alternatieve houder; figuur 10 een perspectivisch aanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element ? figuur 11 een met figuur 10 overeenkomend aanzicht is van een derde uitvoeringsvorm van het element; figuur 12 een met figuur 10 en 11 overeenkomend aanzicht toont van een vierde uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzaam element? figuur 13 een dwarsdoorsnede is door een detail, waaruit de relatie tussen de bovenwand van de cassette en het bovenrandoppervlak van het verschuifbaar in een houder opgenomen, veerkrachtig buigzame element blijkt, figuur 14, in perspectief, een cassetteonderhelft met veerkrachtig buigzame elementen volgens de tweede, derde of vierde uitvoeringsvorm toont, en figuur 15 een detail toont van een gedeelte van de cassette-onderhelft met een schematisch aangegeven veerkrachtig buigzaam element volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Een magneetbandcassette 10 volgens de uitvinding omvat een huis 11 (fig. 1) met daarin roteerbaar aangebrachte haspels (hier niet getoond) waarop een magneetband is gewikkeld, waarbij een zich tussen de haspels uitstrekkend bandgedeelte T' langs een toegangsopening 15 van het huis 11 wordt geleid. Bij het opnemen of weergeven van signalen op of van de magneetband wordt het langs de toegangsopening 15 geleide bandgedeelte T' door een pen 22 van een opname- of weergave-apparaat in de richting van de pijl 23 uit het cassettehuis 11 getrokken.
Het huis 11 is verdeeld in een bovenhelft 11' en een onderhelft 11" (fig. 2), en heeft een bij voorkeur platte, hoofdzakelijk rechthoekige vorm en kan zijn vervaardigd van een geschikte kunststof; het huis bestaat uit een niet in figuur 2 getekende bovenwand, een onderwand 13 en een, de beide zojuist genoemde wanden langs hun randen met elkaar verbindende omtrekswand 14. De omtrekswand 14 en aangrenzende gedeelten van de beide wanden 12 en 13 zijn langs een lange zijkant van het rechthoekige huis 11 weggesneden, waardoor een langwerpige opening 15 wordt verkregen. Binnen het cassettehuis 11 zijn op geschikte wijze vrij roteerbaar naast elkaar twee haspels 16 en 17 aangebracht, waarop een magneetband T is gewikkeld, waarvan een gedeelte T' zich uitstrekt tussen twee leipennen 18 en 19, die zich respectievelijk nabij de tegenover gelegen einden van de opening 15 bevinden. Het zich langs de opening 15 uitstrekkende bandgedeelte T' kan via de opening worden aangegrepen en uit het cassettehuis worden getrokken. Voorts kan het cassettehuis 11 een scheidingwand 21 bevatten, die zich tussen de onderwand 12 en de bovenwand 13 tussen de leipennen 18 en 19 en langs de rand van de opening 15 uitstrekt; deze scheidingswand bevindt zich aan de binnenzijde of aan de voorzijde van het zich tussen de leipennen 18 en 19 uitstrekkende bandgedeelte T'.
Een overmatige slapte van het bandgedeelte T' als gevolg van vrije rotatie van de haspels 16, 17 wordt verhinderd door middel van veerkrachtig buigzame elementen 100, 102 die respectievelijk zijn toegevoegd aan een zich tussen de leipen 19 en een steunorgaan 104, zoals een rol, uitstrekkend bandgedeelte XI en een zich tussen de leipen 18 en een steunorgaan 106, zoals een rol, uistrekkend bandgedeelte X2. Het vrije einde 100' van het veerkrachtig buigzame element 100 werkt gewoonlijk zodanig op het bandgedeelte XI in, dat dit in drukaanraking verkeert met een gedeelte van het buitenoppervlak van het steunorgaan 104; dit wil zeggen, dat het vrije einde 100' van het element 100 gewoonlijk een remwerking op het zich vanaf de haspel 16 uitstrekkende bandgedeelte uitoefent. Op soortgelijke wijze werkt het vrije einde 102’van het veerkrachtig buigzame element 102 gewoonlijk zodanig op het bandgedeelte X2 in, dat dit bandgedeelte in drukaanraking verkeert met een gedeelte van het buitenoppervlak van het steunorgaan 106, zodat gewoonlijk een remwerking op het zich vanaf de haspel 17 uitstrekkende bandgedeelte resulteert. Wanneer echter op het bandgedeelte T' een spanning wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld tijdens in-brenging van het bandgedeelte in het bandapparaat, tijdens signaalopname of tijdens signaalweergave, waarbij het band- gedeelte T' uit de opening 15 wordt of is getrokken, zal het bandgedeelte XI het vrije einde 100' buiten drukaanraking met het steunorgaan 104 trekken, terwijl het bandgedeelte X2 onder die omstandigheden het vrije einde 102 buiten drukaanraking met het steunorgaan 106 trekt. Het naar buiten trekken van het bandgedeelte T' via de opening 15 brengt derhalve automatisch met zich mede, dat de vrije einden 100', 102' niet langer in drukaanraking met hun respectievelijk bijbehorende steunorganen 104, 106 verkeren; dit wil zeggen, dat het bandgedeelte T' vrij uit de opening 15 kan worden getrokken. De vrije einden 100', 102' verhinderen derhalve te zamen met respectievelijk de steunorganen 104, 106 een overmatige bandslapte in het bandgedeelte T' wanneer de cassette 10 zich buiten het bijbehorende bandapparaat bevindt, terwijl dezelfde organen of elementen de magneetband T voor vrij transport tussen de haspels 16, 17 automatisch vrijgeven wanneer het bandgedeelte T' tijdens bandinbrenging signaalopname of signaalweergave uit de opening 15 wordt getrokken.
Een eerste uitvoeringsvorm van de veerkrachtig buigzame elementen 100, 102, die in de in de figuur 2 weergegeven houders 110,112 worden aangebracht, is in figuur 3 in zijaanzicht en in figuur 4 in bovenaanzicht weergegeven. Aangezien de beide elementen 100 en 102 bij deze eerste uitvoeringsvorm geheel identiek zijn uitgevoerd, wordt slechts het veerkrachtig buigzame element 100 in details beschreven. Zoals de figuren 3 en 4 laten zien, is het veerkrachtig buigzame element 100 aan zijn bovenzijde, nabij het eindge-deelte van zijn vaste einde 100” voorzien van een inkeping 135' en aan zijn onderzijde, nabij het eindgedeelte van zijn vaste einde 100", van een inkeping 135" voor aangrijping met een in de houder 110 aangebrachte ribbe.
Het veerkrachtig buigzame element 100 kan worden gevormd uit een strook geschikt veerkrachtige kunststof, zoals een polyesterhars, of van een veermetaal met hoge buigzaamheid. Op de beide zijoppervlakken van het vrije einde 100' van het veerkrachtig buigzame element 100 is een geschikt materiaal 138 met een lage wrijvingscoëfficient aangebracht. Een dergelijk geschikt materiaal 138 wordt volgens de uitvinding gevormd door een materiaal dat grafiet of een andere vorm van koolstof bevat. Dit materiaal 138 is op geschikte wijze aan het vrije einde 100' bevestigd of daarop geperst, waarbij gebruik gemaakt is van een kleefstof, een kit of van een met warmte of mechanische kracht werkende bindtechniek.
Als gevolg van de toepassing van een materiaal 138 met een lage wrijvingscoëfficient vindt geen elektrostatische oplading van de magneetband aan het eindgedeelte van het veerkrachtige element plaats, dat wil zeggen wordt een dergelijk ladingsverschijnsel op doeltreffende wijze verhinderd. Het grote belang hiervan is, dat geen "vastkleven" van de band aan het vrije einde 100' van het veerkrachtige buigzame element 100 optreedt, zodat een ongehinderd, glad verlopend bandtransport langs het element 100 wordt verkregen. Dit is een belangrijk voordeel van de uitvinding.
Zoals figuur 2 laat zien, is de houder 110 met zijn onderwand aan de onderwand 13 van het cassettehuis 11 bevestigd op een nabij het steunorgaan 104 gelegen plaats, zodat, wanneer het veerkrachtig buigzame element 100 verschuifbaar met zijn vaste einde 100' , in de houder 110 is aangebracht, het vrije einde 100' van het element gewoonlijk op het bandgedeelte XI zodanig inwerkt, dat dit bandgedeelte in drukaanraking met een gedeelte van het buitenoppervlak van het steunorgaan 104 verkeert. Aangezien het vrije einde 100' met het hiervoor beschreven materiaal 138 is bedekt en daarmede in fysieke aanraking met het bandgedeelte XI verkeert, zal, wanneer het bandgedeelte T' uit de opening 15 wordt getrokken, zeer weinig wrijving optreden tussen het bandgedeelte XI en het materiaal 138, zodat het bandgedeelte reeds bij een laag spanningsniveau automatisch voor transport wordt vrijgegeven.
Naast de bevestiging van het veerkrachtig buigzaam element 100 in de houder 110 door ingrijping van de ribbe 132 van de houder 110 in de inkeping 135'' van het veerkrachtig buigzaam element 100, kan het element 100 ook nog in de houder 110 ingeklemd zijn door middel van uit de binnenoppervlakken van de zijwanden 120, 122 van de houder 110 uitstekende ribben 128, 130 (fig.5). Bij het aanbrengen van het vaste elementeinde 100'' in de houder 110 wordt het einde derhalve ter plaatse van en door de uitsteeksels 128, 130 gebogen. Deze meervoudige buiging van het vaste einde 100'' heeft tot gevolg, dat het element 100 goed door de houder 110 wordt vastgehouden. Indien gewenst, kan bovendien ook aan het binnenoppervlak van de bovenwand 12 van de houder een ribbe 132' worden toegepast, zoals figuur 20 laat zien; deze ribbe kan dan verschuifbaar ingrijpen in de inkeping 135' van het element 100 wanneer de bovenwand 12 en de onderwand 13 van het cassettehuis 11 aan elkaar worden bevestigd. In dat geval wordt het vaste einde 100'' volgens de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element 100 na de bevestiging van de bovenwand 12 op de onderwand 13 van het cassettehuis 11 stevig in de houder 110 verankerd door de fysieke aanraking van de randen van het vaste elementeinde 100'' aan de aangrenzende wanden, de buiging van het vaste elementeinde 100'' door en ter plaatse van de uitsteeksels 128, 130 en door de schuivende ingrij-ping van zowel de ribbe 132 in de inkeping 135'' als de ribbe 132' in de inkeping 135'. Opgemerkt dient te worden, dat de ruimte tussen de houderwanden 120, 122 aanzienlijk wijder is dan de door de uitsteeksels 128, 138 met hun respectievelijk tegenover gelegen houderwanden gevormde, nauwe spleten; dit maakt het mogelijk, dat het vrije einde 100' van het veerkrachtig buigzame element 100 tussen zijn normale remstand en zijn bij automatische vrijgave van de magneetband behorende stand een aanzienlijke buigbeweging uitvoert, zoals meer in het bijzonder in figuur 5 is te zien.
Figuren 6,7 en 8 tonen een drietal andere versies van de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element 100. Aangezien de elementen 100 en 102 identiek zijn uitgevoerd, zal ook bij deze andere versies telkens slechts het element 100 worden beschreven. Bij de figuren 6 en 8 getoonde versies zijn de inkepingen 135', 135'' vervangen door één of meer uitsteeksels 140, 140'. In de houder 110 en/of de bovenwand 12 van de cassette 11 dient dan uiteraard de ribbe 132 (fig. 13) vervangen te worden door een uitsparing. Bij de versie van figuur 7 zijn de inkepingen 135', 135'' vervangen door een enkele, boogvormige inkeping 150. Door de boogvorm wordt het gevaar van scheurvorming in het veerkrachtig buigzaam element 100 ter plaatse van het inkeping verkleind. Verder is bij deze versie van de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzaam element 100 tussen het vrije einde 100' en het vaste einde 100'' tenminste één inkeping 152 gevormd. In het getoonde voorbeeld is overigens niet alleen een dergelijke inkeping 152 aan de onderrand, doch bovendien een inkeping 152'aan de bovenrand van het veerkrachtig buigzame element 100 gevormd. Deze inkepingen 152, 152' maken wijziging of voorafgaande instelling mogelijk van de grootte van de op het magneetbandge-deelte T' uitgeoefende spanning, waardoor het element 100 vanuit zijn normale remstand naar zijn stand van automatische bandvrijgave wordt verplaatst.
Alle getoonde versies van de eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzaam element 100 volgens de vinding hebben gemeen, dat zij aan hun vrije eindgedeelte 100' voorzien zijn van een laag 138 van een materiaal met lage wrijvingsweerstand, in het bijzonder een materiaal dat een vorm van koolstof, bijvoorbeeld grafiet bevat.
Figuur 10 toont een tweede uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element 100. Ook in dit geval geldt, dat het element 100 identiek met het element 102 is uitgevoerd en als enige wordt beschreven. Bij deze derde uitvoeringsvorm is het element 100 aan zijn vrije einde 100' met een gedeelte 192 voorgebogen over een hoek α < 45°. Aan de onderzijde van het achtergedeelte van het vaste einde 100" is in dit geval een inkeping 190 gevormd.
Terwijl bij de tot nog toe beschreven eerste uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element 100 op het vrije einde 100· daarvan een laag koolstof-, bij voorkeur grafiet-houdend materiaal 138 met lage wrijvingscoëffi-cient was aangebracht, is de in figuur 17 weergegeven, derde uitvoeringsvorm van het buigzame element 100 zelf vervaar digd van een veerkrachtig materiaal, dat grafiet, een andere vorm van koolstof of nog een ander materiaal met een lage wrijvingscoëfficient bevat. Bij deze derde uitvoeringsvorm van het element 100 is het derhalve onnodig om afzonderlijk materiaal 138 aan te brengen, daar de geringe wrijving die optreedt het gevolg is van de toepassing van materiaal met een lage wrijvingscoëfficient voor de vervaardiging van het element 100 zelf. Ook in dit geval geldt, dat de toepassing van een materiaal met lage wrijvingscoëfficient tot gevolg heeft, dat geen electrostatische oplading van de magneetband aan het eindgedeelte 100' van het veerkrachtige element 100 plaatsvindt, respectievelijk een dergelijk ladingsverschijn-sel wordt verhinderd. Daardoor wordt "vastkleven" van de magneetband aan het vrije einde 100' vermeden, zodat een ongehinderd, glad verlopend bandtransport langs het element 100 wordt verkregen.
Figuur 11 toont een derde uitvoeringsvorm van het veerkrachtig buigzame element 100. Daar het element 102 identiek met het element 100 is uitgevoerd, wordt slechts het element 100 meer in details beschreven. Evenals bij de tweede uitvoeringsvorm vertoont een buigzaam element 100 volgens de derde uitvoeringsvorm aan zijn vrije einde 100 een over een hoek α < 45° omgebogen gedeelte 192, terwijl aan de onderzijde van het achterste gedeelte van het vaste einde 100" weer een inkeping 190 is gevormd. Het verschil tussen de elementen 100 volgens respectievelijk de tweede en de derde uitvoeringsvorm is, dat het materiaal, waaruit het element 100 is vervaardigd, bij de derde uitvoeringsvorm niet een voldoende lage wrijvingscoëfficient heeft. In verband daarmede moet over tenminste het gehele buitenoppervlak van het vrije einde 100' en van het omgebogen gedeelte 192 een laag materiaal 138 worden aangebracht, zoals figuur 18 laat zien.
Bij een vierde uitvoeringsvorm van de veerkrachtig buigzame elementen 100,102, zoals weergegeven in figuur 12, strekt het koolstofhoudend, in het bijzonder grafiethoudend materiaal 138 met lage wrijvingsweerstand zich over het gehele buitenoppervlak van het element 100 en van het omgebogen gedeelte 192 uit.
Een tweede uitvoeringsvorm van de houder 110 is weergegeven in figuur 9. Aangezien de houder 112 een exact spiegelbeeld van de houder 110 vormt, wordt slechts de laatstgenoemde beschreven. Bij deze tweede uitvoeringsvorm heeft de houder 110 de vorm van een blok 160 met een boogvormig verlopende spleet; deze spleet heeft een grotere breedte dan de dikte van het veerkrachtig buigzame element 100, dat verschuifbaar in de spleet is aangebracht. De spleet is open aan zijn bovenzijde en aan zijn ene einde, doch aan zijn andere einde gesloten.
Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt, probeert het veerkrachtig buigzame element 100 steeds een vlakke vorm aan te nemen. Als gevolg van de gebogen vorm van de spleet zal het element 100 in gebogen stand binnen de spleet worden vastgehouden; het element kan niet uit de spleet worden getrokken, daar een ribbe van de houder in een bijbehorende inkeping in het buigzame orgaan 100 ingrijpt.
Figuur 15 toont een andere versie van deze tweede uitvoeringsvorm van de houder 110; deze vormt in dit geval één geheel met de onderwand 13 van het cassettehuis 11 en heeft een gebogen verlopende wand 170. Het van de haspel 16 afgekeerde buitenoppervlak van deze wand 170 komt overeen met een wand van de spleet in figuur 9. Het andere, gebogen verlopende oppervlak van deze andere versie van de tweede uitvoeringsvorm van de houder 110 wordt bepaald door het eindvlak van een orgaan 172, het eindvlak van een orgaan 174 en een afgeplat oppervlakgedeelte van een bevestigingsorgaan 176. Tussen het orgaan 174 en het aangrenzende, gebogen oppervlak van de wand 170 strekt zich een ribbe 178 uit, terwijl het bevestigingsorgaan 176 bovendien nabij het einde van de wand 170 een uitsteeksel 180 vertoont.
Wanneer het veerkrachtig buigzame element 100 in de houder 110 volgens deze andere versie van de tweede uitvoeringsvorm wordt aangebracht, respectievelijk is aangebracht, zoals met gebogen lijnen in figuur 15 is weergegeven, dan wordt het orgaan 100 aan buiging onderworpen door de gebogen vorm van de genoemde spleet en door het uitsteeksel 180, terwijl door de aangrijping van de ribbe 178 in een bijbehorende inkeping in het orgaan 10 verhinderd wordt, dat het orgaan 100 uit de houder 110 wordt getrokken. De daarbij optredende buiging van het element 100 heeft tot gevolg, dat het vrije elementeinde 100' het bandgedeelte XI gewoonlijk in drukaanraking met het steunorgaan 104 houdt, hetgeen de beoogde remwerking veroorzaakt. Wanneer het bandgedeelte T' daarentegen via de opening 15 in het cassettehuis naar buiten wordt getrokken, zal de in dit bandgedeelte XI optredende spanning daarentegen het orgaan 100 via zijn vrije einde 100' van het steunorgaan 104 wegbuigen, waarbij het bandgedeelte XI zich in glijdende aanraking bij geringe wrijving met het op het vrije einde 100' van het element 100 aanwezige materiaal 138 bevindt, zoals figuur 15 laat zien.
Figuur 14 toont weer een andere versie van de tweede uitvoeringsvorm van de houder 110; deze vormt één geheel met de onderwand 13 van het cassettehuis 11.
Figuur 13 toont de onderbrenging van de derde of vierde uitvoeringsvorm van de veerkrachtig buigzame elementen 100, 102 in bijbehorende, passende houders 110.

Claims (5)

1. Magneetbandcassette, omvattende een huis met daarin roteerbaar aangebrachte haspels waarop een magneetband is gewikkeld, waarbij een zich tussen de haspels uitstrekkend bandgedeelte langs een toegangsopening van het huis wordt geleid, tenminste één nabij één van de haspels vast binnen het huis aangebracht steunorgaan waarmee het zich tussen de nabij liggende haspel en de toegangsopening uitstrekkende bandgedeelte in glijdende aanraking kan verkeren, en tenminste één aan één einde met het huis verbonden, veerkrachtig buigzaam element, waarvan het vrije eindgedeel-te middelen vertoont voor het verlagen van de wrijvingsweer-stand, waarbij het veerkrachtig buigzame element het bandgedeelte zodanig tegen het steunorgaan aandrukt, dat het bandgedeelte nagenoeg geen speling vertoont, met het kenmerk, dat de wrijvingsweerstand-verlagingsmiddelen (13) vervaardigd zijn van een veerkrachtig buigzaam materiaal, dat koolstof, in het bijzonder grafiet bevat.
2. Magneetbandcassette volgens conlcusie 1, met het kenmerk, dat de wrijvingsweerstand-verlagingsmiddelen gevormd worden door een op het vrije eindgedeelte (100;102') aangebrachte laag (138) koolstof, in het bijzonder grafiet-houdend veerkrachtig buigzaam materiaal.
3. Magneetbandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het veerkrachtig buigzame element (100) vervaardigd is van een koolstof-, in het bijzonder grafiet-houdend materiaal.
4. Magneetbandcassette volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vrije eindgedeelte (100; 102') een over een scherpe hoek (a) omgebogen deel (192) omvat.
5. Magneetbandcassette volgens conlcusie 4, met het kenmerk, dat de hoek (cc) ten hoogste 45 graden bedraagt .
NL9302161A 1977-07-22 1993-12-10 Bandcassette. NL192154C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1977097064U JPS5756381Y2 (nl) 1977-07-22 1977-07-22
JP9706477 1977-07-22
NLAANVRAGE7807848,A NL190531C (nl) 1977-07-22 1978-07-24 Magneetbandcassette.
NL7807848 1978-07-24

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9302161A true NL9302161A (nl) 1994-04-05
NL192154B NL192154B (nl) 1996-10-01
NL192154C NL192154C (nl) 1997-02-04

Family

ID=26438268

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100196A NL192587C (nl) 1977-07-22 1991-02-04 Magneetbandcassette.
NL9302161A NL192154C (nl) 1977-07-22 1993-12-10 Bandcassette.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100196A NL192587C (nl) 1977-07-22 1991-02-04 Magneetbandcassette.

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL192587C (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA3155694A1 (en) * 2019-09-24 2021-04-01 Genetec Inc. Intermediary device for daisy chain and tree configuration in hybrid data/power connection
US11770155B2 (en) 2020-05-19 2023-09-26 Genetec Inc. Power distribution and data routing in a network of devices interconnected by hybrid data/power links

Also Published As

Publication number Publication date
NL9100196A (nl) 1991-08-01
NL192587C (nl) 1997-10-03
NL192154B (nl) 1996-10-01
NL192587B (nl) 1997-06-02
NL192154C (nl) 1997-02-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4290567A (en) Tape cassette brake assembly
US4101096A (en) Magnetic tape cassette
US4533969A (en) Tape cassette anti-static member
JPH0548311Y2 (nl)
US4757957A (en) Tape cartridge
NL8003719A (nl) Bandcassette.
NL192154C (nl) Bandcassette.
US4773615A (en) Magnetic tape cassettes
US4405096A (en) Magnetic tape cassette
JPS6043282A (ja) カセツト
EP0086625B1 (en) Tape cassette
EP0646919B1 (en) Magnetic tape cassette
JPH06124568A (ja) テープカセット
US4974791A (en) Magnetic tape cassettes
US5177838A (en) Fastener for magnetic tape cartridge and method of use thereof
CA1150707A (en) Endless type tape cassette
US3208688A (en) Tape reel
US4205809A (en) Tape cassette
CA1146270A (en) Endless type tape cassette
US5438472A (en) Magnetic tape cassette with an improved reel spring
JPS6230223Y2 (nl)
JP2526907Y2 (ja) 磁気テープカセット
JPS6230229Y2 (nl)
JPH057794B2 (nl)
JPS5813503Y2 (ja) テ−プカセツト

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 980724