NL9301565A - Werkwijze voor het bestrijden van insekten. - Google Patents

Werkwijze voor het bestrijden van insekten. Download PDF

Info

Publication number
NL9301565A
NL9301565A NL9301565A NL9301565A NL9301565A NL 9301565 A NL9301565 A NL 9301565A NL 9301565 A NL9301565 A NL 9301565A NL 9301565 A NL9301565 A NL 9301565A NL 9301565 A NL9301565 A NL 9301565A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
insects
spp
seed
controlled
agent
Prior art date
Application number
NL9301565A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ciba Geigy
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from CH2847/92A external-priority patent/CH684673A5/de
Application filed by Ciba Geigy filed Critical Ciba Geigy
Publication of NL9301565A publication Critical patent/NL9301565A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01NPRESERVATION OF BODIES OF HUMANS OR ANIMALS OR PLANTS OR PARTS THEREOF; BIOCIDES, e.g. AS DISINFECTANTS, AS PESTICIDES OR AS HERBICIDES; PEST REPELLANTS OR ATTRACTANTS; PLANT GROWTH REGULATORS
    • A01N43/00Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing heterocyclic compounds
    • A01N43/64Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing heterocyclic compounds having rings with three nitrogen atoms as the only ring hetero atoms
    • A01N43/7071,2,3- or 1,2,4-triazines; Hydrogenated 1,2,3- or 1,2,4-triazines

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Agronomy & Crop Science (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Plant Pathology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Dentistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)
  • Peptides Or Proteins (AREA)
  • Pharmaceuticals Containing Other Organic And Inorganic Compounds (AREA)
  • Plural Heterocyclic Compounds (AREA)
  • Organic Low-Molecular-Weight Compounds And Preparation Thereof (AREA)

Description

Werkwijze voor het bestrijden van insekten
De uitvinding heeft betrekking op (A) een werkwijze voor de bestrijding van insekten, waarin verbindingen met de formule 1 van het formuleblad in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm worden gebruikt, met het kenmerk, dat bepaalde insekten uit de orde Homoptera worden bestreden, het desbetreffende gebruik van deze verbindingen, desbetreffende insektenbestrijdingsmiddelen, waarvan de werkzame stof uit deze verbindingen wordt gekozen en een werkwijze voor de bereiding en het gebruik van deze middelen. Naar één, meer of alle deelonderwerpen van de uitvinding uit deze aanvrage wordt in het vervolg eventueel onder de aanduiding "bereik (A) van het onderwerp van de uitvinding" of onder de aanduiding "(A)" verwezen.
De uitvinding heeft betrekking op (B) een werkwijze voor de bescherming van zaaigoed van planten tegen aantasting door ongedierte, met het kenmerk, dat verbindingen met de formule (1) van het formuleblad in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm worden gebruikt, het desbetreffende gebruik van deze verbindingen, desbetreffende ongedierte-bestrijdingsmiddelen, waarvan de werkzame stof uit deze verbindingen wordt gekozen, een werkwijze voor de bereiding en het gebruik van deze middelen en tegen aantasting door ongedierte desbetreffend beschermd zaaigoed van planten. Naar één, meer of alle deelonderwerpen uit deze alinea van deze aanvrage wordt in het vervolg eventueel onder de aanduiding "bereik (B) van het onderwerp van de uitvinding" of onder de aanduiding "(B)" verwezen.
Agrochemisch bruikbare zouten van de verbindingen 1 zijn b.v. zuur-additie-zouten. Deze worden bijvoorbeeld met sterke anorganische zuren, zoals minerale zuren, b.v. perchloorzuur, zwavelzuur, salpeterzuur, sal-peterigzuur, een fosforzuur of een waterstofhalogenide, met sterke organische carbonzuren, zoals eventueel, b.v. met halogeen gesubstitueerde Cj-Ci, alkaancarbonzuren, b.v. mierezuur, azijnzuur of trifluorazijnzuur, alsmede eventueel onverzadigde dicarbonzuren, b.v. oxaal-, malon-, barnsteen-, maleïne-, fumaar- of ftaalzuur, alsmede hydroxy carbonzuren, b.v. ascorbine-, melk-, appel-, wijnsteen- of citroenzuur, of zoals benzoë-zuur, of met organische sulfonzuren, zoals eventueel, b.v. met halogeen gesubstitueerde C1-Ci, alkaan- of arylsulfonzuren, b.v. methaan of p-to-lueensulfonzuur, gevormd. Ten gevolge van de nauwe betrekking tussen de verbindingen 1 in vrije vorm en in de vorm van de agrochemisch bruikbare zouten daarvan moeten bovenstaand en hierna onder de vrije verbindingen 1 resp. de agrochemisch bruikbare zouten daarvan inhoudelijk en doelmatig eventueel ook de overeenkomende agrochemisch bruikbare zouten resp. de vrije verbindingen 1 worden begrepen. De vrije vorm van de verbindingen 1 heeft volgens de uitvinding de voorkeur.
De verbindingen 1, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare vorm, zijn in de vorm van (E)- of (Z)-isomeren aanwezig, afhankelijk of de (-N=C (H) -) -deelstruktuur, die de beide in de hiervoor genoemde struktuur-formule weergegeven heterocycli verbindt, een (E)- of (Z)-configuratie heeft. Dientengevolge moeten onder de verbindingen 1, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, hiervoor en navolgend de desbetreffende (E)- of (Z)-isomeren, telkens in zuivere vorm of in de vorm van (E)-/(Z)-mengsels, worden begrepen, ook wanneer dit niet in ieder geval speciaal wordt vermeld.
De verbindingen 1, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, kunnen in de vorm van tautomeren aanwezig zijn. Bijvoorbeeld kan een verbinding 1, die volgens de hiervoor beschreven struktuurformule een (-N(H)-C(=0)-)-deelstruktuur bevat, in evenwicht met het tautomeer aanwezig zijn, dat in plaats van de (-N(H)-C(=0)-)-deelstruktuur een (-N=C(OH)-)-deelstruktuur bevat. Dientengevolge moeten onder de verbindingen 1, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, hiervoor en hieronder eventueel ook desbetreffende tautomeren worden begrepen,' ook wanneer de laatste niet in ieder geval speciaal worden vermeld.
De verbindingen 1 die volgens de uitvinding worden gebruikt zijn bekend en worden b.v. in EP-A-0.3l4.6l5 beschreven. In EP-A-0.3l4.6l5 wordt op algemene wijze de werkzaamheid van verbindingen met de formule 2 van het formuleblad, waarin ofwel ^ waterstof, C1-C12 alkyl, C3-C6 cycloalkyl, Cj-C/, alkoxy-C·,-Cg alkyl, halogeen-C^^ alkyl, fenyl, benzyl, fenetyl, fenpropyl, fenbu-tyl, fenpentyl of een één- of tweevoudig met halogeen, Ca-C5 alkyl, halo-geen-Cj-C2 alkyl, methoxy en/of ethoxy gesubstitueerde fenyl-, benzyl-, fenethyl-, fenpropyl-, fenbutyl- of fenpentyl-groep betekent en R2 waterstof, Cj-Cg alkyl, Cj-C^ cycloalkyl of niet-gesubstitueerd of met Ci-Cis alkyl, halogeen of halogeen-C1-C12 alkyl gesubstitueerd fenyl is of Rx en R2 samen een verzadigde of onverzadigde 3” tot 7“ledige koolstofring vormen, R3 waterstof of Cj-Cfc alkyl is en Z -N=CH- of -NH-CH2- voorstelt, in vrije vorm of in zuuradditie-zoutvorm, bij de bestrijding van ongedierte, vooral van insekten, in het bijzonder van insekten uit de ordes
Anoplura, Coleoptera, Diptera, Heteroptera, Homoptera, Hymenoptera, Isoptera, Lepidoptera, Mallophaga, Orthoptera, Psocoptera, Siphonaptera, Thysanoptera en Thysanura, vooral van zuigende insekten, in het bijzonder van insekten van de, tot de orde Homoptera behorende, familie Aphididae, beschreven. Specifiek genoemd wordt echter slechts de werking van de verbindingen 2 tegen drie species uit de orde Homoptera, namelijk tegen de, tot de genera Aphis en Myzus behorende, species Aphis craccivora, Aphis fabae en Myzus persicae uit de familie Aphididae, alsmede tegen een species uit de orde Diptera, namelijk tegen de, tot de genus Aedes behorende, species Aedes aegypti uit de familie Culicidae. Daarentegen worden behalve de familie Aphididae geen verdere families uit de orde Homoptera als doelinsekten voorgesteld, evenzo geen genera uit de familie Aphididae en behalve de species Aphis craccivora en Aphis fabae ook geen verdere species uit de genus Aphis. Tenslotte bestaat er in EP-A-O.31*1.615 ook geen beschrijving betreffende een gebruik van verbindingen 2 voor het beschermen van zaaigoed van planten voor aantasting door ongedierte.
Onverwacht en, ten aanzien van de hiervoor genoemde beschrijving van EP-A-0.31^.615, volledig verrassend werd nu gevonden, dat (A) de verbindingen 1 uitstekend voor de bestrijding van bepaalde verdere insekten uit de orde Homoptera geschikt zijn, namelijk voor de bestrijding van insekten uit de, tot de orde Homoptera behorende, families Aleyrodi-dae, Cicadellidae en Delphacidae, van insekten van de genera Acyrthosiphon, Brachycaudus, Brevicoryne, Dysaphis, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon, Rhopalosiphum, Sappaphis en Toxoptera uit de, tot de orde Homoptera behorende, familie Aphididae en van insekten van de, tot de genus Aphis behorende, species Aphis gossypii en Aphis pomi uit de, tot de orde Homoptera behorende, familie Aphididae, en dat (B) de verbindingen 1 eveneens uitstekend geschikt zijn voor de bescherming van zaaigoed van planten tegen aantasting door ongedierte.
Deze voortreffelijke geschiktheid van de verbindingen 1 voor de bestrijding van bepaalde insekten uit de orde Homoptera volgens (A), alsmede voor de bescherming van zaaigoed van planten tegen aantasting door ongedierte volgens (B) is daarom zo verrassend, omdat de verbindingen 1 weliswaar onder de omvang van de door EP-A-0.314.615 geopenbaarde verbindingen met de formule 2 vallen en zelfs in voorbeeld H.3 van EP-A-Ο.314.615 specifiek worden beschreven, er echter in EP-A-O.314-615 geen aanwijzingen met betrekking tot de uitstekende werkzaamheid resp. geschiktheid volgens de onderhavige uitvinding zijn, noch op een speciaal uitgesproken werkzaamheid van de verbindingen 2 tegen de volgens de uit vinding genoemde bepaalde insekten volgens (A) uit de orde Homoptera, noch op een speciaal uitgesproken geschiktheid van de verbindingen 2 voor de bescherming volgens de uitvinding van zaaigoed van planten tegen aantasting door ongedierte volgens (B), noch, en al helemaal niet, op een desbetreffende speciaal uitgesproken werkzaamheid resp. geschiktheid van de onderhavige verbindingen 1, die als een speciale subgroep van de verbindingen 2 kunnen worden beschouwd.
De bestrijding van insekten volgens (A) en de bescherming van zaaigoed van planten tegen aantasting door ongedierte volgens (B) zijn voor de gebruiker op het gebied van de insekten- resp. ongediertebestrijding van groot belang, omdat zonder de doelgerichte bestrijding van deze insekten resp. dit ongedierte door hen b.v. grote economische verliezen, b.v. op grond van de door deze aan landbouwprodukten toegebrachte beschadigen, worden veroorzaakt.
In het kader van bereik (A) van het onderwerp volgens de uitvinding kunnen in het bijzonder (1) insekten uit de familie Aleyrodidae, in het bijzonder de genera Bemisia en Trialeurodes; (2) insekten uit de familie Cicadellidae, in het bijzonder de genera Empoasca en Erythroneura; (3) insekten uit de familie Delphacidae, in het bijzonder de genera Laodelphax en Nilaparvata, in het bijzonder de species Laodelphax striatellus en Nilaparvata lugens; (4) insekten van de genera Acyrthosiphon, Brachycaudus, Brevicoryne, Dysaphis, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon, Rhopalosiphum, Sappaphis, Schizaphis en Toxoptera uit de familie Aphididae, in het bijzonder de genera Acyrthosiphon, Brevicoryne, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon, Sappaphis, Schizaphis en Toxoptera, bij voorkeur de genera Brevicoryne, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon en Toxoptera, in het bijzonder de species Brevicoryne brassicae, Hyalopterus amygdali, Macrosiphum euphorbiae, Phorodon humuli, Toxoptera aurantii en Toxoptera citricida; (5) insekten van de species Aphis gossypii en Aphis pomi uit de genus Aphis uit de familie Aphididae; of (6) insekten, uitgekozen uit de groep van species van insekten, bestaande uit (a) Acyrthosiphon pisum; (b) Aphis gossypii; (c) Aphis pomi; (d) Bemisia tabaci; (e) Brachycaudus persicaecola; (f) Brevicoryne brassicae; (g)
Dysaphis devecta; (h) Dysaphis plantaginea; (i) Empoasca flavescens; (j) Erythroneura apicalis; (k) Hyalopterus amygdali; (1) Laodelphax striatel-lus; (m) Macrosiphum avenae; (n) Macrosiphum euphorbiae; (o) Macrosiphum rosae; (p) Nilaparvata lugens; (q) Phorodon humuli; (r) Rhopalosiphum insertum; (s) Rhopalosiphum padi; (t) Rhopalosiphum pseudobrassicae; (u) Sappaphis piricola; (v) Schizaphis graminum; (w) Toxoptera aurantii; (x) Toxoptera citricida; en (y) Trialeurodes vaporariorum, worden bestreden.
In het kader van bereik (B) van het onderwerp van de uitvinding kunnen in het bijzonder (7) dierlijk ongedierte; (8) insekten en vertegenwoordigers van de orde Acarina; (9) insekten van de orde Lepidoptera, bijvoorbeeld
Acleris spp., Adoxophyes spp., Aegeria spp., Agrotis spp., Alabama argil-laceae, Amylois spp., Anticarsia gemmatalis, Archips spp., Argyrotaenia spp., Autographa spp., Busseola fusca, Cadra cautella, Carposina nippo-nensis, Chilo spp., Choristoneura spp., Clysia ambiguella, Cnaphalocrocis spp., Cnephasia spp., Cochylis spp., Coleophora spp., Crocidolomia bino-talis, Cryptophlebia leucotreta, Cydia spp., Diatraea spp., Diparopsis castanea, Earias spp., Ephestia spp., Eucosma spp., Eupoecilia ambiguella, Euproctis spp., Euxoa spp., Grapholita spp., Hedya nubiferana, He-liothis spp., Hellula undalis, Hyphantria cunea, Keiferia lycopersicella, Leucoptera scitella, Lithocollethis spp., Lobesia botrana, Lymantria spp., Lyonetia spp., Malacosoma spp., Marnestra brassicae, Manduca sexta, Operophtera spp., Ostrinia nubilalis, Pammene spp., Pandemis spp., Panolis flammea, Pectinophora gossypiella, Phthorimaea operculella, Pieris rapae, Pieris spp., Plutella xylostella, Prays spp., Scirpophaga spp., Sesamia spp., Sparganothis spp., Spodoptera spp., Synanthedon spp., Thaumetopoea spp., Tortrix spp., Trichoplusia ni en Yponomeuta spp.; insekten van de orde Coleoptera, bijvoorbeeld
Agriotes spp., Anthonomus spp., Atomaria linearis, Chaetocnema tibialis, Cosmopolites spp., Curculio spp., Dermestes spp., Diabrotica spp., Epi-lachna spp., Eremnus spp., Leptinotarsa decemlineata, Lissorhoptrus spp., Melolontha spp., Orycaephilus spp., Otiorhynchus spp., Phlyctinus spp., Popillia spp., Psylliodes spp., Rhizopertha spp., Scarabeidae sitophilus spp., Sitotroga spp., Tenebrio spp., Tribolium spp. en Trogoderma spp.; insekten van de orde Orthoptera, bijvoorbeeld
Blatta spp., Blatella spp., Gryllotalpa spp., Leucophaea maderae, Locusta spp., Periplaneta spp. en Schistocerca spp.; insekten van de orde Isoptera, bijvoorbeeld Reticulitermes spp.; insekten van de orde Psocoptera, bijvoorbeeld Liposcelis spp.; insekten van de orde Anoplura, bijvoorbeeld
Haematopinus spp., Linognathus spp., Pediculus spp., Pemphigus spp. en Phylloxera spp.; insekten van de orde Mallophaga, bijvoorbeeld Damalinea spp. en Trichodectes spp.; insekten van de orde Thysanoptera, bijvoorbeeld
Frankliniella spp., Hercinothrips spp., Taeniothrips spp., Thrips palmi, Thrips tabaci en Scirtothrips aurantii; insekten van de orde Heteroptera, bijvoorbeeld
Cimex spp., Distantiella theobroma, Dysdercus spp., Euchistus spp., Eury-gaster spp., Leptocorisa spp., Nezara spp., Piesma spp., Rhodnius spp., Sahlbergella singularis, Scotinophara spp. en Triatoma spp.; insekten van de orde Homoptera, bijvoorbeeld
Aleurothrixus floccosus, Aleyrodes brassicae, Aonidiella spp., Aphididae, Aphis spp., Aspidiotus spp., Bemisia tabaci, Caroplaster spp., Chrysom-phalus aonidium, Chrysomphalus dictyospermi, Coccus hesperidum, Empoasca spp., Eriosoma larigerum, Erythroneura spp., Gascardia spp., Laodelphax spp., Lecanium corni, Lepidosaphes spp., Macrosiphus spp., Myzus spp., Nephotettix spp., Nilaparvata spp., Paratoria spp., Pemphigus spp., Pla-nococcus spp., Pseudaulacaspis spp., Pseudococcus spp., Psylla spp., Pulvinaria aethiopica, Quadraspidiotus spp., Rhopalosiphum spp., Saisse-tia spp., Scaphoideus spp., Schizaphis spp., Sitobion spp., Trialeurodes vaporariorum, Trioza erytreae en Unaspis citri; insekten van de orde Hymenoptera, bijvoorbeeld
Acromyrmex, Atta spp., Cephus spp., Diprion spp., Diprionidae, Gilpinia polytorna, Hoplocampa spp., Lasius spp., Monomorium pharaonis, Neodiprion spp., Solenopsis spp. en Vespa spp.; insekten van de orde Diptera, bijvoorbeeld
Aedes spp., Antherigona soccata, Bibio hortulanus, Calliphora erythroce-phala, Ceratitis spp., Chrysomyia spp., Culex spp., Cuterebra spp., Dacus spp., Drosophila melanogaster, Fannia spp., Gastrophilus spp., Glossina spp., Hypoderma spp., Hyppobosca spp., Liriomyza spp., Lucilia spp., Melanagromyza spp.. Musea spp., Oestrus spp., Orseolia spp., Oscinella frit, Pegomyia hyoscyami, Phorbia spp., Rhagoletis pomonella, Sciara spp., Stomoxys spp., Tabanus spp,, Tannia spp. en Tipula spp.; insekten van de orde Siphonaptera, bijvoorbeeld Ceratophyllus spp. en Xenopsylla cheopis; insekten van de orde Thysanura, bijvoorbeeld Lepisma saccharina; of (10) vertegenwoordigers van de orde Acarina, bijvoorbeeld Acarus siro, Aceria sheldoni, Aculus schlechtendali, Amblyomma spp., Argas spp., Boophilus spp., Brevipalpus spp., Bryobia praetiosa, Calipi-trimerus spp., Chorioptes spp., Dermanyssus gallinae, Eotetranychus car-pini, Ëriophyes spp., Hyalomma spp., Ixodes spp., Olygonychus pratensis, Omithodoros spp., Panonychus spp., Phyllocoptruta oleivora, Polyphago-tarsonemus latus, Psoroptes spp., Rhipicephalus spp., Rhizoglyphus spp., Sarcoptes spp., Tarsonemus spp. en Tetranychus spp., worden bestreden.
De volgens de uitvinding toegepaste verbindingen 1 zijn op de gebieden van de insektenbestrijding volgens (A) en de ongediertebestrijding volgens (B) bij een gunstige verdraagzaamheid met warmbloedigen, vis, nuttige dieren en planten reeds bij lage toepassingsconcentraties preventief en/of curatief waardevolle werkzame stoffen. De volgens de uitvinding toegepaste werkzame stoffen zijn tegen alle of afzonderlijke ontwikkelingsstadia van normaal gevoelige, maar ook van resistente, insekten volgens (A) resp. ongedierte volgens (B) werkzaam. De werking van de volgens de uitvinding gebruikte werkzame stoffen kan zich daarbij direkt, d.w.z. bij een doding van de insekten volgens (A) resp. van het ongedierte volgens (B), die onmiddellijk of pas na enige tijd, bijvoorbeeld bij een vervellen, optreedt, of indirekt, b.v. bij een verminderd leggen van eitjes en/of een verminderd uitkomen, tonen, waarbij de goede werking overeenkomt met een gedode hoeveelheid (mortaliteit) van ten minste 50 tot 60%. In het bijzonder blinken de volgens de uitvinding gebruikte werkzame stoffen uit, doordat nuttige dieren, zoals Amblyseius fallacis, Chrysopa camea, Coccinella septempunctata, Orius majusculus en Ttyphlo-dromus pyri, en vogels in het bijzonder worden ontzien.
Met de volgens de uitvinding gebruikte werkzame stoffen kan men in het bijzonder vólgens (A) bij planten, vooral bij nuttige en sierplanten in de landbouw, in de tuinbouw en in het bos, of bij delen, zoals vruchten, bloesems, loof, stengels, knollen of wortels, van dergelijke planten voorkomende insekten bestrijden, d.w.z. indammen of vernietigen, waarbij gedeeltelijk ook later aangroeiende plantendelen nog tegen deze insekten worden beschermd, alsmede volgens (B) bij zaaigoed van planten, vooral bij zaaigoed van nuttige en sierplanten in de landbouw, in de tuinbouw en in het bos, voorkomend ongedierte bestrijden, d.w.z. indammen of vernietigen, waarbij ook later aangroeiende plantendelen nog tegen dit ongedierte wordt beschermd, de bescherming dus b.v. voortduurt tot zich volwassen planten met voldoende weerstand hebben ontwikkeld en waarbij het zaaigoed resp. de zich daaruit ontwikkelende planten tegen ongedierte, dat de plantendelen die zich boven de grond bevinden aantasten, alsook tegen in de bodem levend ongedierte worden beschermd.
Als doelcultures volgens (A) resp. als zaaigoed van planten volgens (B) komen in het bijzonder culturesresp. zaaigoed van graan, zoals tarwe, gerst, rogge, haver, rijst, mais of sorghum; bieten, zoals suiker- of voederbieten; fruit, b.v. pit-, steenfruit en bessen, zoals appels, peren, pruimen, perziken, amandelen, kersen, of bessen, b.v. aardbeien, frambozen en bramen; hulsvruchten, zoals bonen, linsen, erwten of soja; olievruchten, zoals koolzaad, mosterd, maanzaad, olijven, zonnebloemen, cocos, ricinusolie, cacao of pinda's; komkommergewassen, zoals pompoenen, augurken of meloenen; vezelgewassen, zoals katoen, vlas, hennep of jute; citrusvruchten, zoals sinaasappels, citroenen, grapefruit of mandarijntjes; groente, zoals spinazie, sla, asperges, koolsoorten, wortels, uien, tomaten, aardappels of paprika; lauriergewassen, zoals avocado, cinnamonium of kamfer; of tabak, noten, koffie, eiervruchten, rietsuiker, thee, peper, wijnstokken, hop, banaangewassen, natuurrubbergewassen of sierplanten, vooral van graan, fruit, hulsvruchten, komkommergewassen, katoen, citrusvruchten, groente, eiervruchten, wijnstokken, hop of sierplanten, in het bijzonder van perziken, bonen, erwten, augurken, citrusvruchten, koolsoorten, tomaten, aardappels of eiervruchten, heel bijzonder van perziken, augurken, tomaten of aardappels, in aanmerking.
In het kader van bereik (A) resp. (B) van het onderwerp van de uitvinding kunnen in het bijzonder a) Aphis gossypii, Bemisia tabaci of Trialeurodes vaporariorum in tomatenteelten resp. bij zaaigoed van tomaten, b) Aphis gossypii of Macrosiphum euphorbiae in aardappelteelten resp. bij zaaigoed van aardappels of c) Aphis gossypii, Bemisia tabaci of Trialeurodes vaporariorum in kom-kommerteelten resp. in het zaaigoed van komkommers worden bestreden.
Verdere toepassingsgebieden van de volgens de uitvinding gebruikte werkzame stoffen zijn: bescherming van voorraden of opgeslagen materialen of van materiaal of in de hygiënesektor in het bijzonder bescherming van huis- of nuttige dieren tegen insekten volgens (A) resp. ongedierte volgens (B).
De uitvinding heeft daarom ook betrekking op desbetreffende middelen, d.w.z. insektenbestrijdingsmiddelen voor toepassing volgens (A) en ongediertebestrijdingsmiddelen voor toepassing volgens (B), zoals, afhankelijk van de nagestreefde doelen en gegeven omstandigheden te kiezen, emulgeerbare concentraten, suspensieconcentraten, direkt te versproeien of te verdunnen oplossingen, strijkbare pasta's, verdunde emulsies, sproeipoeders, oplosbare poeders, dispergeerbare poeders, te bevochtigen poeders, stuif middelen, granulaten of omkapselingen in polymeerstoffen, die - ten minste - één van de volgens de uitvinding gebruikte werkzame stoffen bevatten, de toepassing van deze insektenbestrijdingsmiddelen voor gebruik bij een werkwijze volgens (A) en de toepassing van deze ongediertebestrijdingsmiddelen voor gebruik bij een werkwijze volgens (B).
De werkzame stof wordt in deze middelen in zuivere vorm, een vaste werkzame stof b.v. met een speciale korreigrootte, of bij voorkeur samen met - ten minste - één van de in de formuleringstechniek gebruikelijke hulpstoffen, zoals strekmiddelen, b.v. oplosmiddelen of vaste dragerstof-fen, of zoals oppervlakte-aktieve verbindingen (detergentia), gebruikt.
Als oplosmiddelen kunnen b.v. in aanmerking komen: eventueel partieel gehydrogeneerde aromatische koolwaterstoffen, bij voorkeur de frak-ties Cg tot C12 van alkylbenzenen, zoals xyleenmengsels, gealkyleerde naftalenen of tetrahydronaftaleen, alifatische of cycloalifatische koolwaterstoffen, zoals paraffinen of cyclohexaan, alcoholen, zoals ethanol, propanol of butanol, glycolen alsmede de ethers en esters daarvan, zoals propyleenglycol, dipropyleenglycolether, ethyleenglycol of ethyleen-glycolmono-methyl- of -ethyl-ether, ketonen, zoals cyclohexanon, isoforon of diacetonalcohol, sterk polaire oplosmiddelen, zoals N-methylpyrrolid-2-on, dimethylsulfoxide of Ν,Ν-dimethylformamide, water, eventueel ge-ëpoxydeerde plantaardige oliën, zoals eventueel geëpoxydeerde raap-, ricinus-, kokosnoot- of sojaolie, en siliconenoliën.
Als vaste dragerstoffen, b.v. voor stuif middelen en dispergeerbare poeders, worden in de regel natuurlijk steenmeel gebruikt, zoals calciet, talk, kaolien, montmorilloniet of attapulgiet. Voor het verbeteren van de fysische eigenschappen kunnen ook hoogdisperse kiezelzuren of hoogdisper-se absorberende polymeren worden toegevoegd. Als korrelvormige, adsorberende granulaatdragers komen poreuze soorten, zoals puimsteen, gebroken tegels, sepioliet of bentoniet, en als niet adsorberende dragermaterialen calciet of zand in aanmerking. Bovendien kan een veelvoud van gegranuleerde materialen van anorganische of organische aard, in het bijzonder dolomiet of verkleinde plantenresten, worden gebruikt.
Als oppervlakte-aktieve verbindingen komen, afhankelijk van het soort van de te formuleren werkzame stof, niet-ionogene, kationogene en/of anionogene tensiden of tensiden-mengsels met goede emulgeer-, dispergeer- en bevochtigingseigenschappen in aanmerking. De hierna genoemde tensiden moeten daarbij alleen als voorbeelden worden beschouwd; in de desbetreffende literatuur worden vele verdere in de formulerings-techniek gebruikelijke en volgens de uitvinding geschikte tensiden beschreven.
Als niet-ionogene tensiden komen op de eerste plaats polyglycol-ether-derivaten van alifatische of cycloalifatische alcoholen, verzadigde of onverzadigde vetzuren en alkylfenolen in aanmerking, die 3 tot 30 glycolether-groepen en 8 tot 20 koolstof atomen in de (alifatische) koolwaters tof groep en 6 tot 18 koolstof atomen in de alkylgroep van de alkylfenolen kunnen bevatten. Verder zijn in water oplosbare, 20 tot 250 ethyleenglycolether- en 10 tot 100 propyleenglycolether-groepen bevattende polyethyleenoxide-addukten aan polypropyleenglycol, ethyleendiamino-polypropyleenglycol en alkylpolypropyleenglycol met 1 tot 10 koolstof-atomen in de alkylketen geschikt. De genoemde verbindingen bevatten gewoonlijk per propyleenglycol-eenheid 1 tot 5 ethyleenglycol-eenheden. Als voorbeelden worden nonylfenolpolyethoxyethanolen, ricinusoliepolyglycol-ethers, polypropeen-polyethyleenoxide-addukten, tributylfenoxypolyethoxy-ethanol, polyethyleenglycol en octylfenoxypolyethoxyethanol genoemd. Verder komen vetzuuresters van polyoxyethyleensorbitan, zoals polyoxy-ethyleensorbitan-trioleaat, in aanmerking.
Bij de kationogene tensiden gaat het vooral om quaternaire ammonium-zouten, die als substituenten ten minste één alkylgroep met 8 tot 22 C-atomen en als verdere substituenten kleine, eventueel gehalogeneerde, alkyl-, benzyl- of kleine hydroxyalkyl-groepen bevatten. De zouten zijn bij voorkeur als halogeniden, methylsulfaten of ethylsulfaten aanwezig. Voorbeelden zijn stearyltrimethylammoniumchloride en benzyl-di-(2-chloor-ethyl)-ethylammoniumbromide.
Geschikte anionogene tensiden kunnen zowel in water oplosbare zepen als ook in water oplosbare synthetische oppervlakte-aktieve verbindingen zijn. Als zepen, zijn de alkali-, aardalkalimetaal- en eventueel gesubstitueerde ammoniumzouten van hogere vetzuren (C10-C22) geschikt, zoals de natrium- of kalium-zouten van olie- of stearinezuur, of van natuurlijke vetzuurmengsels, die bijvoorbeeld uit kokosnoot- of tallolie kunnen worden gewonnen; verder moeten ook de vetzuurmethyl-taurine-zouten worden genoemd. Vaker worden echter synthetische tensiden gebruikt, in het bijzonder vetsulfonaten, vetsulfaten, gesulfoneerde benzimidazool-derivaten of alkylarylsulfonaten. De vetsulfonaten en -sulfaten zijn in de regel als alkali-, aardalkalimetaal- of eventueel gesubstitueerde ammoniumzou-ten aanwezig en hebben in het algemeen een alkylgroep met 8 tot 22 C-atomen, waarbij alkyl ook het alkyl-gedeelte van acylgroepen omvat; als voorbeeld worden het natrium- of calciumzout van ligninesulfonzuur, van de dodecylzwavelzuurester of van een uit natuurlijke vetzuren bereid vetalcoholsulfaatmengsel genoemd. Hiertoe behoren ook de zouten van de zwavelzuuresters en sulfonzuren van vetalcoholethyleenoxide-addukten. De gesulfoneerde benzimidazool-derivaten bevatten bij voorkeur 2 sulfonzuur-groepen en één vetzuurgroep met ongeveer 8 tot 22 C-atomen. Alkylarylsulfonaten zijn bijvoorbeeld de natrium-, calcium- of triethanolammonium-zouten van dodecylbenzeensulfonzuur, van dibutylnaftaleensulfonzuur of van een naftaleensulfonzuur-formaldehyd-condensatieprodukt. Verder komen ook desbetreffende fosfaten, zoals zouten van de fosforzuuresters van een p-nonylfenol-(4-1*0-ethyleenoxide-addukt of fosfolipiden, in aanmerking.
De middelen bevatten in de regel 0,1 tot 99#. in het bijzonder 0,1 tot 95?·» werkzame stof en 1 tot 99.9#» in het bijzonder 5 tot 99.9#. van - ten minste - een vaste of vloeibare hulpstof, waarbij in de regel 0 tot 25#. in het bijzonder 0,1 tot 20#, van de middelen tensiden kunnen zijn (% betekent steeds gewichtsprocent). Terwijl voor handelswaar eerder aan geconcentreerde middelen de voorkeur wordt gegeven, gebruikt de eindgebruiker in de regel verdunde middelen, die een aanzienlijk geringere concentratie aan werkzame stof bevatten. Middelen die de voorkeur hebben worden in het bijzonder als volgt samengesteld (#=gewichtsprocent):
EmulgRRrbare concentraten;
Werkzame stof: 1 tot 90#, bij voorkeur 5 tot 20#
Tenside: 1 tot 30#, bij voorkeur 10 tot 20#
Oplosmiddel: 5 tot 98#. bij voorkeur 70 tot 85#
Stuifmiddel:
Werkzame stof: 0,1 tot 10#, bij voorkeur 0,1 tot 1#
Vaste drager: 99.9 tot 90#, bij voorkeur 99.9 tot 99#
Susoensieconcentraten:
Werkzame stof: 5 tot 75#. bij voorkeur 10 tot 50#
Water: 94 tot 24#, bij voorkeur 88 tot 30#
Tenside: 1 tot 40%, bij voorkeur 2 tot 30#
Bevochtierbare poeders:
Werkzame stof: 0,5 tot 90%, bij voorkeur 1 tot 80%
Tenside: 0,5 tot 20%, bij voorkeur 1 tot 15%
Vaste drager: 5 tot 99%» bij voorkeur 15 tot 9&%
Granulaten!
Werkzame stof: 0,5 tot 30%. bij voorkeur 3 tot 15%
Vaste drager: 99*5 tot 70%, bij voorkeur 97 tot 85%
De werking van de middelen volgens de uitvinding kan door het toevoegen van andere, b.v. insekticide, akaricide en/of fungicide werkzame stoffen aanzienlijk verbreed en aan gegeven omstandigheden aangepast worden. Als toevoegsels voor de werkzame stof komen daarbij b.v. vertegenwoordigers van de volgende klassen van werkzame stoffen in aanmerking: organische fosforverbindingen, nitrofenolen en derivaten, formamidinen, urea, carbamaten, pyrethroïden, gechloreerde koolwaterstoffen en Bacillus thuringiensis-preparaten. De middelen volgens de uitvinding kunnen ook verdere vaste of vloeibare hulpstoffen, zoals stabiliseermiddelen, b.v. eventueel geëpoxydeerde plantaardige oliën (b.v. geëpoxydeerde kokosnoot-olie, raapolie of soja-olie), ontschuimingsmiddelen, b.v. siliconenolie, conserveermiddelen, viscositeitsregelaars, bindmiddelen en/of hechtmidde-len, alsmede meststoffen of andere werkzame stoffen voor het bereiken van speciale effekten, b.v. bactericiden, nematiciden, molluskiciden of se-lektieve herbiciden, bevatten.
De middelen volgens de uitvinding worden op bekende wijze bereid, bij afwezigheid van hulpstoffen b.v. door malen en/of zeven, b.v. op een bepaalde korrelgrootte, of persen van een vaste werkzame stof, en bij aanwezigheid van ten minste één hulpstof b.v. door innig mengen en/of malen van de werkzame stof met de hulpstof(fen). Deze werkwijzen voor het bereiden van de middelen volgens de uitvinding en het gebruik van de verbindingen 1 voor het bereiden van deze middelen vormen eveneens onderwerpen van de uitvinding.
Als toepassingswerkwijzen voor de middelen volgens (A), dus werkwijzen voor het bestrijden van insekten volgens (A), komen, afhankelijk van de nagestreefde doelen en gegeven omstandigheden, b.v. sproeien, vernevelen, bestuiven, bestrijken, strooien of gieten in aanmerking. Kenmerkende toepassingsconcentraties liggen daarbij tussen 0,1 en 1000 dpm, bij voorkeur tussen 0,1 en 500 dpm, werkzame stof. In het bijzonder worden sproei-oplossingen met concentraties van de werkzame stof van 50, 100, 200, 300 of 500 dpm gebruikt. De toegepaste hoeveelheden per hectare bedragen in het algemeen 1 tot 2000 g werkzame stof per hectare, in het bijzonder 10 tot 1000 g/ha, bij voorkeur 20 tot 600 g/ha. Gebruikte hoeveelheden van 100, 200, 250, 300, 400 of 450 g werkzame stof per hectare hebben de voorkeur. Gebruikte hoeveelheden van 0,25, 0,75, 1,0 of 2,0 g werkzame stof per boom hebben bij de toepassing in boomcultures de voorkeur. Een toepassingswerkwijze voor de middelen volgens (A) die de voorkeur heeft is het opbrengen op de bladeren van de planten (bladtoedie-ning), waarbij de toedieningsfrequentie en de gebruikte hoeveelheid aan de aantastingsdruk van het betreffende insekt kunnen worden aangepast. De werkzame stof kan echter ook door de wortelen in de planten worden opgenomen (systemische werking), doordat men de standplaats van de planten met een vloeibaar middel drenkt of de werkzame stof in vaste vorm in de standplaats van de planten, b.v. in de bodem, inbrengt, b.v. in de vorm van granulaat (bodemtoediening). Bij waterrijst-cultures kan men dergelijke granulaten aan het overstroomde rijstveld toevoegen.
Toepassingswerkwijzen voor de middelen volgens (B), dus werkwijzen voor de bescherming van zaaigoed van planten, dat volgens de uitvinding ieder plantaardig materiaal omvat waaruit zich na het planten of uitzaaien op de plaats van het planten of zaaien volledige planten kunnen ontwikkelen, b.v. kiemen, rizomen, pootplanten, stekken of in het bijzonder zaadgoed (zaden), zoals vruchten, knollen, korrels of bollen, tegen aantasting door ongedierte, worden b.v. gekenmerkt, doordat desbetreffende middelen op een zodanige wijze worden toegepast, dat de toediening daarvan in de buurt van of samen met het planten of zaaien van het zaaigoed op de plaats van het planten of het zaaien plaatsvindt. Het aanbrengen van deze middelen in de buurt van het planten of zaaien van het zaaigoed op de plaats van het planten of zaaien vindt daarbij volgens de uitvinding, bij voorkeur vóór het planten of zaaien van het zaaigoed, plaats door het rechtstreeks toedienen van de middelen op de plaats van het planten of zaaien van het zaaigoed, b.v. bij voorkeur vóór het uitzaaien, in de voren of op een nauw begrenst oppervlak rond de plaats van het planten of zaaien van het zaaigoed, waarbij deze toediening aan de bodem volgens (B) b.v. op analoge wijze als de hiervoor beschreven toediening aan de bodem volgens (A) kan worden uitgevoerd. De toediening van de desbetreffende middelen, die ruimtelijk samen met het planten of zaaien van het zaaigoed op de plaats van het planten of zaaien plaatsvindt, moet volgens de uitvinding zodanig worden begrepen, dat met deze middelen voorbehandeld zaaigoed op de plaats van het planten of zaaien wordt geplant of gezaaid, waarbij, afhankelijk van de nagestreefde doelen en gegeven omstandigheden, de voorbehandeling van het zaaigoed b.v. kan plaatsvinden doordat het zaaigoed met de middelen wordt besproeid, verneveld, bestoven, bestreken, bestrooid of begoten, of, in het geval van zaadgoed ook in het bijzonder doordat het zaadgoed wordt gebeitst. Bij het beitsen van het zaadgoed volgens de uitvinding, d.w.z. bij het droge, vochtige, natte of slibbeitsen, wordt aan het zaadgoed vóór het zaaien in een beitsinrichting een geschikt ongediertebestrijdingsmiddel volgens (B) toegevoegd en wordt het middel, b.v. door roeren van de inhoud van de beitsinrichting en/of roteren en/of schudden van de totale beitsinrichting, gelijkmatig over het zaadgoed verdeeld. Bijzondere uitvoeringsvormen van dit beitsen worden b.v. gekenmerkt doordat het zaadgoed in een vloeibaar middel wordt ondergedompeld, dat het zaadgoed met een vast middel wordt bekleed (zaadgoed-bekleding; Sead Coating) of dat door toevoegen van het middel aan het voor het voorzwellen van het zaadgoed gebruikte water een indringen van de werkzame stof in het zaadgoed wordt bereikt (zwellen van zaadgoed; Sead Soaking). Bij het beitsen van het zaadgoed volgens de uitvinding liggen de kenmerkende gebruikte hoeveelheden van de toegepaste middelen b.v. tussen 0,1 en 20 g werkzame stof per kg zaadgoed, in het bijzonder tussen 0,5 en 15 g/kg, bij voorkeur tussen 1 en 10 g/kg, terwijl voor de overige toepassingswerkwijzen volgens ' (B) als kenmerkende toepassingsconcentraties en gebruikte hoeveelheden die in aanmerking komen, die hiervoor voor de toepassingswerkwijzen volgens (A) worden genoemd. Het beitsen van het zaadgoed volgens de uitvinding munt in het bijzonder uit doordat, vanwege de geringe toxiciteit van de gebruikte werkzame stof, bij vogels een goede tolerantie ten opzichte van het gebeitste zaadgoed wordt waargenomen, b.v. bij die vogels, die er in de vrije natuur als zaadgoedrovers naar neigen om zaadgoed van nieuw bezaaide velden op te nemen, zoals gorsen, merels, lijsters, eenden, fazanten, vinken, ganzen, hennepvinken, kippen, kraaien, leeuwerikken, mezen, meeuwen, raven, patrijzen, houtduiven, putters, duiven of sijsjes. Het beitsen van zaadgoed volgens de uitvinding omvat ook het beitsen van zaadgoedvoorraden.
Het volgens de uitvinding voorbehandelde zaaigoed van planten dat geschikt is voor de handel vormt een verder onderwerp van de uitvinding.
De volgende voorbeelden dienen voor het toelichten van de uitvinding. Temperaturen worden in graden celcius weergegeven.
Formulerinesvoorbeelden (j£=gewichtsprocent)
Voorbeeld F Ir Oplossingen a) b) c) d)
Werkzame stof 80% 10# 3% 95%
Ethyleenglycol-monomethylether 20% -
Polyethyleenglycol MG 400 - 70% N-methyl-2-pyrrolidon - 20%
Geëpoxydeerde kokosnootolie - - 1% 3%
Benzine (kooktraject 160-190°) - - 94#
De oplossingen zijn voor de toepassing in de vorm van zeer kleine druppeltjes geschikt.
Voorbeeld F II; Granulaten a) b) c) d)
Werkzame stof 3% 10% 8% 21%
Kaolien 94* - 79% 54#
Hoogdispers kiezelzuur 1% - 13# 7%
Attapulgiet - 90# - 18#
De werkzame stof wordt opgelost in dichloormethaan. de oplossing wordt op de drager gesproeid en het oplosmiddel wordt vervolgens onder vacuum afgedampt.
Voorbeeld F III: Stuifmiddelen a) b)
Werkzame stof 2# 5#
Hoogdispers kiezelzuur 1# 3%
Talk 97#
Kaolien - 90#
Door innig mengen van de dragers met de werkzame stof verkrijgt men stuifmiddelen die gereed zijn voor gebruik.
Voorbeeld F IVi spuitnoeders
Werkzame stof 25#
Natriumsulfaat 5#
Ricinusolie-polyethyleenglycolether (36-37 mol EO) 10#
Siliconenolie 1#
Agridex 2#
Hoogdispers kiezelzuur 10#
Kaolien-poeder 37#
Sulfiet afvalloog-poeder 5#
Ultravon W-300# (l-benzyl-2-heptadecyl-benzimidazool-Χ,Χ*-disulfonzuur-dinatriumzout) 5#
De werkzame stof wordt met de toevoegsels gemengd en het mengsel wordt in een geschikte molen gemalen. Men verkrijgt spuitpoeders die met water tot suspensies met iedere gewenste concentratie kunnen worden verdund.
Voorbeeld F V: Stuifmiddelen a) b)
Werkzame stof 5# 8#
Talk 95#
Kaolien - 92#
Men verkrijgt stuifmiddelen die klaar zijn voor gebruik, doordat de werkzame stof met de drager wordt gemengd én het mengsel in een geschikte molen wordt gemalen.
Voorbeeld F VI: Granulaat uit een extrudeerinrichting Werkzame stof 10#
Na-ligninesulfonaat 2#
Carboxymethylcellulose 1#
Kaolien 87#
De werkzame stof wordt met de toevoegsels gemengd en het mengsel wordt gemalen en met water bevochtigd. Het vochtige mengsel wordt ge-ëxtrudeerd en gegranuleerd en het granulaat wordt vervolgens in een luchtstroom gedroogd.
Voorbeeld F VII! Omhullingsgranulaat Werkzame stof 3#
Polyethyleenglycol (MG 200) 3#
Kaolien 9^#
De fijngemalen werkzame stof wordt in een menginrichting gelijkmatig op het met polyethyleenglycol bevochtigde kaolien opgebracht. Op deze wijze verkrijgt men stuifvrije omhullingsgranulaten.
Voorbeeld F VIII: Suspensie-concentraat Werkzame stof 40#
Ethyleenglycol 10#
Nonylfenolpolyethyleenglycolether (15 mol EO) 6#
Na-ligninesulfonaat 10#
Carboxymethylcellulose 1#
Oplossing van formaldehyd in water (37#) 0,2#
Emulsie van siliconenolie in water (75#) 0,8#
Water 32#
De fijngemalen werkzame stof wordt innig gemengd met de toevoegsels. Op deze wijze verkrijgt men een suspensie-concentraat, waaruit door verdunnen met water suspensies met iedere gewenste concentratie kunnen worden bereid.
Voorbeeld F IX: Emulsie-concentraten a) b) c)
Werkzame stof 23% k0% 30%
Ca-dodecylbenzeensulfonaat 3% 8j* 6%
Ricinusoliepolyethyleenglycolether (36 mol EO) 3%
Tributylfenolpolyethyleenglycolether {30 mol EO) - 12% 4#
Cyclohexanon - 13% 20%
Xyleen-mengsel 63% 23% 20%
Uit dergelijke concentraten kunnen door verdunnen met water emulsies met iedere gewenste concentratie worden bereid.
Voorbeeld F X: Snuitpoeders a) b) c)
Werkzame stof 255· 505· 755£
Na-ligninesulfonaat 55· 55»
Na-laurylsulfaat 3% - 5%
Na-diisobutylnaftaleensulfonaat - 65» 10%
Octylfenolpolyethyleenglycolether (7-8 mol EO) - 2%
Hoogdispers kiezelzuur 55» 105· 105·
Kaolien 625· 275*
De werkzame stof wordt met de toevoegsels gemengd en het mengsel wordt in een geschikte molen gemalen. Men verkrijgt spuitpoeders die met water tot suspensies met iedere gewenste concentratie kunnen worden verdund.
Voorbeeld F XI: Emulsie-concentraat
Werkzame stof 105·
Octylfenolpolyethyleenglycolether (4-5 mol EO) 35»
Ca-dodecylbenzeensulfonaat 35»
Ricinusoliepolyglycolether (36 mol EO) 45»
Cyclohexanon 305»
Xyleen-mengsel 30%
Uit dit concentraat kunnen door verdunnen met water emulsies met iedere gewenste concentratie worden bereid.
Biologische voorbeelden (# = gewichtsprocent, voor zover niet anders is aangegeven)
Voorbeeld B I: Werking tegen Bemisia tabaci
Planten van stambonen worden in kooien van gaas geplaatst en met volwassene van Bemisia tabaci belegd. Nadat eitjes fcijn gelegd worden alle volwassene verwijderd. 10 dagen later worden de planten met de nimfen die zich daarop bevinden met een waterige suspensie-sproeioplossing, die 50 dpm werkzame stof bevat, besproeid. Na nog eens ik dagen wordt het procentuele uitkomen van de eitjes in vergelijking met niet behandelde controle-opstellingen geëvalueerd. Verbindingen met de formule 1 tonen bij deze test een 100# werking.
Voorbeeld B II: Werking tegen Nilanarvata lugens
Twee weken oude rijstplanten worden met een waterige suspensie-sproeioplossing, die 50 dpm werkzame stof bevat, behandeld. Na het opdrogen van de sproeibedekking worden de planten met nimfen van Nilaparvata lugens belegd en vervolgens lk dagen bij 28° bewaard. Daarna vindt de evaluatie plaats. Uit het vergelijken van het aantal pas uitgekomen nimfen van de volgende generatie op de behandelde en op niet behandelde planten wordt de procentuele vermindering van de volgende generatie (# werking) bepaald. Verbindingen met de formule 1 tonen bij deze test een 100# werking.
Voorbeeld B III: Beitswerking tegen Nilanarvata lugens
In een glazen fles of een houder van kunststof vult men 100 g rijst-zaden en een zodanige hoeveelheid van een formulering van de werkzame stof, dat een verhouding van 0,1, 1 of 10 g werkzame stof per kg zaad wordt bereikt. Door draaien en/of schudden van de inhoud wordt de werkzame stof gelijkmatig op het oppervlak van de zaden verdeeld. De op die wijze gebeitste zaden worden in bloempotten gepoot. De jonge planten worden na het opkomen 2 weken in een kas gekweekt en vervolgens in cylinders van plexiglas met ieder 20 nimfen (N-3) van Nilaparvata Lugens belegd. De cylinders worden afgesloten met een net. 5 dagen na het beleggen vindt de evaluatie plaats. Uit het vergelijken van het aantal overlevende individuen op de uit de gebeitste zaden gekweekte en op uit niet gebeitste zaden gekweekte planten wordt de procentuele vermindering van de populatie (# werking) bepaald. Verbindingen met de formule 1 tonen bij deze test een goede werking.
Voorbeeld B IV: Beitswerking tegen Aphis fabae
In een glazen fles of een houder van kunststof vult men 100 g bonenzaden en een zodanige hoeveelheid van een formulering van de werkzame stof, dat een verhouding van 0,1, 1 of 10 g werkzame stof per kg zaad wordt bereikt. Door draaien en/of schudden van de inhoud wordt de werkzame stof gelijkmatig op het oppervlak van de zaden verdeeld. De op die wijze gebeitste zaden worden In bloempotten (3 zaden per pot) gepoot. De jonge planten worden tot het 2-blad-stadium bij 25 tot 30*0 in een kas gekweekt en vervolgens met Aphis fabae belegd. 6 dagen na het beleggen vindt de evaluatie plaats. Uit het vergelijken van het aantal overlevende individuen op de uit de gebeitste zaden gekweekte en op uit niet gebeitste zaden gekweekte planten wordt de procentuele vermindering van de populatie (% werking) bepaald. Verbindingen met de formule 1 tonen bij deze test een goede werking.
Voorbeeld B V: Beitswerking tegen Mvzus persicae
In een glazen fles of een houder van kunststof vult men 100 g sui-kerbietzaden en een zodanige hoeveelheid van een, uit een spuitpoeder en iets water bereide, pasta-formulering van de werkzame stof, dat een verhouding van 0,1, 1 of 10 g werkzame stof per kg zaad wordt bereikt. Hen laat het afgesloten beitsvat zo lang op een rolbank bewegen, tot de pasta zich gelijkmatig op het oppervlak van de zaden heeft verdeeld. De op die wijze gebeitste (van een bekleding voorziene) zaden worden gedroogd en in kunststof-potten in löss gepoot. De kiemen worden bij 2h tot 26eC, een relatieve luchtvochtigheid van 50 tot 60% en een belichtingsduur van 14 uur per dag in een kas gekweekt. 4 weken na het ontkiemen worden de 10 cm hoge planten met een mengpopulatie van Myzus persicae belegd. 2 en 7 dagen na het beleggen vindt de evaluatie plaats. Uit het vergelijken van het aantal overlevende individuen op de uit de gebeitste zaden gekweekte en op uit niet gebeitste zaden gekweekte planten wordt de procentuele vermindering van de populatie {% werking) bepaald. Verbindingen met de formule 1 tonen bij deze test een goede werking.

Claims (35)

1. Werkwijze voor het bestrijden van insekten, volgens welke een insekticide, dat ten minste een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, als werkzame stof en eventueel ten minste een hulpstof bevat, op de insekten of het leefgebied daarvan wordt aangebracht, met het kenmerk, dat insekten van de, tot de orde Homoptera behorende, families Aleyrodidae, Cicadellidae en Delphacidae, insekten van de genera Acyrthosiphon, Brachycaudus, Brevicoryne, Dysaphis, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon, Rhopalosiphum, Ssappaphis, Schizaphis en Toxoptera uit de, tot de orde Homoptera behorende, familie Aphididae en insekten van de, tot de genus Aphis behorende, species Aphis gossypii en Aphis pomi uit de, tot de orde Homoptera behorende, familie Aphididae worden bestreden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de werkzame stof in vrije vorm wordt gebruikt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat insekten van de familie Aleyrodidae worden bestreden.
4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 3. met het kenmerk, dat insekten van de genera Bemisia en Trialeurodes worden bestreden.
5· Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat insekten van de species Bemisia tabaci worden bestreden.
6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat insekten van de species Trialeurodes vaporariorum worden bestreden.
7· Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat insekten van de familie Cicadellidae worden bestreden.
8. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2 en 7» met het ken-merk, dat insekten van de genera Empoasca en Erythroneura worden bestreden.
9· Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat insekten van de familie Delphacidae worden bestreden.
10. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2 en 9. met het kenmerk. dat insekten van de genera Laodelphax en Nilaparvata worden bestreden.
11. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat insekten van de genera Acyrthosiphon, Brachycaudus, Brevicoryne, Dysaphis, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon, Rhopalosiphum, Sappaphis, Schizaphis en Toxoptera uit de familie Aphididae worden bestreden.
12. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2 en 11, met het kenmerk, dat insekten van de genera Acyrthosiphon, Brevicoryne, Hyalopterus· Macrosiphum, Phorodon, Sappaphis, Schizaphis en Toxoptera worden bestreden.
13. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2, 11 en 12, met het kenmerk, dat insekten van de genera Brevicoryne, Hyalopterus, Macrosiphum, Phorodon en Toxoptera worden bestreden.
14. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2 en 11 tot 13. met het kenmerk, dat insekten van de species Macrosiphum euphorbiae worden bestreden.
15. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat insekten van de species Aphis gossypii en Aphis pomi uit de genus Aphis uit de familie Aphididae worden bestreden.
16. Werkwijze volgens een van de conclusies 1, 2 en 15. met het kenmerk, dat insekten van de species Aphis gossypii worden bestreden.
17. Insektenbestrijdingsmiddel voor toepassing bij een werkwijze zoals in conclusie 1 is beschreven, met het kenmerk, dat het middel ten minste een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, als werkzame stof en eventueel ten minste een hulpstof bevat.
18. Werkwijze voor de bereiding van een, ten minste een hulpstof bevattend, middel zoals in conclusie 17 is beschreven, met het, irpnmprfr. dat men de werkzame stof innig met de hulpstof (fen) mengt en/of maalt.
19. Toepassing van een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, voor de bereiding van een middel zoals in conclusie 17 is beschreven.
20. Toepassing van een middel zoals in conclusie 17 is beschreven bij een werkwijze zoals in conclusie 1 is beschreven.
21. Werkwijze voor de bescherming van zaaigoed van planten en later aangroeiende plantendelen tegen aantasting door ongedierte, met het kenmerk. dat een bestrijdingsmiddel tegen ongedierte, dat ten minste een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, als werkzame stof en eventueel ten minste een hulpstof bevat in de buurt van of ruimtelijk samen met het planten of uitdragen van het zaaigoed op de plaats van het planten of het uitdragen wordt toegepast.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de werkzame stof in vrije vorm wordt gebruikt.
23. Werkwijze volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat het bij het plantaardige zaaigoed om kiemen, rizomen, pootgoed, stekken of zaadgoed gaat.
24. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 23, met het kenmerk. dat het bij het zaadgoed om vruchten, knollen, granen of bolgewassen gaat.
25. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 24, met het kenmerk. dat het bij het ongedierte om dierlijk ongedierte gaat.
26. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 25, met het kenmerk. dat het bij het dierlijke ongedierte om insekten of vertegenwoordigers van de orde Acarina gaat.
27. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 26, met het kenmerk. dat de toepassing van het middel in de vorm van aanbrengen op de bodem rechtstreeks op de plaats van het planten of uitdragen van het zaaigoed of op een nauw begrenst oppervlak rond de plaats van het planten of uitdragen van het zaaigoed plaatsvindt.
28. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 27» met het kenmerk. dat de toepassing van het middel in de vorm van aanbrengen in de bodem in de voren plaatsvindt.
29. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 26, met het kenmerk. dat de toepassing van het middel op een zodanige wijze plaatsvindt, dat zaaigoed dat is voorbehandeld met het middel op de plaats van het planten of het uitdragen wordt geplant of uitgedragen.
30. Werkwijze volgens een van de conclusies 21 tot 26 en 29» met het kenmerk, dat het bij het voorbehandelen van het zaaigoed om het beitsen van zaadgoed gaat.
31. Bestrijdingsmiddel tegen ongedierte voor toepassing bij een werkwijze zoals in conclusie 21 is beschreven, met het kenmerk, dat het middel ten minste een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, als werkzame stof en eventueel ten minste een hulpstof bevat.
32. Werkwijze voor de bereiding van een ten minste een hulpstof bevattend middel zoals in conclusie 31 is beschreven, met het kenmerk, dat men de werkzame stof innig met de hulpstof(fen) mengt en/of maalt. i
33· Toepassing van een verbinding met de formule 1 van het formuleblad, in vrije vorm of in agrochemisch bruikbare zoutvorm, voor de bereiding van een middel zoals in conclusie 31 is beschreven.
34. Toepassing van een middel zoals in conclusie 31 is beschreven bij een werkwijze zoals in conclusie 21 is beschreven.
35· Zaaigoed van planten dat volgens de werkwijze die in conclusie 29 of 30 is beschreven, is voorbehandeld.
NL9301565A 1992-09-10 1993-09-09 Werkwijze voor het bestrijden van insekten. NL9301565A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH284792 1992-09-10
CH2847/92A CH684673A5 (de) 1992-09-10 1992-09-10 Verfahren zur Insektenbekämpfung.
CH355892 1992-11-20
CH355892 1992-11-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301565A true NL9301565A (nl) 1994-04-05

Family

ID=25691551

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301565A NL9301565A (nl) 1992-09-10 1993-09-09 Werkwijze voor het bestrijden van insekten.

Country Status (32)

Country Link
US (1) US5646145A (nl)
JP (1) JP3567333B2 (nl)
KR (1) KR100294772B1 (nl)
CN (1) CN1043947C (nl)
AT (1) AT401455B (nl)
AU (1) AU676181B2 (nl)
BE (1) BE1006552A3 (nl)
BR (1) BR9303739A (nl)
CA (1) CA2105723C (nl)
CZ (1) CZ286333B6 (nl)
DE (1) DE4330281B9 (nl)
EG (1) EG20178A (nl)
ES (1) ES2105927B1 (nl)
FR (1) FR2695298B1 (nl)
GB (1) GB2270469B (nl)
GR (1) GR930100369A (nl)
HR (1) HRP931164B1 (nl)
HU (1) HU219051B (nl)
IL (1) IL106874A (nl)
IT (1) IT1287887B1 (nl)
LU (1) LU88401A1 (nl)
MA (1) MA22974A1 (nl)
MX (1) MX9305198A (nl)
MY (1) MY121190A (nl)
NL (1) NL9301565A (nl)
NZ (1) NZ248613A (nl)
PH (1) PH31683A (nl)
PT (1) PT101358B (nl)
RO (1) RO112566B1 (nl)
SK (1) SK96293A3 (nl)
TR (1) TR27435A (nl)
ZW (1) ZW11893A1 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3810480B2 (ja) * 1996-05-30 2006-08-16 バイエルクロップサイエンス株式会社 殺菌殺虫組成物
JP2001527026A (ja) * 1997-12-23 2001-12-25 ノバルティス ファーマ アクチエンゲゼルシャフト 有害生物防除におけるマクロライド類の使用
US7167420B2 (en) 2001-12-21 2007-01-23 Kitagawa Industries Co., Ltd Timepiece including base plate formed of resin and wheel train
JP4599943B2 (ja) * 2004-08-27 2010-12-15 住友化学株式会社 コナジラミ類防除剤
EP2002722A1 (en) * 2007-06-15 2008-12-17 Syngeta Participations AG Methods of controlling insects
GB0811300D0 (en) * 2008-06-19 2008-07-30 Syngenta Participations Ag Methods of controlling neonicotinoid resistant insects
CN101637163B (zh) * 2009-09-07 2012-07-04 山东农业大学 一种含哒螨灵和吡蚜酮的农药组合物
EP2608665B1 (fr) 2010-08-23 2014-08-06 Université de Liège Utilisation d'une composition comme attractant d'auxiliaires
CN103875705B (zh) * 2014-03-20 2015-10-21 陈光敏 一种含吡蚜酮和噻唑磷的农药颗粒剂

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0314615B1 (de) * 1987-10-16 1995-04-26 Ciba-Geigy Ag Schädlingsbekämpfungsmittel
DE59008914D1 (de) * 1989-04-06 1995-05-24 Ciba Geigy Ag Pyridyl-methylenamino-1,2,4-triazinone.
US5179094A (en) * 1989-04-06 1993-01-12 Ciba-Geigy Corporation Pest control agents

Also Published As

Publication number Publication date
AU4625493A (en) 1994-03-17
ES2105927A1 (es) 1997-10-16
IL106874A (en) 2000-02-17
ATA182793A (de) 1996-02-15
CZ186893A3 (en) 1994-04-13
GB2270469B (en) 1996-05-08
CZ286333B6 (cs) 2000-03-15
MY121190A (en) 2006-01-28
GB2270469A (en) 1994-03-16
PH31683A (en) 1999-01-18
FR2695298B1 (fr) 1995-06-02
CN1086957A (zh) 1994-05-25
AT401455B (de) 1996-09-25
HRP931164B1 (en) 2000-06-30
US5646145A (en) 1997-07-08
ES2105927B1 (es) 1998-07-01
KR100294772B1 (ko) 2001-11-30
HUT69068A (en) 1995-08-28
PT101358B (pt) 2000-01-31
CN1043947C (zh) 1999-07-07
ITMI931935A1 (it) 1995-03-09
GB9318448D0 (en) 1993-10-20
DE4330281B4 (de) 2005-04-07
IL106874A0 (en) 1993-12-28
ITMI931935A0 (it) 1993-09-09
NZ248613A (en) 1996-03-26
HRP931164A2 (en) 1996-04-30
RO112566B1 (ro) 1997-11-28
BE1006552A3 (fr) 1994-10-11
LU88401A1 (de) 1995-04-05
FR2695298A1 (fr) 1994-03-11
DE4330281A1 (de) 1994-03-17
MA22974A1 (fr) 1994-04-01
EG20178A (en) 1997-09-30
JP3567333B2 (ja) 2004-09-22
MX9305198A (es) 1994-03-31
GR930100369A (el) 1994-05-31
SK96293A3 (en) 1994-05-11
HU219051B (hu) 2001-02-28
IT1287887B1 (it) 1998-08-26
CA2105723C (en) 2004-08-24
ZW11893A1 (en) 1994-06-08
AU676181B2 (en) 1997-03-06
DE4330281B9 (de) 2005-09-15
TR27435A (tr) 1995-05-23
PT101358A (pt) 1994-06-30
BR9303739A (pt) 1994-05-10
CA2105723A1 (en) 1994-03-11
HU9302558D0 (en) 1993-11-29
JPH06192014A (ja) 1994-07-12
KR940006469A (ko) 1994-04-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0765120B1 (en) Synergistic compositions comprising lufenuron and profenofos
AU718062B2 (en) Pesticidal composition
EP0915656B1 (en) Pesticidal composition
AU676181B2 (en) Method of controlling insects
AU736623B2 (en) Pesticidal composition
WO1996004284A1 (en) Insecticidal polycyclic compounds
WO1997002748A1 (en) Synergistic pesticidal composition of diafenthiuron and hexythiazox
CA2616852C (en) Pesticidal composition comprising thiamethoxam and diafenthiuron, fluazuron or lufenuron
CH685661A5 (de) Verfahren zur Insektenbekämpfung.
HRP950057A2 (en) Process for protecting and keeping objects made of natural materials, particularly artistic works
WO1997002746A1 (en) Synergistic pesticidal composition of diafenthiuron and tebufenpyrad
MXPA96006168A (en) Synergist composition
MXPA99009674A (en) Pesticidal composition

Legal Events

Date Code Title Description
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: NOVARTIS AG