NL9301370A - Motorvoertuig met instelbare wielpositie. - Google Patents

Description

MOTORVOERTUIG MET INSTELBARE WIELPOSITIE

De uitvinding heeft betrekking op een motorvoertuig voor het voortbewegen en/of aandrijven van landbouwwerktuigen en/of machines omvattende een gestel, ten minste één met het gestel verbonden koppelorgaan voor het aankoppelen van een landbouwwerktuig en/of een machine en ten minste drie wielen die elk op een as zijn gelagerd.

Dergelijke motorvoertuigen bestaan in een grote diversiteit. Een nadeel van de bestaande motorvoertuigen is dat de wieldruk ervan mede afhankelijk is van de positie van het zwaartepunt van het aangekoppelde landbouwwerktuig of de aangekoppelde machine. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de wieldruk van twee voorwielen beperkt is, terwijl de wieldruk van twee achterwielen zeer groot is wanneer er een bepaald landbouwwerktuig aan de achterzijde van het motorvoertuig gekoppeld is. De grote wieldruk van de achterwielen kan leiden tot ongewenste veranderingen aan de ondergrond.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een verbeterd motorvoertuig voor het voortbewegen en het aandrijven van landbouwwerktuigen en/of machines te verschaffen, waarmee de wieldruk beïnvloed kan worden. Daardoor is het mogelijk de totale wieldruk zo over de wielen te verdelen dat alle wielen een deel van de totale wieldruk op de ondergrond uitoefenen. De grootst op de bodem uitgeoefende wieldruk is minimaal indien de wieldruk van alle wielen even groot is, dit is dan ook de ideale situatie.

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een motorvoertuig waarbij ten minste één van de assen in hoofdzaak in het door de assen bepaalde vlak verplaatsbaar is. Door het verplaatsen van de as van ten minste één wiel kan de positie van de wielen zo gekozen worden dat de op het zwaartepunt aangrijpende zwaartekracht van het motorvoertuig met een eventueel daaraan gekoppeld landbouwwerktuig en/of de aangekoppelde machine zoveel mogelijk door het midden van het vlak door de assen gaat. Daardoor zal de zwaartekracht zoveel mogelijk gelijkmatig over de wielen verdeeld worden.

Ten minste één koppelorgaan ligt bij voorkeur binnen de door de assen bepaalde omtrek. Door deze maatregel wordt bereikt dat het zwaartepunt van het motorvoertuig met een aangekoppelde unit al in de nabijheid van het midden van het vlak door de assen ligt. Voor een gelijkmatige verdeling van de wieldruk zal hierdoor slechts een beperkte verstelling van ten minste één as benodigd zijn.

Een voorkeursuitvoering van het motorvoertuig wordt gekenmerkt doordat twee assen op een vaste positie met het gestel verbonden zijn. Deze twee assen zijn bij voorkeur bestuurbaar en worden bij voorkeur aangedreven. Door deze maatregelen ontstaat er een relatief goedkope constructie, waarbij ten minste één verplaatsbare as constructief eenvoudig met het gestel verbindbaar is.

Een andere voorkeursuitvoering van het motorvoertuig wordt gekenmerkt doordat twee assen op een instelbare positie met het gestel verbindbaar zijn. Deze twee assen zijn bij voorkeur in eikaars verlengde gelegen. Deze relatief stabiele constructie is goed bestuurbaar.

Ten minste één van de wielen maakt bij voorkeur deel uit van een met het koppelorgaan verbindbaar landbouwwerktuig of van een met het koppelorgaan verbindbare machine. Zo is de positie van ten minste één wiel afhankelijk van de aangekoppelde unit. Hierdoor wordt het overbodig een wielpositie te veranderen nadat een unit aangekoppeld is. Dit is arbeidsbesparend. Een ander voordeel is dat het gestel niet zodanig groot behoeft te worden uitgevoerd dat het voor alle gewenste wielposities een as kan opnemen.

Het landbouwwerktuig wordt bij voorkeur gevormd door een rol. In dit geval verenigt het landbouwwerktuig de functie van werktuig met die van een wiel.

De uitvinding wordt navolgend onder verwijzing naar de in de figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoe-ringsvoorbeelden verklaard. Hierin toont:

Fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht op een motorvoertuig overeenkomstig de uitvinding met twee vaste en twee verplaatsbare wielen,

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht op een motorvoertuig uit fig. 1, waarbij de verplaatsbare wielen zijn losgekoppeld,

Fig. 3-6 perspectivische aanzichten op een aantal aan de achterzijde van het motorvoertuig uit fig. 1 koppel-bare landbouwwerktuigen,

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht op een aan de voorzijde van het motorvoertuig uit fig. 1 koppelbaar landbouwwerktuig, waarbij de twee verplaatsbare wielen uit fig. 1 worden vervangen door een wiel dat deel uitmaakt van het landbouwwerktuig, en

Fig. 8-10 een drietal zijaanzichten op een aantal samenstellingen van een motorvoertuig overeenkomstig de uitvinding met verschillende aangekoppelde landbouwwerktuigen.

Fig. 1 toont een motorvoertuig 1 met twee vaste wielen 2 en twee verplaatsbare wielen 3. De assen 4 van de verplaatsbare wielen 3 zijn verbonden met kokerconstructies 5 voorzien van instelopeningen 6 waardoor de wielen 3 met behulp van pennen 7 op een instelbare positie met een gestel 8 verbindbaar zijn. Een met het gestel 8 verbonden motor 9 drijft een hydraulische pomp 10 en twee aftakassen 11 aan. De aftakassen 11 zijn geplaatst nabij koppelorganen 12 aan de voor- en achterzijde van het motorvoertuig 1. De hydraulische pomp 10 drijft door middel van in de vaste wielen 2 geplaatste hydraulische motoren 13 de vaste wielen 2 aan. De assen 26 van de vaste wielen 2 zijn met elkaar verbonden door een starre verbindingsas 14 die scharnierbaar met het gestel 8 is verbonden. De vaste wielen 2 zijn onder tussenkomst van een stuurcilinder 15 door een stuur 16 bestuurbaar.

Fig. 2 toont hetzelfde motorvoertuig 1, waarbij de verplaatsbare wielen 3 en de kokerconstructies 5 losgenomen zijn van het gestel 7. Bij het aan de achterzijde van het motorvoertuig koppelen van een in fig. 3 getoonde hefinrich- ting 17 worden de verplaatsbare wielen 3 zo met het gestel 7 verbonden dat het motorvoertuig een relatief korte wielbasis heeft. Bij het aan het motorvoertuig 1 koppelen van een verkruimelaar 18, zoals getoond in fig. 4, zullen de verplaatsbare wielen 3 zo geplaatst worden dat de assen 4 van de wielen 3 zich boven de assen 19 van de wielen 20 van de verkruimelaar 18 bevinden.

Bij het aankoppelen van een in fig. 5 getoonde transportbak 21 met een kipinrichting 22 zullen de wielen 3 zo geplaatst worden dat de wielbasis relatief lang is.

Het is ook mogelijk een in fig. 6 getoonde aan-drukrol 23 te koppelen met het gestel 7. De wielen 3 zijn dan overbodig omdat de aandrukrol 23 de functie van de wielen 3 vervult.

Weer een andere samenstelling wordt, zoals in figuur 7 getoond, verkregen indien een maai-inrichting 24 met de koppelorganen 12 aan de voorzijde van het motorvoertuig 1 wordt gekoppeld. Het zwaartepunt van de samenstelling is nu zo naar voren verschoven dat er een extra ondersteuning aan de voorzijde van het motorvoertuig 1 gewenst is. De verplaatsbare wielen 3 zijn aan de achterzijde overbodig. De maai-inrichting 24 is voorzien van een wiel 25 dat nu de rol van verplaatsbare ondersteuning heeft.

Fig. 8 toont een samenstelling van een motorvoertuig 1 en een transportbak 21 met kipinrichting 22. De verplaatsbare wielen 3 zijn nu zo geplaatst dat het zwaartepunt van de samenstelling nagenoeg boven het midden van de wielbasis ligt waardoor de gravitatiekracht G nagenoeg gelijkmatig over de wielen 2, 3 wordt verdeeld, i Fig. 9 toont een samenstelling van het motorvoer tuig 1 en een verkruimelaar 18. Doordat de verkruimelaar 18 relatief korter is dan de in fig. 8 getoonde transportbak 21 zal het zwaartepunt van de samenstelling meer naar voor liggen dan in de samenstelling van figuur 8. Om nu toch te i bereiken dat het zwaartepunt van de samenstelling nagenoeg boven het midden van de wielbasis ligt, zodat de gravitatiekracht G nagenoeg gelijkmatig over de wielen 2, 3 wordt verdeeld, is de wielbasis in deze situatie korter dan in de in figuur 8 getoonde samenstelling.

Fig. 10 toont een samenstelling van het motorvoertuig 1 en een maai-inrichting 24. Het zwaartepunt van de samenstelling ligt in dit geval, in tegenstelling tot de situatie tot de voorgaande twee figuren, voor de vaste wielen 2. Het is in dit geval noodzakelijk aan de voorzijde, dus voor de vaste wielen 2, een extra ondersteuning te realiseren. Daartoe is de maai-inrichting voorzien van een wiel 25 dat de functie van de verplaatsbare wielen 3 uit de voorgaande figuren 8 en 9 overneemt. Deze wielen 3 zijn daarmee dan ook overbodig geworden.

Claims (9)

1. Motorvoertuig (1) voor het voortbewegen en/of aandrijven van landbouwwerktuigen en/of machines (17, 18, 21, 23, 24) omvattende een gestel (8), ten minste één met het gestel (8) verbonden koppelorgaan (12) voor het aankoppelen van een landbouwwerktuig en/of een machine (17, 18, 21, 23, 24) en ten minste drie wielen (23, 25) die elk op een as (4, 26) zijn gelagerd, waarbij ten minste één van de assen (4) in hoofdzaak in het door de assen (4, 26) bepaalde vlak verplaatsbaar is.

2. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste één koppelorgaan (12) binnen de door de assen (4, 26) bepaalde omtrek ligt.

3. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 1 of conclusie 2, met het kenmerk, dat twee assen (26) op een vaste positie met het gestel (8) verbonden zijn.

4. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de twee assen (26) met vaste positie bestuurbaar zijn.

5. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 3 of conclusie 4, met het kenmerk, dat de twee assen (26) met vaste positie aangedreven worden.

6. Motorvoertuig (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat twee assen (4) op een instelbare positie met het gestel (8) verbindbaar zijn.

7. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de twee assen (4) in eikaars verlengde zijn gelegen.

8. Motorvoertuig (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat ten minste één van de wielen (25) deel uitmaakt van een met het koppelorgaan (12) verbindbaar landbouwwerktuig en/of machine (17, 18, 21, 23, 24) .

9. Motorvoertuig (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het landbouwwerktuig (23) wordt gevormd door een rol.