NL9301207A - Drager, in het bijzonder voor gebruik als boekenplank. - Google Patents

Description

Drager, in het bijzonder voor gebruik als boekenplank.

De uitvinding heeft betrekking op een drager, in het bijzonder voor gebruik als boekenplank.

In de praktijk bekende dragers zoals boekenplanken of boekenrekken bestaan in het algemeen uit één of meer rechte, langwerpige plankvormige lichamen waarop tijdens gebruik de te dragen voorwerpen, i.c. boeken e.d., rusten. Voor het aan een wand bevestigen van deze lichamen is een veelheid van steunmateriaal bekend, zowel voor het ondersteunen van één enkele plank als voor meerdere planken met een onderlinge, desgewenst instelbare, verticale afstand.

De bekende dragers dienen met behulp van afzonderlijke, aan de afmetingen van een drager aangepaste, steunelementen te worden bevestigd. Voor praktische toepassingen is er derhalve een groot assortiment steunmateriaal nodig, hetgeen zowel produktietechnisch als uit oogpunt van voorraadbeheer als nadelig kan worden ervaren. Een ander nadeel ligt in het feit dat voor het monteren van bepaalde steunelementen soms onvoldoende ruimte beschikbaar is en dat deze uit esthetisch oogpunt lang niet altijd wenselijk zijn.

Aan de uitvinding ligt derhalve de opgave ten grondslag een plankvormige drager te verschaffen, welke zonder aanvullende steunelementen aan een wand kan worden bevestigd, voor bijvoorbeeld gebruik als boekenplank.

De uitvinding voorziet daartoe in een drager, omvattende een gekromd plankvormig lichaam met een eerste en tweede langsrand, waarbij de uiteinden van het plankvormige lichaam vanaf een middendeel hiervan in de richting naar de tweede langsrand toelopend zijn gevormd en dwars op vlak van het lichaam in dezelfde richting uitwijken, waarbij de uiteinden bevestigingspunten vormen voor het met de tweede langsrand tegen een wand bevestigen van de drager.

Het draagvlak van de drager wordt in hoofdzaak gevormd door het middendeel hiervan. De naar de uiteinden toelopende vorm van het lichaam heeft tot gevolg dat de tijdens gebruik door de massa van de te dragen voorwerpen in de richting langs de wand op het lichaam uitgeoefende kracht (zwaartekracht), bij de bevestigingspunten resulteert in een kracht nagenoeg dwars op de wand, dus in de langsrichting van schroeven e.d. waarmee de drager aan de wand is bevestigd. Dat wil zeggen juist in de richting waarin deze schroeven e.d. de meeste kracht kunnen opnemen.

Dit anders dan bij rechte, dwars op een wand bevestigde plankvormige lichamen met zich van de eerste naar de tweede langsrand uitstrekkende schroeven. Door de zwaartekracht zal op deze schroeven een krachtmoment dwars op de lengterichting daarvan worden uitgeoefend, met uiteraard een groter risico van breuk daarvan en kantelen van de drager. Door de gekromde vorm van de drager volgens de uitvinding wordt kantelen hiervan effectief verhinderd. Opgemerkt wordt dat uit het Franse octrooischrift 35.206 op zichzelf een boekensteun in de vorm van een gekromde boekenplank bekend is. Het betreft hier echter geen drager voor bevestiging aan een wand.

Ten opzichte van de traditionele, uit de praktijk bekende dragers of boekenplanken onderscheidt de drager volgens de uitvinding zich daardoor dat het draag- en het bevestigings- of ondersteuningsgedeelte tot één geheel zijn verenigd en er geen losse steunelementen, aangepast aan de afmetingen van de drager noodzakelijk zijn.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het plankvormige lichaam concaaf, waarbij de tweede langsrand in een plat vlak is gelegen en de eerste langsrand vanaf het middendeel naar de uiteinden gebogen is uitgevoerd. Deze vorm heeft het voordeel dat er, bij gebruik als boekenplank, geen eindsteunen nodig zijn omdat de boeken vanzelf een, aan de bovenzijde naar elkaar hellende, schuine stand innemen. Een dergelijke drager kan relatief eenvoudig als één geheel worden vervaardigd, bijvoorbeeld gebaseerd op cirkel- of ellipsvormen.

In een weer verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het plankvormige lichaam meerhoekig gekromd uitgevoerd, waarbij de tweede langsrand in een plat vlak is gelegen en de eerste langsrand vanaf het middendeel naar de uiteinden toelopend is uitgevoerd. Met een dergelijke meerhoekige, bijvoorbeeld trapsgewijze, kromming kan de stijfheid van het lichaam worden beïnvloed.

De drager kan over zijn gehele lengte een uniforme dikte hebben. Om de dikte van de drager, en bijgevolg het eigen gewicht hiervan, zoveel mogelijk te reduceren, hetgeen in het bijzonder bij dragers van relatief grote afmetingen gewenst kan zijn, heeft het plankvormige lichaam in een weer verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding nabij de tweede langsrand een grotere dikte dan nabij de eerste langsrand. Door deze vorm wordt bereikt dat de, door de tweede langsrand, op de wand uitgeoefende druk niet onevenredig hoog wordt.

De belastbaarheid van de drager kan, naast uiteraard een geschikte materiaalkeuze en -dikte, verder effectief worden verhoogd door de dikte van het lichaam vanaf de uiteinden naar het middendeel te laten toenemen.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de drager volgens de uitvinding bestaan de bevestigingspunten eenvoudigheidshalve uit nabij de uiteinden van het lichaam van de eerste naar de tweede langsrand doorlopende gaten, voor het hierin aanbrengen van schroeven e.d.

Om verzonken montage van de schroefkoppen mogelijk te maken, kunnen de betreffende gaten desgewenst een vanaf de eerste langsrand afnemende diameter hebben, bij voorkeur een stapsgewijs verlopende diameter, zodat de schroefkoppen met een dopje of dergelijke kunnen worden afgedekt.

De drager volgens de uitvinding kan worden vervaardigd uit een veelheid van materialen, desgewenst vezelversterkt, waaronder bijvoorbeeld hout, vezelplaat, kunststof, karton zoals hergebruikt verpakkingsmateriaal, en van metaal. Hout kan door buigen, lamineren of persen tot een drager volgens de uitvinding worden gevormd, waarbij metaal door buigen, walsen e.d. en kunststof o.a. door spuitgieten of rotatiegieten, buigen of vacuumvormen kan worden verwerkt. Vezelplaat en verpakkingsmateriaal zijn in het bijzonder geschikt om door persen in een bepaalde vorm te brengen.

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van de bijgevoegde tekening nader verklaard.

Fig. 1 toont schematisch, perspectivisch een voorkeursuitvoeringsvorm van de drager volgens de uitvinding.

Fig. 2a, b en c tonen schematisch respectievelijk het aanzicht op het draagvlak van de drager volgens fig. 1, het vooraanzicht en een zijaanzicht hiervan.

Fig. 3 toont schematisch een dwarsdoorsnede op het midden van een drager volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 4 toont schematisch het vooraanzicht van een dragér volgens een weer verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 5a en b tonen schematisch, als doorsnijding van ellipsvormen, het aanzicht op het draagvlak van de drager volgens figuur 1 en het vooraanzicht hiervan.

Fig. 6 toont schematisch, op vergrote schaal, een gedeelte van het aanzicht op het draagvlak van de drager volgens fig. 1 nabij een uiteinde hiervan.

De drager volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals perspectivisch getoond in fig. 1, is als geheel met het verwijzingscijfer 1 aangeduid. De drager 1 omvat een vloeiend gekromd of gewelfd op cirkelvormen gebaseerd plankvormig lichaam 2 met een eerste langsrand 3 en een tweede langsrand 4. Vanaf een relatief breed middendeel 5 neemt de breedte van het lichaam 2 in de richting van zijn uiteinden 6, 7 naar de tweede langsrand 4 af. Hierdoor ontstaat een vloeiend gekromde of gebogen eerste langsrand 3. De tweede langsrand 4 is daarbij recht, dat wil zeggen in een plat vlak gelegen, voor montage op een wand (niet getoond).

Voor bevestiging op een wand is de drager 1 aan zijn uiteinden 6, 7 voorzien van, van de eerste 3 naar de tweede langsrand 4, doorlopende gaten 8, 9. In deze gaten 8, 9 kunnen schroeven of andere geschikte bevestigingselementen worden aangebracht (niet getoond).

Als gevolg van de, naar de tweede langsrand 4 toelopende vorm van de uiteinden 6, 7, die zich in dezelfde richting dwars op het vlak van het lichaam 2 uitstrekken wordt de, door de te steunen voorwerpen op het lichaam 2 werkende kracht in verticale richting, nagenoeg volledig omgezet in een trekkracht in langsrichting van de bevestigingsgaten 8, 9 c.q. de hierin aangebrachte bevestigingsschroeven en wordt kantelen van de drager 1 effectief verhinderd. Omdat de schroeven voornamelijk in hun langsrichting worden belast, waarin zij het sterkst zijn, kan de drager 1 relatief zwaar worden beladen, bijvoorbeeld voor het steunen van boeken.

Bij gebruik als boekenplank ontstaat door de gewelfde vorm van de drager het effect dat de boeken aan hun bovenzijde naar elkaar toe hellen, waardoor aparte eindsteunen, zoals bij rechte, vlakke dragers overbodig zijn. Tevens zorgt deze vorm voor een evenwichtige krachtenverdeling in het materiaal.

Fig, 2a toont een aanzicht op het vlak van het lichaam 2 van de in fig. 1 getoonde drager 1, terwijl fig. 2b het vooraanzicht tegen de eerste langsrand 3 hiervan weergeeft. Het zijaanzicht vanaf het uiteinde 7 is in fig. 2c getoond. Ter illustratie, in een praktische uitvoeringsvorm van de drager volgens de uitvinding bedragen de afmetingen b, h en 1 respectievelijk 210 mm, 100 mm en 1000 mm en zijn de beide kromtestralen r en R respectievelijk 700 mm en 1400 mm groot. Het spreekt vanzelf dat ook andere afmetingen en maatverhoudingen mogelijk zijn.

In fig. 3 is een dwarsdoorsnede op het midden van een drager 10 volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding geïllustreerd. Duidelijk is te zien dat de dikte van het lichaam 11 in de richting van de tweede langsrand 4 toeneemt. Hiermee kan de druk op de wand worden gereduceerd en/of een reductie van het eigen gewicht van de drager 10 worden bewerkstelligd zonder ontoelaatbare hoge druk op de wand.

Fig 4a, b tonen respectievelijk aanzichten op het draagvlak van het lichaam 13 van een drager 12 volgens de uitvinding en een vooraanzicht tegen de eerste langsrand 3 hiervan. Uit het vooraanzicht is duidelijk te zien dat het lichaam 13 in het midden dikker is 'uitgevoerd dan aan de uiteinden. Dit om een nog grotere belasting van de drager 12 in vergelijking tot de drager 1 volgens fig. 1 mogelijk te maken. Ter illustratie, in een praktische uitvoeringsvorm is het lichaam 13 van de drager 12, anders dan de drager 1, met twee kromtestralen R en R' van 1400 mm respectievelijk 1200 mm uitgevoerd. Het zal duidelijk zijn dat ook een combinatie van de dragers volgens fig. 3 en fig. 4a,b mogelijk is.

Uit fig. 5a en b is te zien dat drager 1 als doorsnijding van een ellips 14 en een ellips 15 kan worden geconstrueerd, waarbij fig. 5a weer een aanzicht op het draagvlak van het lichaam 2 toont en fig. 5b het vooraanzicht tegen de eerste langsrand 3.

In figuur 6 is op vergrote schaal een uitvoeringsvorm van één van de bevestigingsgaten 8, 9 van de drager 1 getoond. Het bevestigingsgat 8 heeft een stapsgewijs in de richting van de tweede langsrand 4 afnemende diameter. Het gedeelte 16 met de grootste diameter dient voor het hierin opnemen van de kop van een bevestigingsschroef (niet getoond) voor verzonken montage daarvan. Desgewenst kan vanaf de eerste langsrand 3 een afdekdopje in het gedeelte 16 worden aangebracht, teneinde de schroefkop te camoufleren.

De uitvinding is uiteraard niet beperkt tot dragers met een vloeiend gekromde vorm zoals getoond in de fig. 1 t/m 5. Het is ook mogelijk om een meerhoekig gekromde structuur te construeren, bijvoorbeeld met een bij benadering U-vormig vooraanzicht.

Geschikte materialen, desgewenst vezelversterkt, voor het construeren van een zelfdragende drager volgens de uitvinding zijn kunststof, dat door rotatie/spuitgieten (transfer)persen, lamineren, met bijvoorbeeld verschillende materiaallagen, buigen of vacuumvormen in een gewenste vorm kan worden gebracht, hout, gebogen of gelamineerd, plaatmateriaal zoals vezelplaat en MDF, te verwerken middels persen, metaal en karton zoals hergebruikt verpakkingsmateriaal dat in een gewenste vorm kan worden geperst.

Claims (11)

1. Drager, in het bijzonder voor gebruik als boekenplank, omvattende een gekromd plankvormig lichaam met een eerste en tweede langsrand, met het kenmerk, dat de uiteinden van het plankvormige lichaam vanaf een middendeel hiervan in de richting naar de tweede langsrand toelopend zijn gevormd en dwars op vlak van het lichaam in dezelfde richting uitwijken, waarbij de uiteinden bevestigingspunten vormen voor het met de tweede langsrand tegen een wand bevestigen van de drager.

2. Drager volgens conclusie 1, waarin het plankvormige lichaam concaaf is, waarbij de tweede langsrand in een plat vlak is gelegen en de eerste langsrand vanaf het middendeel naar de uiteinden gebogen is uitgevoerd.

3. Drager volgens conclusie 2, waarin het lichaam een doorsnijding van één of meer cirkel- of ellipsvormen begrenst.

4. Drager volgens conclusie 1, waarin het plankvormige lichaam meerhoekig gekromd is uitgevoerd, waarbij de tweede langsrarid in een plat vlak is gelegen en de eerste langsrand vanaf het middendeel naar de uiteinden toelopend is uitgevoerd.

5. Drager volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de dikte van het lichaam nabij de tweede langsrand groter is dan nabij de eerste langsrand.

6. Drager volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de dikte van het lichaam nabij het middendeel groter is dan nabij de uiteinden.

7. Drager volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de bevestigingspunten bestaan uit nabij de uiteinden van de eerste naar de tweede langsrand in het lichaam aangebrachte doorlopende gaten.

8. Drager volgens conclusie 7, waarin de gaten een vanaf de eerste langsrand afnemende diameter hebben.

9. Drager volgens conclusie 8, waarin de gaten een stapsgewijs afnemende diameter hebben.

10. Drager volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin het lichaam door persen uit plaatmateriaal van hout, kunststof, metaal of papier is vervaardigd.

11. Drager volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 10, waarin het lichaam door rotatie- of spuitgieten uit kunststof is vervaardigd.