NL9301012A - Afdichtingsinrichting voor wissellaadbakken. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afdichtingsinrichting voor wissellaad- bakken.

De uitvinding heeft betrekking op een afdichtingsinrichting voor het afdichten van een vulopening van een wissellaadbak, in het bijzonder van een afvalinzamelvoer-tuig, met ten minste één in of voor de vulopening te plaatsen afsluitelement voor het afdichten van de vulopening, waarbij het afsluitelement bij afgedichte vulopening met de wissellaadbak en bij geopende vulopening met een ter plaatse van de vulopening met de wissellaadbak gekoppelde laad-inrichting is verbonden.

Een dergelijke afdichtingsinrichting is bekend uit het Europese octrooischrift 0467836.

In verband met het huidige streven om zowel energie als transportmiddelen en personeel zo nuttig mogelijk aan te wenden, vindt er een verandering plaats in de manier waarop afval wordt ingezameld. Steeds vaker wordt het zogenaamde wissellaadbaksysteem toegepast. Bij dit systeem wordt afval door speciaal hiervoor ingerichte voertuigen ingezameld in wissellaadbakken. Wanneer de wissellaadbak op het voertuig vol is, wordt deze vervangen door een lege wissellaadbak. De relatief zware laadinrichting blijft bij het voertuig achter. Een speciaal afvalinzamelvoertuig kan zodoende meerdere wissellaadbakken, die qua constructie relatief eenvoudig en licht zijn uitgevoerd, vullen.

De laadbakken worden verzameld op een plaats, die niet ver verwijderd is van het gebied waar het af val wordt ingezameld. De benodigde tijd voor verwisseling van de laadbakken is daardoor minimaal, zodat zowel het afvalinzamelvoertuig alsmede het voor het inzamelen benodigde personeel slechts korte tijd niet inzetbaar zijn voor het inzamelen.

De volle wissellaadbakken worden met meerdere tegelijk door speciaal voor afstandstransport ingerichte voertuigen vanaf de verzamelplaats vervoerd naar afvalverwerkende installaties.

Om morsen van afval uit een volle wissellaadbak tij- dens transport te voorkomen dient de vulopening van de laadbak te worden afgesloten, voordat deze opening vrijkomt bij het verbreken van de verbinding tussen de laadbak en de laadinrichting.

Het Europese octrooischrift 0467836 beschrijft een afvalinzamelvoertuig dat voorzien is van een wissellaadbak. De afdichtingsinrichting tussen de wissellaadbak en een daaraan gekoppelde laadinrichting omvat één afsluitelement, een zogenaamde "afsluit- en persplaat". Naast de functie van het afdichten van de vulopening van de laadbak wordt deze afsluit- en persplaat gebruikt als onderdeel van de in de laadinrichting aanwezige persinrichting, waarin deze plaat is opgenomen bij geopende vulopening van de wissellaadbak. Bij geopende vulopening van de wissellaadbak is de afsluit- en persplaat voor de vulopening weggedraaid, zodat de wissellaadbak kan worden gevuld. De persinrichting met de plaat schuift het afval vanuit de laadinrichting in de wissellaadbak. Voordat een wissellaadbak wordt gewisseld wordt de afsluit- en persplaat teruggeplaatst in de vulopening en de verbinding tussen de plaat en de persinrichting verbroken. De bevestiging van de afsluit- en persplaat in de wissellaadbak respectievelijk de persinrichting vindt plaats met behulp van vergrendelorganen.

Deze bekende afdichtingsinrichting heeft echter het nadeel, dat het noodzakelijk is de afsluit- en persplaat zwaarder uit te voeren dan noodzakelijk is voor het enkel afsluiten van de vulopening van de wissellaadbak. De tijdens het persen optredende belastingen zijn aanzienlijk groter dan de belastingen, die optreden bij het afgesloten houden van de vulopening van de wissellaadbak. Het extra gewicht van de afsluit- en persplaat wordt telkens met de wissellaadbak getransporteerd, waardoor het energieverbruik tijdens het afstandstransport van de wissellaadbakken hoger dan nodig is.

Een ander nadeel van de bekende afdichtingsinrichting is dat ten gevolge van de optredende zware belastingen en de blootstelling aan vuil de constructie, die de verbinding tussen de afsluit- en persplaat en de wissellaadbak respec- tievelijk de persinrichting vormt, uitermate storingsgevoe-lig is.

Met de uitvinding wordt beoogd de hierboven beschreven nadelen te vermijden.

De uitvinding heeft ten doel een afdichtingsinrichting te verschaffen, waarvan de constructie relatief eenvoudig is en waarvan het gewicht laag is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een afdichtingsinrichting die gekenmerkt is doordat het afslui-telement bestaat uit een afsluitschuif, die bij geopende vulopening is opgenomen in een frame, dat om een in hoofdzaak verticale as scharnierbaar met de laadinrichting is verbonden, waarbij het frame om de scharnieras draaibaar is tussen een eerste positie, waarin het frame zich langszij de laadinrichting bevindt, en een tweede positie, waarin het frame zich evenwijdig aan de wand van de wissellaadbak met de vulopening bevindt en dat verplaatsingsmiddelen aanwezig zijn om in de tweede positie van het frame de afsluitschuif vanuit het frame in of voor de vulopening van de wissellaadbak te schuiven en omgekeerd.

Het afsluitelement van de afdichtingsinrichting volgens de uitvinding dient uitsluitend ter afsluiting van de vulopening van de wissellaadbak. Daardoor kan de constructie van de afdichtingsinrichting bestaan uit relatief lichte en constructief eenvoudige afdichtschuiven. Het gewicht van de afsluitschuiven draagt relatief weinig bij tot het totale gewicht van de wissellaadbak. Voor de complete constructie kan worden volstaan met slechts weinig onderdelen.

Omdat het afsluitelement slechts één functie vervult, namelijk het afsluiten van de vulopening van de wissellaadbak, kan voor de persinrichting de meest geschikte inrichting voor het vullen van de wissellaadbak gekozen worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de afdichtingsinrichting volgens de uitvinding zijn twee afsluitschuiven aanwezig, die vanaf de zijkanten van de wissellaadbak in of voor de vulopening geschoven kunnen worden en bij geopende vulopening elk in een frame zijn opgenomen. Deze construe- tie van de afdichtingsinrichting is eenvoudig en daardoor goed hanteerbaar en toegankelijk. Bij geopende vulopening bevinden de afsluitschuiven zich in de frames, die zich langs de laadinrichting bevinden, waardoor de vulopening van de laadinrichting geheel vrij is.

Om de afsluitschuiven eenvoudig te kunnen verplaatsen is het voordelig dat elk frame aan de boven- en onderzijde is voorzien van geleidingen voor het vasthouden en geleiden van de afsluitschuif.

Met hetzelfde doel kan de van de vulopening voorziene wand van de wissellaadbak aan de boven- en onderzijde voorzien zijn van geleidingen voor het vasthouden en geleiden van de afsluitschuif.

Om de verplaatsing van de afsluitschuif uit het frame in of voor de vulopening van de wissellaadbak gemakkelijk te laten plaatsvinden, is het gewenst dat in de tweede positie van een frame de geleidingen in het frame in het verlengde liggen van de geleidingen aan de wissellaadbak.

Een persschot van een persinrichting van de laadinrichting kan zijn ingericht om als extra geleider voor een afsluitschuif te dienen. Door van deze extra geleiding gebruik te maken kunnen de afsluitschuiven uitermate licht worden uitgevoerd.

Om te voorkomen dat de frames tijdens het rijden van het afvalinzamelvoertuig uitzwenken kan elk frame in de eerste positie, waarbij het frame zich langszij de laadinrichting bevindt, vergrendeld zijn.

Bij voorkeur is elke afsluitschuif voorzien van een vergrendelpunt voor het aangrijpen van de verplaatsingsmid-delen voor de afsluitschuif.

Een geschikte uitvoeringsvorm van de verplaatsingsmid-delen is die waarbij de verplaatsingsmiddelen voor een afsluitschuif een zuiger-cilindersamenstel omvatten, dat aan één einde met het bijbehorende frame is verbonden en aan het andere einde een kop heeft, die in het vergrendelpunt van de afsluitschuif kan aangrijpen om de afsluitschuif te verplaatsen.

Om de verbinding tussen de kop van een zuiger-cilin- dersamenstel en het vergrendelpunt van de afsluitschuif te verbreken na het af dichten van de vulopening zijn bij voorkeur hefmiddelen aanwezig om de kop in aangrijping te brengen met het vergrendelpunt en daarvan los te maken.

In een verdere uitvoeringsvorm van de verplaatsings-middelen is bij voorkeur het zuiger-cilindersamenstel aan één einde om een horizontale as scharnierbaar in het bijbehorende frame en grijpen de hefmiddelen aan één einde op de wand van het frame en aan het andere einde op het zuiger-cilindersamenstel aan. Op deze wijze kan de kop van de zuigerstang van het zuiger-cilindersamenstel van het vergrendelpunt van de afsluitschuif worden geheven en kan de zuigerstang worden teruggetrokken.

Bij voorkeur heeft elke afsluitschuif een afgesloten ruimte voor het opnemen van het zuiger-cilindersamenstel. Door de afgesloten ruimte komt het zuiger-cilindersamenstel niet in aanraking met het afval en is de constructie niet storingsgevoelig. Daarnaast draagt de omkasting van de ruimte constructief bij tot de sterkte van de afsluitschuif.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een combinatie van een wissellaadbak voor het inzamelen van afval en een daarvan los te koppelen laadinrichting, die gekenmerkt is doordat de combinatie is voorzien van een afdichtingsin-richting volgens de uitvinding.

Deze combinatie kan worden toegepast bij afvalinzamel-voertuigen, die voorzien zijn van een verwisselbare laadbak, maar eveneens bij stationaire persen.

Het wisselen van de wissellaadbak kan met op zich bekende en gebruikelijke methoden plaatsvinden, zoals beschreven in het bovengenoemde Europese octrooischrift 0467836. De afdichtingsinrichting volgens de uitvinding is echter niet afhankelijk van de wijze waarop deze wisseling van de wissellaadbak plaatsvindt.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van een af val in zamel voertuig, een zogenaamde "frontlader"; fig. 2 een zijaanzicht, dat het verwisselen van een wissellaadbak bij een dergelijke frontlader weergeeft; fig. 3 een zijaanzicht is van een afvalinzamelvoer-tuig, een zogenaamde "achterlader"; fig. 4 een zijaanzicht, dat het verwisselen van een wissellaadbak bij een dergelijke achterlader weergeeft; fig. 5 een bovenaanzicht is van een deel van een wissellaadbak en een daarmee verbonden achterlader die aan weerszijden is voorzien van frames met daarin opgeborgen a f sluitschuiven; fig. 6 een bovenaanzicht is, waarbij de frames loodrecht op de laadbak zijn gedraaid; fig. 7 een bovenaanzicht is, waarbij de afsluitschui-ven door middel van verplaatsingsmiddelen uit de frames voor de vulopening van de wissellaadbak zijn geschoven; fig. 8 een bovenaanzicht is, waarbij de frames zijn teruggedraaid langszij de achterlader en de afsluitschuiven zijn achtergebleven in de wissellaadbak, die van de achterlader is losgekoppeld; fig. 9 een aanzicht is van de af dicht ings inrichting gezien vanuit de wissellaadbak in de richting van de achterlader ; en fig. 10 een verticale doorsnede is van de afsluit-schuif.

In fig. 1 is een afvalinzamelvoertuig van het zogenaamde frontladertype weergegeven, waarbij de afdichtings-inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast. Dit voertuig bestaat uit een chassis 1, waarmee een beladings-systeem 2 vast is verbonden. De laadinrichting 3 is eveneens vast met het chassis 1 verbonden. De wissellaadbak 4 is loskoppelbaar aan het chassis 1 bevestigd. De laadinrichting 3 bevindt zich achter de cabine 5 van het afvalinzamelvoertuig en voor de wissellaadbak 4. De laadinrichting 3 omvat een persinrichting 6, waardoor in de instortopening 7 gestort afval, afkomstig uit afvalhouders 8, door de persinrichting 6 in de wissellaadbak 4 wordt geperst.

In fig. 2 wordt de situatie weergegeven, waarbij de verbinding tussen de laadinrichting 3 en de wissellaadbak 4 van het afvalinzamelvoertuig van fig. 1 is verbroken, nadat de wissellaadbak 4 is gevuld. De wissellaadbak 4 kan worden afgeladen en verwisseld worden met een lege wissellaadbak 4.

In fig. 3 wordt een afvalinzamelvoertuig van het achterladertype getoond. Bij dit afvalinzamelvoertuig is de wissellaadbak 4 direct achter de cabine 5 van het afvalinzamelvoertuig geplaatst op het chassis 1. Aan de achterzijde is aan het voertuig en/of de wissellaadbak 4 de achterlader 9 bevestigd. De achterlader 9 is voorzien van een beladingssysteem 2, waarmee afvalhouders 8 van de grond opgetild kunnen worden en in de instortopening 7 van de achterlader 9 geleegd kunnen worden. Het afval wordt door de persinrichting 6 in de wissellaadbak 4 geperst.

Fig. 4 laat het wisselen van een volle wissellaadbak 4 zien. In dit geval is de situatie geschetst, waarbij de achterlader 9 tijdelijk op steunpoten 10 is weggezet. De wissellaadbak 4 kan vervolgens achterwaarts van het voertuig worden afgeladen.

De afdichtingsinrichting volgens de uitvinding wordt in meer detail weergegeven in fig. 5-10. Fig. 5-8 laten achtereenvolgens de bij het afdichten te volgen stappen zien.

In fig. 5 is de uitgangssituatie weergegeven van een te verwisselen volle wissellaadbak 4. De achterlader 9 omvat een kuip 11 met in hoofdzaak de vorm van een halve cirkelcilinder, van waaruit in de kuip 11 gestort af val door middel van een heen en weer draaiend persschot 12 van de persinrichting 6 in de wissellaadbak 4 wordt geperst. Het persschot 12 wordt aangedreven door twee via een hefboom 13 op het persschot 12 aangrijpende zuiger-cilinders-amenstellen 14, waarvan in de figuren uitsluitend de hartlijnen zijn getekend.

Naast met het hierboven beschreven persmechanisme kan de afdichtingsinrichting volgens de uitvinding ook gecombineerd worden met andere persmechanismen. In deze toelichting wordt echter niet verder op andere mogelijke persmechanismen ingegaan.

Aan weerszijden van de achterlader 9 zijn frames 15 om een verticale scharnieras 16 scharnierbaar verbonden met de achterlader 9. In de frames 15 zijn bij de wissellaadbak 4 behorende afsluitschuiven 17 tijdelijk opgeborgen.

In fig. 6 is de volgende stap weergegeven. Na ontgren-deling van de frames 15 kunnen deze vanuit eerste, in fig.

5 weergegeven positie, waarin de frames 15 zich langszij de laadinrichting 9 bevinden, naar een tweede, in fig. 6 weergegeven positie, waarin de frames zich evenwijdig aan de wand van de wissellaadbak 4 met de vulopening 18 bevinden, gedraaid worden. In de getekende uitvoeringsvorm staan de frames 15 loodrecht op de wissellaadbak 4. De afsluitschuiven 17 bevinden zich nog steeds in de frames 15. Met ver-wijzingscijfer 19 zijn de ruimten tussen de achterlader 9 en de wissellaadbak 4 aangeduid, via welke de afsluitschuiven 17 tijdens de volgende stap voor de vulopening 18 van de wissellaadbak 4 kunnen worden geschoven.

Deze situatie is weergegeven in fig. 7. In deze fig. zijn eveneens verplaatsingsmiddelen voor de afsluitschuiven 17 getoond. Deze verplaatsingsmiddelen bestaan uit zuiger-cilindersamenstellen 20, 21. De afsluitschuiven 17 zijn door de zuiger-cilindersamenstellen 20, 21 voor de vulopening 18 van de wissellaadbak 4 geschoven. De zuigerstangen 21 zijn voorzien van een speciale kop 22, die in een ver-grendelpunt 23 van elke afsluitschuif 17 aangrijpt. Zowel in de frames 15 als in de wissellaadbak 4 zijn geleidingen (niet getekend) aangebracht, waarlangs de afsluitschuiven 17 kunnen schuiven en waarin zij vastgehouden worden.

Het persschot 12 kan desgewenst als extra geleiding voor de afsluitschuiven 17 dienen door het persschot 12 iets meer dan loodrecht op de wissellaadbak 4 te draaien, zodat de perszijde van het persschot evenwijdig aan een afsluitschuif komt te liggen. Omdat het persschot 12 slechts de helft van de vulopening 18 bestrijkt, dient alvorens de tweede afsluitschuif 17 kan worden geplaatst eerst het persschot 12 naar de desbetreffende andere zijde van de vulopening 18 te worden verdraaid.

In fig. 8 is de situatie weergegeven, waarbij de zui- gerstangen 21 zijn ingetrokken en de frames 15 teruggedraaid langszij de achterlader 9. De verbinding tussen de achterlader 9 en de wissellaadbak 4 is vervolgens verbroken, zodat de wissellaadbak 4 met de daarbij behorende afsluitschuiven 17 kan worden verwisseld.

Fig. 9 verduidelijkt de werking van de verplaatsings-middelen 20, 21. Om de zuigerstang 21 te kunnen intrekken zonder dat de afsluitschuif 17 wordt teruggetrokken, moet de kop 22 van de zuigerstang 21 van het vergrendelpunt 23 worden geheven. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de cilinder 20 om een horizontale as 24 scharnierbaar is bevestigd aan het frame 15 en door hef middelen 25 kan worden geheven. De hef middelen 25 zijn aan hun ene einde bevestigd aan de wand van het frame 15 en aan het andere einde aan de cilinder 20.

In fig. 10 is te zien dat het zuiger-cilindersamenstel 20, 21 zich in een volledig van het afval afgesloten ruimte 26 van de afsluitschuif 17 bevindt. De constructie voor het verplaatsen van de afsluitschuif 17 is derhalve minder storingsgevoelig.

Als de volle wissellaadbak 4 is vervangen door een lege wissellaadbak moeten de bij deze lege wissellaadbak behorende afsluitschuiven voor de vulopening van de wissellaadbak weggeschoven worden en tijdelijk in de zich aan weerszijden van de achterlader bevindende frames worden opgeborgen. De daarbij te volgen handelingen zijn omgekeerd aan de hierboven beschreven methode voor het afdichten van de vulopening van een wissellaadbak.

Claims (13)

1. Afdichtingsinrichting voor het afdichten van een vulopening (18) van een wissellaadbak (4) , in het bijzonder van een afvalinzamelvoertuig, met ten minste één in of voor de vulopening (18) te plaatsen afsluitelement (17) voor het afdichten van de vulopening (18), waarbij het afsluitelement (17) bij afgedichte vulopening (18) met de wissellaadbak (4) en bij geopende vulopening (18) met een ter plaatse van de vulopening (18) met de wissellaadbak (4) gekoppelde laadinrichting (9) is verbonden, met het kenmerk, dat het afsluitelement bestaat uit een afsluitschuif (17), die bij geopende vulopening (18) is opgenomen in een frame (15) , dat om een in hoofdzaak verticale as (16) scharnierbaar met de laadinrichting (9) is verbonden, waarbij het frame (15) om de scharnieras (16) draaibaar is tussen een eerste positie, waarin het frame (15) zich langszij de laadinrichting (9) bevindt, en een tweede positie, waarin het frame (15) zich evenwijdig aan de wand van de wissellaadbak (4) met de vulopening (18) bevindt en dat verplaatsingsmiddelen (20, 21) aanwezig zijn om in de tweede positie van het frame (15) de afsluitschuif (17) vanuit het frame (15) in of voor de vulopening (18) van de wissellaadbak (4) te schuiven en omgekeerd.

2. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee afsluitschuiven (17) aanwezig zijn, die vanaf de zijkanten van de wissellaadbak (4) in of voor de vulopening (18) geschoven kunnen worden en bij geopende vulopening (18) elk in een frame (15) zijn opgenomen.

3. Afdichtingsrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk frame (15) aan de boven- en onderzijde is voorzien van geleidingen voor het vasthouden en geleiden van de afsluitschuif (17).

4. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1- 3, met het kenmerk, dat de van de vulopening (18) voorziene wand van de wissellaadbak (4) aan de boven- en onderzijde is voorzien van geleidingen voor het vasthouden en geleiden van de afsluitschuif (17).

5. Afdichtingsinrichting volgens conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat in de tweede positie van een frame (15) de geleidingen in het frame (15) in het verlengde liggen van de geleidingen aan de wissellaadbak (4).

6. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1- 5, met het kenmerk, dat een persschot (12) van een persinrichting (6) van de laadinrichting (9) is ingericht om als extra geleider voor een afsluitschuif (17) te dienen.

7. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1- 6, met het kenmerk, dat elk frame (15) in de eerste positie, waarbij het frame (15) zich langszij de laadinrichting (9) bevindt, vergrendeld is.

8. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1- 7, met het kenmerk, dat elke afsluitschuif (17) is voorzien van een vergrendelpunt (23) voor het aangrijpen van de verplaatsingsmiddelen (20, 21) voor de afsluitschuif (17).

9. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (20, 21) voor een afsluitschuif (17) een zuiger-cilindersamenstel (20, 21) omvatten, dat aan één einde met het bijbehorende frame (15) is verbonden en aan het andere einde een kop (22) heeft, die in het vergrendelpunt (23) van de afsluitschuif (17) kan aangrijpen om de afsluitschuif (17) te verplaatsen.

10. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat hefmiddelen (25) aanwezig zijn om de kop (22) in aangrijping te brengen met het vergrendelpunt (23) en daarvan los te maken.

11. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het zuiger-cilindersamenstel (20, 21) aan één einde om een horizontale as (24) scharnierbaar is in het bijbehorende frame (15) en de hefmiddelen (25) aan één einde op de wand van het frame (15) en aan het andere einde op het zuiger-cilindersamenstel (20, 21) aangrijpen.

12. Afdichtingsinrichting volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk, dat elke afsluitschuif (17) een afgesloten ruimte (26) heeft voor het opnemen van het zuiger-cilindersamenstel (20, 21).

13. Combinatie van een wissellaadbak (4) voor het inzamelen van afval en een daarvan los te koppelen laadinrichting (9), met het kenmerk, dat de combinatie is voorzien van een afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1-11.