NL9300862A - Klep. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Klep.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een klep, in het bijzonder een veiligheidsklep, omvattende een huis met een doorlaatkanaal, een in de richting van een hoofdas van de klep verschuifbaar in het huis geleid kleplichaam voor het afsluiten van het doorlaatkanaal, een veer voor het tegen een rondom het doorlaatkanaal gelegen klepzitting drukken van het kleplichaam, en een rondom de hoofdas roteerbare draaiknop voor het van de klepzitting bewegen van het kleplichaam, waarbij het kleplichaam een naar zijn van de klepzitting afgekeerde zijde open holte heeft waarin de veer is geplaatst en de veer met zijn van de klepzitting afgekeerde einde tegen een door een wand met de klepzitting verbonden veeraanslag steunt.

Dergelijke kleppen zijn in velerlei uitvoeringsvormen bekend en worden in het bijzonder toegepast als veiligheidsklep in verwarmings- en warmwaterinstallaties. Hierbij bewerkstelligt de door de veer uitgeoefende drukkracht dat het kleplichaam afdichtend tegen de klepzitting wordt gedrukt. Indien de in de installatie heersende druk echter een door de drukkracht van de veer bepaalde maximale waarde overschrijdt, beweegt het kleplichaam van de klepzitting en kan de overdruk automatisch ontwijken. Om te voorkomen dat uitstromend water of damp in de ruimte van de klep komt waar zich de veer en het kleplichaam bevinden, is deze ruimte gewoonlijk door middel van een flexibel membraan van het doorlaatkanaal gescheiden. Bij veiligheidskleppen is het vereist dat de werking van de klep met de hand kan worden gecontroleerd. Hiertoe wordt dan de draaiknop bediend waardoor het kleplichaam kortstondig van de klepzitting wordt bewogen.

Bij een bekende uitvoeringsvorm is het kleplichaam door middel van een op de hoofdas van de klep gelegen stangvormige verbinding gekoppeld met de draaiknop. De draaiknop is voorzien van nokken die zodanig met vast met het huis van de klep verbonden geleidingsorganen kunnen samenwerken dat de draaiknop bij het verdraaien daarvan over een afstand van het huis beweegt en bij deze beweging het kleplichaam meeneemt en van de klepzitting tilt.

Deze bekende klep heeft het nadeel dat bij het weer bereiken van de gesloten stand van het kleplichaam de draaiknop weer naar het huis toe beweegt en de kans aanzienlijk is dat de bedienaar met een deel van de hand of vingers enigzins bekneld raakt tussen de draaiknop en het huis. Verder wordt bij het verdraaien van de draaiknop een draaimoment uitgeoefend op het membraan dat daardoor beschadigd kan worden. Tenslotte is het nadelig dat de bekende veiligheidsklep ten gevolge van zijn hierboven beschreven opbouw ook bediend kan worden door aan draaiknop te trekken. De kans dat dit onbedoeld geschiedt is aanmerkelijk groter dan indien met de hand bedienen van de klep alleen mogelijk zou zijn door de draaiknop te verdraaien.

De uitvinding beoogt bovengenoemde nadelen op te heffen en een klep te verschaffen die probleemloos bediend kan worden en die is samengesteld uit een gering aantal eenvoudig te vervaardigen en te assembleren onderdelen.

Dit oogmerk wordt bereikt door een klep van het in de aanhef genoemde type, die is gekenmerkt doordat het kleplichaam is voorzien van ten minste één naar buiten stekende nok, doordat de zich tussen de veeraanslag en de klepzitting uitstrekkende wand is voorzien van één of meer uitsparingen voor het door de wand heen steken van de nok of nokken van het kleplichaam, en doordat de draaiknop is voorzien van middelen die onder één of meer nokken van het kleplichaam kunnen grijpen, welke middelen zodanig met de nok of nokken van het kleplichaam kunnen samenwerken dat bij het draaien van de draaiknop het kleplichaam van de klepzitting wordt bewogen.

Hierdoor wordt bereikt dat bij het verdraaien van de draaiknop de daarop aangebrachte middelen onder de ten minste ene uitstekende nok van het kleplichaam komen en bij verdere draaiing van de draaiknop het kleplichaam omhoog dwingen. De draaiknop zelf beweegt daarbij niet in de richting van de hoofdas van het huis vandaan. Tevens wordt bij geschikte uitvoering van de klep volgens de uitvinding bereikt dat de uitsparing in de wand voor de daar doorheen stekende nok een geleiding in de richting van de hoofdas van de klep vormt. Op deze wijze wordt het overbrengen van een draaimoment op het kleplichaam vermeden.

Bij voorkeur is het kleplichaam voorzien van een aantal nokken, die in omtreksrichting op gelijke afstanden zijn aangebracht, en heeft de draaiknop een rondom de hoofdas van de klep en buiten de nokken gelegen wand, die is voorzien van een ten minste met het aantal nokken van het kleplichaam overeenkomend aantal geleidingsorganen, waarbij de geleidingsor-ganen vanaf de wand van de draaiknop naar binnen steken en in omtreksrichting een onderlinge afstand hebben die ten minste overeenkomt met de afmeting van de nokken van het kleplichaam. De draaiknop kan daarbij bijvoorbeeld de vorm van een rondom de van uitsparingen voorziene wand gelegen ring hebben of een over die wand geplaatste kap zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het kleplichaam een zich rondom de hoofdas uitstrekkende wand, die nabij het van de klepzitting af gekeerde einde is voorzien van een aantal naar buiten stekende nokken, waarbij de wand van het kleplichaam is geleid in een daaromheen gelegen wand van een element dat nabij zijn van de klepzitting afgekeerde einde de veeraanslag draagt, waarbij de wand van dat element is voorzien van zich evenwijdig aan de hoofdas van de klep uitstrekkende sleuven voor het daar doorheen steken van de nokken van het kleplichaam, en het element is voorzien van middelen voor het bevestigen van het element aan het huis.

In een bepaalde uitvoeringsvorm vormt de veeraanslag een geheel met het element dat het kleplichaam geleid.

Met voordeel is de draaiknop voorzien van middelen voor het vrij draaibaar bevestigen van de draaiknop aan het huis. Door de draaiknop bijvoorbeeld in kunststof uit te voeren en te voorzien van verende lippen die op het huis van de klep kunnen aangrijpen bij het assembleren van de klep wordt op zeer eenvoudige wijze bereikt dat de klep niet door trekken aan de draaiknop kan worden bediend.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm omvat de draaiknop een kopvlak en is de veeraanslag aangebracht op een plaats grenzend aan het kopvlak van de draaiknop. Een dergelijke uitvoeringsvorm is in het bijzonder voordelig omdat op deze wijze de lengte van de veer zo groot mogelijk is ten opzichte van de totale lengte van de klep tussen de klepzitting en het kopvlak van de draaiknop. Bij veiligheidskleppen is de nauwkeurigheid van de drukkracht van de veer problematisch ten gevolge van toleranties in de afmetingen van de gebruikte onderdelen. Bij een grotere lengte van de voor de veer beschikbare ruimte is de invloed van de toleranties van de onderdelen van de klep waartussen de veer is opgenomen relatief gezien kleiner, zodat op deze wijze een grotere nauwkeurigheid van de klep kan worden bereikt.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld van de klep volgens de uitvinding. Daarbij toont: fig. 1 een langsdoorsnede van een uitvoeringsvoorbeeld van de klep volgens de uitvinding, fig. 2 een aanzicht met uiteengenomen delen in doorsnede van de klep in fig l, en fig. 3 een gedeeltelijk bovenaanzicht van de klep in fig. 1.

De in de figuren 1 en 2 getoonde veiligheidsklep omvat een metalen huis 1 met een doorlaatkanaal 2. Voor het afsluiten van het doorlaatkanaal 2 is een in de richting van een hoofdas 3 van de klep verschuifbaar geleid kleplichaam 4 aangebracht. Een flexibel membraan 5 waarborgt de scheiding tussen het doorlaatkanaal 2 en het resterende deel van de klep. Het kleplichaam 4 wordt door een onder een bepaalde voorspanning samengedrukte veer 6 tegen een rondom het doorlaatkanaal 2 gelegen klepzitting 7 gedrukt. Hierbij waarborgt het flexibele membraan 5 het afdichtend aanliggen van het kleplichaam tegen de klepzitting. Het kleplichaam 4 heeft een naar zijn van de klepzitting af gekeerde zijde open holte 8 waarin de veer 6 is geplaatst. De veer 6 steunt met zijn van de klepzitting afgekeerde einde tegen een een veeraanslag 9 vormend deel van een kunststof element 10. Indien de druk bij de aansluitzijde 11 van het doorlaatkanaal 2 van de klep een door de drukkracht van de veer 6 bepaalde maximale waarde overschrijdt, beweegt het kleplichaam 4 van de klepzitting 7 en kan de overdruk ontwijken.

Voor het controleren van de werking van de veiligheidsklep is een draaiknop 12 aangebracht. Door de draaiknop met de hand te verdraaien wordt het kleplichaam 4 kortstondig van de klepzitting 7 getild. Hiertoe is het cilindrische kleplichaam 4 voorzien van drie op gelijke afstanden rond de omtrek gelegen en naar buiten stekende nokken 13. De nokken 13 steken elk door een bijbehorende sleuf 14 in de door het element 10 gevormde verbindingswand tussen de veeraanslag 9 en de in het huis 1 aangebrachte klepzitting 7. De sleuven 14 lopen door tot aan de onderzijde van het element 10, zodat na het in het huis plaatsen van het kleplichaam 4 het element 10 eenvoudig daaroverheen kan worden geplaatst. De onderrand van het element 10 is als verende rand uitgevoerd, die klemmend in een groef in het huis 1 grijpt en daarbij tegelijkertijd het membraan 5 af dichtend in het huis klemt. De sleuven 14 vormen een geleiding in de richting van de hoofdas 3 voor de nokken 13. Tevens waarborgen de sleuven 14 dat bij het bedienen van de draaiknop geen draaimoment op het kleplichaam 4 en het daaromheen gelegen membraan 5 kan worden overgebracht. De draaiknop 12 heeft een rondom de hoofdas 3 en buiten de nokken 13 gelegen wand 15 die is voorzien van drie naar binnen stekende geleidingsorganen 16. Tussen de geleidingsorganen 16 is telkens een zodanige afstand aanwezig dat de draaiknop 12 eenvoudig van boven over het reeds in het huis 1 gemonteerde element 10 kan worden geplaatst. De draaiknop 12 is voorzien van drie verende lippen 17 die in een centrale opening 18 van het element 10 grijpen. Hierdoor is de draaiknop vrij roteerbaar bevestigd en kan de draaiknop na montage niet meer worden verwijderd. De geleidingsorganen 16 zijn identiek en hebben een zodanig profiel dat zij bij het linksom draaien van de draaiknop 12 vanuit de in fig. 1 weergegeven stand onder de nokken 13 kunnen grijpen. Bij het verder verdraaien van de draaiknop glijden de nokken 13 dan over geleidingsorganen 16, waardoor het kleplichaam 4 tegen de werking van de veer 6 in van de klepzitting 7 wordt getild. Vervolgens bewegen de nokken 13 van de geleidingsorganen 16 af en wordt het doorlaatkanaal 2 weer afgesloten. De weergegeven geleidingsorganen 16 hebben een zodanige vorm dat indien de draaiknop 12 rechtsom wordt gedraaid dit weliswaar mogelijk is maar slechts door het aanwenden van een grote aanvangskracht. Hierdoor wordt beschadiging van het draaiknopmechanisme door het ondanks de grote weerstand rechtsom verdraaien van de draaiknop vermeden.

Doordat in de getoonde uitvoeringsvorm de veeraanslag 9 grenzend aan het kopvlak van de draaiknop 12 is aangebracht, is de lengte van de veer 6 ten opzichte van de lengte tussen de klepzitting 7 en het kopvlak van de draaiknop 12 zo groot mogelijk. Dit is van voordeel aangezien in de praktijk eisen worden gesteld aan de druk waarbij de veiligheidsklep opent. Zoals eerder is genoemd, wordt deze druk bepaald door de voorspanning van de veer 6. Door toleranties bij de vervaardiging van de onderdelen van de klep waartussen de veer is opgenomen, kan deze voorspanning in ongewenste mate variëren. De invloed van de vervaardigingstoleranties is echter geringer naarmate de lengte van de veer groter is. Bij de klep volgens de uitvinding kan de lengte van de veer in vergelijking met een bekende klep, waarvan de afstand tussen de klepzitting en het kopvlak van de klep hetzelfde is, groter zijn. Dit wordt bereikt doordat het draaiknopmechanisme rondom de veer ligt en niet geheel of gedeeltelijk in het verlengde daarvan.

In een andere niet getoonde uitvoeringsvorm wordt de veeraanslag gevormd door een in de richting van de hoofdas verstelbaar aangebrachte schijf, die bijvoorbeeld met schroefdraad of klemmend aan de hem omringende wand is bevestigd. Deze uitvoering maakt het mogelijk de voorspanning van de veer 6 in te stellen. De wand, die de veeraanslag omringt, kan daarbij zowel gevormd worden door een kunststof element zoals in fig. 1 is getoond, als door een verlengd gedeelte van het metalen huis.

Fig. 3 toont het kopvlak van de draaiknop 12 met uitsparingen 19 en 20 waar bij het spuitgieten van de draaiknop respectievelijk matrijsdelen voor het vormen van de geleidingsorganen 16 en de verende lippen 17 doorheen steken.

Claims (6)

1. Klep, in het bijzonder een veiligheidsklep, omvattende een huis met een doorlaatkanaal, een in de richting van een hoofdas van de klep verschuifbaar in het huis geleid kleplichaam voor het afsluiten van het doorlaatkanaal, een veer voor het tegen een rondom het doorlaatkanaal gelegen klepzitting drukken van het kleplichaam, en een rondom de hoofdas roteerbare draaiknop voor het van de klepzitting bewegen van het kleplichaam, waarbij het kleplichaam een naar zijn van de klepzitting afgekeerde zijde open holte heeft waarin de veer is geplaatst en de veer met zijn van de klepzitting af gekeerde einde tegen een door een wand met de klepzitting verbonden veeraanslag steunt, met het kenmerk, dat het kleplichaam (4) is voorzien van ten minste één naar buiten stekende nok (13) , dat de zich tussen de veeraanslag (9) en de klepzitting (7) uitstrekkende wand is voorzien van één of meer uitsparingen (14) voor het door de wand heen steken van de nok of nokken (13) van het kleplichaam, en dat de draaiknop (12) is voorzien van middelen (16) die onder één of meer nokken (13) van het kleplichaam (4) kunnen grijpen, welke middelen zodanig met de nok of nokken van het kleplichaam kunnen samenwerken dat bij het draaien van de draaiknop (12) het kleplichaam (4) van de klepzitting (7) wordt bewogen.

2. Klep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kleplichaam (4) is voorzien van een aantal nokken (13), die in omtreksrichting op gelijke afstanden zijn aangebracht, en dat de draaiknop (12) een rondom de hoofdas (3) van de klep en buiten de nokken (13) gelegen wand (15) heeft, die is voorzien van een ten minste met het aantal nokken (13) van het kleplichaam overeenkomend aantal geleidingsorganen (16), waarbij de geleidingsorganen (16) vanaf de wand (15) van de draaiknop (12) naar binnen steken en in omtreksrichting een onderlinge afstand hebben die ten minste overeenkomt met de afmeting van de nokken (13) van het kleplichaam (4).

3. Klep volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kleplichaam (4) een zich rondom de hoofdas (3) uitstrekkende wand heeft, die nabij het van de klepzitting (7) afgekeerde einde is voorzien van een aantal naar buiten stekende nokken (13), waarbij de wand van het kleplichaam (4) is geleid in een daaromheen gelegen wand van een element (10) dat nabij zijn van de klepzitting (7) afgekeerde einde de veeraanslag (9) draagt, waarbij de wand van dat element (10) is voorzien van zich evenwijdig aan de hoofdas (3) van de klep uitstrekkende sleuven (14) voor het daar doorheen steken van de nokken (13) van het kleplichaam (4), en het element (10) is voorzien van middelen (17) voor het bevestigen van het element aan het huis (1).

4. Klep volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de veeraanslag (9) een geheel vormt met het element (10) dat het kleplichaam (4) geleid.

5. Klep volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaiknop (12) is voorzien middelen (17) voor het vrij draaibaar bevestigen van de draaiknop aan het huis.

6. Klep volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaiknop (12) een kopvlak omvat en de veeraanslag (9) is aangebracht op een plaats grenzend aan het kopvlak van de draaiknop.