NL9100406A - Combinatie van een spuitbus en een op de spuitbus geplaatste kap. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Combinatie van een spuitbus en een op de spuitbus geplaatste kap.

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een spuitbus en een op de spuitbus geplaatste kap, welke is voorzien van een mantel, die met behulp van tenminste een nabij zijn open ondereinde gelegen grendel lip grijpt onder een nabij de bovenzijde van de spuitbus gelegen kraag, terwijl met de mantel een bedieningsarm is gekoppeld met behulp waarvan een deel van de spuitbus uitmakende klep voor het uitlaten van de inhoud van de spuitbus kan worden bediend.

Dergelijke combinaties van spuitbussen en kappen zijn algemeen bekend. Weliswaar is bij een dergelijke combinatie in het bijzonder voor kinderen de kap moeilijk van de spuitbus te verwijderen, maar de spuitbus kan door het in werking stellen van de bedieningsarm ongehinderd worden gebruikt voor het uitlaten van de inhoud van de spuitbus. In vele gevallen is het echter, gezien de inhoud van de spuitbus, gewenst, dat een onbevoegd gebruik, in het bijzonder door kinderen, zo goed mogelijk wordt tegengegaan.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat aan de binnenzijde van de mantel aan een gedeelte van de mantel, dat ten opzichte van het overige deel van de mantel naar binnen te drukken is, een vleugel is bevestigd, welke aan zijn van de mantel afgekeerde zijkant aanligt tegen een deel van de spuitbus en in onbelaste stand van het vleugel dragende gedeelte van de mantel samenwerkt met de bedieningsarm om een verplaatsing van de bedieningsarm voor het openen van de klep tegen te gaan, waarbij de uitvoering zodanig is, dat bij het indrukken van het de vleugel dragende deel van de mantel het tegen een deel van de spuitbus aanliggende uiteinde van de vleugel onder verschuiving langs dit deel van de spuitbus wordt verzwenkt om een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de hartlijn van de spuitbus uitstrekkende scharnieras tot in een stand, waarin de vleugel een verzwenking van de bedieningsarm toestaat.

Bij toepassing van een dergelijke combinatie van spuitbus en op de spuitbus geplaatste kap moet dus voor het uitlaten van de inhoud van de spuitbus niet alleen de bedieningsarm worden bediend, maar moet tevens een kracht worden uitgeoefend op een bepaald deel van de mantel van de kap, dat de vleugel draagt, om een beweging van de bedieningshefboom en daarmede een openen van de klep van de spuitbus mogeTijk te maken. Zo kan door toepassing van de constructie volgens de uitvinding bij een verhoudingsgewijs eenvoudige opbouw van de kap toch een in het bijzonder tegen onbevoegd gebruik door kinderen beveiligde combinatie van een spuitbus en een op de spuitbus geplaatste kap worden verkregen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een zijaanzicht op een kap voor een spuitbus volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op figuur 1 gezien volgens de pijl II in figuur 1.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op de in figuur 1 en 2 weergegeven kap.

Figuur 4 toont een onderaanzicht op de in figuur 1 en 2 weergegeven kap.

Figuur 5 toont een doorsnede over figuur 3, gezien volgens de lijn V-V in figuur 3.

Figuur 6 toont een doorsnede over figuur 4, gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 4.

Figuren 7-9 tonen schematisch onderaanzichten op de kap waarbij verschillende standen zijn weergegeven van de vleugel, die is verbonden met het verplaatsbare gedeelte van de mantel.

Figuur 10 toont schematisch het boveneinde van een spuitbus.

De in de figuren weergegeven kap 1 voor een spuitbus is op gebruikelijke wijze voorzien van een zich concentrisch om de hartlijn 2 van de kap uit'strekkende mantel 3 op het boveneinde waarvan een bovenwand 4 aansluit.

In de bovenwand is een althans in hoofdzaak U-vormige uitsparing aangebracht en op de randen van deze uitsparing sluit een zich vanaf de bovenwand 4 naar beneden toe verlopende U-vormige begrenzingswand aan, welke is opgebouwd uit een tweetal zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan. elkaar uitstrekkende benen 5 en een deze beide benen 5 verbindend tussenstuk 6. De van het tussenstuk 6 afgekeerde uiteinden van de benen 5 sluiten aan op de mantel 3 ter hoogte van een in de mantel gevormde uitsparing; Zoals verder in het bijzonder uit figuur 5 blijkt strekt de U-vormige wand 5, 6 zich grotendeels over minder dan de helft van de hoogte van de kap vanaf de bovenwand 4 naar benedep toe uit en is in de door deze wand 5, 6 begrensde aan een zijkant van de kap open U-vormige uitsparing een bedieningsarm 7 gelegen. De bedieningsarm 7 is uit een stuk vervaardigd met de overige delen van de uit kunststof vervaardigde kap en is daarbij met een een scharnier vormende verbindingsrug 8 aangesloten op het ondereinde van het verbindingsgedeelte 6.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft de bedieningshefboom 7 een althans in hoofdzaak U-vormige doorsnede, terwijl de bedieningshefboom verder is voorzien van een gat 9 voor het opnemen van het uitlaatgedeelte van de klep van een spuitbus.

Zoals verder in het bijzonder uit de figuren 5 en 6 blijkt is het ondereinde van de mantel 3 van de kap 1 dunner uitgevoerd dan het overige gedeelte van de kap 1, terwijl aan de binnenomtrek van dit ondereinde een aantal naar binnen uitstekende grendellippen 10 zijn aangebracht.

Voor zover hierboven beschreven is de kap van een gebruikelijke constructie en geschikt voor plaatsing op een spuitbus 11 van het type zoals afgebeeld in figuur 10. Een dergelijke spuitbus bezit gebruikelijk aan het boveneinde van zijn cylindrische mantel 12 een kraal 13 welke de bevestiging vormt tussen het boveneinde van de mantel 12 en een de spuitbus aan zijn boveneinde - afsluitend min o'f meer koepel vormig deksel 14. Aan het boveneinde van dit koepelvormige deksel 14 is gebruikelijk met behulp van een kraalverbinding 15 een klepmechanisme 16 bevestigd via welke de inhoud van de spuitbus kan worden uitgelaten.

De hierboven besproken kap kan daarbij op het boveneinde van de spuitbus 11 worden geplaatst, waarbij de grendellippen 10 onder de kraal 13 snappen en daafbij voor een stevige bevestiging van de kap op de spuitbus 11 zorgdragen. Daarbij komt het boveneinde van het klepmechanisme 16 in het gat 9 van de bedieningshefboom 7 te liggen. Indien dan een naar beneden gerichte drukkracht wordt uitgeoefend op het van de verbindingsrug 8 van de bedieningshefboom 7 afgekeerde uiteinde van de bedieningshefboom 7 zal het klepmechanisme 16 worden geopend en kan de inhoud van de spuitbus 11 via het klepmechanisme uit de spuitbus stromen.

Hierboven is een bepaalde uitvoeringsvorm van de bedieningshefboom en het met de bedieningshefboom te bedienen klepmechanisme beschreven en in de figuren afgebeeld, maar voor de vakman zal het duidelijk zijn, dat ook andere uitvoeringsvormen van op elkaar afgestemde bedieningshefbomen en klepmechanismes toe te passen zijn.

Zoals nu in het bijzonder uit figuur 1 blijkt is in een gedeelte van de mantel 3 van de kap, welk gedeelte zich althans in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan de wandgedeelten 5 van de de bedieningshefboom 7 opnemende uitsparing, een U-vormige spleet 17 aangebracht, zodat in de mantel 3 van de kap 1 een lip 18 is gevormd, welke slechts nabij zijn boveneinde met het overige gedeelte van de mantel 3 is verbonden. In het inwendige van de kap is aan de lip 18 een uiteinde bevestigd van een vleugel 19. De vleugel 19 strekt zich evenwijdig uit aan een door de hartlijn 2 van de kap verlopend vlak. Het op de lip 18 aansluitende uiteinde van de vleugel 19 is daarbij nabij het midden van de lip aan de vleugel bevestigd. Op korte afstand van de aansluiting van de vleugel 19 op de lip 18 is in de vleugel een zich evenwijdig aan de hartlijn 2 van de kap uitstrekkende groef 20 gevormd. De onderste begrenzingsrand van de vleugel 19 heeft een geprofileerd verloop, zodanig dat het op de lip aansluitend gedeelte 18 van de vleugel uitsteekt onder het vrije uiteinde van de vleugel en zo een op enige afstand van het vrije uiteinde van de vleugel gelegen evenwijdig aan de hartlijn 2 van de kap verlopende aanslagrand 21 is gevormd voor een hieronder nog nader te omschrijven doel.

Zoals verder uit.de figuren 4 en 7 - 9 blijkt is in het het dichtst bij de lip 18 gelegen wandgedeelte 5 een zich evenwijdig aan de hartlijn 2 van de kap uitstrekkende sleuf 22 gevormd op de begrenzingsranden waarvan zich een tweetal evenwijdig aan elkaar uitstrekkende wandgedeelten 23 en 24 aansluiten, welke zich vanaf het wandgedeelte 5 in de richting van de lip 18 uitstrekken'. Ter hoogte van de sleuf 22 is in de zich evenwijdig aan het wandgedeelte 5 uitstrekkende zijwand van de bedieningshefboom 7 een soortgelijke sleuf 25 aangebracht (figuur 9). Op de begrenzingsranden van deze sleuf 25 sluiten zich in het verlengde van de wandgedeelten 23 en 24 uitstrekkende wandgedeelten 26 en 27 aan, welke zich vanaf de begrenzingsranden van de sleuf 25 in een van de wandgedeelten 23 en 24 afgekeerde richting uitstrekken en aan hun van de sleuf 25 afgekeerde uiteinden onderling verbonden zijn door een verbindingsrug 28.

Zoals in het bijzonder uit figuur 4 en 7 blijkt ligt in onbelaste toestand de vleugel 19 in het verlengde van de door de wandgedeelten 23 en 24 en 26 en 27 begrensde spleet en, zoals blijkt uit figuur 6, onder de ter hoogte van de vleugel 19 gelegen onderste begrenzingsranden van de bedieningsarm 7 en de desbetreffende wandgedeelten 23, 24, 26 en 27. Door de zo getroffen uitvoering is het mogelijk om de hierboven beschreven en in de figuren afgebeelde kap uit een stuk in een vorm, bijvoorbeeld door spuitgieten, uit kunststof te vervaardigen, zodat een snelle productie van de kap kan' worden gewaarborgd, geen losse onderdelen aan de kap behoeft te worden bevestigd en zodoende ook geen onderdelen van de kap verloren kunnen gaan.

Zoals daarbij tevens uit de figuren blijkt sluit de vleugel 19 een scherpe, hoek in met het vlak, dat zich uitstrekt door de hartlijn 2 van de kap en het aansluitingspunt van de vleugel op de lip 18.

Indien nu de kap op gebruikelijke wijze op het boveneinde van een spuitbus van het bijvoorbeeld in figuur 10 weergegeven type wordt geplaatst zal de aanslagrand 21 van de vleugel 19 in contact komen met de buitenomtrek van de kraal 15, waardoor de vleugel 19 vanuit de in de figuren 4 en 7 weergegeven stand zal worden weggedrongen naar de in figuur 8 weergegeven stand, waarin de bovenste begrenzingsrand 19 van de vleugel naast de door de wandgedeelten 26 en 27 begrensde spleet vlak onder de onderste begrenzingsrand van de bedieningshefboom 7 komt te liggen, zoals afgebeeld in figuur 6. In deze stand verhindert de vleugel 19, dat de hefboom 7 naar beneden kan worden gedrukt, voor het bedienen van het klepmechanisme 16.

Indien nu aan de buitenzijde van de kap 1 op de lip 18 een naar binnen gerichte kracht wordt uitgeoefend zal de lip 18 ten opzichte van het overige deel van de kap 1 verzwenken om een denkbeeldige scharnieras, die is gelegen ter hoogte van de verbindingslijn tussen de gezien in figuur 1 bovenste uiteinden van de benen van de spleet 17. Indien zo de lip 18 naar binnen wordt gedrukt wordt de aanslagrand 21 van de vleugel 19 gedwongen om te verschuiven langs de buitenomtrek van de kraal 15, waardoor de vleugel 19 om een denkbeeldige ter hoogte van de in de vleugel 19 gevormde groef 20 gelegen scharnieras zal verzwenken vanuit de in figuur 8 weergegeven stand naar de in figuur 9 weergegeven stand. In deze in figuur 9 weergegeven stand van de vleugel 19 ligt de vleugel ter hoogte van een uitsparing 29, welke is aangebracht in de boven de vleugel gelegen zijwand van de bedieningshefboom 7. In deze stand kan nu de bedieningshefboom 7 naar beneden worden gezwenkt voor het bedienen van het klepmechanisme 16, waarbij.dan het boveneinde van de vleugel 19 wordt opgenomen in de uitsparing 29 van de bedieningshefboom. Het zal duidelijk zijn, dat in plaats van het aanbrengen van een uitsparing 29 in de bedieningsarm 7 het ook mogelijk is om een.desbetreffende uitsparing aan te brengen in het bovenste gedeelte van de vleugel 19, waarbij dan de zijwand van de bedieningsarm 7 bij het naar beneden drukken van de bedieningsarm 7 in deze uitsparing zal worden opgenomen.

Indien men de bedieningshefboom 7 weer loslaat zal deze op gebruikelijke wijze weer terugverzwenken naar zijn uitgangsstand. Indien ook de lip 18 wordt losgelaten zal deze door de inherente veerkracht van het materiaal waaruit de kap is vervaardigd terugzwenken, waardoor ook de vleugel 19 weer terugbeweegt naar de in figuur 8 weergegeven stand van deze vleugel en zodoende de bedieningsarm 7 weer geblokkeerd is tegen een naar beneden zwenken.

Voor het in werking stellen van de spuitbus moet dus eerst de bedieningslip 18 ten opzichte van het overige gedeelte van de kap naar binnen worden gedrukt en moet daarna de bedieningsarm 7 naar beneden worden gedrukt. Door de gekozen opstelling van de onderdelen kan dit met een hand gebeuren, waarbij de lip 18 kan worden bediend met de duim en de bedieningsarm met de wijsvinger.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding is dus een althans voor kinderen veilige sluiting van een spuitbus door middel van de op de spuitbus geplaatste kap te realiseren, terwijl het tevens mogelijk is om een dergelijke kap uit een stuk te vervaardigen.

Claims (7)

1. Combinatie van een spuitbus en een op de spuitbus geplaatste kap, welke is voorzien van een mantel, die met behulp van tenminste een nabij zijn open ondereinde gelegen grendellip grijpt onder een nabij de bovenzijde van de spuitbus gelegen kraag, terwijl met de mantel een bedieningsarm is gekoppeld met behulp waarvan een deel van de spuitbus uitmakende klep voor het uitlaten van de inhoud van de spuitbus kan worden bediend, met het kenmerk, dat aan de binnenzijde van de mantel aan een gedeelte van de mantel dat ten opzichte van het overige deel van de mantel naar binnen te drukken is, een vleugel is bevestigd, welke aan zijn van de mantel afgekeerde zijkant aanligt tegen een deel van de spuitbus en in onbelaste stand van het de vleugel dragende gedeelte van de mantel samenwerkt met de bedieningsarm om een verplaatsing van de bedieningsarm voor het openen van de klep tegen te gaan, waarbij de uitvoering zodanig is, dat bij het indrukken van het de vleugel dragende deel van de mantel het tegen een deel van de spuitbus aanliggende uiteinde van de vleugel onder verschuiving langs dit deel van de spuitbus wordt verzwenkt om een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de hartlijn van de spuitbus uitstrekkende scharnieras tot in een stand waarin de vleugel een verzwenking van de bedieningsarm.toestaat.

2. Combinatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kap met de bedieningsarm en de vleugel uit een stuk is vervaardigd en, gezien in de richting van de hartlijn van de kap de vleugel in onbelaste toestand is gelegen tussen een tweetal tot de bedieningshefboom behorende zich evenwijdig aan de vleugel uitstrekkende wandgedeelten.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gezien in de richting van de hartlijn van de kap de vleugel in onbelaste toestand is . gelegen tussen een tweetal zich evenwijdig aan de vleugel uitstrekkende wandgedeelten, welke zich vanaf een wandgedeelte, dat een de bedieningsarm in de kop opnemende ruimte begrenst, uitstrekken in de richting van het de vleugel dragende deel van de mantel.

4. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de vleugel nabij zijn aansluiting op de mantel, een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de hartlijn van de kop uitstrekkende groef is aangebracht.

5. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het de vleugel dragende deel van de mantel slechts langs een begrenzingslijn met het overige deel van de mantel is verbonden.

6. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderste begrenzingsrand van de vleugel een zodanig geprofileerd verloop heeft, dat een deel van de onderste begrenzingsrand zich over een kraal van de bus uitstrekt en een op genoemd deel aansluitend verder deel van de begrenzingsrand aanligt tegen de buitenomtrek van de kraal.

7. Kap, kennelijk bestemd voor toepassing bij een combinatie volgens een der voorgaande conclusies.