NL9300092A - Voedersysteem. - Google Patents

Description

Voedersysteem

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het naar een voederplaats verplaatsen van veevoeder.

Voor het voeren van zich bijvoorbeeld achter een afscheiding bevindend vee wordt het veevoeder zodanig binnen de reikwijdte van het vee in de nabijheid van de afscheiding geplaatst dat het vee door de afscheiding heen het veevoeder kan bereiken. Als na enige tijd het veevoeder dat zich binnen de reikwijdte van het vee bevindt opgegeten is, wordt er, meestal handmatig, van een buiten het bereik van het vee geplaatste voorraad veevoeder een hoeveelheid veevoeder tot binnen de reikwijdte van het vee verplaatst. Het steeds wanneer het zich binnen het bereik van het vee bevindend veevoeder opgegeten is verplaatsen van veevoeder is een arbeidsintensief proces.

Doel van de uitvinding is het naar een voederplaats verplaatsen van veevoeder te mechaniseren, zodanig dat het binnen de reikwijdte van het vee brengen van veevoeder op eenvoudige wijze mechanisch of automatisch kan plaatsvinden.

De uitvinding verschaft daartoe een basisframe, een draagvlak voor veevoeder, middelen voor het ten opzichte van het basisframe verplaatsen van het draagvlak voor veevoeder en een voederschuif, waarbij de voederschuif naar keuze met het basisframe kan worden verbonden of niet met het basisframe verbonden is. De voederschuif is een orgaan waarmee het op het draagvlak gelegen veevoeder kan worden tegengehouden. De voederschuif kan bijvoorbeeld in hoofdzaak gevormd worden door een vlakke plaat, een van tralies voorzien hek, een rooster, of iets dergelijks. Het op het draagvlak deponeren van een voorraad veevoeder als het draagvlak en de voederschuif zover mogelijk van de voederplaats zijn verwijderd, maakt het mogelijk het veevoeder mechanisch naar het vee te verplaatsen. Allereerst wordt het draagvlak geleidelijk naar het vee toe bewogen, zodanig dat het vee steeds over de gewenste hoeveelheid voer kan beschikken. Als het draagvlak in zijn meest naar de voederplaats toegekeerde stand verkeert, wordt de, tot dan toe met het draagvlak mee bewogen, voederschuif met het basisframe verbonden. Het draagvlak wordt dan van de voederplaats af bewogen waardoor de stilstaande voederschuif het veevoeder tegenhoudt en het draagvlak eronder verschoven wordt tot de meest van de voederplaats afgelegen stand. De voederschuif wordt nu losgekoppeld van het basisframe. Het draagvlak met het daarop nu meer naar de voederplaats toe gelegen veevoeder wordt vervolgens, samen met de voederschuif, weer geleidelijk naar de voederplaats toe geschoven zoals reeds eerder beschreven. Het proces van het met het basisframe verbinden van de voederschuif om het veevoeder ten opzichte van het draagvlak te verplaatsen wordt zo vaak herhaald totdat al het veevoeder binnen het bereik van het vee gebracht kan worden of totdat de voederschuif niet verder ten opzichte van het draagvlak verschoven kan worden. De voederschuif en het draagvlak verkeren nu beide in hun meest naar de voederplaats toegekeerde stand en het draagvlak is nu leeg of nagenoeg leeg. Voordat op het draagvlak een nieuwe voorraad veevoeder gestort kan worden moet de voederschuif in zijn meest van de voederplaats afgekeerde stand gebracht worden. Dit geschiedt door het draagvlak en de voederschuif in hun van de voederplaats afgekeerde stand te plaatsen. De voederschuif wordt dan met het basisframe verbonden. Vervolgens wordt het draagvlak naar de voederplaats toe geschoven. De voederschuif staat stil en wordt dus ten opzichte van het draagvlak naar achter verplaatst. Als het draagvlak zijn meest naar de voederplaats gekeerde stand bereikt wordt de voederschuif losgekoppeld van het basisframe en worden beide, draagvlak en voederschuif, van de voederplaats af bewogen. Deze handelingen worden herhaald totdat de voederschuif zich in zijn meest van de voederplaats afgekeerde stand bevindt. Op het draagvlak kan nu een nieuwe voorraad veevoeder worden geplaatst zodat de hele cyclus weer opnieuw kan beginnen.

Deze inrichting is eenvoudig te vervaardigen en kan bijvoorbeeld in een stal worden geplaatst zonder dat er aanpassingen aan de stal verricht hoeven te worden. Omdat er altijd een optimale hoeveelheid voer ter beschikking van het vee kan staan kan er volstaan worden met minder voederplaat-sen dan tot op heden, hetgeen een gebruik met een hoger rendement van bijvoorbeeld een stal mogelijk maakt. De inrichting neemt weinig ruimte in beslag en er kan, indien voldoende stevig uitgevoerd, eenvoudig met bijvoorbeeld een trekker overheen gereden worden, hetgeen het op het draagvlak brengen van het veevoeder vergemakkelijkt.

Tussen het basisframe en het draagvlak zijn bij voorkeur lagers aangebracht. Hierdoor kan het draagvlak zonder dat een grote weerstand overwonnen hoeft te worden ten opzichte van het basisframe verplaatst worden.

In het basisframe is bij voorkeur tenminste één goot opgenomen, waarin een aan het draagvlak verbonden nok verschoven kan worden. Hierdoor wordt het draagvlak ten opzichte van het basisframe gepositioneerd.

De middelen voor het ten opzichte van het basisframe verplaatsen van het draagvlak omvatten bij voorkeur ten minste één drukcilinder. Een drukcilinder is een eenvoudige oplossing voor het ten opzichte van het basisframe verplaatsen van het draagvlak.

Het draagvlak heeft bij voorkeur één vrijheidsgraad en kan daarom in één richting bewogen worden en de voeder-schuif omvat bij voorkeur tenminste één ongeveer loodrecht op de bewegingsrichting van het draagvlak staande plaat. De voederschuif kan op deze wijze het veevoeder doelmatig tegen houden.

De voederschuif sluit bij voorkeur aan op het draagvlak. Doordat de voederschuif aansluit op het draagvlak kan het draagvlak ten opzichte van al het veevoeder worden verschoven en wordt voorkomen dat een deel van het veevoeder onder de voederschuif door beweegt.

Het met het basisframe verbinden van de voederschuif geschiedt bij voorkeur door middel van het verbinden van de voederschuif met ten minste één door het draagvlak niet afgedekt deel van het basisframe. Doordat het basisframe zich gewoonlijk in hoofdzaak aan de tegenovergestelde zijde van het draagvlak bevindt dan de voederschuif kunnen zij op eenvoudige wijze direkt met elkaar verbonden worden door deze maatregel. Door het basisframe met de bodem te verbinden en ook de voederschuif met de bodem te verbinden kan hetzelfde effekt verkregen worden. De direkte koppeling van beide verdient echter de voorkeur.

Het met het basisframe verbinden van de voederschuif geschiedt bij voorkeur door middel van het verbinden van tenminste één boven het draagvlak uitstekende deel van het basisframe met de voederschuif onder tussenkomst van een verbindingsstang met een instelbare lengte.

Aansluitend aan de zijde van het basisframe waar het te voeren vee zich bevindt, wordt bij voorkeur een plaat aangebracht waarover het draagvlak nauwsluitend kan worden verschoven. Doordat het draagvlak nauwsluitend kan worden verschoven over een plaat wordt voorkomen dat veevoeder onder het draagvlak komt waardoor een goede werking zou kunnen worden belemmerd. Het nauw aansluiten van het draagvlak kan bijvoorbeeld worden bereikt door het draagvlak over de onder een zeer kleine hoek ten opzichte van het draagvlak staande plaat te laten schrapen, al dan niet onder tussenkomst van bijvoorbeeld een slijtvaste kunststof strip.

De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de begeleidende tekeningen. Hierin toont:

Fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht op een inrichting overeenkomstig de uitvinding, en fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht op een alternatieve uitvoering van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde inrichting 1 omvat een over een basisframe 2 verplaatsbaar draagvlak 3. Het draagvlak 3 kan door drukcilinders 4, die aan één zijde met het basisframe 2 en aan de andere zijde met het draagvlak 3 zijn verbonden, worden verplaatst. Om de weerstand tussen het basisframe 2 en het draagvlak 3 te beperken zijn lagers 5 aangebracht. Aan de zijde waar zich een voetplaat 6 voor vee 7 bevindt, is een plaat 8 zodanig vast met de bodem 9 verbonden dat het draagvlak 3 nauwsluitend over de plaat 8 bewogen kan worden. Het draagvlak 3 wordt zo ver naar de voederplaat 6 geschoven dat het vee 7 over de gewenste hoeveelheid veevoeder 10 kan beschikken. Op het moment dat het draagvlak 3 niet verder naar de voederplaat 6 geschoven kan worden en het vee 7 over te weinig veevoeder 10 beschikt, wordt een voederschuif 11 onder tussenkomst van een element met instelbare lengte 12 aan het basisframe 2 bevestigd. Het draagvlak 3 wordt dan van de voederplaat 6 af bewogen waardoor het veevoeder 10 door de voederschuif 11 wordt tegengehouden en het draagvlak 3 onder het veevoeder 10 door geschoven wordt. De elementen met instelbare lengte 12 worden dan losgemaakt van het basisframe 2 zodat het draagvlak 3 en de daarop liggende voederschuif 11 nu, afhankelijk van de veevoeder 10 behoefte van het vee 7, naar de voederplaat 6 toe geschoven worden. Een wigvormig element 13 maakt het mogelijk bijvoorbeeld een trekker op het draagvlak 3 te rijden, bij voorkeur wanneer draagvlak 3 en voederschuif 11 in hun meest van de voederplaat 6 afgekeerde stand verkeren, om veevoeder 10 op het draagvlak 3 te plaatsen. De elementen met instelbare lengte 12 dienen zowel druk- als trekbelast te kunnen worden om de voederschuif 11 ten op- ♦ zichte van het draagvlak 3 naar de voederplaat 6 toe en van de voederplaat 6 af te kunnen verplaatsen.

Naar de onderdelen van een alternatieve inrichting 14 van de onderhavige uitvinding wordt voorzover zij overeenkomen met onderdelen van de inrichting 1 zoals getoond in fig. 1 hetzelfde verwezen. Het draagvlak 3 kan door middel van drukcilinders 4 over glijplaten 15 van bijvoorbeeld nylon worden geschoven. Op twee op het basisframe 2 gelaste U-profielen 16 zijn elektrospoelmagneten 17 bevestigd. Deze elektrospoelmagneten 17 kunnen in de figuur niet-zichtbare pallen verplaatsen. Door de pallen met een schuifbalk 18 (vergelijk voederschuif 11 uit fig. 1) verbonden in de U-profielen 16 gelegen, van openingen 19 voorziene dwarsbalken 20 met het basisframe 3 worden gekoppeld en ontkoppeld. Deze inrichting 14 kan verder op dezelfde wijze worden gebruikt als de inrichting 1 uit fig. 1.

Claims (9)

1. Inrichting voor het naar een voederplaats verplaatsen van veevoeder, omvattende een basisframe, een draagvlak voor veevoeder, middelen voor het ten opzichte van het basisframe verplaatsen van het draagvlak voor veevoeder en een voederschuif, waarbij de voederschuif naar keuze met het basisframe kan worden verbonden of niet met het basisframe verbonden is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het basisframe en het draagvlak lagers zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in het basisframe ten minste één goot is opgenomen, waarin een aan het draagvlak verbonden nok verschoven kan worden.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het ten opzichte van het basisframe verplaatsen van het draagvlak ten minste één drukcilinder omvatten.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draagvlak één vrijheidsgraad heeft en daarom in één richting bewogen kan worden en dat de voederschuif ten minste één ongeveer loodrecht op de bewegingsrichting van het draagvlak staande plaat omvat.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederschuif aansluit op het draagvlak.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het met het basisframe verbinden van de voederschuif geschiedt door middel van het verbinden van de voederschuif met ten minste één door het draagvlak niet afgedekt deel van het basisframe.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het met het basisframe verbinden van de voederschuif geschiedt door middel van het verbinden van ten minste één boven het draagvlak uitstekend deel van het basisframe met de voederschuif onder tussenkomst van een verbindingsstang met een instelbare lengte.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, et het kenmerk, dat aansluitend aan de zijde van het basisframe waar het te voeren vee zich bevindt, een plaat is aangebracht waarover het draagvlak nauwsluitend kan worden verschoven.