NL9202216A

NL9202216A - Mowing machine (harvesting machine)

Info

Publication number: NL9202216A
Application number: NL9202216A
Authority: NL
Original assignee: Greenland Geldrop Bv
Priority date: 1992-12-21
Filing date: 1992-12-21
Publication date: 1994-07-18

Abstract

The invention relates to a mowing machine provided with a frame part which supports a number of mowing components and is coupled, with the aid of a coupling piece, to a frame part which is to be coupled to a lifting device of a tractor or the like. The coupling piece is pivotable both with respect to the frame part which supports the mowing components and with respect to the frame part which is to be coupled to the tractor or the like. A linkage is arranged between the frame part and the coupling piece in order to limit downwards pivoting of the frame part which supports the mowing components with respect to the frame part which is to be coupled to the tractor. One end of an adjustment cylinder is coupled to the frame part which is to be coupled to the tractor, while its other end interacts with the coupling piece. A stop which is connected to the coupling piece limits the displacement of this adjustment-cylinder end which interacts with the coupling piece with respect to the coupling piece. That end of the adjustment cylinder which interacts with the coupling piece is coupled, with the aid of a connecting member, to the frame part which supports the mowing components.

Description

Korte aanduiding : Maaimachine.Short designation: Mower.

De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine voorzien van een een aantal maaiorganen ondersteunend gesteldeel, dat met behulp van een koppelstuk is gekoppeld met een aan een hefinrichting van een trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel,waarbij het koppelstuk .zowel ten opzichte van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel als ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel verzwenkbaar is om een zich tijdens normaal bedrijf althans in hoofdzaak in de beoogde voort-bewegingsrichting van de maaimachine en dwars op de lengterichting van het koppelstuk uitstrekkende zwenkassen, terwijl tussen de gesteldelen en het koppelstuk een stangenmechanisme is aangebracht ter begrenzing van een neerwaartse verzwenking van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel.The invention relates to a mowing machine provided with a frame part supporting a number of mowing members, which coupling is coupled by means of a coupling piece to a frame part to be coupled to a lifting device of a tractor or the like, the coupling piece supporting both the mowing members frame part as pivotable relative to the frame part to be coupled to the tractor or the like, during normal operation a pivot axis extending at least substantially in the intended direction of travel of the mower and transversely of the longitudinal direction of the coupling piece, while between the frame parts and the coupling piece is provided with a rod mechanism for limiting a downward pivoting of the frame supporting part of the mowing members relative to the frame part to be coupled to the tractor or the like.

Dergelijke .naaimachines zijn reeds tientallen jaren bekend (zie bijvoorbeeld US-A-3.443.369) en worden wereldwijd gebruikt.Such sewing machines have been known for decades (see, for example, US-A-3,443,369) and are used worldwide.

Een probleem bij deze bekende constructies is, dat bij het omhoog bewegen van de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker de buitenste maaiorganen, dat wil zeggen de verst van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel gelegen maaiorganen de neiging hebben om door verzwenking van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel naar beneden te bewegen, waardoor in de geheven stand deze buitenste maaiorganen dichterbij de grond zijn gelegen dan de meer naar binnen opgestelde maaiorganen. Bij het keren van de trekker met de daarachter aangehangen maaimachine aan het einde van een akker is het echter juist gewenst, dat de buitenste maaiorganen voldoende hoog worden opgetild om bij het keren vrij te blijven van het nog niet afgemaaide gewas. Ook indien men met behulp van de hefinrichting van de trekker de maaimachine voor het keren aan het einde van de akker zo hoog mogelijk optilt is toch in vele gevallen niet te vermijden, dat de buitenste maaiorganen tijdens het keren door het nog niet afgemaaide gewas bewegen, hetgeen ongewenst is. Een verder nadeel van de noodzaak de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker zo hoog mogelijk te kunnen optillen, is, dat in de omhoog bewogen stand van de maaimachine de tussenas, die is aangebracht tussen de aftakas van de trekker en de maaimachine voor het aandrijven van de maaiorganen, een ongewenst grote hoek met de horizontaal insluit. Dit heeft tot gevolg, dat er nabij de onderzijde van het aan de trekker te koppelen gestel deel voldoende vrije ruimte aanwezig moet zijn om de tussenas te kunnen opnemen, hetgeen een nadelige invloed heeft op de mogelijkheid om dit aan de trekker te koppelen gesteldeel licht en toch voldoende stijf op te bouwen. Verder bestaat er gevaar voor schade aan de tussenas en dergelijke indien de tussenas, indien deze een grote hoek met de horizontaal insluit in draaiing zal worden gebracht.A problem with these known constructions is that when the mower is moved upwards with the aid of the lifting device of the tractor, the outer mowing members, i.e. the furthest from the mowing members coupled to the tractor or the like, tend to pivoting of the frame supporting the cutting members, so that in the raised position these outer cutting members are located closer to the ground than the more inwardly positioned cutting members. When turning the tractor with the mower attached to it at the end of a field, however, it is precisely desirable that the outer mowing members are lifted sufficiently high to remain free of the uncut crop when turning. Even if the mower is lifted as high as possible before turning at the end of the field with the help of the tractor's lifting device, it is in many cases impossible to prevent the outer mowing members from moving through the uncut crop, which is undesirable. A further disadvantage of the need to be able to lift the mower as high as possible using the tractor's lifting device is that in the raised position of the mower, the PTO shaft, which is fitted between the PTO shaft of the tractor and the front mower driving the cutting members, enclosing an undesirably large angle with the horizontal. As a result, there must be sufficient free space near the underside of the frame part to be coupled to the tractor to be able to receive the intermediate shaft, which has an adverse effect on the ability to couple this frame part to the tractor and yet sufficiently rigid to build. Furthermore, there is a risk of damage to the intermediate shaft and the like if the intermediate shaft, if it will be rotated at a large angle with the horizontal enclosure.

Met de uitvinding wordt beoogd een maaimachine van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de boven geschetste aan de bekende maai-machines klevende nadelen kunnen worden vermeden.The object of the invention is to obtain a mowing machine of the above type, wherein the drawbacks outlined above of the known mowing machines can be avoided.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat een ver-stelcylinder met een uiteinde is gekoppeld met het aan de trekker te koppelen gesteldeel en met zijn andere uiteinde samenwerkt met het koppelstuk, zodanig, dat dit uiteinde van de verstelcylinder over een zekere afstand ten opzichte van het koppelstuk in de lengterichting van het koppelstuk verplaatsbaar is, terwijl een met het koppelstuk verbonden aanslag de verplaatsing van dit met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder ten opzichte van het koppelstuk begrenst, terwijl het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder met behulp van een verbindingsorgaan is gekoppeld met het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel in een aankoppel punt, dat op enige afstand is gelegen van de zwenkas waarom het de maaiorganen dragende gesteldeel verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk, waarbij het verbindingsorgaan over een zekere afstand ten opzichte van het aankoppelpunt verschuifbaar is.According to the invention this can be achieved in that an adjusting cylinder is coupled with one end to the frame part to be coupled to the tractor and cooperates with the other end with the coupling piece, such that this end of the adjusting cylinder is a certain distance from the coupling piece is movable in the longitudinal direction of the coupling piece, while a stop connected to the coupling piece limits the displacement of this end of the adjusting cylinder co-acting with the coupling piece relative to the coupling piece, while the end of the adjusting cylinder co-operating with the coupling piece by means of a connector is coupled to the mower members supporting frame portion at a coupling point spaced from the pivot axis why the mower members carrying frame portion is pivotable with respect to the coupling, the connector being a certain distance from the coupling point is slidable.

Bij toepassing van een dergelijke maaimachine kunnen tijdens normaal bedrijf de maaiorganen oneffenheden van de grond op doelmatige wijze volgen doordat het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel over een voldoend grote hoek vrij verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk en het koppelstuk over een voldoend grote hoek vrij verzwenkbaar is ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel. Voor het omhoog bewegen van de maaimachine zal bij het in werking stellen van de verstelcylinder eerst het koppelstuk over een zekere hoek ten opzichte van het aan de trekker te koppelen gesteldeel omhoog worden verzwenkt, waarna bij verder uitschuiven van de verstelcylinder het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel samen met het koppelstuk omhoog zal worden verzwenkt, waardoor dat de buitenste maaiorganen verder omhoog zullen worden bewogen dan de meer naar binnen gelegen maaiorganen. Om daarbij een voldoend omhoog bewegen van de maaiorganen in het bijzonder de buitenste maaiorganen te bewerkstelligen is het niet noodzakelijk, dat de maalinrichting met behulp van de hefi nrichting van de trekker over een grote afstand omhoog wordt bewogen, zodat bij het opheffen van de maaimachine de tussenas niet onder een ongewenst steile hoek ten opzichte van de horizontaal zal worden verdraaid.When such a mower is used, during normal operation the mowing members can effectively follow unevenness of the ground because the supporting frame supporting part of the mowing members is freely pivotable relative to the coupling piece and the coupling piece is freely pivotable over a sufficiently large angle. relative to the frame to be coupled to the tractor or the like. When the adjusting cylinder is actuated, the coupling piece will first be pivoted upwards at a certain angle relative to the frame to be coupled to the tractor, after which the adjusting cylinder is extended, the frame supporting the cutting members together will be pivoted upward with the coupling, causing the outer mowing members to be moved further upward than the more inward mowing members. In order to achieve a sufficient upward movement of the mowing members, in particular the outer mowing members, it is not necessary that the grinding device is moved up a great distance by means of the lifting device of the tractor, so that when the mower is lifted, the intermediate shaft will not be turned at an undesirably steep angle relative to the horizontal.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine volgens de uitvinding.The invention will be explained in more detail below with reference to an exemplary embodiment of the mowing machine according to the invention, which is schematically shown in the accompanying figures.

Figuur 1 toont schematisch een achteraanzicht op de maaimachine in een voor transport over de weg geschikte stand.Figure 1 schematically shows a rear view of the mower in a position suitable for road transport.

Figuur 2 toont een achteraanzicht op de maaimachine in de normale gebruiksstand op een horizontaal gelegen veld.Figure 2 shows a rear view of the mower in its normal operating position on a horizontal field.

Figuur 3 toont een achteraanzicht op de maaimachine in een •bedrijfsstand waarin het de maai balken ondersteunende gesteldeel uit de horizontale stand naar beneden is verzwenkt.Figure 3 shows a rear view of the mower in an operating position • in which the cutter bar supporting frame section is pivoted down from the horizontal position.

Figuur 4 toont een achteraanzicht op de maaimachine waarin de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker omhoog is bewogen in een stand, waarin de maaiorganen althans nagenoeg vrij zijn van de grond.Figure 4 shows a rear view of the mowing machine in which the mowing machine has been moved upwards by means of the tractor's lifting device into a position in which the mowing members are at least practically free from the ground.

Figuur 5 toont een achteraanzicht op de maaimachine waarin het de maaimachine dragende gesteldeel met behulp van de verstel cylinder ten opzichte van het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel omhoog verzwenkt is.Figure 5 shows a rear view of the mower in which the frame part carrying the mower is pivoted upwards with the aid of the adjusting cylinder relative to the frame part which can be coupled to the tractor.

De in de figuren weergegeven maaimachine omvat een gebruikelijk aan een aankoppelbaar gesteldeel 1, dat op gebruikelijke wijze voor de aankoppeling aan de armen van de hefinrichting is voorzien van pennen 2.The mowing machine shown in the figures comprises a conventional coupling part 1, which is provided with pins 2 for coupling to the arms of the lifting device in the usual manner.

Aan het gesteldeel 1 is een koppelstuk of koppel balk 3 gekoppeld, zodanig, dat dit koppelstuk 3 ten opzichte van het gesteldeel 1 verzwenkbaar is om een tijdens normaal bedrijf althans nagenoeg horizontaal gelegen en zich in de beoogde voortbewegingsrichting uitstrekkende zwenkas 4. Aan het uiteinde van het koppelstuk 3, dat is afgekeerd van het met behulp van de zwenkas 4 aan het gesteldeel 1 gekoppelde uiteinde is met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende zwenkas 5 een verder gesteldeel of gestelbalk 6 zwenkbaar gekoppeld. Dit gesteldeel 6 dient voor de ondersteuning van maaiorganen 7, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld trommel vormige maaiorganen waaronder op gebruikelijke wijze steunschotels 8 zijn opgesteld.A coupling piece or coupling beam 3 is coupled to the frame part 1, such that this coupling piece 3 is pivotable relative to the frame part 1 about a pivot shaft 4. located at least substantially horizontally during normal operation and extending in the intended direction of travel. the coupling piece 3, which faces away from the end coupled to the frame part 1 by means of the pivot shaft 4, is pivotally coupled to a further frame part or frame beam 6 by means of a pivot shaft 5 extending parallel to the pivot shaft 4. This frame part 6 serves for supporting mowing members 7, in the shown exemplary embodiment drum-shaped mowing members under which support plates 8 are arranged in the usual manner.

Aan de zijkant van het gesteldeel 1, waaraan het koppelstuk 3 i met behulp van de zwenkas 5 is verbonden is met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende pen 9 een uiteinde van een verstel-cylinder 10 gekoppeld. Aan het uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstel cylinder 10 is een rol 12 aangebracht, die in het weergegeven schematische uitvoeringsvoorbeeld aanligt tegen de onderzijde van het I koppelstuk 3. Het zal echter duidelijk zijn, dat de rol 12 of een of ander aan het uiteinde van de zuigerstang 11 aangebracht schuifstuk kan zijn opgenomen in een aan het koppelstuk 3 bevestigde en zich in de lengterichting van het koppelstuk 3 uitstrekkende geleiding, zodanig dat bij het samentrekken of uitschuiven van de verstel cylinder 10 de rol 12 of derge- i lijke zich in de lengterichting van het koppelstuk ten opzichte van het •koppelstuk 3 zal verplaatsen.On the side of the frame part 1, to which the coupling piece 3 i is connected by means of the pivot shaft 5, an end of an adjusting cylinder 10 is coupled by means of a pin 9 extending parallel to the pivot shaft 4. At the end of the piston rod 11 of the adjusting cylinder 10, a roller 12 is arranged, which in the schematic embodiment shown shows abutting against the underside of the coupling piece 3. However, it will be clear that the roller 12 or some other the end of the piston rod 11 arranged can be received in a guide fixed to the coupling piece 3 and extending in the longitudinal direction of the coupling piece 3, such that when the adjusting cylinder 10 is contracted or extended, the roller 12 or the like in the longitudinal direction of the coupling piece relative to the • coupling piece 3.

Tussen het gesteldeel 1 en het koppelstuk 3 is verder nog een koppelstang 13 aangebracht.A coupling rod 13 is further arranged between the frame part 1 and the coupling piece 3.

In het weergegeven schematische uitvoeringsvoorbeeld is deze ) koppelstang 13 ten opzichte van het gesteldeel 1 verdraaibaar om een zich evenwijdig aan en een weinig boven de as 9 uitstrekkende as 14. Een en ander is zo weergegeven ter wille van de duidelijkheid van de tekening, maar in het algemeen zal het in de werkelijkheid de voorkeur worden gegeven, dat de koppelstang 13 eveneens om de as 9 verzwenkbaar met het > gesteldeel 1 is verbonden.In the schematic embodiment shown, this coupling rod 13 is rotatable relative to the frame part 1 about an axis 14 extending parallel to and a little above the axis 9. All this is shown for the sake of clarity of the drawing, but in in general it will in reality be preferred that the coupling rod 13 is also pivotally connected to the frame part 1 about the axis 9.

In het van de as 14 afgekeerde uiteinde van de koppelstang is een zich in de lengterichting van de koppelstang uitstrekkend sleufgat 15 aangebracht waarin een aan het koppelstuk 3 bevestigde pen 15 in de lengterichting van de koppelstang verschuifbaar is opgenomen. Het zal duidelijk ) zijn, dat in de in figuur 1 weergegeven stand de koppelstang 13 een naar beneden verzwenken van het koppelstuk 3 ten opzichte van het gesteldeel 1 om de zwenkas 4 verhindert.In the end of the coupling rod remote from the shaft 14, a slotted hole 15 extending in the longitudinal direction of the coupling rod is provided, in which a pin 15 fixed to the coupling piece 3 is slidably mounted in the longitudinal direction of the coupling rod. It will be clear that in the position shown in figure 1 the coupling rod 13 prevents pivoting of coupling piece 3 downwards relative to frame part 1 about pivot axis 4.

Aan het vrije uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstel-cylinder 10 is met behulp van een zich evenwijdig aan de as 9 uitstrekkende j pen 17 het uiteinde van een verbindingsorgaan of koppelstang 18 scharnierend gekoppeld. In het van de pen 17 afgekeerde einde van het verbind- ingsorgaan 18 is een zich in de lengterichting van dit verbindingsorgaan uitstrekkend sleufgat 19 aangebracht. In dit sleufgat is een pen 20 gelegen, die is bevestigd aan een steunplaat 21, die is bevestigd aan het nabij de zwenkas 5 gelegen uiteinde van het gesteldeel 6. Een en ander zodanig, dat de pen 20 zich evenwijdig aan en op enige afstand van de zwenkas 5 uitstrekt.The end of a connecting member or coupling rod 18 is hingedly coupled to the free end of the piston rod 11 of the adjusting cylinder 10 by means of a pin 17 extending parallel to the shaft 9. In the end of the connecting member 18 facing away from the pin 17, a slotted hole 19 extending in the longitudinal direction of this connecting member is arranged. Located in this slotted hole is a pin 20, which is attached to a support plate 21, which is attached to the end of the frame part 6 located near the pivot axis 5. All this in such a way that the pin 20 is parallel to and at some distance from the pivot axis 5 extends.

In het holle verbindingsorgaan is een drukveer 22 opgenomen, die ligt opgesloten tussen een door het holle verbindingsorgaan verlopende stift 23 en de pen 20, zodat deze veer 22 steeds, zal trachten het verbindingsorgaan, gezien in de verschillende figuren, naar links te verplaatsen.A compression spring 22 is included in the hollow connecting member, which is enclosed between a pin 23 running through the hollow connecting member and the pin 20, so that this spring 22 will always try to move the connecting member, as seen in the various figures, to the left.

Aan het koppelstuk 3 is verder met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende pen 24 een borgklink 25 met een uiteinde scharnierend gekoppeld. In de borgklink zijn een tweetal uitsparingen 26 en 28 aangebracht voor het opnemen van de aan het uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstelcylinder 10 aangebrachte pen 17.A locking latch 25 is hingedly coupled to the coupling piece 3 by means of a pin 24 extending parallel to the pivot axis 4. Two recesses 26 and 28 are provided in the locking latch for receiving the pin 17 arranged at the end of the piston rod 11 of the adjusting cylinder 10.

Tijdens normaal bedrijf zullen, zoals weergegeven in figuur 2, de onder de maaiorganen 7 opgestelde schotels 8 op het althans in hoofdzaak horizontaal gelegen grondoppervlak rusten. Tijdens bedrijf kunnen daarbij de maaiorganen met behulp van een schematisch in figuur 2 weergegeven riem-of kettingoverbrenging 29 op de gebruikelijke wijze vanaf de aftakas van de trekker of dergelijke worden aangedreven.During normal operation, as shown in figure 2, the dishes 8 arranged under the mowing members 7 will rest on the at least substantially horizontal ground surface. During operation, the mowing members can be driven in the usual manner from the power take-off shaft of the tractor or the like by means of a belt or chain transmission 29 shown diagrammatically in Figure 2.

De verstelcyl inder 10 is geheel ingetrokken en de pen 17 rust daarbij in de uitsparing 26 van de grendelklink 25. Daarbij is de verstel-cylinder 10 drukloos, zodat de cylinder 10 een eventueel naar beneden zwenken van het koppelstuk 3 vanuit de in figuur 2 weergegeven stand naar bijvoorbeeld de in figuur 3 weergegeven stand niet zal hinderen. Verdere verzwenking naar beneden van het koppelstuk 3 vanuit de in figuur 3 weergegeven stand is niet mogelijk, daar een dergelijke verzwenking wordt geblokkeerd door het feit dat de pen 16 aanligt tegen een uiteinde van het sleufgat 15 in de koppelstang 13.The adjusting cylinder 10 is fully retracted and the pin 17 rests in the recess 26 of the locking latch 25. The adjusting cylinder 10 is pressureless, so that the cylinder 10 pivots down the coupling piece 3 from the position shown in Figure 2. position to, for example, the position shown in figure 3 will not hinder. Further pivoting downwards of the coupling piece 3 from the position shown in figure 3 is not possible, since such pivoting is blocked by the fact that the pin 16 rests against one end of the slotted hole 15 in the coupling rod 13.

Verder zal het uit de figuren 2 en 3 duidelijk zijn, dat ook het de maaiorganen 7 dragende gesteldeel 6 tijdens bedrijf vrij om de zwenkas 5 kan verdraaien, bijvoorbeeld vanuit de in figuur 2 weergegeven stand naar de in figuur 3 weergegeven stand.It will further be clear from Figures 2 and 3 that the frame part 6 carrying the mowing members 7 can also rotate freely about the pivot axis 5 during operation, for instance from the position shown in Figure 2 to the position shown in Figure 3.

Ook een vrij omhoog zwenken van het koppelstuk 3 resp. van het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 om de zwenkassen 4 en 5 zal uiteraard mogelijk zijn, zodat de maaiorganen met de onder de maaiorganen opgestelde afsteunschotel de oneffenheden van de grond tijdens het maaien op gebruikelijke wijze kunnen volgen.Also a free swiveling up of the coupling piece 3 resp. of the frame part supporting the mowing members 7 around the pivot shafts 4 and 5 will of course be possible, so that the mowing members with the support plate arranged under the mowing members can follow the unevenness of the ground in the usual manner during mowing.

Om de maaiorganen ten opzichte van de grond omhoog te ver-> plaatsen, zoals nodig is voor het keren van de de maaimachine ondersteunende trekker of dergelijke met de maaimachine bij het einde van een te maaien veld zal de verstelcylinder 10 in werking kunnen worden gesteld. Gebruikelijk zal de verstelcylinder kunnen worden bediend met behulp van een op de trekker of dergelijke aanwezige, door de trekkerbestuurder vanaf 1 zijn zitplaats te bedienen regelafsluiter waarop de verstelcylinder 10 via niet nader weergegeven leidingen of dergelijke is aangesloten.To move the mowing members upward relative to the ground, such as is necessary for turning the mower supporting tractor or the like with the mower at the end of a field to be mowed, the adjustment cylinder 10 may be actuated. It will usually be possible to operate the adjusting cylinder by means of a control valve on the tractor or the like, which can be operated by the tractor driver from his seat, to which the adjusting cylinder 10 is connected via pipes or the like (not shown).

Bij het uitschuiven van de verstelcylinder zal de aan het einde van de zuigerstang 11 van de verstelcylinder aangebrachte pen 17 aanlopen in de nabij de scharnierpen 24 van de borgklink 25 aangebrachte uitsparing 5 26, zodat verdere verplaatsing van dit uiteinde van de verstelcylinder ten •opzichte van het koppelstuk 3 wordt verhinderd. Dientengevolge zal bij verder uitschuiven van de verstelcylinder 10 het koppelstuk 3 om de zwenkas 4 enigszins omhoog worden gedraaid terwijl daarbij het de maaiorganen 7 dragende gesteldeel 6 om de zwenkas 5 enigszins naar beneden kan zwenken, 3 totdat de pen 20 aanloopt tegen het gezien in de figuren linker uiteinde van het in het verbindingsorgaan 18 aangebrachte sleufgat 19. Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld liggen dan het koppelstuk 3 en het gesteldeel 6 althans nagenoeg in eikaars verlengde. Bij een verder uitschuiven van de verstel cyl inder 10 zullen dan het koppelstuk 3 en de gestelbalk 6 5 als een geheel om de zwenkas 4 omhoog worden verzwenkt. Daar deze zwenkas 4 op grotere afstand is gelegen van de maaiorganen, die zijn aangebracht nabij het vrije uiteinde van de gestelbalk dan van de maaiorganen, die nabij het aan het koppelstuk 3 gekoppelde uiteinde van het gesteldeel 6 en dus ook verhoudingsgewijs dichtbij het aan de trekker aankoppel bare gestel -3 deel 1 zijn gelegen, zullen bij boven geschetste zwenking de buitenste maaiorganen over een aanzienlijk grotere afstand omhoog bewegen dan de meer naar binnen gelegen maaiorganen. Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen dan ook door het in werking stellen van de verstel-cylinder 10 in het bijzonder de buitenste maaiorganen over een grote 5 afstand omhoog worden bewogen zonder dat het daarbij noodzakelijk is om de gehele maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker over een verhoudingsgewijs grote afstand omhoog te bewegen.When the adjusting cylinder is extended, the pin 17 arranged at the end of the piston rod 11 of the adjusting cylinder will run into the recess 5 26 arranged near the hinge pin 24 of the locking latch 25, so that further displacement of this end of the adjusting cylinder relative to the coupling piece 3 is prevented. As a result, when the adjusting cylinder 10 is further extended, the coupling piece 3 about the pivot shaft 4 will be rotated slightly upwards while thereby allowing the frame member 6 carrying the mowing members 7 to pivot slightly downwards about the pivot shaft 3, until the pin 20 runs against it seen in the figures shows the left end of the slotted hole 19 arranged in the connecting member 18. In the exemplary embodiment shown, the coupling piece 3 and the frame part 6 are at least substantially in line. When the adjusting cylinder 10 is extended further, the coupling piece 3 and the frame beam 6 will be pivoted upwards as a whole around the pivot axis 4. Since this pivot shaft 4 is located at a greater distance from the mowing members, which are arranged near the free end of the frame beam than from the mowing members, which are located near the end of the frame part 6 coupled to the coupling piece 3, and thus also relatively close to the tractor. hitched frame -3 part 1, when pivoted above the outer mowing members will move up a considerably greater distance than the more inward mowing members. By applying the construction according to the invention, the outer mowing members in particular can therefore be moved upwards by a great distance by activating the adjusting cylinder 10 without it being necessary to move the entire mower with the aid of the lift the tractor's lifting gear over a relatively large distance.

Dit heeft niet alleen het voordeel, dat in het bijzonder de buitenste maaiorganen bij het keren aan het einde van een akker goed vrijkomen van het op de akker staande te maaien gewas, maar tevens, dat bij het zo heffen van de maaiorganen de tussenas, die is aangebracht tussen de aftakas van de trekker en de maaimachine, niet in een ongewenst steile stand wordt gebracht, daar de stand van het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel in de zo geheven stand van de maaimachine slechts weinig afwijkt van de stand van dit aan de trekker aankoppelbare gesteldeel tijdens normaal maaibedrijf. Dit heeft ook een gunstige uitwerking op de mogelijkheid het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel licht en stevig uit te voeren, daar bijvoorbeeld op nabij de onderzijde van dit gesteldeel horizontaal en dwars op de beoogde voortbewegingsrichting van de maaimachine tijdens bedrijf verlopende gestelbalken kunnen worden aangebracht zonder dat deze gestelbalken met de tussenas in conflict komen bij het heffen van de maaimachine.This not only has the advantage that, in particular, the outer mowing members are properly released from the crop to be mown on the field when turning at the end of a field, but also that the intermediate shaft, which is lifted in this way when the mowing members are lifted is fitted between the PTO shaft of the tractor and the mower, is not brought into an undesirably steep position, since the position of the frame which can be coupled to the tractor in the raised position of the mower differs only slightly from the position of this on the tractor attachable frame part during normal mowing operation. This also has a favorable effect on the possibility of making the frame part which can be coupled to the tractor be light and sturdy, since, for example, frame beams running horizontally and transversely to the intended direction of travel of the mower can be arranged near the underside of this frame part without operation. these frame beams conflict with the PTO shaft when lifting the mower.

Het zal duidelijk zijn, dat men voor het in bedrijf stellen van de maaimachine de boven beschreven handelingen kan omkeren, zodat de maaimachine weer terug wordt gebracht in de in figuur 2 weergegeven stand.It will be clear that before starting the mower the operations described above can be reversed, so that the mower is returned to the position shown in figure 2.

Ter vermindering van de breedte van de machine voor transport over de weg moet het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 vanuit de in figuur 2 weergegeven normale bedrijfsstand over een hoek van ongeveer 90° worden verzwenkt naar de in figuur 1 weergegeven transportstand. Om dit te bewerkstelligen zal bij ingetrokken verstelcylinder 10 de borgklink 25 enigszins, gezien in de figuren tegen de wijzers van de klok in omhoog worden gezwenkt, hetgeen bijvoorbeeld door de bestuurder van de trekker kan worden bewerkstelligd met behulp van een aan het vrije uiteinde van de borgklink bevestigd, niet nader weergegeven koord, dat vanaf de maaimachine naar de bestuurdersplaats van de trekker is geleid.In order to reduce the width of the machine for road transport, the frame member 6 supporting the mowing members 7 must be pivoted from the normal operating position shown in Figure 2 through an angle of approximately 90 ° to the transport position shown in Figure 1. In order to achieve this, when the adjusting cylinder 10 is retracted, the retaining latch 25 will be pivoted slightly counterclockwise, as seen in the figures, which can be effected, for example, by the driver of the tractor using a free end of the retaining latch attached, cord not shown in detail, which is routed from the mower to the driver's seat of the tractor.

Indien de klink enigszins omhoog is verzwenkt kan het uiteinde van de verstelcylinder 11 door de verstelcylinder 10 in de lengterichting van het koppelstuk worden verschoven in de richting van de in figuur 1 weergegeven stand. Hierbij zal enerzijds het koppelstuk 3 enigszins om de zwenkas 4 omhoog worden gezwenkt, maar tevens zal gezien in de figuren het verbindingsorgaan 18 naar rechts worden verplaatst, waarbij, zodra het gezien in de figuren linker uiteinde van het in het verbindingsorgaan 18 aangebrachte sleufgat 19 aankomt tegen de aan het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 bevestigde, een aanslag vormende pen 20, het gesteldeel 6 om de zwenkas 5 omhoog wordt gezwenkt naar de in figuur 1 weergegeven stand.When the latch is pivoted slightly upwards, the end of the adjusting cylinder 11 can be moved in the longitudinal direction of the coupling piece by the adjusting cylinder 10 in the direction of the position shown in figure 1. On the one hand, the coupling piece 3 will be pivoted slightly upwards about the pivot axis 4, but the connecting member 18 will also be displaced to the right, seen in the figures, wherein, as soon as the left end of the slotted hole 19 provided in the connecting member 18, as seen in the figures, arrives against the frame part 6 attached to the mowing members 7 supporting a stop forming pin 20, the frame part 6 is pivoted upwards about the pivot axis 5 to the position shown in figure 1.

Bij het bereiken van deze stand zal de pen 17 zijn aangekomen ter hoogte van de in het uiteinde van de borgklink 25 aangebrachte uitsparing 28, zodat de borgklink 25 enigszins naar beneden zal zwenken om de pen 24 en de pen 17 zo in de uitsparing 28 komt te liggen. Het zal duidelijk zijn, dat dan, ook indien de druk in de verstel cylinder 10 wegvalt, de verstelcylinder niet onder invloed van het gewicht van de maaimachine ineengeschoven kan worden, daar de borgklink 25 de zuigerstang 11 in de in figuur 1 weergegeven stand vasthoudt.When this position is reached, the pin 17 will have arrived at the level of the recess 28 provided in the end of the locking latch 25, so that the locking latch 25 will pivot slightly downwards around the pin 24 and the pin 17 will thus enter the recess 28 to lay down. It will be clear that, even if the pressure in the adjusting cylinder 10 drops, the adjusting cylinder cannot be collapsed under the influence of the weight of the mower, since the locking latch 25 holds the piston rod 11 in the position shown in Figure 1.

De verstelcylinder 10 kan zodoende zowel worden benut voor het effectief omhoog bewegen van de maaiorganen boven het grondoppervlak met het oog op het manoeuvreren van de trekker met de daaraan aangekoppelde maaimachine en voor het in een voor wegtransport geschikte stand brengen van de maaimachine.The adjusting cylinder 10 can thus be used both for effectively raising the mowing members above the ground surface for maneuvering the tractor with the mower coupled thereto and for bringing the mower into a position suitable for road transport.

Om de maaimachine van uit de transportstand terug te brengen in de-werkstand zal eerst de verstelcylinder 10 zodanig worden uitgeschoven dat de klink 25, bijvoorbeeld met behulp van bovengenoemd koord omhoog gezwenkt kan worden, waarna de verstelcylinder kan worden ingeschoven naar de in figuur 2 weergegeven stand.In order to return the mower from the transport position to the working position, the adjusting cylinder 10 will first be extended such that the catch 25 can be pivoted upwards, for example with the aid of the above-mentioned cord, after which the adjusting cylinder can be retracted to the position shown in Figure 2. stand.

Claims

1. Mower provided with a number of mowing members supporting frame part, which is coupled by means of a coupling piece to a frame part to be coupled to a lifting device of a tractor or the like, wherein the coupling piece is both with respect to the mowing members supporting frame part and with respect to of the frame part to be coupled to the tractor or the like is pivotable for a pivot shaft extending during normal operation at least substantially in the intended direction of travel of the mower and transversely of the longitudinal direction of the coupling piece, while a rod mechanism between the frame parts and the coupling piece is arranged to limit a downward pivoting of the frame supporting part of the mowing members relative to the frame part to be coupled to the tractor or the like, characterized in that an adjusting cylinder is coupled at one end to the frame part to be coupled to the tractor and its other end interacts with the coupling piece, such that this end of the adjusting cylinder is displaceable a certain distance with respect to the coupling piece in the longitudinal direction of the coupling piece, while a stop connected to the coupling piece displaces this end of the adjusting cylinder cooperating with the coupling piece relative to the coupling piece of the coupling piece, while the end of the adjusting cylinder cooperating with the coupling piece is coupled by means of a connecting member to the mowing member supporting frame part in a coupling point, which is located at a distance from the pivot axis for which the mowing member carrying frame part is pivotable with respect to the coupling piece, wherein the connecting member is slidable over a certain distance from the coupling point.

Mower according to claim 1, characterized in that a coupling rod is arranged between the coupling piece and the frame part to be coupled to the tractor or the like, which limitation pivots the coupling piece relative to the frame part to be coupled to the tractor or the like .

Mower according to claim 1 or 2, characterized in that a slot-hole extending in the longitudinal direction of the connecting member is provided in the end of the connecting member remote from the adjusting cylinder, in which a pin forming the coupling point attached to the frame is slidable is included.

Mower according to one of the preceding claims, characterized in that the stop connected to the coupling piece can be moved out of the path of the end of the adjusting cylinder co-acting with the coupling piece.

Mower according to any one of the preceding claims, characterized in that the frame part carrying the mowing members can be pivoted from the working position with respect to the coupling piece in an upwardly extending transport position by means of the adjusting cylinder.

Mower according to claim 5, characterized in that an adjustable stop is provided which secures the end of the adjusting cylinder co-acting with the coupling piece in the transport position of the mower against sliding back.

A mowing machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a locking latch is hingedly coupled to the coupling piece and the locking latch is provided with two spaced apart recesses for receiving an end of the coupling piece cooperating with the coupling piece. adjustment cylinder cooperating pin for which the recesses serve as a stop.