NL9201862A - Doseerapplicator met dubbele klep. - Google Patents

Doseerapplicator met dubbele klep. Download PDF

Info

Publication number
NL9201862A
NL9201862A NL9201862A NL9201862A NL9201862A NL 9201862 A NL9201862 A NL 9201862A NL 9201862 A NL9201862 A NL 9201862A NL 9201862 A NL9201862 A NL 9201862A NL 9201862 A NL9201862 A NL 9201862A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
sponge
buffer chamber
applicator
pressure force
Prior art date
Application number
NL9201862A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sara Lee De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sara Lee De Nv filed Critical Sara Lee De Nv
Priority to NL9201862A priority Critical patent/NL9201862A/nl
Priority to PCT/NL1993/000215 priority patent/WO1994010056A1/en
Priority to AU55346/94A priority patent/AU5534694A/en
Publication of NL9201862A publication Critical patent/NL9201862A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D47/00Closures with filling and discharging, or with discharging, devices
    • B65D47/42Closures with filling and discharging, or with discharging, devices with pads or like contents-applying means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)

Description

Titel: Doseerapplicator met dubbele klep
De uitvinding heeft betrekking op een doseerapplicator voorzien van een vloeistofhouder met een doorgang welke uitmondt in een applicatorspons, waarbij in de doorgang een eerste klep is aangebracht, die door een voorspanveer in de gesloten stand is voorgespannen, en welke eerste klep zich in een geopende stand bevindt bij een op de spons uitgeoefende drukkracht, die groter is dan een bepaalde openings-druk-kracht.
Een dergelijke doseerapplicator is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 66.17959.
Met name wanneer de doseerapplicator wordt toegepast voor het opbrengen van vloeistoffen met lage viscositeit, zoals bijvoorbeeld self-shine schoenpoets die waterdun is, wordt de vloeistof veelal in een te dikke laag opgebracht, hetgeen tot scheurvorming (cracking) in de glanslaag leidt.
Bij self-shine schoenpoets wordt een optimaal glansresultaat verkregen wanneer per schoen ca. 0,15-0,20 gram vloeistof wordt opgebracht.
Na het opbrengen van dergelijke self-shine schoenpoets, moet de opgebrachte vloeistof alleen worden verdeeld.
Applicatoren van de onderwerpelijke soort hebben derhalve een tweeledig doel, namelijk enerzijds het opbrengen (doseren) en anderzijds het uitsmeren van de opgebrachte vloeistof.
Wanneer tijdens het uitsmeren van de opgebrachte vloeistof te hard op de bekende applicator wordt gedrukt, hetgeen onbewust gemakkelijk kan gebeuren, wordt telkens opnieuw vloeistof gedoseerd met als gevolg het reeds genoemde overvloedige doseren van de vloeistof, hetgeen bij self-shine schoenpoets na het drogen leidt tot cracking.
De uitvinding beoogt een handzame doseerapplicator zonder de hierboven vermelde bezwaren.
Hiertoe wordt de doseerapplicator van de in aanhef vermelde soort gekenmerkt door een tweede, in de doorgang aan- gebrachte klep, die zich in geopende toestand bevindt bij een op de spons uitgeoefende drukkracht, die lager is dan een bepaalde sluit-drukkracht, en welke tweede klep zich in gesloten toestand bevindt bij een op de spons uitgeoefende drukkracht, die hoger is dan de sluit-drukkracht, waarbij de doseerapplicator verder is voorzien van een, tussen de eerste en de tweede klep aangebrachte bufferkamer voor de vloeistof, en waarbij de openings- en de sluit-drukkracht zodanig zijn gekozen dat bij normaal gebruik van de applicator de bufferkamer intermitterend wordt gevuld met vloeistof en de vloeistof uit de bufferkamer intermitterend wordt afgegeven aan de applicatorspons.
Een dergelijke doseerapplicator biedt het voordeel dat wanneer de gebruiker tijdens het uitsmeren van de vloeistof te hard op de applicator drukt de toevoer van vloeistof wordt gestaakt. Hierdoor wordt voorkomen dat een te dikke laag van bijvoorbeeld self-shine schoenpoets op een schoen wordt opgebracht waardoor cracking van de opgebrachte laag wordt verhinderd. Indien de openings-drukkracht en de sluit-drukkracht juist zijn gekozen wordt bij toepassing van de applicator door een gemiddelde gebruiker ca. 0,15 - 0,20 gram vloeistof per schoen opgebracht. Een dergelijke hoeveelheid per schoen opgebrachte vloeistof leidt tot een optimaal poetsresultaat. Bovendien is het hierdoor mogelijk met een doseerapplicator ter grootte van een lipstick ca. 50 paar schoenen te poetsen.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen een drietal uitvoeringsvoorbeelden van de doseerapplicator, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven.
Fig. 1 toont een langsdoorsnede-aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de doseerapplicator; fig. 2 toont een langsdoorsnede-aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm; en fig. 3 toont een langsdoorsnede-aanzicht van een derde uitvoeringsvorm.
Bij alle drie de weergegeven uitvoeringsvormen is de doseerapplicator voorzien van een vloeistofhouder 101, 201, 301 met een doorgang 102, 202, 302 welke uitmondt in een applicatorspons 103, 203, 303. In de doorgang 102, 202, 302 is een eerste klep 104, 204, 304 aangebracht, die door een voor-spanveer 105, 205, 305 in de gesloten stand is voorgespannen. De eerste klep 104, 204, 304 bevindt zich in een geopende stand bij een op de spons 103, 203, 303 uitgeoefende druk-kracht, die groter is dan een bepaalde openings-drukkracht. De drie uitvoeringsvormen worden alle drie gekenmerkt door een tweede, in de doorgang aangebrachte klep 106, 206, 306, die zich in geopende toestand bevindt bij een op de spons 103, 203, 303 uitgeoefende drukkracht, die lager is dan een bepaalde sluit-drukkracht, en welke tweede klep 106, 206, 306 zich in gesloten toestand bevindt bij een op de spons 103, 203, 303 uitgeoefende drukkracht, die hoger is dan de sluit-drukkracht. Bovendien is de doseerapplicator voorzien van een, tussen de eerste en de tweede klep aangebrachte bufferkamer 107, 207, 307 voor de vloeistof. De verschillende kleponderde-len en voorspanmiddelen zijn zodanig gedimensioneerd dat bij normaal gebruik van de applicator de bufferkamer 107, 207, 307 intermitterend wordt gevuld met vloeistof en de vloeistof uit de bufferkamer intermitterend wordt afgegeven aan de applicatorspons 103, 203, 303. Deze kenmerken verschaffen een doseerapplicator met behulp waarvan een zeer dunne laag vloeistof kan worden opgebracht en uitgesmeerd. Bovendien kunnen de kenmerkende maatregelen met constructief eenvoudige middelen op economische wijze worden gerealiseerd.
Een aldus functionerende doseerapplicator kan, volgens een nadere uitwerking van de uitvinding, worden gekenmerkt doordat een kleplichaam van de eerste klep 104, 204, 304 en een kleplichaam van de tweede klep 106, 206, 306 zodanig met elkaar zijn gekoppeld, dat de kleplichamen in bedrijf in axiale richting een gelijk bewegingspatroon doorlopen.
Hierdoor is het mogelijk dat beide kleplichamen in axiale richting worden verplaatst door één aansturende beweging. In het algemeen wordt de aansturende beweging veroorzaakt door de op de spons uitgeoefende drukkracht. Een dergelijke koppeling kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd doordat de kleplichamen met elkaar zijn verbonden of tegen elkaar aanliggen, of doordat de beide kleppen een gemeenschappelijk kleplichaam hebben.
Daarbij is het bijzonder gunstig wanneer de sluit-drukkracht groter is dan de openings-drukkracht. Hierdoor wordt verhinderd dat, wanneer er continu met grote kracht op de doseerapplicator wordt gedrukt, continu vloeistof wordt afgegeven.
Een eerste mogelijke uitvoeringsvorm is weergegeven in fig. 1. Deze uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt doordat de eerste klep 104 samenwerkt met een klepzitting die is aangebracht op een axiaal, naar de vloeistofhouder toegekeerd uiteinde van de bufferkamer 107. De eerste klep 104 is voorzien van een eerste klepsteel 108 die reikt tot in de bufferkamer 107. De tweede klep 106 is uitgevoerd als een schotel 109 die met een drukvlak 110 te noemen zijde aanligt tegen, of is verbonden met de applicatorspons 103 en die met een, tegenover het drukvlak 110 gelegen afsluitzijde 111, die bijvoorbeeld konusvormig is, samenwerkt met een klepzitting 112, die is aangebracht op een axiaal, naar de spons 103 toegekeerd uiteinde van de bufferkamer 107. De schotel 109 ligt aan tegen, of is verbonden met, eventueel onder tussenkomst van een tweede klepsteel 113, de eerste klepsteel 108.
De werking van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm is als volgt: Wanneer op de applicatorspons 103 een druk-kracht wordt uitgeoefend die hoger is dan de openings-drukkracht wordt de klep 104 geopend en stroomt de bufferkamer 107 vol met vloeistof. Wanneer de op de spons 103 uitgeoefende drukkracht lager is dan de sluit-drukkracht blijft de tweede klep 106 geopend en kan de vloeistof uit de bufferkamer 107 in de spons 103 vloeien. Wanneer tijdens het uitsmeren van de vloeistof de drukkracht op de spons 103 toeneemt tot boven de sluit-drukkracht wordt de tweede klep 106 afgesloten en stopt de toevoer van vloeistof naar de spons 103.
Het hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeeld is een-' voudig van constructie en kan op economische wijze worden vervaardigd. De montage kan bijvoorbeeld als volgt plaatsvinden. De schotel 109 kan met behulp van een verbindingstechniek, zoals bijvoorbeeld lijmen of smeltlassen, met de applicator-spons worden verbonden. Vervolgens kan de spons 103 op een van de vloeistofhouder 1 afgekeerd sponsdraagvlak 114 worden bevestigd. Hierna kan de klepsteel 108 van de eerste klep 104 met de schotel 109 worden verbonden of hiertegen worden aangelegd en kan het aldus samengestelde applicator-gedeelte op de vloeistofhouder 101 worden geplaatst.
Het in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt gekenmerkt doordat de doorgang 202 zich aan weerszijden van de bufferkamer 207 uitstrekt, waarbij zich in de bufferkamer 207 een als kleplichaam dienend afsluitelement 208 bevindt dat met speling in de bufferkamer 207 is opgenomen. De voorspanveer 205 is voorzien van een eerste pen 209, die zich tot in de bufferkamer 207 uitstrekt in een eerste doorgangdeel 202a, dat zich bevindt tussen de vloeistofhouder 201 en de bufferkamer 207. De eerste pen 209 drukt het afsluitelement 208 afsluitend aan tegen een, van een eerste klepzitting 204 voorziene opening, die wordt gevormd door een tweede doorgangdeel 202b dat zich uitstrekt tussen de bufferkamer 207 en de applicatorspons 203. De doseerapplicator is verder voorzien van een schotel 210, die met een drukvlak 211 te noemen zijde aanligt tegen, of is verbonden met de naar de vloeistofhouder 201 toegekeerde zijde van de spons 203 en die met een tegenover het drukvlak gelegen zijde is voorzien van een tweede pen 212 die zich door het tweede doorgangdeel 202b uitstrekt tot in de bufferkamer 207. De tweede pen 212 drukt het afsluitelement 208, bij een op de spons 203 uitgeoefende drukkracht, die groter is dan de sluit-drukkracht, tegen de drukkracht van de voorspanveer 205 in, afsluitend tegen een, door de eerste doorgang 202a in de bufferkamer 207 gevormde opening, die is voorzien van een tweede klepzitting 206.
De werking van een aldus uitgevoerde doseerapplicator' is als volgt: Wanneer op de applicatorspons 203 een drukkracht wordt uitgeoefend die hoger is dan de openings-drukkracht wordt de klep 204 geopend en vloeit de zich in de bufferkamer 207 bevindende vloeistof in de spons 203. Wanneer de op de spons 203 uitgeoefende drukkracht lager is dan de sluit-druk-kracht blijft de tweede klep 206 geopend en kan de vloeistof vanuit de vloeistofhouder 201 in de bufferkamer 207 blijven stromen. Wanneer tijdens het uitsmeren van de vloeistof de drukkracht op de spons 203 toeneemt tot boven de sluit-druk-kracht wordt de tweede klep 206 afgesloten en stopt de toevoer van vloeistof naar de bufferkamer 207.
De werking is derhalve tegengesteld aan die van het, in fig. 1 weergegeven, eerste uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de bufferkamer 107 niet wordt gevuld bij een lagere dan de openings-drukkracht op de spons uitgeoefende drukkracht, terwijl bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld de bufferkamer 207 niet wordt geleegd bij een onder de openings-drukkracht op de spons 203 uitgeoefende drukkracht.
Ook voor het in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld geldt dat de doseerapplicator eenvoudig van constructie is en op economische wijze kan worden vervaardigd.
Een goedkoop en standaard in de handel verkrijgbaar afsluitelement 208 kan zijn uitgevoerd als een kogel waarbij de bufferkamer 207 een in hoofdzaak bolvormige ruimte insluit.
Voor beide hierboven besproken uitvoeringsvoorbeelden geldt dat het bijzonder gunstig is wanneer de spons 103, 203 aan de naar de vloeistofhouder 101, 201 toegekeerde zijde is voorzien van een ringinsnijding 115, 215 met in hoofdzaak de zelfde afmetingen als de buitencontour van de schotel 109, 210. Het effect van een dergelijke ringinsnijding 115, 215 is dat de beweging van de schotel 109, 210 niet wordt gehinderd door de hechting van de spons 103, 203 aan het sponsdraagvlak 114, 214.
Verder geldt voor beide hierboven beschreven uitvoeringsvormen dat een optimaal resultaat wordt verkregen indien de voorspanning van de veer en de diverse kleponderdelen zodanig zijn uitgevoerd dat de openings-drukkracht ca. 2 N en de sluit-drukkracht ca. 4 N bedraagt. In de praktijk blijkt dat, wanneer de doseerapplicator wordt toegepast voor het opbrengen van waterdunne self-shine schoenpoets, bij aldus gekozen openings- en sluit-drukkrachten en bij normaal gebruik van de gemiddelde gebruiker precies de gewenste hoeveelheid vloeistof op de te behandelen schoen wordt opgebracht.
Het derde, in fig. 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt gekenmerkt doordat de eerste klep 304 samenwerkt met een klepzitting die is aangebracht op een axiaal, naar de vloei-stofhouder toegekeerd uiteinde van de bufferkamer 307. De eerste klep is voorzien van een eerste klepsteel 308 die reikt tot in de bufferkamer 307 en aanligt tegen, of is verbonden met een massief cilindrisch of blokvormig kleplichaam 309 van de tweede klep 306. Het tweede kleplichaam 309 is met speling opgenomen in het naar de vloeistofhouder 301 toegekeerde deel van de spons 303, waarbij het tweede kleplichaam 309 aan de van de vloeistofhouder afgekeerde zijde is voorzien van een concaaf oppervlak 310 dat aan de omtreksrand wordt begrensd door een afdichtrand 306. De spons is opgebouwd uit ten minste twee sponsdelen 303a, 303b, waarbij het eerste, ringvormige, naar de vloeistofhouder 301 gekeerde sponsdeel 303a het tweede kleplichaam 309 bevat, een hoogte heeft die in hoofdzaak overeenstemt met de hoogte van het tweede kleplichaam 309, en niet permeabel is voor vloeistof. Het tweede, massieve sponsdeel 303b is aan de van de vloeistofhouder 301 afgekeerde zijde bevestigd op het eerste sponsdeel 303a. De afsluitrand 306 van het tweede kleplichaam 309 ligt aan tegen het tweede sponsdeel 303b en het tweede sponsdeel 303b is semi-permeabel voor vloeistof. Indien op de spons 303 een drukkracht wordt uitgeoefend die groter is dan de sluit-drukkracht wordt de afdichtrand 306 van het tweede kleplichaam 309 afdichtend in het tweede sponsdeel 303b gedrukt.
De werking van een aldus uitgevoerde doseerapplicator is als volgt: Wanneer op de applicatorspons 303 een drukkracht wordt uitgeoefend die hoger is dan de openings-drukkracht wordt via het tweede kleplichaam 309 en de klepsteel 308 de klep 304 geopend en vloeit de zich in de vloeistofhouder 301 bevindende vloeistof in de bufferkamer 307. De bufferkamer 307 staat in open verbinding met de holle, het tweede kleplichaam 309 bevattende ruimte in het ringvormige, eerste, niet permeabele sponsdeel 303a. Wanneer de op de spons 303 uitgeoefende drukkracht lager is dan de sluit-drukkracht kan de vloeistof de afdichtrand 306 van het kleplichaam 309 passeren en vloeien in een reservoir 311 dat zich bevindt tussen het concave oppervlak van het tweede kleplichaam 309 en het tweede sponsdeel 303b. Wanneer tijdens het uitsmeren van de vloeistof de drukkracht op de spons 303 toeneemt tot boven de sluit-drukkracht wordt het tweede kleplichaam 309 zover in het tweede, semi-permeabele sponsdeel 303b gedrukt dat de vloeistof de afdichtrand 306 niet meer kan passeren en de toevoer van vloeistof vanuit de bufferkamer 307 naar het reservoir 311 wordt gestopt. Met name bij deze uitvoeringsvorm is het zeer wel mogelijk dat de sluit-drukkracht kleiner is dan de openings-drukkracht. De vloeistof wordt pas afgegeven aan het te behandelen oppervlak wanneer het tweede sponsdeel 303b in reservoir 311 wordt gedrukt. Het reservoir 311 heeft de functie van een tweede bufferkamer en het tweede sponsdeel 303b heeft de functie van een derde klep. Het reservoir 311 wordt intermitterend gevuld vanuit de bufferkamer 307 en geleegd wanneer de drukkracht op de spons 303 zo groot wordt dat het sponsdeel 303b in het reservoir 311 wordt gedrukt. Het reservoir 311 wordt derhalve ook intermitterend geleegd.
Ook deze uitvoeringsvorm is eenvoudig van constructie en op economische wijze te vervaardigen. Bovendien beschikt het semi-permeabele sponsdeel 303b over uitstekende uitsmeer-eigenschappen.
Teneinde de afvoer van de vloeistof vanuit het reservoir 311 naar het te behandelen oppervlak te vereenvoudigen is het bijzonder gunstig wanneer het tweede sponsdeel 303b is voorzien van een nauw doorlaatkanaal 312 dat uitmondt in het reservoir 311 dat wordt begrensd door het concave oppervlak 310 van het tweede kleplichaam 309 en de naar de vloeistofhou-der 301 toegekeerde zijde van het tweede sponsdeel 303b.
Voor de derde, in fig. 3 weergegeven uitvoeringsvorm geldt dat een optimaal resultaat wordt verkregen indien de voorspanning van de veer 305 en de diverse kleponderdelen zodanig zijn uitgevoerd dat de openings-drukkracht van de eerste klep 304 ca. 4 N en de sluit-drukkracht van de tweede klep 306 ca. 2 N bedraagt. In de praktijk blijkt dat, wanneer de doseerapplicator volgens de derde uitvoeringsvorm wordt toegepast voor het opbrengen van waterdunne self-shine schoenpoets, bij aldus gekozen openings- en sluit-drukkrachten en bij normaal gebruik van de gemiddelde gebruiker precies de gewenste hoeveelheid vloeistof op de te behandelen schoen wordt opgebracht.
In een praktische uitvoering kan de spons 103, 203, 303 cilindrisch zijn uitgevoerd en een diameter hebben van ca. 1-2 cm. De vloeistofhouder 101, 201, 301 kan bijvoorbeeld een inhoud hebben van ca. 25 ml. Met een aldus uitgevoerde vloeistofhouder kunnen ca. 50 paar schoenen worden gepoetst. Bovendien is een dergelijke doseerapplicator eenvoudig mee op reis te nemen en derhalve handig in het gebruik.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.
Zo zijn in alle drie de uitvoeringsvoorbeelden de kleplichamen beweegbaar opgesteld en is de bufferkamer vast opgesteld ten opzichte van de vloeistofhouder. In een alternatieve uitvoering zouden echter de kleplichamen stationair, en de bufferkamer beweegbaar kunnen zijn opgesteld.
Essentieel is dat de doorgang is voorzien van twee kleppen die zodanig zijn uitgevoerd dat de vloeistof, bij normaal gebruik van de doseerapplicator, intermitterend aan het te behandelen oppervlak wordt toegevoerd.

Claims (12)

1. Doseerapplicator voorzien van een vloeistofhouder met een doorgang welke uitmondt in een applicatorspons, waarbij in de doorgang een eerste klep is aangebracht, die door een voor-spanveer in de gesloten stand is voorgespannen, en welke eerste klep zich in een geopende stand bevindt bij een op de spons uitgeoefende drukkracht, die groter is dan een bepaalde openings-drukkracht, gekenmerkt door een tweede, in de doorgang (102, 202, 302) aangebrachte klep (106, 206, 306), die zich in geopende toestand bevindt bij een op de spons (103, 203, 303) uitgeoefende drukkracht, die lager is dan een bepaalde sluit-drukkracht, en welke tweede klep (106, 206, 306. zich in gesloten toestand bevindt bij een op de spons (103, 203, 303) uitgeoefende drukkracht, die hoger is dan de sluit-drukkracht, waarbij de doseerapplicator verder is voorzien van een, tussen de eerste en de tweede klep aangebrachte bufferkamer (107, 207, 307) voor de vloeistof, en waarbij de openings- en de sluit-drukkracht zodanig zijn gekozen dat bij normaal gebruik van de applicator de bufferkamer (107, 207, 307. intermitterend wordt gevuld met vloeistof en de vloeistof uit de bufferkamer intermitterend wordt afgegeven aan de applicatorspons (103, 203, 303).
2. Doseerapplicator volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een kleplichaam van de eerste klep (104, 204, 304) en een kleplichaam van de tweede klep (106, 206, 306) zodanig met elkaar zijn gekoppeld dat de kleplichamen in bedrijf in axiale richting een gelijk bewegingspatroon doorlopen.
3. Doseerapplicator volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de sluit-drukkracht groter is dan de openings-drukkracht.
4. Doseerapplicator volgens één van de conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de eerste klep (104) samenwerkt met een klepzitting die is aangebracht op een axiaal, naar de vloeistofhouder (101) toegekeerd uiteinde van de bufferkamer (107), waarbij de eerste klep (104) is voorzien van een eerste klepsteel (108) die reikt tot in de bufferkamer (107), waarbij de tweede klep (106) is uitgevoerd als een schotel (109) die met een drukvlak (110) te noemen zijde aanligt tegen, of is verbonden met de applicatorspons (103) en die met een, tegenover het drukvlak (110) gelegen afsluitzijde (111) samenwerkt met een klepzitting (112), die is aangebracht op een axiaal, naar de spons (103) toegekeerd uiteinde van de bufferkamer (107), waarbij de schotel (109), eventueel onder tussenkomst van een tweede klepsteel (113), aanligt tegen, of is verbonden met de eerste klepsteel (108).
5. Doseerapplicator volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de doorgang (202) zich aan weerszijden van de bufferkamer (207) uitstrekt, waarbij zich in de bufferkamer (207) een als kleplichaam dienend afsluitelement (208) bevindt dat met speling in de bufferkamer (207) is opgenomen, waarbij de voorspanveer (205) is voorzien van een eerste pen (209), die zich tot in de bufferkamer (207) uitstrekt in een eerste doorgangdeel (202a), dat zich bevindt tussen de vloeistofhouder (201) en de bufferkamer (207), waarbij de eerste pen (209) het afsluitelement (208) afsluitend aandrukt tegen een, van een eerste klepzitting (204) voorziene opening, die wordt gevormd door een tweede doorgangdeel (202b) dat zich uitstrekt tussen de bufferkamer (207) en de applicatorspons (203), waarbij de doseerapplicator is voorzien van een schotel (210), die met een drukvlak (211) te noemen zijde aanligt tegen, of is verbonden met de naar de vloeistofhouder (201) toegekeerde zijde van de spons (203) en die met een tegenover het drukvlak (211) gelegen zijde is voorzien van een tweede pen (212) die zich door het tweede doorgangdeel (202b) uitstrekt tot in de bufferkamer (207), waarbij de tweede pen (212) het afsluitelement (208), bij een op de spons (203) uitgeoefende drukkracht, die groter is dan de sluit-drukkracht, tegen de drukkracht van de voorspanveer (205) in, afsluitend aandrukt tegen een, door de eerste doorgang (202a) in de bufferkamer (207) gevormde opening, die is voorzien van een tweede klepzitting (206).
6. Doseerapplicator volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het afsluitelement (208) is uitgevoerd als een kogel, waarbij de bufferkamer (207) een in hoofdzaak bolvormige ruimte insluit.
7. Doseerapplicator volgens één van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de spons (103, 203) aan de naar de vloeistof-houder (101, 201) toegekeerde zijde is voorzien van een ringinsnijding (115, 215) met in hoofdzaak de zelfde afmetingen als de buitencontour van de schotel (109, 210).
8. Doseerapplicator volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de voorspanning van de veer (105, 205) en de diverse kleponderdelen zodanig zijn uitgevoerd dat de openings-drukkracht ca. 2 N en de sluit-drukkracht ca. 4 N bedraagt.
9. Doseerapplicator volgens één van de conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de eerste klep (304) samenwerkt met een klepzitting die is aangebracht op een axiaal, naar de vloeistofhouder (301) toegekeerd uiteinde van de bufferkamer (307), waarbij de eerste klep (304) is voorzien van een eerste klepsteel (308) die reikt tot in de bufferkamer (307) en aanligt tegen, of is verbonden met een massief cilindrisch of blokvormig kleplichaam (309) van de tweede klep (306), welk tweede kleplichaam (309) met speling is opgenomen in het naar de vloeistofhouder (301) toegekeerde deel van de spons (303), waarbij het tweede kleplichaam (303) aan de van de vloeistofhouder afgekeerde zijde is voorzien van een concaaf oppervlak (310) dat aan de omtreksrand wordt begrensd door een afdichtrand (306), waarbij de spons (303) is opgebouwd uit ten minste twee sponsdelen, waarbij het eerste, ringvormige, naar de vloeistofhouder (301) gekeerde sponsdeel (303a) het tweede kleplichaam (309) bevat, een hoogte heeft die in hoofdzaak overeenstemt met de hoogte van het tweede kleplichaam (309), en niet permeabel is voor vloeistof, waarbij het tweede, massieve sponsdeel (303b) aan de van de vloeistofhouder (301) afgekeerde zijde is bevestigd op het eerste sponsdeel (303a) en waartegen de afsluitrand (306) van het tweede kleplichaam (309) aanligt, waarbij het tweede sponsdeel (303b) semi-permeabel is voor vloeistof, waarbij de afdichtrand (306) van het tweede kleplichaam (309) afdichtend in het tweede sponsdeel (303b) is gedrukt, indien op de spons (303) een drukkracht wordt uitgeoefend die groter is dan de sluit-drukkracht.
10. Doseerapplicator volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het tweede sponsdeel (303b) is voorzien van een nauw door-laatkanaal (312) dat uitmondt in een reservoir (311) dat wordt begrensd door het concave oppervlak (310) van het tweede kleplichaam (309) en de naar de vloeistofhouder (301) toegekeerde zijde van het tweede sponsdeel (303b).
11. Doseerapplicator volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de voorspanning van de veer (305) en de diverse kleponderdelen zodanig zijn uitgevoerd dat de openings-drukkracht ca. 4 N en de sluit-drukkracht ca. 2 N bedraagt.
12. Doseerapplicator volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spons (103, 203, 303) cilindrisch is en een diameter heeft van ca. 1-2 cm.
NL9201862A 1992-10-27 1992-10-27 Doseerapplicator met dubbele klep. NL9201862A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9201862A NL9201862A (nl) 1992-10-27 1992-10-27 Doseerapplicator met dubbele klep.
PCT/NL1993/000215 WO1994010056A1 (en) 1992-10-27 1993-10-27 Metering applicator with double valve
AU55346/94A AU5534694A (en) 1992-10-27 1993-10-27 Metering applicator with double valve

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9201862 1992-10-27
NL9201862A NL9201862A (nl) 1992-10-27 1992-10-27 Doseerapplicator met dubbele klep.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9201862A true NL9201862A (nl) 1994-05-16

Family

ID=19861431

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9201862A NL9201862A (nl) 1992-10-27 1992-10-27 Doseerapplicator met dubbele klep.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU5534694A (nl)
NL (1) NL9201862A (nl)
WO (1) WO1994010056A1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5839614A (en) * 1991-12-06 1998-11-24 Aptar Group, Inc. Dispensing package
NL1001529C2 (nl) * 1995-10-30 1997-05-02 Sara Lee De Nv Doseerapplicator.
EP0875465A1 (en) * 1997-04-29 1998-11-04 Sara Lee/DE N.V. Metering applicator for liquids
EP3378348B1 (de) 2017-03-20 2020-07-08 Aptar Radolfzell GmbH Flüssigkeitsspender mit austragsschwamm

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3400997A (en) * 1965-03-26 1968-09-10 Schwartzman Gilbert Squeeze container applicator
DE1503859A1 (de) * 1965-12-23 1969-05-22 Gentner Nigrin Werke In den Hals einer Flasche einsetzbarer Auftraeger fuer Fluessigkeiten
DE1586797A1 (de) * 1967-05-12 1970-07-09 Beszedes Dipl Chem Dr St G Mueller,John Joseph,Richmond Heights,Ohio(V.St.A.)

Also Published As

Publication number Publication date
AU5534694A (en) 1994-05-24
WO1994010056A1 (en) 1994-05-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5772347A (en) Dispenser for a product with a liquid-to-pasty consistency
US3319837A (en) Dispensing device
US6386781B1 (en) Unit for packaging and applying a liquid product
US6604879B2 (en) Applicator and applicator assembly equipped with such an applicator
US4983061A (en) Fluid applicator apparatus
US5407287A (en) Toothbrush with self-contained toothpaste dispenser
US6129469A (en) Lotion application device
US9211756B2 (en) Liquid applicator device
US3400997A (en) Squeeze container applicator
HUT70997A (en) Spray pump package employing multiple orifices for dispensing liquid in different spray patterns with automaticall adjusted optimized pump stroke for each pattern
CA2867154C (en) Precision liquid applicator
CS209439B2 (en) Device for dosing the liquid material
EP1249187A1 (en) Device for applying a cosmetic liquid
US4217994A (en) Glue dispenser in form of a bottle
US5871297A (en) Fluid dispenser
US20060169794A1 (en) Perfume dispenser
NL9201862A (nl) Doseerapplicator met dubbele klep.
EP0374339A1 (en) Actuator for a liquid-applicator
AU630981B2 (en) Fluid applicator apparatus
US4116571A (en) Disposable fluid dispenser
US3484171A (en) Liquid applicator for a surface
US6478497B2 (en) Applicator for footwear
US2024413A (en) Brush
US20030197030A1 (en) Fluid dispenser pump
US4930923A (en) Cosmetic applicator

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed