NL9201835A - Gebouw en bouwelementen daarvoor. - Google Patents

Description

GEBOUW EN BOUWELEMENTEN DAARVOOR

De uitvinding heeft betrekking op een gebouw.

De moderne bouwkunde streeft er naar op economische wijze gebouwen en in het bijzonder woningen te bouwen, die een goede thermische isolatie hebben, zodat de energiekosten voor het handhaven van een behaaglijke binnentemperatuur gering zijn. Hiertoe wordt, bijvoorbeeld voor isolatie, gebruik gemaakt van synthetische materialen die het nadeel hebben dat deze zowel bij de vervaardiging als bij de latere verwerking na sloop van het betreffende gebouw, milieubelastend zijn. Ook niet-conventionele bouw-elementen zoals gipsplaten en -blokken, hebben milieubezwaren.

Bovendien hebben heden ten dage toegepaste bouwmaterialen het bezwaar dat deze het milieu in de betreffende gebouwen ongunstig beïnvloeden. Zo kunnen door uitwaseming schadelijke stoffen in de woon- of leefruimte terecht komen. Ook is het bekend dat bijvoorbeeld bouwelementen op basis van gips of dergelijke calciumverbindingen en op basis van cementmengsels een aanzienlijke achtergrondstraling kunnen opleveren, waarvan niet zeker is dat deze op de lange duur onschadelijk is en derhalve als ongewenst moet worden beschouwd .

De uitvinding beoogt nu een gebouw en bouw-elementen te verschaffen die milieugunstig zijn, zowel voor wat betreft de verschaffing van de gebruikte materialen als de latere verwerking daarvan na sloop van het betreffende gebouw en voor wat betreft het leefmilieu in het gebouw.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met de maatregelen van conclusie 1.

Op verrassende wijze is gebleken dat schelpen op veel verschillende wijzen met zeer gunstig resultaat in gebouwen kunnen worden toegepast. Schelpen zijn een natuur lijk materiaal dat in ruime hoeveelheden beschikbaar is en waarvan de winning hooguit in zeer beperkte mate milieubelasting met zich meebrengt. Ook bij het verwerken van schelpen als sloopafval treedt geen milieubelasting van betekenis op. De schelpen kunnen eenvoudig worden verwerkt in kalkbranderijen of voor verhardingsdoeleinden en dergelijke.

Een laag schelpen heeft zeer goede isolatie-eigen-schappen en bovendien het voordeel dat geen ongewenste schadelijke stoffen daaruit vrij kunnen komen. Een gunstige uitvoering van de uitvinding is derhalve in conclusie 2 gekenmerkt. De laag losse schelpen vormt een betrouwbare isolatielaag, zowel 's winters tegen het ontsnappen van binnenwarmte als 's zomers tegen het binnendringen van warmte door zoninstraling. Het klimaat in een dergelijk gebouw is daardoor zeer aangenaam.

De uitvoering zoals gekenmerkt in conclusie 3 is zeer gunstig. Voor het toepassen in spouwen hebben bekende isolatiematerialen over het algemeen bezwaren. Deze nemen vocht op, waardoor vochtdoorslag over de spouw kan plaatsvinden, of hebben de neiging in te zakken, zoals optreedt bij bepaalde kunststofschuimen, waardoor de isolatie sterk afneemt in doelmatigheid. Bij toegepaste vezelmaterialen bestaat het gevaar dat fijne vezeldeeltjes in de leefruimte van de woning terecht komen, welke vezeldeeltjes door de bewoners worden ingeademd met mogelijk op de lange duur schadelijke gevolgen. Bij het gebruik van schelpen treedt geen van deze bezwaren op.

De uitvoering van een gebouw zoals gekenmerkt in conclusie 4 levert een eenvoudige en doeltreffende constructie op. De gesloten dragende wand kan bijvoorbeeld een houten wand zijn en deze kan een buitenwand of een vloer vormen. In het geval van een vloer kan het gaas aangebracht worden tegen de onderzijde van de dragende balken van een houten vloer en kan de ruimte tussen de balken met de los gestorte schelpen worden gevuld. De aldus gevormde wanden paren een eenvoudige constructie aan een hoge thermische en geluidsisolatie.

Een ander probleem dat bij woningen kan optreden is dat uit de grond vrijkomend radongas via de kruipruimte in de woning terecht komt. Door de met het oog op energiebesparing bij veel woningen toegepaste tochtbestrijdingsmaatrege-len, wordt dit radongas niet snel naar buiten afgevoerd maar blijft in de woning hangen. Het is bekend dat hierdoor het leefklimaat op ongezonde wijze wordt beïnvloed. De uitvoering van de uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 5 levert een afdoende oplossing voor dit probleem. Het ongewenste gas wordt opgevangen in de laag schelpen en kan door de gasdicht afsluitende laag niet omhoog ontsnappen. Het gas wordt via de leiding naar buiten afgevoerd. Een gunstige uitvoering wordt daarbij gekenmerkt in conclusie 6. Door toepassing van het natuurlijke materiaal klei voor de gasdicht afsluitende laag ontstaan geen nieuwe milieubezwaren.

Opgemerkt wordt dat uit NL-A-8901087 het gebruik van los gestorte schelpen in een kruipruimte onder de ondervloer van een gebouw bekend is.

De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een gedeelte van een gebouw volgens de uitvinding in weggebroken perspectivisch aanzicht.

Figuur 2 toont in weggebroken perspectivisch aanzicht een andere constructie voor een wand.

Figuur 3 toont een doorsnede van een vloerconstructie.

Figuur 4 toont een ander gedeelte van het gebouw van figuur 1.

Figuur 5 toont een tussenwand van een gebouw volgens de uitvinding in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht.

Figuur 6 toont een bouwelement volgens de uitvinding voor het opbouwen van een muur.

Figuur 7 toont een bouwelement volgens de uitvinding voor een vloer.

Figuur 8 toont een vloerconstructie met bouwelementen zoals getoond in figuur 5 in weggebroken perspectivisch aanzicht.

In figuur 1 wordt van een gebouw 1 volgens de uitvinding getoond een zijwand 2 in de vorm van een spouwmuur en een dakconstructie 7. De spouwmuur 2 omvat een buitenspouwblad 4 en een binnenspouwblad 3, waartussen een spouw is bepaald. Volgens de uitvinding is de spouw gevuld met los gestorte schelpen 6. Door de tussen de schelpen opgesloten lucht heeft deze laag schelpen 6 een thermisch isolerende werking. Aangezien de schelpen zelf geen vocht kunnen opnemen bestaat niet het gevaar dat vocht in de buitenmuur 4 via de spouwvulling 6 terecht komt in de binnenmuur 3.

Aan de bovenkant van de muur 2 begint de constructie van het dak 7. Boven op het binnenspouwblad 3 is een zoldervloer 5 opgelegd waarop weer een onderbeschot van het dak 7 is vastgemaakt. Het dak 7 heeft een dragende balk 8 aan de onderzijde waarvan het reeds genoemde onderbeschot 9 is vastgemaakt en aan de bovenzijde waarvan het bovenbeschot 10 is bevestigd. Tussen het onderbeschot 9 en het bovenbeschot 10 wordt een ruimte bepaald, die gevuld is met los gestorte schelpen 11. Zoals getoond is de constructie zodanig uitgevoerd dat de spouw in doorgaande verbinding staat met de ruimte tussen het boven en onderbeschot 10, 9. De schelpenlaag 6 en schelpenlaag 11 gaan dus ononderbroken in elkaar over. Op het bovenbeschot 10 is op gebruikelijke wijze een pannenbedekking 12 aangebracht.

Bij een alternatieve bouwwijze kan de spouwmuur ook opgebouwd zijn uit mergelblokken in plaats van bakstenen.

De in figuur 2 getoonde wandconstructie 45 bestaat uit een gesloten dragende wand 46 van houten delen. Op een afstand van deze gesloten houten wand 46 gaas 47 gespannen en in de ruimte tussen de houten wand 46 en het gaas 47 zijn schelpen 48 los gestort. Tegen het gaas 47 is een bekleding 49 aangebracht. Deze bekleding 49 kan bestaan uit platen maar kan ook uit stucwerk bestaan.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een vloerconstructie 50 die aangebracht is tussen twee muren 51. De vloerconstructie omvat dragende balken 52 waarop een houten vloer 53 is aangebracht. Aan de onderzijde is tegen de balken 52 gaas 54 gespannen. In de ruimte die wordt bepaald tussen de houten vloer 53 en het gaas 54 zijn los gestorte schelpen 55 opgenomen. De getoonde vloerconstructie 50 is zeer eenvoudig van opbouw maar voldoet toch aan hoge waarden voor wat betreft thermische en geluidsisolatie-eigenschap-pen.

Figuur 4 toont de begane grondvloer 15 van het gebouw 1. Deze begane grondvloer 15 omvat een plankenvloer 16 die opgelegd is op balken 14 welke opgenomen zijn in het binnenspouwblad van de muur 2. De begane grondvloer 15 is op gebruikelijke wijze aangebracht op een afstand boven de bodem 19. Op de bodem 19 is in deze, kruipruimte genoemde, tussenruimte een laag schelpen 18 gestort. Over de laag schelpen 18 is een gasdicht afsluitende laag 17 aangebracht. Deze laag 17 sluit gasdicht af aan de aansluitende muren 2. De gasdicht afsluitende laag kan bijvoorbeeld bestaan uit aluminiumfolie, maar bevat bij voorkeur klei. In de laag schelpen 18 is een leiding 20 opgenomen die een gasdoorla-tende wand heeft. Deze leiding kan bijvoorbeeld, zoals getoond, samengesteld zijn uit leidingdelen van aardewerk.

De leiding 20 eindigt buiten het gebouw, dat wil zeggen buiten de muur 2, in een standpijp 21, die uitmondt in een opening 22. Uit de bodem 19 opstijgend radongas en andere voor het leefklimaat in het gebouw ongunstige gassen blijven opgesloten onder de gasdichte afdeklaag 17 op de laag schelpen 18 en dringen in de doorlatende leiding 20. Via de leiding 20 worden deze ongewenste gassen naar buiten afgevoerd. De laag schelpen 18 vormt tevens een thermische isolatielaag.

Figuur 5 toont een tussenmuur van een gebouw volgens de uitvinding. Zoals getoond is deze tussenmuur 25 op op zichzelf bekende wijze opgebouwd uit een aantal blokken 26. Elk blok 26 is gevormd van schelpen 28 die door een bindmiddel met elkaar zijn verbonden. Als bindmiddel kan gebruikt worden klei, leem, mergelpoeder of gebluste schelpkalk, zodat het bouwelement 26 in zijn geheel uit natuurlijke materialen bestaat. Aan de buitenkant van het blok 26 kan een gladde afwerklaag 29 zijn aangebracht, die bijvoorbeeld ook klei of één van de andere natuurlijke materialen omvat.

Elk blok 26 omvat aan zijn bovenrand een uitstekend profiel 30 dat complementair is met een groef 31 aan zijn onderrand. Evenzo zijn de beide andere zijden voorzien van complementaire profielen, waarvan in figuur 6 één bij 32 is getoond. Door de profielen 30-32 grijpen de naast en boven elkaar geplaatste blokken 26 en de muur 25 sluitend in elkaar, zodat een samenhangend bouwwerk wordt verkregen. De aldus opgebouwde muur 25 kan worden afgewerkt met een stuc-laag 27.

De in figuur 8 getoonde vloerconstructie 35 van het gebouw volgens de uitvinding is opgebouwd uit een aantal op een afstand evenwijdig van elkaar geplaatste liggers 36 waarop in dwarsrichting omgekeerde T-profielliggers 37 zijn geplaatst. Op de naar elkaar toegekeerde flenzen van twee naast elkaar liggende profielliggers 37 is telkens een aantal vloerblokken 38 aanéénsluitend geplaatst, zodat een gesloten vloer wordt gevormd. Een meer in detail in figuur 7 getoond vloerblok 38 is gevormd van schelpen 40 die weer met elkaar zijn verbonden door een bindmiddel dat bij voorkeur klei, leem, mergelpoeder of gebluste schelpkalk bevat. Aan de buitenkant kan het vloerblok 38 weer een gladde afwerklaag 39 dragen.

Elk vloerblok 38 is voorzien van profileringen 42, 43 aan tegenoverliggende zijde, die samenwerken met de flenzen van de omgekeerd T-profielliggers.

Nadat de vloer op de in figuur 8 getoonde wijze is opgebouwd, wordt deze op gebruikelijke wijze afgewerkt met afwerklaag 39.

De muurblokken 26 en de vloerblokken 38 hebben, door de in de holle ruimten tussen de schelpen opgesloten lucht, goede isolatie-eigenschappen. De bouwelementen volgens de uitvinding zijn volkomen inert en geven geen ongewenste gassen of straling af, zoals wel het geval is bij andere op dit moment bekende bouwelementen van deze soort.

Claims (7)

1. Gebouw omvattende onder- of vloer-, boven- of dak-, zij- en tussenwanden, waarvan er ten minste één een tussen twee lagen opgesloten laag al dan niet onderling gebonden schelpen omvat.

2. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij de dakwand twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aangebrachte wandelementen met daartussen een laag losse schelpen omvat.

3. Gebouw volgens conclusie 1 of 2, waarbij een buiten-zijwand een spouwmuur is waarvan de spouw gevuld is met los gestorte schelpen.

4. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij een de schelpen omvattende wand samengesteld is uit een gesloten dragende wand, op een afstand evenwijdig daaraan gespannen gaas en in de ruimte tussen de gesloten wand en het gaas los gestorte schelpen.

5. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies waarbij de vloerwand omvat een op de bodem gestorte laag schelpen en een over de laag schelpen aangebrachte gasdicht afsluitende laag en waarbij in de laag schelpen ten minste één, zich door een buitenwand van het gebouw uitstrekkende en buiten uitmondende leiding met een gasdoorlatende wand is.

6. Gebouw volgens conclusie 5, waarbij de gasdicht afsluitende laag klei bevat.

7. Gebouw volgens conclusie 5, waarbij de gasdicht afsluitende laag een laag aluminiumfolie is.