NL9201833A

NL9201833A - Inrichting voor het monteren van een plaatvormig lichaam op het oppervlak van een dunwandige drager.

Info

Publication number: NL9201833A
Application number: NL9201833A
Authority: NL
Original assignee: Casparus Wilhelmus De Waal
Priority date: 1992-10-22
Filing date: 1992-10-22
Publication date: 1994-05-16
Also published as: EP0594261A1

Description

Inrichting voor het monteren van een plaatvormig lichaam op het oppervlak van een dunwandige drager

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van een plaatvormig lichaam op het oppervlak van een dunwandige drager, waarbij gebruik wordt gemaakt van een verbindingselement in de vorm van een prop met schacht en kopdeel waarvan de schacht door de drager heen is gevoerd en de rand van het plaatvormig lichaam aangrijpt.

In de plaatwerkerij komt het veelvuldig voor dat platen loodrecht op elkaar moeten worden bevestigd, waartoe in het algemeen gebruik wordt gemaakt van omgezette flenzen, welke door nagels en dergelijk worden vastgezet. Het monteren van proppen, welke door het ene plaatvormige element is gestoken en waarvan de schacht de rand van het andere plaatvormige element aangrijpt, is tevens in de praktijk bekend.

De uitvinding beoogt een verbetering van deze laatste bevestigingswijze voor te stellen, waarmee het mogelijk wordt de platen vast gemonteerd of draaibaar aan te brengen.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich, doordat de schacht van de prop is voorzien van twee halfcilindrische wanddelen, waarvan de buitenomtrek passend is opgenomen in een boorgat van de drager en elk waarvan is uitgevoerd met een axiaal gerichte spleet voor het opnemen van de rand van het plaatvormig lichaam.

Dankzij de cilindrische schacht is het mogelijk om het verbindingselement in de vorm van een prop zowel toe te passen als verbinding voor platen, die een vaste positie ten opzichte van elkaar moeten hebben, zoals leiplaten in luchtkanalen en dergelijke, alsmede kleppen, welke om de hartlijn van de propschacht kunnen worden verzwenkt.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een be- vestigingselement geschikt voor een inrichting zoals hierboven beschreven, alsmede een plaatvormig vormstuk ter verkrijging van een hiervoor genoemd bevestigingselement.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoerings-voorbeelden. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk met weggebroken delen, van een buisvormige drager met daarin aangebracht als klep fungerend plaatvormig lichaam, alsmede een verbindingselement volgens de uitvinding, fig. 2 een detail van het verbindingselement toegepast bij de uitvoering in fig. 1, fig. 3 een detail volgens de lijn III in fig. 2 van de schacht van het verbindingselement, fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een tweede toepassingsmogelijkheid van de montage-inrichting volgens de uitvinding, fig. 5 een plaatvormig vormstuk ter verkrijging van een verbindingselement volgens de uitvinding, fig. 6 een perspectivisch aanzicht van de montage-inrichting in uiteengenomen delen, zoals voorgesteld in fig. 2, fig. 7 een detail van een tweede uitvoeringsvorm van het verbindingselement uit fig. 1.

Met het cijfer 1 is een dunwandige drager aangegeven, welke hier tot een buis of pijp is gevormd en welke dient voor het doorvoeren van gasvormige media, bijvoorbeeld rookgassen.

De doortocht in de buis of pijp kan worden afgesloten door een klep 2, welke volgens de uitvinding het plaatvormig lichaam is. De omtrekvorm van het plaatvormig lichaam is hier zodanig dat in de stand dwars op de buis 1 de doortocht wordt afgesloten.

Het plaatvormig element 2 is gemonteerd door middel van een tweetal verbindingselementen 3, in de vorm van een prop, welke prop is voorzien van een kopdeel 4 en een schachtdeel 5.

Het schachtdeel 5 vertoont een tweetal axiaal gerichte spleten 6, welke dienen voor het opnemen van het randdeel van het plaatvormig lichaam 2, zie fig. 2.

Bij voorkeur is de spleet zodanig uitgevoerd dat bij het invoeren van het randdeel van het plaatvormig lichaam 2 dit wordt vervormd, zoals zichtbaar is in fig. 3. Daartoe is de spleet 6 aan het bij de kop gelegen einde voorzien van een verbreding 7, waardoor dit randdeel bij 8 wordt vervormd.

Het monteren van het plaatvormig lichaam 2 in de buis 1 vindt als volgt plaats. Na het aanbrengen van een tweetal boringen diametraal tegenover elkaar in de dunne wand van de buis 1, kan het plaatvormig lichaam 2 met de rand over de boringen heen worden aangebracht. Vervolgens worden aan weerszijden de schachten 5 van de proppen 3 van buiten af door de boringen van de wand van de buis 1 heengevoerd, zodanig dat de rand van het plaatvormig lichaam 2 in de spleten 6 terechtkomt. Bij het verder inslaan van de proppen zal de rand worden vervormd zoals hierboven besproken en is de bevestiging van het plaatvormig lichaam 2 aan de schachten 5 van de prop 3 tot stand gebracht. Dankzij het cilindrische schachtdeel is het mogelijk om de plaat 2 te verdraaien, waardoor deze als klep kan fungeren.

Het is voorts mogelijk om de kop 4 van het bevesti-gingselement 3 uit te voeren met een gat 9, bijvoorbeeld vierkant, waarin de bijpassende stomp 10 van een bedienings-spil 11 is te voeren, zie fig. 7. Door de spil 11 te lageren in een beugel 12, welke op willekeurige wijze kan zijn uitgevoerd en welke beugel op de buitenwand van de buis 1 is vastgenageld door middel van popnagels 13 kan de spil van buitenaf worden aangepakt door middel van elk willekeurig bedieningselement, waardoor de verdraaiing van de klep 2 tot stand kan worden gebracht.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm, waarbij het plaatvormig lichaam 2' niet als draaibare plaat, maar als vaste geleidingsschoep kan zijn ondergebracht in een luchtkanaal 15, dat hier in dwarsdoorsnede een rechthoekige vorm vertoont. Vanzelfsprekend kunnen de luchtkanaaldelen, welke in de getoonde uitvoeringsvorm loodrecht op elkaar staan, elke passende vorm hebben, en kan het plaatvormig element 2' een gebogen respectievelijk vlakke vorm vertonen. De juiste positie van de schoep 2' kan worden ingesteld door opnieuw de proppen diametraal tegenover elkaar aan te brengen, zodat een zwenklijn A-A wordt verkregen teneinde de lucht door het kanaal op passende wijze te geleiden. Het is duidelijk dat meer plaatvormige elementen 2' in het luchtkanaal kunnen zijn opgenomen.

In de figuren 5 en 6 is weergegeven dat het bevesti-gingselement volgens de uitvinding kan zijn vervaardigd uit een plaatvormig vormstuk 20, zie fig. 5, dat bestaat uit een centraal deel 21 met twee diametraal daartegenover aangebrachte rechthoekige vleugels 22.

De rechthoekige vleugels kunnen reeds zijn voorzien van sleuven 6, zoals getoond in fig. 2 en 3.

Het bevestigingselement wordt gevormd door een buigbewerking van de vleugels, welke eerst over 180° tegen de onderzijde van het centrale deel 21 wordt geslagen en vervolgens naar buiten, waarbij bovendien het naar buiten geslagen deel cilindrisch wordt omgezet. Een en ander zodanig dat de sleuven diametraal tegenover elkaar in het schachtgedeelte 5 komen te liggen.

Fig. 7 toont vervolgens het monteren, zoals hierboven beschreven, waarbij onder het kopdeel 4, gevormd door het centrale deel 21 van het vormstuk 20, een dichtingsring 23 wordt gelegd.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims

1. Inrichting voor het monteren van een plaatvormig lichaam op het oppervlak van een dunwandige drager, waarbij gebruik wordt gemaakt van een verbindingselement in de vorm van een prop met schacht en kopdeel waarvan de schacht door de drager heen is gevoerd en de rand van het plaatvormig lichaam aangrijpt, met het kenmerk, dat de schacht van de prop is voorzien van twee halfcilindrische wanddelen, waarvan de buitenomtrek passend is opgenomen in een boorgat van de drager en elk waarvan is uitgevoerd met een axiaal gerichte spleet voor het opnemen van de rand van het plaatvormig lichaam.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat althans een der spleten een van de rechte lijn afwijkende vorm vertoont.

3. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de drager een buisvormige gestalte heeft en het plaatvormig lichaam een in die buis passende omtrekvorm vertoont, waarbij telkens twee tegenover elkaar en in eikaars verlengde liggende verbindingsorganen zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kop van het verbindingselement is voorzien van een bedieningsorgaan.

5. Bevestigingselement geschikt voor een inrichting volgens een van de conclusies, met het kenmerk, dat het kopdeel en het schachtdeel uit een stuk is gevormd.

6. Plaatvormig vormstuk bestaande uit een centraal deel met twee ter weerszijden daarvan aansluitende, rechthoekige vleugels ter vorming van het schachtdeel, welke vleugels elk een buigbehandeling ondergaan.