NL9201671A - Plough - Google Patents

Plough Download PDF

Info

Publication number
NL9201671A
NL9201671A NL9201671A NL9201671A NL9201671A NL 9201671 A NL9201671 A NL 9201671A NL 9201671 A NL9201671 A NL 9201671A NL 9201671 A NL9201671 A NL 9201671A NL 9201671 A NL9201671 A NL 9201671A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plow
soil
harrow
strip
arm
Prior art date
Application number
NL9201671A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL8501066A external-priority patent/NL8501066A/en
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9201671A priority Critical patent/NL9201671A/en
Publication of NL9201671A publication Critical patent/NL9201671A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B17/00Ploughs with special additional arrangements, e.g. means for putting manure under the soil, clod-crushers ; Means for breaking the subsoil
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B3/00Ploughs with fixed plough-shares
    • A01B3/46Ploughs supported partly by tractor and partly by their own wheels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/027Combined machines with two or more soil-working tools of different kind with a rotating, soil working support element, e.g. a roller
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/04Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools
    • A01B49/06Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising
    • A01B49/065Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising the soil-working tools being actively driven
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/04Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor
    • A01B59/048Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling or pushing means arranged on the front part of the tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Zoology (AREA)

Abstract

Method for making a seedbed, in which a plough and a rotor end harrow simultaneously work adjoining strips of soil, the rotor end harrow working that strip of soil which was ploughed in a first operation during the next operation, so that a seedbed is formed, and a device comprising a tractor, a plough and a rotor end harrow for carrying out this method. <IMAGE>

Description

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van een zaaibed door middel van het ploegen van het land en een daarop volgende bewerking door een rotor-kopeg.The invention relates to a method of making a seed bed by plowing the land and subsequent processing by a rotary harrow.

Het is bekend en algemeen gebruikelijk om na het ploegen het land met een rotorkopeg te bewerken. Meestal is tussen beide bewerkingen geruime tijd gelegen. Een nadeel van deze bekende werkwijze is dat tweemaal over het land moet worden gereden. Dit heeft tijdverlies en insporing door de banden van de trekker tot gevolg.It is known and common practice to work the land with a rotary harrow after plowing. Usually there is a long time between the two operations. A drawback of this known method is that it is necessary to drive twice over the land. This results in time loss and traction by the tractor tires.

Het doel van de uitvinding is deze nadelen op te heffen.The object of the invention is to overcome these drawbacks.

Volgens de uitvinding worden de ploeg en de rotorkopeg gelijtijdig over aangrenzende stroken grond voortbewogen, waarbij de rotorkopeg de strook grond die in een eerste arbeidsgang is omgeploegd, tijdens de daarop volgende arbeidsgang bewerkt, een en ander zodanig dat een zaaibed wordt gevormd.According to the invention, the plow and the rotary harrow are moved simultaneously over adjacent strips of soil, the rotary harrow working the strip of soil plowed in a first pass during the subsequent pass, such that a seed bed is formed.

Volgens een verdere werkwijze wordt in één arbeidsgang een strook grond geploegd, de hiernaast gelegen strook grond door een rotorkopeg geëgd en door een zaai-machine zaad in de geëgde grond gebracht.According to a further method, a strip of soil is plowed in one operation, the strip of soil next to it is passed through a rotary harrow and seed is introduced into the harrowed soil by a sowing machine.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op de inrichting voor het uitvoeren van de hierboven genoemde werkwijze.A further aspect of the invention relates to the device for carrying out the above-mentioned method.

Deze inrichting bestaat volgens de uitvinding uit een combinatie van een trekker, een ploeg en een rotorkopeg, waarbij de rotorkopeg een strook grond bewerkt die aansluit op de strook grond bewerkt door de ploeg.According to the invention, this device consists of a combination of a tractor, a plow and a power harrow, the power harrow working a strip of soil which connects to the strip of soil worked by the plow.

Aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.The invention will be explained in more detail below with reference to an exemplary embodiment shown in the drawing.

Figuur 1 geeft in zijaanzicht een ploeg volgens de uitvinding weer, waarbij het voorste deel aan de voorzijde en het achterste deel van de ploeg aan de achterzijde van een trekker is aangebracht;Figure 1 shows a side view of a plow according to the invention, with the front part at the front and the rear part of the plow at the rear of a tractor;

Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in Figuur 1;Figure 2 shows a larger view according to the arrow II in Figure 1;

Figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens de lijn III- III in Figuur 2;Figure 3 shows a view along the line III-III in Figure 2;

Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens de lijn IV- IV in Figuur 2;Figure 4 shows a view along the line IV-IV in Figure 2;

Figuur 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl V in Figuur 1;Figure 5 is a larger-scale view according to the arrow V in Figure 1;

Figuur 6 geeft een aanzicht weer volgens de pijl VI in Figuur 5;Figure 6 shows a view according to the arrow VI in Figure 5;

Figuur 7 geeft een aanzicht weer volgens de lijn VII- VII in Figuur 5, terwijlFigure 7 shows a view along the line VII-VII in Figure 5, while

Figuur 8 een aanzicht weergeeft volgens de lijn VIII- VIII in Figuur 7.Figure 8 represents a view along the line VIII-VIII in Figure 7.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een ploeg die uit twee, tijdens het bedrijf met elkaar samenwerkende delen 1 en 2 bestaat, die elk voor zich door middel van een driepuntsbevestiging aan de voor-, respectievelijk achterzijde van een trekker 3 zijn aangebracht. Het voorste deel 1 van de ploeg omvat een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale gestelbalk 4 die aan elk van de einden is voorzien van een arm 5, waarvan de langshartlijn een hoek van ± 50° insluit met de langshartlijn van de gestelbalk. De armen 5 zijn aan dezelfde zijde van de gestelbalk 4 gelegen en verlopen vanaf de gestelbalk 4 enigszins naar beneden (Figuur 3).The device shown in the figures relates to a plow consisting of two parts 1 and 2 which interact with each other during operation, each of which is arranged for itself by means of a three-point attachment on the front and rear of a tractor 3, respectively. The front part 1 of the plow comprises an at least substantially horizontal frame beam 4 extending transversely to the direction of travel A and provided with an arm 5 at each end, the longitudinal axis of which encloses an angle of ± 50 ° with the longitudinal axis of the frame beam. The arms 5 are located on the same side of the frame beam 4 and extend slightly downward from the frame beam 4 (Figure 3).

Door middel van een zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende zwenkas 6 is aan de einden van elk van de armen 5 een zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale gestelbalk 7 aangebracht.By means of a pivot axis 6 extending in an upward, preferably vertical direction, a substantially horizontal frame beam 7 extending at least at the ends of each of the arms 5 is arranged.

Zoals uit Figuur 2 blijkt, bevindt een zwenkas 6 zich nabij een einde van de gestelbalk 7. Elke gestelbalk 7 kan door middel van een pen 8, die door een lip 9 op de arm 5 en één van twee in de gestelbalk 7 aanwezige gaten 10 gevoerd kan worden, in twee over 180° verdraaide standen ten opzichte van de arm worden vastgezet voor het brengen van de ploeg in hierna nader te bespreken werkstanden. In de in Figuur 2 met getrokken lijnen weergegeven stand zijn de gestelbalken 7 ten opzichte van een verticaal symmetrievlak B-B door het midden van de gestelbalk 4 en de trekker 3 spiegelbeeldig ten opzichte van elkaar opgesteld. Hierbij divergeren de gestelbalken 7 naar voren, waarbij hun langshartlijn een hoek van ± 30° met het symmetrievlak insluit.As can be seen from Figure 2, a pivot shaft 6 is located near one end of the frame beam 7. Each frame beam 7 can be arranged by means of a pin 8, which is provided by a lip 9 on the arm 5 and one of two holes 10 in the frame beam 7. be secured in two positions rotated by 180 ° relative to the arm for bringing the plow into working positions to be discussed hereinafter. In the position shown in solid lines in Figure 2, the frame beams 7 are disposed in mirror image with respect to a vertical plane of symmetry B-B through the center of the frame beam 4 and the tractor 3. Here, the frame beams 7 diverge forward, their longitudinal axis enclosing an angle of ± 30 ° with the plane of symmetry.

Elk van de gestelbalken 7 is aan zijn einden voorzien van een lip 11 die in de met getrokken lijnen weergegeven stand van de balken naar buiten is gericht. Elk van de lippen 11 vormt een legering voor een tap 12, welke zich bevindt aan het einde van een drager 13. Elke drager 13 is om zijn langsas verdraaibaar tussen de lippen 11 aangebracht en strekt zich althans nagenoeg evenwijdig aan de gestelbalk 7 uit. Elke drager 13 is aan zijn einden voorzien van plaatvormige steunen 14, die boven elkaar zijn gelegen en, in bovenaanzicht gezien, een in hoofdzaak driehoekige vorm hebben.Each of the frame beams 7 is provided at its ends with a lip 11 which faces outwards in the position of the beams shown in solid lines. Each of the lips 11 forms an alloy for a pin 12, which is located at the end of a support 13. Each support 13 is arranged rotatably about its longitudinal axis between the lips 11 and extends at least substantially parallel to the frame beam 7. Each carrier 13 is provided at its ends with plate-shaped supports 14, which are located one above the other and, viewed in plan view, have a substantially triangular shape.

Tussen de van de drager 13 afgekeerde einden van de steunen 14 is, door middel van een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de as 6 uitstrekkende as 15, een arm 16 aangebracht, die door twee boven elkaar gelegen strippen wordt gevormd, die zich, zoals uit Figuur 2 blijkt, in de richting van de drager 13 en schuin naar achteren uitstrekken. Aan het einde van elke arm 16, dat van de steunen 14 afgekeerd is, is tussen de stripvormige delen een paar opwaarts gerichte oren 17 aangebracht. Tussen de oren 17 is door middel van een as 18 een arm 19 verzwenkbaar aangebracht. In de werkstand neemt een arm 19 de in Figuur 3 weergegeven stand in. In deze stand verloopt de arm 19 over een deel althans nagenoeg horizontaal naar achteren en althans nagenoeg in de voortbewegings-richting A. Bedoeld deel van de arm 19 gaat via een kromming over in een recht naar beneden gericht deel dat overgaat in een schuin naar voren en naar beneden gericht deel dat een ploeglichaam 20 draagt.Between the ends of the supports 14 remote from the support 13, an arm 16 is formed, by means of an axis 15 extending substantially parallel to the shaft 6, which is formed by two strips located one above the other, which Figure 2 appears, in the direction of the carrier 13 and extending obliquely to the rear. At the end of each arm 16, which faces away from the supports 14, a pair of upwardly directed ears 17 are arranged between the strip-shaped parts. An arm 19 is pivotally arranged between the ears 17 by means of a shaft 18. In the working position, an arm 19 assumes the position shown in Figure 3. In this position, the arm 19 extends at least substantially horizontally to the rear over a part and at least substantially in the direction of travel A. The part of the arm 19 referred to changes via a curvature into a straight downwardly directed part which changes into an obliquely forward position. and a downwardly facing part that carries a plow body 20.

Elk ploeglichaam 20 is voorzien van een schaar 21 en een daarop aansluitend rister 22. Aan de bovenzijde van de oren 17 is verzwenkbaar een einde aangebracht van een blad-veer 23, waarvan het andere einde door middel van een oor 24 verzwenkbaar is aangebracht aan de achterzijde van het zich naar achteren uitstrekkende deel van de arm 19. De veer 23 is met zijn breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig aan de bovenzijde van de arm 19 gelegen (Figuur 3) en houdt de arm tegen een aanslag 25 die zich aan de onderzijde van de oren 17 bevindt. Tussen de steunen 14 is door middel van een pen 26, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de as 15, een steundeel 27 verzwenkbaar aangebracht. In het steun-deel 27 is een einde van een schroef spindel 28 ondersteund. De schroef spindel kan samenwerken met een bus 29, die verzwenkbaar tussen de strippen van een arm 16 is aangebracht. Tussen het steundeel 27 en de bus 29 is om de schroef spindel 28 een drukveer 30 aangebracht, een en ander zodanig dat door het verdraaien van de schroefspindel de spanning in de veer kan worden geregeld tegelijkertijd met een verzwenking van de stripvormige arm 16. Juist achter de voorste steunen 14 is elke drager 13 voorzien van een oor 31 waaraan, door middel van een pen, een einde verzwenkbaar is aangebracht van een verstelcilinder 32 die met zijn andere einde door middel van een pen verzwenkbaar is aangebracht tussen oren 33 die aan de gestelbalk 7 zijn bevestigd.Each plow body 20 is provided with a pair of scissors 21 and a subsequent ridge 22. One end of a leaf spring 23 is pivotally mounted on the top of the ears 17, the other end of which is pivotably mounted on the ear by means of an ear 24. rear side of the rearwardly extending part of the arm 19. The spring 23 with its widest side is located at least almost parallel to the top of the arm 19 (Figure 3) and holds the arm against a stop 25 which is located at the bottom of the ears 17. A support part 27 is pivotally arranged between the supports 14 by means of a pin 26, which extends at least substantially parallel to the shaft 15. In the support part 27, an end of a screw spindle 28 is supported. The screw spindle can cooperate with a sleeve 29, which is arranged pivotally between the strips of an arm 16. A compression spring 30 is arranged around the screw spindle 28 between the support part 27 and the sleeve 29, such that the tension in the spring can be regulated by rotating the screw spindle at the same time as a pivoting of the strip-shaped arm 16. Just behind the front supports 14, each carrier 13 is provided with an ear 31 to which, by means of a pin, one end is pivotally mounted of an adjusting cylinder 32 which, with its other end, is pivotally mounted by means of a pin between ears 33 attached to the frame bar 7 are confirmed.

De voorzijde van elke gestelbalk 7 is voorzien van een schuin naar beneden en naar voren gerichte arm 34, die aan het ondereinde is voorzien van een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende dwarsas 35, waarom een loopwiel 36 vrij verdraaibaar is. Nabij het midden is de gestelbalk 4 in de in Figuur 2 met getrokken lijnen weergegeven stand, aan de achterzijde voorzien van een steun 37. De steun 37 is voorzien van een althans nagenoeg verticale zwenkas 38. Om de zwenkas 38 is het einde verzwenkbaar van een zich evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekkende gestelbalk 39, waarvan de langshartlijn zich in het symmetrievlak B-B bevindt. Door middel van een pen 40 kan de gestelbalk 4 ten opzichte van de gestelbalk 39 door verdraaiing om de as 38 in de met stippellijnen in Figuur 2 aangegeven stand worden gebracht. Het achtereinde van de gestelbalk 39 is verbonden met de bovenzijde van een driehoekige bok 41, welke driehoekige bok een driepuntsbevesti- ging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting aan de voorzijde van de trekker.The front of each frame beam 7 is provided with an obliquely downwardly and forwardly directed arm 34, which at the bottom end is provided with an at least substantially horizontally extending transverse axis 35, around which a running wheel 36 is rotatable. Near the center, the frame beam 4 in the position shown in solid lines in Figure 2, is provided at the rear with a support 37. The support 37 is provided with an at least substantially vertical pivot axis 38. The end pivots about a pivot axis 38 frame beam 39 extending parallel to the direction of travel A, the longitudinal axis of which is located in the plane of symmetry BB. By means of a pin 40, the frame beam 4 can be brought with respect to the frame beam 39 by rotating about the axis 38 in the position indicated by dotted lines in Figure 2. The rear end of the frame beam 39 is connected to the top of a triangular trestle 41, which triangular trestle has a three-point attachment for coupling to the three-point hitch at the front of the tractor.

Het deel 2 van de ploeg, dat zich tijdens het bedrijf achter de trekker bevindt, omvat een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale gestelbalk 42 die aan de einden is voorzien van zich in verticale richting uitstrekkende balken 43. De balken 43 zijn aan de bovenzijde door middel van een zich evenwijdig aan de gestelbalk 42 uitstrekkende balk 44 met elkaar verbonden. Aan weerszijden van het midden op een punt dat + 1/4 van de lengte van de balk van de einden is gelegen, is in de balk 42 een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 45 gelegerd (Figuur 5). Aan de achterzijde is elke as 45 voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen, zich naar boven uitstrekkende lippen 46. Tussen elk paar lippen 46 is door middel van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uits trekkende zwenkas 47 een arm 19 voor een ploeglichaam 20 aangebracht.The part 2 of the plow, which is located behind the tractor during operation, comprises an at least substantially horizontal frame beam 42 extending transversely to the direction of travel A and provided with beams 43 extending in the vertical direction at the ends. The beams 43 are connected at the top by means of a beam 44 extending parallel to the frame beam 42. On either side of the center at a point + 1/4 of the length of the beam from the ends, a beam 45 extending in the direction of advancement A is mounted in the beam 42 (Figure 5). At the rear, each shaft 45 is provided with two spaced upwardly extending lips 46. Between each pair of lips 46 there is an arm 19 for a plow body 20 by means of a pivot shaft 47 extending transversely of the direction of movement A. applied.

Elke arm 19 is als beschreven voorzien van een bladveer 23, die een verzwenking van de arm om de as 47 tegengaat en deze arm tegen een aanslag tracht te houden.As described, each arm 19 is provided with a leaf spring 23, which prevents pivoting of the arm about the shaft 47 and tries to keep this arm against a stop.

Aan de achterzijde van de gestelbalk 42 is nabij het midden een zich naar achteren uitstrekkende arm 48 bevestigd, welke arm een loopwiel 49 draagt.Attached to the rear of the frame beam 42 near the center is a rearwardly extending arm 48, which arm carries a running wheel 49.

De lippen 46 van een paar zijn elk voorzien van een zich schuin naar boven en naar buiten uitstrekkend oor 50. Elk oor 50 is door middel van een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende pen 51 scharnierend verbonden met een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende stang 52 (Figuur 7). Aan de steun 50 op de bovenste lip 46 van het, in de voortbewegingsrichting gezien, rechter lippen-paar is verzwenkbaar een einde aangebracht van een hydraulische cilinder 53. De verstelcilinder 53 is met zijn andere einde aangebracht nabij een einde van de gestelbalk 42. Aan de achterzijde van de balk 44 en de onderzijde van de balken 43 is een zich naar achteren uitstrekkende horizontale lip 54 aangebracht. In de lippen 54 is een verticale as 55 verzwenkbaar. Tussen de lippen 54 is de as 55 omgeven door een vast met de as verbonden bus 56. Nabij de bovenzijde is aan elke bus 56 een kokervormige draagbalk 57 bevestigd, welke draag-balk zich naar achteren uitstrekt. Tussen de onderzijde van elke draagbalk 57 en de bus 56 is een steun aanwezig. De einden van de draagbalken 57 zijn, door middel van assen 58 die evenwijdig zijn gelegen aan de assen 55, verzwenkbaar aangebracht tussen lippen 59 die zich bevinden aan de voorzijde van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende gestelbalk 60. De gestelbalk 60 verbindt de einden van zich verticaal naar beneden uitstrekkende balken 61. De balken 61 zijn aangebracht op de bovenzijde van een kokervormig gesteIdee1 62 dat deel uitmaakt van een werktuig 63 dat als roterende eg is uitgevoerd en met behulp waarvan de door de in het voorgaande genoemde ploeg lichamen 20 bewerkte aarde kan worden verkruimeld.The lips 46 of a pair each include an angled upwardly and outwardly extending ear 50. Each ear 50 is hingedly connected to a rod 52 extending transversely of the direction of advancement by means of a pin 51 extending in the direction of advancement A (Figure 7). A support of a hydraulic cylinder 53 is pivotally mounted on the support 50 on the upper lip 46 of the right-hand pair of lips, viewed in the direction of forward movement. The adjusting cylinder 53 is arranged with its other end near one end of the frame beam 42. On the rear of the beam 44 and the underside of the beams 43 are provided with a rearwardly extending horizontal lip 54. A vertical axis 55 is pivotable in the lips 54. Between the lips 54, the shaft 55 is surrounded by a sleeve 56 fixedly connected to the shaft. Near the top, a sleeve-shaped support beam 57 is fixed to each bush 56, which support beam extends backwards. A support is provided between the bottom of each support beam 57 and the sleeve 56. The ends of the girders 57 are pivotally disposed, by means of shafts 58 parallel to the shafts 55, between lips 59 located on the front side of a frame beam 60 extending transversely of the direction of travel A. The frame beam 60 connects the ends of vertically downwardly extending beams 61. The beams 61 are mounted on the top of a tubular frame 62 which forms part of a tool 63 designed as a rotary harrow and by means of which the bodies 20 used by the aforementioned plow 20 cultivated soil can be crumbled.

De zich in opwaartse richting uitstrekkende balken 61 zijn aan de einden en de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 62 aangebracht.The upwardly extending beams 61 are disposed at the ends and the rear of the tubular frame portion 62.

In het kokervormig gesteldeel 62 zijn naast elkaar op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende assen van vijf bewerkingsorganen 64 gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 64 omvat een zich althans nagenoeg horizontale op het onder het gesteldeel uitstekende einde van zijn as aangebrachte drager, die nabij de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen in de vorm van tanden. Aan elk van de opstaande balken 61 zijn door middel van op afstand boven elkaar gelegen scharnierpunten 65 armen 66 en 67 aangebracht. Hierbij is de onderste arm 67 korter dan de bovenste arm 66. De armen 66 en 67 zijn met hun andere einde scharnierend aangebracht aan een zich in opwaartse richting uitstrekkende steun 68. De steun 68, die bij voorkeur U-vormig is, is zodanig aangebracht dat de benen van de U naar buiten zijn gericht. De andere zijde van elke steun 68 is nabij het midden aan de bovenzijde van een plaat 69 bevestigd. De bovenzijde van de plaat 69, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekt, is enigszins naar buiten omgezet en gaat via een knik over in een zich naar beneden uitstrekkend deel dat in de hoogste stand van de armen 66 en 67 althans nagenoeg verticaal is gelegen (zie Figuur 6). In de laagste stand van de armen 66 en 67 strekt het bovenste deel van de plaat 69 zich althans nagenoeg in verticale richting uit, terwijl het daaronder gelegen deel van de plaat een stand inneemt die enigszins schuin naar beneden en naar buiten is gericht, een en ander zodanig dat, zoals in Figuur 6 voor de linkse plaat 69 is aangegeven, de plaat tijdens het bedrijf langs een opstaande zijde van de voor kan bewegen. Binnen het kokervormig gesteldeel 62 is op elk van de assen van een bewerkingsorgaan 64 een tandwiel met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. De, in de voortbewegingsrichting gezien, meest linkse as van een bewerkingsorgaan 64 is naar boven verlengd, waarbij de as is gevoerd door een zich op de bovenzijde van het gesteldeel 62 bevindende buis 70. De buis 70 is aan de onderzijde van een tandwielkast 71 aangebracht. De tandwielkast 71 is door middel van een arm 72 verzwenkbaar verbonden met een draag-balk 57 en verdraaibaar om een as die samenvalt met de langs-hartlijn van de in de buis ondergebrachte as. Binnen de tandwielkast staat de in de buis 70 ondergebrachte as, waarvan de langshartlijn met de langshartlijnen van de assen 58 op één lijn is gelegen, via een conische tandwieloverbrenging in verbinding met een as 73. De as 73 is buiten de tandwielkast 71 verbonden met een van universeelkoppelingen voorziene as 74. Het andere einde van de as 74 is verbonden met een as 75 in een tandwielkast 76 die op dezelfde wijze als de tandwielkast 71 door middel van een arm 72 verzwenkbaar is verbonden met het vooreinde van een draagarm 57. De armen 72 maken deel uit van een parallellogramconstructie. De tandwielkast 76 is verzwenkbaar om de langshartlijn van een as 77, die via een conische tandwieloverbrenging in een tandwielkast 78 in verbinding staat met een as 79. De tandwielkast 78 is aan de gestelbalk 42 bevestigd. De as 79 is gelegerd in een schermkast 80, waarbinnen op de as een ketting-wiel 81 is aangebracht, waarom een ketting is geslagen, die eveneens is geslagen om een kettingwiel 82. Het kettingwiel 82 is bevestigd op een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 83 die door middel van een tussenas met de aftakas van de trekker verbindbaar is.In the tubular frame part 62, the axes of five processing members 64 extending in an upward, preferably vertical direction are supported next to each other at an equal distance of preferably 25 cm. Each of the machining members 64 comprises a substantially horizontal support mounted on the end of its axis projecting below the frame portion and provided near the ends with downwardly extending machining elements in the form of teeth. Arms 66 and 67 are arranged on each of the upright beams 61 by means of spaced-apart pivot points 65. The lower arm 67 is shorter than the upper arm 66. The arms 66 and 67 are hinged with their other ends on an upwardly extending support 68. The support 68, which is preferably U-shaped, is arranged in this way that the legs of the U are facing outwards. The other side of each support 68 is attached near the center to the top of a plate 69. The top side of the plate 69, which extends at least almost parallel to the direction of travel A, is turned slightly outwards and merges via a kink into a downwardly extending part which is at least substantially vertical in the highest position of the arms 66 and 67. is located (see Figure 6). In the lowest position of the arms 66 and 67, the upper part of the plate 69 extends at least substantially in vertical direction, while the lower part of the plate under it assumes a position which is slightly inclined downwards and outwards, one and other such that, as shown in Figure 6 for the left plate 69, the plate can move along an upright side of the furrow during operation. Within the tubular frame part 62, a spur gear with a toothing gear 64 is arranged on each of the shafts of a working member 64, such that the gears of adjacent working members are in driving connection with each other. The leftmost shaft of a working member 64, viewed in the direction of travel, is extended upwards, the shaft being passed through a tube 70 located on the top of the frame part 62. The tube 70 is arranged on the underside of a gearbox 71 . The gearbox 71 is pivotally connected to a support beam 57 by an arm 72 and rotatable about an axis coinciding with the longitudinal axis of the axis housed in the tube. Within the gearbox, the shaft housed in the tube 70, the longitudinal axis of which is aligned with the longitudinal axes of the shafts 58, is connected via a bevel gear to a shaft 73. The shaft 73 is connected outside the gearbox 71 to a universal coupling shaft 74. The other end of the shaft 74 is connected to a shaft 75 in a gearbox 76 which is pivotally connected to the front end of a support arm 57 in the same manner as the gearbox 71 by an arm 72. The arms 72 are part of a parallelogram construction. The gearbox 76 is pivotable about the longitudinal axis of a shaft 77, which communicates with a shaft 79 via a bevel gear in a gearbox 78. The gearbox 78 is attached to the frame beam 42. The shaft 79 is alloyed in a screen box 80, within which a sprocket 81 is mounted on the shaft, around which a chain is wound, which is also wrapped around a sprocket 82. The sprocket 82 is mounted on a direction extending in the direction of advancement A. axle 83, which can be connected to the tractor pto by means of an intermediate shaft.

Op afstand van elk van de einden is het kokervormig gesteldeel 62 aan de voorzijde voorzien van zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende pennen 84, waarom zich naar achteren uitstrekkende armen 85 verzwenkbaar zijn, die nabij de achterzijde van het kokervormig gesteldeel op niet nader weergegeven wijze door middel van een verstel-inrichting in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar zijn.At a distance from each of the ends, the tubular frame portion 62 is provided at the front with pins 84 extending transversely to the direction of travel A, why rearwardly extending arms 85 are pivotable near the rear of the tubular frame portion in a manner not shown. be adjustable and lockable in several positions by means of an adjustment device.

Tussen de naar opzij verplaatste einden van de armen 85 is vrij draaibaar een rol 86 aangebracht, die bij dit uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als pakkerrol. De gestelbalk 60 is aan de achterzijde aan weerszijden van het midden voorzien van lippen 87, die door middel van een pen 88 verzwenkbaar zijn aangebracht tussen paren lippen 89. De lippen 89 bevinden zich aan de voorzijde van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend reservoir 90 van een inrichting 91 voor het op of in de grond brengen van materiaal, bijvoorbeeld zaaigoed. De onderzijde van het reservoir 90 rust op een steun 92 die zich nabij het midden van de onderste gestelbalk 42 bevindt. Het reservoir 90 is op niet nader weergegeven wijze voorzien van een mechanisme voor de afvoer van het materiaal via op de onderzijde van het reservoir aansluitende pijpen 93 die, zoals uit Figuur 1 blijkt, tot ten minste het grondniveau reiken.Between the laterally displaced ends of the arms 85, a roller 86 is arranged which can rotate freely, which in this embodiment is designed as a packer roller. The frame beam 60 is provided at the rear on both sides of the center with lips 87, which are pivotably arranged between pairs of lips 89 by means of a pin 88. The lips 89 are located at the front of a reservoir extending transversely of the direction of travel A 90 of a device 91 for placing material, for example seed, on or in the ground. The bottom of the reservoir 90 rests on a support 92 located near the center of the lower frame beam 42. The reservoir 90 is provided in a manner not shown in more detail with a mechanism for the discharge of the material through pipes 93 connecting to the bottom of the reservoir, which, as can be seen from Figure 1, reach at least the ground level.

De zich aan de voorzijde bevindende as 55 die, in de voortbewegingsrichting A gezien, links is gelegen, is aan de bovenzijde voorzien van een arm 94 die zich in de langs-richting van de draagbalk 57 naar voren uitstrekt en aan zijn vooreinde scharnierend is verbonden met een einde van een hydraulische cilinder 95, die met zijn andere einde verzwenkbaar is aangebracht op de bovenzijde van de gestelbalk 44.The front axle 55, which is located on the left in the direction of travel A, is provided at the top with an arm 94 which extends in the longitudinal direction of the draw beam 57 and is hinged at its front end. with one end of a hydraulic cylinder 95 pivotally mounted with its other end on the top of the frame beam 44.

De werking van de in het voorgaande beschreven ploeg, die uit een voor de trekker gelegen deel 1 en een achter de trekker gelegen deel 2 bestaat en als kantelploeg voor een heen- en weergaande ploegbewerking is uitgevoerd, is als volgt:The plow described above, which consists of a part 1 located in front of the tractor and a part 2 located behind the tractor and which is designed as a tilting plow for a reciprocating plowing operation, is as follows:

Tijdens het bedrijf, waarbij de trekker 3 met de delen 1 en 2 in een richting volgens pijl A wordt voortbewogen, bevinden de, in de voortbewegingsrichting gezien, rechts van het syrranetrievlak B-B door het langsmidden van de trekker gelegen ploeglichamen 20 zich in de in Figuur 1, 2 en 5 weergegeven stand, waarbij de werkdiepte wordt bepaald door de loopwielen 36 en 49 die - alhoewel hier niet weergegeven -in hoogterichting verstelbaar kunnen zijn aangebracht.During operation, in which the tractor 3 is moved with the parts 1 and 2 in a direction according to arrow A, the plow bodies 20, situated in the direction of propulsion, to the right of the syrrotechnics surface BB through the longitudinal center of the tractor are located in the figure 1, 2 and 5, the working depth being determined by the running wheels 36 and 49, which - although not shown here - may be adjustable in height direction.

De aan de andere zijde van het symmetrievlak B-B gelegen ploeglichamen 20 zijn door middel van de hydraulische verstelcilinders 32 en 53 in een stand gebracht, zoals in de Figuren 1 en 2 is weergegeven. De linkse voorste ploeglichamen 20 zijn hierbij om de langshartlijn van de drager 13 en het linkse ploeglichaam 20 van het achterste deel 2 om de as 45 in de aangegeven stand verzwenkt. In de betreffende werkstand neemt de tot de ploeg behorende, voor een verdere verkruimelende bewerking zorgdragende grondbewerkingsmachine in de vorm van een roterende eg, de in de in Figuur 5 weergegeven stand in, waarbij de op elkaar aansluitende, door de twee voorste ploeglichamen en het achterste ploeglichaam naar opzij verplaatste en gekeerde grondbalken met behulp van de bewerkingselementen van de bewerkingsorganen 64 worden verkruimeld en door middel van de pakkerrol worden verdicht, zodat onmiddellijk vanuit het reservoir 90 van de inrichting 91 voor het op of in de grond brengen van materiaal, bijvoorbeeld zaaigoed, in de aldus bewerkte grond kan worden gebracht.The plow bodies 20 located on the other side of the plane of symmetry B-B are brought into position by means of the hydraulic adjusting cylinders 32 and 53, as shown in Figures 1 and 2. The left-hand front plow bodies 20 are pivoted about the longitudinal axis of the carrier 13 and the left-hand plow body 20 of the rear part 2 about the shaft 45 in the indicated position. In the respective working position, the plow-forming soil tillage implement, which is responsible for further crumbling cultivation, takes up the position shown in Figure 5, whereby the contiguous, through the two front plow bodies and the rear plow body displaced to the side and turned ground beams with the aid of the working elements of the working members 64 are crumbled and compacted by means of the packer roller, so that immediately from the reservoir 90 of the device 91 for placing on or in the soil material, for example seed can be brought into the soil so worked.

De aandrijving voor de bewerkingsorganen 64 die tijdens het bedrijf in tegengestelde zin draaien, geschiedt via de in het voorgaande beschreven aandrijving vanaf de aftakas van de trekker. Op boven aangeduide wijze kan men in één werkgang door middel van de ploeg volgens de uitvinding zowel een primaire als een secondaire grondbewerking uitvoeren, een en ander zodanig dat hierna onmiddellijk kan worden ingezaaid. Tijdens het bedrijf zorgt de linkse, aan het gesteldeel 62 aangebrachte plaat 69 in zijn weergegeven stand ervoor dat geen grond in de open voor wordt gestuwd (Figuur 6). De andere plaat 69 loopt over de reeds bewerkte grond en neemt daarbij, doordat de lengte van de onderste arm 67 geringer is dan die van de bovenste arm 66, een stand in zoals in Figuur 6 is weergegeven, waarbij de plaat praktisch verticaal staat en met het buitenste bewerkingsorgaan 64 kan samenwerken voor een verdere verkruimeling en verdeling van de aarde, zodat een goede aansluiting met de naastgelegen reeds bewerkte strook grond wordt verkregen.The drive for the working members 64 which rotate in the opposite direction during operation is effected via the drive described above from the power take-off shaft of the tractor. In the manner indicated above, one primary operation can be carried out in one pass by means of the plow according to the invention, both primary and secondary tillage, such that sowing can be done immediately afterwards. In operation, the left-hand plate 69 mounted on the frame portion 62 in its shown position ensures that no soil is pushed into the front furrow (Figure 6). The other plate 69 runs over the tilled soil and, in that the length of the lower arm 67 is less than that of the upper arm 66, it assumes a position as shown in Figure 6, the plate being practically vertical and with the outer cultivator 64 can cooperate for further crumbling and distribution of the earth, so that a good connection with the adjacent already cultivated strip of soil is obtained.

Aan het einde van de akker kan men vanaf de trekker met behulp van de hydraulische verstelcilinder 32 de voorste twee ploeglichamen 20 door het verzwenken om de langsas van de drager 13 in de onwerkzame stand brengen en het andere paar voorste ploeglichamen 20 in hun werkstand. Bij het achterste deel 2 van de ploeg kan een wisseling van werkstand in onwerkzame stand voor de ploeglichamen 20 met behulp van de verstelcilinder 53 vanaf de trekker plaatsvinden. Vervolgens kan men met behulp van de hydraulische verstelcilinder 95 vanaf de trekker de draagbalken 57, die een parallellogramconstructie vormen en het geheel van ver-kruimelwerktuig of roterende eg 63 en de inrichting 91 dragen, in de in Figuur 5 met stippellijnen aangegeven stand brengen. Hierna kan men in een teruggaande werkgang van de ploeg opnieuw drie op elkaar aansluitende stroken grond naar opzij verplaatsen, met behulp van de roterende eg bewerken en vervolgens inzaaien. Indien men aan de langszijde van een veld komt, waarbij men met de trekker langs een afrastering of een sloot moet rijden, kan men de gestelbalk 4 met behulp van de pennen 40 en 41 over 180° verdraaien in de in Figuur 2 met streeplijnen weergegeven stand en door het over 180° verzwenken van een gestelbalk 7 om de as 6 de ploeglichamen in een stand brengen, zoals met streeplijnen in Figuur 2 is weergegeven. Hierbij kunnen de voorste twee ploeglichamen tezamen met het achterste rechter ploeglichaam tot het einde van de akker werken en kan het verkruimelwerktuig 63 met de inrichting 91 een stand innemen, waarbij de draagbalken 57 zich althans nagenoeg recht naar achteren uitstrekken, zodat de geploegde strook kan worden verkruimeld en ingezaaid.At the end of the field, the front two plow bodies 20 can be moved from the tractor by means of the hydraulic adjustment cylinder 32 by pivoting about the longitudinal axis of the carrier 13 into the inoperative position and the other pair of front plow bodies 20 into their working position. At the rear part 2 of the plow, a change of working position in inactive position for the plow bodies 20 can take place with the aid of the adjusting cylinder 53 from the tractor. Then, with the aid of the hydraulic adjustment cylinder 95, from the tractor, the supporting beams 57, which form a parallelogram construction and carry the whole of crumbling tool or rotary harrow 63 and the device 91, can be brought into the position indicated by dotted lines in Figure 5. Afterwards, in a return plow of the plow, you can move three adjacent strips of soil to the side again, work them using the rotary harrow and then sow them. If you come to the longitudinal side of a field, where you have to drive the tractor along a fence or a ditch, you can rotate the frame beam 4 by means of pins 40 and 41 through 180 ° in the position shown in dashed lines in Figure 2. and by pivoting a frame beam 7 about the axis 6 by pivoting the plow bodies, as shown in broken lines in Figure 2. In this case, the front two plow bodies can work together with the rear right plow body until the end of the field and the crumbling tool 63 can take up a position with the device 91, the supporting beams 57 extending at least almost backwards, so that the plowed strip can be crumbled and seeded.

Ten einde tijdens het bedrijf ervoor te zorgen dat de ploeglichamen aan de voorzijde zich kunnen aanpassen aan de trekkerbewegingen, waarbij zij tegen de werking van de veren 30 om de assen 15 kunnen uitwijken met behulp van de schroef spindel 28, kan men naar wens een aanpassing van de stand van de ploeglichamen en de veerspanning verkrijgen. Met behulp van de verzwenkbaar aangebrachte arm 19 voor de ploeglichamen 20 en de aanwezige bladveren 23 kan, indien een ploeglichaam tijdens het bedrijf op een obstakel stoot, dit tezamen met de arm tegen de werking van de bladveer 23 in om de as 18 naar boven verzwenken ten einde het obstakel te lossen of eroverheen te bewegen, waarna het ploeglichaam onmiddellijk weer in zijn gewenste werkstand terugkomt.In order to ensure during operation that the plow bodies at the front can adapt to the tractor movements, whereby they can deflect against the action of the springs 30 about the axles 15 by means of the screw spindle 28, an adjustment can be made as desired of the position of the plow bodies and the spring tension. Using the pivotally arranged arm 19 for the plow bodies 20 and the leaf springs 23 present, if a plow body hits an obstacle during operation, it can pivot together with the arm against the action of the leaf spring 23 about the shaft 18 upwards. in order to release or move over the obstacle, after which the plow body immediately returns to its desired working position.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.The invention is not limited to the above, but also concerns all details of the figures, whether or not described.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het maken van een zaaibed door middel van het ploegen van het land en een daarop volgende bewerking door een rotorkopeg, met het kenmerk, dat de ploeg en de rotorkopeg gelijktijdig over aangrenzende stroken grond worden voortbewogen, waarbij de rotorkopeg de strook grond die in een eerste arbeidsgang is omgeploegd, tijdens de daarop volgende arbeidsgang bewerkt, een en ander zodanig dat een zaaibed wordt gevormd.Method of making a seed bed by plowing the land and subsequent working with a rotary harrow, characterized in that the plow and the rotary harrow are simultaneously moved over adjacent strips of soil, the rotary harrow moving the strip of soil which has been plowed in a first pass, worked during the subsequent pass, such that a seed bed is formed. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in één arbeidsgang een strook grond wordt geploegd, de de hiernaast gelegen strook grond door een rotorkopeg wordt geëgd en door een zaaimachine zaad in de geëgde grond wordt gebracht.A method according to claim 1, characterized in that in one operation a strip of soil is plowed, the strip of soil adjacent to it is passed through a rotary harrow and seed is introduced into the harrowed soil by a seed drill. 3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting uit een combinatie van een trekker, een ploeg en een rotorkopeg bestaat, waarbij de rotorkopeg een strook grond bewerkt, die aansluit op de strook grond bewerkt door de ploeg.Device for carrying out the method according to claim 1 or 2, characterized in that the device consists of a combination of a tractor, a plow and a power harrow, the power harrow working a strip of soil which connects to the strip of soil edited by the team. 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de rotorkopeg en de ploeg ten opzichte van elkaar dwars op de voortbewegingsrichting instelbaar zijn.Device according to claim 3, characterized in that the power harrow and the plow are adjustable relative to each other transverse to the direction of travel. 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eg ten opzichte van de ploeg door middel van een parallelogramconstructie zijwaarts verplaatsbaar is.Device according to claim 4, characterized in that the harrow can be moved sideways relative to the plow by means of a parallelogram construction. 6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de rotorkopeg aan de ploeg is aangebracht.6. Device according to any one of claims 3-5, characterized in that the rotary harrow is arranged on the plow. 7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rotorkopeg voorzien is van een zaaimachine .Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the rotary harrow is provided with a seeding machine. 8. Ploeg bestemd om te worden gebruikt in de inrichting volgens conclusie 3-7, met het kenmerk, dat de ploeg is voorzien van een rotorkopeg.Plow intended for use in the device according to claims 3-7, characterized in that the plow is provided with a rotary harrow.
NL9201671A 1985-04-11 1992-09-28 Plough NL9201671A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9201671A NL9201671A (en) 1985-04-11 1992-09-28 Plough

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8501066 1985-04-11
NL8501066A NL8501066A (en) 1985-04-11 1985-04-11 Plough with frame and plough bodies - consists of crumbling device and sowing machine connectable to tractor so tractor wheel lies in furrow
NL9201671A NL9201671A (en) 1985-04-11 1992-09-28 Plough
NL9201671 1992-09-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9201671A true NL9201671A (en) 1993-01-04

Family

ID=26646040

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9201671A NL9201671A (en) 1985-04-11 1992-09-28 Plough

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9201671A (en)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (en) GROUND TILLING DEVICE.
WO2000074464A1 (en) Agricultural machine and device
US4687065A (en) Soil-inversion cultivator
JPS592241B2 (en) rotating halo
EP0407896B1 (en) Groundworking machine for row cultures
NL8501109A (en) AGRICULTURAL IMPLEMENT.
US4444271A (en) Tillage apparatus with independent depth adjustment
EP0271119B1 (en) A soil cultivating machine
EP0199406B1 (en) A plough
NL8402540A (en) PLOW.
AU596814B2 (en) Framework for ground working implement
NL8800800A (en) COMBINATION OF A TRACTOR WITH AT LEAST A TILLAGE SEED UNIT.
NL193433C (en) Soil cultivation machine.
NL193084C (en) Soil cultivation machine.
NL9201671A (en) Plough
NL8501065A (en) Plough with frame and plough bodies - consists of crumbling device and sowing machine connectable to tractor so tractor wheel lies in furrow
NL9300659A (en) Soil cultivation machine.
EP0114156A2 (en) A reversible plough
NL8501066A (en) Plough with frame and plough bodies - consists of crumbling device and sowing machine connectable to tractor so tractor wheel lies in furrow
NL192594C (en) Combination of a tillage machine and a further machine to be coupled to it.
NL9200243A (en) Ground-working machine.
NL8902832A (en) AGRICULTURAL MACHINE.
EP0305600B1 (en) A soil cultivating machine
NL192364C (en) Combination of a tractor and a combination of a power harrow and a seed drill.
GB2163933A (en) Soil-inversion cultivator

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed