NL9201477A - Inrichting voor het afsluiten van de doorgang in een pijp. - Google Patents

Description

Inrichting voor het afsluiten van de doorgang in een pijp

De uitvinding heeft betrekking op een inrichtingvoor het afsluiten van de doorgang in een pijp, welke in¬richting in hoofdzaak bestaat uit een opblaasbaar lichaamvan rekbaar materiaal, zoals rubber of dergelijke, welklichaam is aangesloten op een drukbron voor een drukmedium,en een het opblaaslichaam omhullende hoes van minder rekbaarmateriaal dan dat van het opblaasbare lichaam.

Een dergelijke inrichting dient voor het afsluitenvan de doorgang van een leiding, bijvoorbeeld een gas- ofwaterpijp, waartoe het opblaasbare lichaam in drukloze standin de doorgang van de pijp wordt aangebracht, waarop hetdrukmedium in de ballon kan worden gevoerd teneinde deballon stevig tegen de binnenwand van de pijp te drukken. Deballon zou tot ongewenste grootte kunnen worden opgeblazen,waardoor breuk zou kunnen ontstaan. Daartegen waakt deomhullende hoes, welke minder rekbaar is en een te grotevolumevergroting van de ballon voorkomt, terwijl toch eenstevige aandrukkracht respectievelijk sluitkracht tegen debinnenwand van de pijp wordt bewerkstelligd. De hoes dienteen bepaalde diameter te hebben teneinde de binnenwand vande pijp te kunnen afsluiten, in axiale zin wordt de volume¬vergroting van de ballon door de hoes tegengehouden. Het isbekend om de hoes te vervaardigen uit een cilindrisch deellangs de eindranden waarvan een conisch deel van hetzelfdeof ander materiaal is vastgenaaid. Het is gebleken dat ditstiksel gemakkelijk tot inscheuren leidt waardoor de ge¬wenste werking van de hoes teniet wordt gedaan.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen,waarbij bovengenoemde bezwaren worden opgeheven.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat de hoes bestaat uit een stuk velvormig materi-* aal dat tot een cilindrisch deel met vooraf bepaalde dia- meter is gevormd, waarop aan weerseinden een door middel vanschuin verlopende langshechtingen ingenomen deel aansluit.

Doordat thans alle hechtingen, bijvoorbeeld stikselsin de lengterichting van de hoes verlopen is een veel gun¬stiger krachtverdeling op het stiksel aanwezig bij hetopblazen van het lichaam, zodat bij overdruk het gevaar vaninscheuren aanzienlijk is verminderd of niet voorkomt.

Indien het velvormig materiaal niet is ingesneden,zal bij breuk van een stiksel slechts een vergroting van dehoes ontstaan en geen breuk van het blaaslichaam.

Het materiaal van de hoes kan een breisel of eenweefsel met inslag- en kettingdraden zijn. Een breisel isdankzij de lusvorming enigszins rekbaar.

Indien het een weefsel is kunnen de inslag- ofkettingdraden dwars op de langsas van de hoes zijn gericht,en van rekbare draad zijn gemaakt. Dankzij deze rekmogelijk¬heid kan de hoes zich zonder plooien tegen de binnenwand vande pijp vleien en een complete gasdichte afdichting ver¬zorgen.

Volgens een ander voorstel van de uitvinding kunnende inslag- en kettingdraden schuin op de langsas van de hoesstaan, waardoor een bepaalde rek in de omtreksrichting vande hoes wordt bewerkstelligd.

Voorts verdient het de voorkeur om de stiksels,waarmee het hoesmateriaal aan elkaar wordt gehecht alsrekbaar stiksel uit te voeren.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvindingzullen nader worden toegelicht in de hieronderstaandefiguurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. Inde tekening toont: fig. 1 en 2 elk een perspectivisch aanzicht van deinrichting volgens de uitvinding in een ontspannen toestand,tijdens het in de buis voeren van de inrichting, respectie¬velijk in opgeblazen toestand tijdens het afdichten van debuisdoorgang, fig. 3 een bovenaanzicht van een uitgeslagen strookvelvormig materiaal, waaruit de hoes volgens de uitvindingkan worden vervaardigd, fig. 4 een met fig. 3 overeenkomend bovenaanzichtvan een tweede uitvoeringsmogelijkheid van de strook vel-vormig materiaal, fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een binnenstebuiten gekeerde hoes tijdens de vervaardiging daarvan engeschikt om te worden gebruikt in de inrichting volgensfig. 1 respectievelijk 2.

In de fig. 1 en 2 is een pijp P perspectivischaangegeven, waarvan de doortocht tijdelijk moet wordenafgesloten met een inrichting volgens de uitvinding, welkehieronder nader wordt toegelicht, De inrichting is eenopblaasbaar lichaam, dat via een dwarsstomp van de pijp inde doortocht daarvan wordt gevoerd, waarna door het toe¬voeren van een drukmedium, bijvoorbeeld lucht of water hetopblaasbare lichaam tegen de binnenwand van de pijp wordtgedrukt, zodanig dat elke vorm van lekkage tussen de pijp-wand en het opblaasbare lichaam wordt tegengegaan. Eendergelijke inrichting is op zichzelf bekend en de werkingdaarvan wordt geacht bekend te zijn en wordt niet verdernader toegelicht.

De getoonde inrichting bestaat uit een opblaasbaarlichaam 1, van bijvoorbeeld rubber of dergelijk rekbaarmateriaal, welke ballon in deze uitvoeringsvorm is geschovenrond een geleider 2, welke een aantal gelede delen kentteneinde de bocht te kunnen uitvoeren bij het invoeren vande inrichting in de pijp P.

Het opblaasbaar lichaam is door middel van een klem3 op het ene uiteinde van de geleider 2 vastgeklemd, terwijlhet andere einde op een andere geleding van de geleider 2 opsoortgelijke wijze is bevestigd. Zodoende ontstaat een gas-of vloeistofdichte ruimte, welke in verbinding staat met dekoppelslang 3, die op de niet-getoonde drukbron kan wordenaangesloten.

Rond het opblaasbare lichaam 1 is een hoes 4 aange¬bracht, waarvan de beide einden door middel van een klemring5 op de geleiding 2 is vastgeklemd. De hoes 4 is van minderrekbaar materiaal dan het opblaasbaar lichaam 1, zodat bijhet opblazen van het lichaam 1 deze tegen de binnenzijde van de hoes 4 komt te liggen, welke uiteindelijk de maximalebuitenomvang van het sluitlichaam bepaalt. Hierbij wordtopgemerkt dat het centrale deel van de huls 4 een cilindri¬sche gestalte heeft, welke over een bepaalde axiale lengtenauw aansluit tegen de binnenwand van de pijp P.

De constructie van de hoes wordt nader toegelichtaan de hand van de fig. 3, 4 en 5.

De hoes kan worden vervaardigd uit een strookvelvormig materiaal 6, waarvan een uitsnede is te zien infig. 3. Het centrale gedeelte is hier rechthoekig, terwijllangs de tegenover elkaar liggende zijden trapeziumvormigedelen van hetzelfde materiaal zijn gevormd, door daartussenhet overtollige materiaal uit te snijden of te branden. Doorde randen 7 van elk trapeziumvormig deel 8 aan elkaar tehechten, alsmede de vrije randen 9 van het centrale deelontstaat een huls 4 toepasbaar bij de inrichting uit fig. 2.Het centrale deel wordt gevormd door het deel 6 van hetuitgeslagen velvormig materiaal uit fig. 3, terwijl aanweerseinden de naar buiten toelopende delen ontstaan, welkedoor middel van de klemring 5 op de geleiding kan wordenvastgeklemd. Het zal duidelijk zijn dat er slechts langs-naden in de hoes 4 ontstaan, welke in fig. 5 met de hoofd-langsnaad 10 en de trapeziumvormige langsnaden 21jn weerge¬geven.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 is aangegevendat het niet nodig is om de tussen de trapeziumvormige delen8 gelegen materiaaldelen weg te snijden, maar direct hetmateriaal via de lijnen 7' tegen elkaar te hechten, waardoorlusvormige uitsteeksel ontstaan, zoals zichtbaar is infig. 5. Door de hoes vervolgens binnenste buiten te kerenvolgens de pijpen Pi, P2, zullen de driehoekige lusvormigeuitsteeksels naar binnen gekeerd zijn, welke door het op¬blaasbare lichaam 1 plat tegen het hoesmateriaal wordengedrukt, zoals in fig. 2 zichtbaar is.

Het,voordeel van een dergelijke bevestigingswijze isdat bij het inscheuren van een langsnaad 11 de hoes de luszal vrijgeven, maar niet zal scheuren, waardoor de daarin gevatte ballon 1 slechts een geringe volumevergroting onder¬vindt en niet zal klappen.

Het velvormig materiaal, waaruit de hoes is gemaakt,is bij voorkeur een weefsel, waarvan de ketting- of inslag-draden evenwijdig respectievelijk loodrecht op de langs-richting aangegeven met de lijn A-A in fig. 3 zijn gericht,zodat een optimale weerstand ontstaat tegen axiale en radia¬le spanningen in de hoes. Indien toch een bepaalde rek wordtgewenst van de hoes 4, kunnen de draden loodrecht op de lijnA-A van rekbaar materiaal zijn gemaakt, waardoor een dia-metervergroting van het centrale deel van de hoes eenvoudigis te realiseren, en waarmee tevens wordt bewerkstelligd datde hoes zonder plooien tegen de binnenwand van de pijp Pkomt te liggen.

Het is tevens mogelijk om de inslag- en ketting¬draden onder een hoek ten opzichte van de lijn A-A teplaatsen, hetgeen in fig. 4 is getoond bij 12. Een derge¬lijke richting van de ketting- inslagdraden levert eenbepaalde rekcapaciteit van het weefsel op met het daarbijbehorende effect.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierbovenbeschreven uitvoering. Zo is het aantal aan te brengenhechtnaden 7 willekeurig, behoeft geen geleiding zoalsaangegeven met 2 in fig. 1 en 2 te worden toegepast, maarkan het opblaasbaar lichaam 1 een aan een zijde geslotenballon zijn, waardoor de hoes 4 door middel van een ring 5of dergelijke direct kan worden gesloten.

Het zal duidelijk zijn dat dankzij de toepassing vande langshechtingen 11 er geen dwarshechtnaden nodig zijn diezich loodrecht op de hoofdlangsnaad 10 uitstrekken. Hiermeeis inscheuren van de hoes 4 voorkomen.

Claims (8)

1. Inrichting voor het afsluiten van de doorgang ineen pijp, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit eenopblaasbaar lichaam van rekbaar materiaal, zoals rubber ofdergelijke, welk lichaam is aangesloten op een drukbron vooreen drukmedium, en een het opblaaslichaam omhullende hoesvan minder rekbaar materiaal dan dat van het opblaasbarelichaam, met het kenmerk, dat de hoes bestaat uit een stukvelvormig materiaal dat tot een cilindrisch deel met voorafbepaalde diameter is gevormd, waarop aan weerseinden eendoor middel van schuin verlopende langshechtingen ingenomendeel aansluit.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de of elke hechtnaad een recht verloop heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat de of elke hechtnaad door middel van een stik¬sel is gevormd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk,dat het stiksel is uitgevoerd als een rekbaar stiksel.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het velvormig materiaal voor de hoeseen weefsel met inslag- en kettingdraden is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de draden welke dwars op de langsas A-A van de hoes zijngericht, uit rekbaar materiaal bestaan.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de inslag- en kettingdraden van het weefsel beide ondereen hoek op de langsas A-A van de hoes staan.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, methet kenmerk, dat het velvormig materiaal een lusvormigestructuur heeft, zoals een breisel.