NL9200619A - Fixeerinrichting voor het behandelen van dieren. - Google Patents

Description

Titel: Fixeerinrichting voor het behandelen van dieren.

De uitvinding betreft een inrichting waarin levende di >ren kunnen worden, gefixeerd tijdens het ondergaan van een ingreep, zoals het injecteren van een radio-frequente identificatielabel in de vorm van een cilindrische capsule, met als doel het aantal bij de ingreep benodigde personen te minimaliseren.

De huidige micro-electronica techniek maakt het mogelijk een radiofrequente identificatielabel te maken, die behalve zeer klein, bijvoorbeeld 0 3 x 20 mm, ook nog zeer goedkoop kan zijn bij voldoend grote series.

De schakeling van zo'n identificatiesysteem is o.a. aangegeven in het USA-patent van aanvraagster nr. 4,196,418. Zo'n klein label maakt het mogelijk dat het onderhuids in een dier wordt aangebracht, bijvoorbeeld met een injecteergereedschap. Elk dier zou daarmee kunnen worden voorzien van een eigen, uniek, electronisch uit te lezen zgn. levensnummer. Zo'n label groeit vast in het dier en is zeer moeilijk onzichtbaar te verwijderen, zodat een grote fraudebestendigheid wordt verkregen. Het levensnummer kan o.a. gebruikt worden bij dierziektebestrijding, bij fokprogramma's en bij kwaliteitsvleesprogramma's. Ook kan met zo'n, op afstand electronisch uit te lezen nummer, bijvoorbeeld automatisch gevoerd worden.

Nu is het van groot belang, dat genoemde identificatiemethode zo laag mogelijke kosten met zich mee brengt, vooral wanneer de toepassing wordt gepland voor relatief kleine en daardoor weinig kostbare dieren zoals slachtvarkens. Behalve een goedkope label, is dan ook van belang dat het Inbrengen in het dier weinig personeel vergt.

De varkens worden normaliter met een label geïnjecteerd op een leeftijd van ca. 4 weken, nl. op het moment dat de lactatieperiode voorbij is en de biggen van de zeug worden gescheiden om daarna te worden gemest. Dit injecteren kan bijvoorbeeld achter het oor of in de oorschelp plaatsvinden en is een eenvoudige handeling, welke met bijvoorbeeld een injectiepen als aangegeven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 8902186 van aanvraagster kan geschieden. Wel waren bij dit injecteren twee personen nodig: één voor het vasthouden van de big en één voor het injecteren zelf.

Volgens de uitvinding wordt nu een hulpinrichting aangegeven voor het fixeren van het dier tijdens de injectiehandeling, zodat slechts één persoon toereikend is voor het injecteren.

Uiteraard kan deze inrichting ook worden gebruikt bij andere kleine ingrepen en bij andere diersoorten.

De uitvinding berust op de constatering dat, wanneer een jong dier midden onder het lichaam, bijvoorbeeld met een hand, wordt opgetild, het zich slap houdt met de poten gestrekt omlaag. Hetzelfde gebeurt wanneer het dier op een cilinder- of zadelvormig vlak wordt gelegd, terwijl de poten vrijhangen; hierop is de uitvinding gebaseerd.

Enige uitvoeringen van de fixeerinrichting volgens de uitvinding zullen nu worden beschreven aan de hand van de figuren 1 t/m 10.

Figuur 1 laat het principe van de fixeerinrichting zien. Het dier 1 ligt met de buik op een blok 2 met cilindrisch draagvlak 3 en houdt zich daardoor ontspannen. De bedoelde kleine ingreep, bijvoorbeeld het injecteren van een radiofrequente label in de buurt van, of in, het oor kan nu zonder extra mankracht plaatsvinden. De materiaalkeuze van blok is vrij; zo komen bijvoorbeeld zowel hout, kunststof als metaal in aanmerking.

Figuur 2 komt overeen met figuur 1, maar nu is het blok 2 niet massief, maar uit gebogen plaat 4 gevormd.

In figuur 3 is de plaat 4 uit figuur 2 vervangen door een rij staven 5, waarvan de bovenzijden in een cilindervlak 3 liggen. Een voordeel van deze constructie is, dat de kans op vervuiling door bijvoorbeeld mest van het dier geringer is; het cilindervlak fungeert als een rooster.

In figuur 4 is het draagvlak zadelvormig (6) uitgevoerd. Het dier is dan ook in dwarsrichting enigszins gefixeerd. Deze zadelvorm is uiteraard ook in de voorbeelden volgens figuur 2 en .3 realiseerbaar. Figuur 5 beschrijft een uitvoering, waarbij draagvlak 3 voorzien is van flenzen 7 en 8, zodat het dier ook in dwarsrichting geheel wordt gefixeerd. Dergelijke flenzen zijn uiteraard bij alle eerder genoemde voorbeelden aan te brengen. Volgens op zich bekende methoden kan de afstand tussen de flenzen instelbaar worden gemaakt om voor verschillende dierafmetingen geschikt te zin.

Figuur 6 is een modificatie van figuur 5, maar nu met een opening 9 in één der flenzen en over een deel van de breedte van draagvlak 3. Deze opening kan bij het inleggen van het dier de hand van degene die het dier inlegt, laten passeren. Figuur 7 toont de uitvoering van figuur 6 met toevoeging van één of meer riemen 10 en 11, welke bijvoorbeeld kunnen worden voorzien van klittenband, zodat ze met verstelbare riemlengte kunnen worden vastgezet op de klitvlakken 12 en 13. Riem 10 is getekend in de gesloten toestand. Het dier wordt zo ook in verticale richting gefixeerd.

Figuur 8 toont een andere wijze van volledige insluiting van het dier. De fixeerinrichting is nu gesplitst in twee schalen 14 en 15, die in pijlrlchting 16 ten opzichte van elkaar worden verschoven. De schalen 14 en 15 bevatten naar binnen gebogen delen 17 en 18, welke het dier ook in verticale richting fixeren.

Bij het inleggen van het dier worden de schalen 14 en 15 over een zekere afstand uit elkaar bewogen zodat het dier tussen de delen 17 en 18 kan passeren. Ligt het dier eenmaal op draagvlak 3, dan worden delen 14 en 15 terugbewogen, zonodig totdat het dier licht wordt geklemd.

Het zal duidelijk zijn, dat de schalen 14 en 15 ook de vorm van halve toroïdes kunnen aannemen in plaats van de getekende hoekige vormen.

Beweging 16 kan op vele manieren worden verzorgd, uiteraard bij voorkeur door de persoon die het dier inlegt en behandelt. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan voetbediening, zodat de handen vrijblij-ven.

In figuur 9 is aangegeven hoe de fixeerinrichting 19 kan worden voorzien van een beugel 20, waarmee het geheel bijvoorbeeld over een bestaand hek kan worden geschoven, zodat inrichting 19 zich op een vaste plaats in de buurt van de te behandelen dieren kan worden bevestigd en bovendien verplaatsbaar is. Hiertoe zijn uiteraard vele, bekende bevestigingswijzen te bedenken, welke geacht worden bij deze uitvinding te behoren. Ook bevestiging tegen een wand behoort hierbij.

Figuur 10 geeft een ander voorbeeld van een verplaatsbare opstelling van fixeerinrichting 19, maar nu op een voetstuk 21, dat al dan niet op bekende wijze van zwenkwielen 22 is voorzien. Door middel van klem 23 kan inrichting 19 op een voor de gebruiker geschikte hoogte worden ingesteld.

Claims (11)

1- Fixeerinrichting voor het zonder extra personeel In de juiste stand houden van een dier tijdens het cndergaan van een ingreep zoals het injecteren van een radio-frequente identificatielabel, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een bij benadering cilindervormig oplegvlak, waarop het dier met de buikzijde wordt geplaatst met vrijhangende poten en waarbij de cilinderas van het oplegvlak loodrecht staat op de langsas van het dier.

2. Fixeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het oplegvlak de bovenzijde vormt van een massief constructiedeel.

3. Fixeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het oplegvlak de bovenzijde vormt van een gebogen plaatvormig constructiedeel.

4. Fixeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het oplegvlak het raakvlak vormt van een aantal evenwijdige staven.

5. Fixeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oplegvlak zadelvormig is.

6. Fixeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat al of niet verstelbare flenzen zijn aangebracht, welke het dier ook in dwarsrichting fixeren.

7. Fixeerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in één der flenzen en over een deel van het oplegvlak een opening is aangebracht ter breedte van een hand.

8. Fixeerinrichting volgens conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat ook de verticale beweging van het dier wordt tegengegaan door het aanbrengen van één of meerdere riemen met verstelbare sluiting.

9. Fixeerinrichting volgens de conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat ook de verticale beweging van het dier wordt tegengegaan door de inrichting uit twee onderling beweegbare schalen te laten bestaan, waarbij de bovenrand van de flens van elk der schalen over een korte afstand naar binnen gebogen is, en de schalen na het plaatsen van het te behandelen dier al of niet met voorspan-ning tegen de flanken van het dier aan te drukken.

10. Fixeerinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bevestigingsinrichting is aangebracht, waarmee de inrichting op een gunstige plaats voor het behandelen van het dier kan worden bevestigd, zoals aan of over een hek of tegen een muur.

11. Fixeerinrichting volgens de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat deze is bevestigd op een bij voorkeur in hoogte verstelbare standaard, welke op zijn beurt op zwenkwielen kan zijn bevestigd.