NL9200263A - Inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal, zoals bijvoorbeeld uitwerpselen van een hond, voorzien van een draagdeel en van opscheporganen, die zodanig verzwenkbaar zijn, dat vrije uiteinden van de opscheporganen naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8004310 en voorzien van opscheporganen gevormd door aan dfi uiteinden van hefbomen bevestigde schoepvormige delen, die vanuit een stand, waarin de vrije uiteinden van deze schoepvormige delen althans nagenoeg tegen elkaar aanliggen en de schoepvormige delen althans in hoofdzaak in eikaars verlengde zijn gelegen, door ten opzichte van elkaar ver-zwenken van de hefbomen in een stand kunnen worden gebracht, waarin de schoepvormige organen op enige afstand van elkaar zijn gelegen. In deze laatstgenoemde stand kan een zak zodanig over de schoepvormige organen worden geschoven, dat het gesloten uiteinde van die zak boven het op te nemen materiaal kan worden geplaatst waarop door verzwenken van de schoepvormige organen naar de eerstgenoemde stand deze schoepvormige organen onder het desbetreffende materiaal worden geschoven en dit materiaal in de zak wordt ingebracht. In deze laatstgenoemde stand is de zak met het daarin opgenomen materiaal niet beschermd en in feite is deze inrichting voor de gebruiker dan ook slechts acceptabel, indien in de onmiddelijke nabijheid van de plaats, waar het materiaal is opgenomen, een inrichting aanwezig is, waarin de zak met het daarin opgenomen materiaal kan worden gedeponeerd.

Een verder nadeel van deze bekende inrichting is dat hij slechts met twee handen te bedienen is. Verder zullen de schoepvormige opscheporganen een verhoudingsgewijs grote breedte moeten hebben om een goed opnemen van het op de grond liggende materiaal te kunnen waarborgen.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de toepassing van de hierboven genoemde nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de opscheporganen worden gevormd door plaatvormige stroken, die aan hun van hura vrije uiteinden afgekeerde uiteinden om scharnierassen zwenkbaar zijn ge- koppeld met een gemeenschappelijk draagorgaa'n, waarbij de scharnierassen althans in hoofdzaak op een omlopende gesloten lijn zijn gelegen, en middelen zijn aangebracht met behulp waarvan de plaatvormige stroken vanuit een eerste stand, waarin naast elkaar gelegen stroken elkaar overlappen en een soort komvormig orgaan vormen, waarvan de grootste doorsnede nabij de scharnierassen is gelegen, terwijl de vrije uiteinden een nauwe opening in het komvormige orgaan begrenzen, om de scharnierassen verzwenkbaar zijn naar een tweede stand onder het in een van elkaar afgekeerde richting bewegen van de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen de plaatvormige stroken, waarover een zak uit kunststof of dergelijke kan zijn geschoven,voor het opnemen van op de grond liggend materiaal in de tweede stand worden gebracht, waarbij in deze tweede stand de inrichting met de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken op de grond kan worden geplaatst, zodanig, dat deze vrije uiteinden het op te nemen op de' grond liggende materiaal omgeven.

Door het vervolgens verzwenken van de plaatvormige stroken naar de eerste stand zullen de uiteinden van de plaatvormige stroken naar elkaar toe gaan bewegen, waardoor het op te nemen materiaal bijeengeschoven en in de zak wordt geduwd. Indien uiteindelijk de eerste stand is bereikt zal het opgenomen materiaal en het dit materiaal omgevende gedeelte van de zak geheel zijn omsloten door de plaatvormige stroken. Het in de eerste stand buiten het door de stroken gevormde komvormige orgaan uitstekende uiteinde van de zak, dat niet met het opgenomen materiaal in aanraking is gekomen, kan dan worden dichtgedraaid, dichtgeknoopt of dichtgebonden en vervolgens door de nauwe opening eveneens in het door de plaatvormige stroken gevormde komvormige orgaan worden geduwd, zodat de zak met het daarin opgenomen materiaal geheel door de plaatvormige stroken is omgeven.

Een bijzonder gunstig en gemakkelijk te bedienen uitvoeringsvorm van de inrichting wordt verkregen, indien het draagdeel een ten opzichte van het draagdeel verschuifbaar bedieningsorgaan ondersteunt, dat met tenminste een plaatvormige strook is gekoppeld met behulp van een over-brengingsorgaan, dat een schuifbeweging van het bedieningsorgaan ten opzichte van het draagdeel omzet in een zwenkbeweging van de plaatvormige strook.

Een dergelijke uitvoering maakt het mogelijk om de inrichting met een hand te kunnen bedienen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal, voorzien van een langgestrekt draagorgaan en tenminste een om een scharnieras verzwenk-baar grijpdeel.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8502594. Deze inrichting is ook in het bijzonder bestemd voor het opnemen van uitwerpselen van een hond en omvat een opscheporgaan en een ten opzichte daarvan verzwenkbare klep voor het op het opscheporgaan opschuiven van het materiaal. Deze inrichting moet ook met twee handen bediend worden, hetgeen de inrichting gebruikersonvriendelijk maakt. Verder is de uitvoering van de inrichting vrij volumineus, hetgeen de inrichting hooguit geschikt maakt voor toepassingen, waarbij de inrichting na gebruik onmiddelijk in een daartoe geschikt vat kan worden weggeworpen. Verder zal het gebruik van een dergelijke inrichting met wegwerpdelen duur zijn.

Verder zijn inrichtingen voor het opnemen van op de grond liggend materiaal, in het bijzonder papier bekend, waarbij aan het uiteinde van een langgestrekt draagorgaan een naald is bevestigd, met behulp waarvan papier kan worden opgeprikt. Een dergelijke inrichting is echter slechts bruikbaar op een zachte ondergrond terwijl ook het verwijderen van het opgeprikte materiaal moeilijk is.

Met de uitvinding wordt beoogd een eenvoudige inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de hierboven geschetste nadelen van bekende inrichtingen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het draagorgaan twee telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare gedeelten omvat, waarbij het grijpdeel met behulp van de scharnieras is gekoppeld met het ene gedeelte van het draagorgaan, terwijl tussen het andere gedeelte van het draagorgaan en het verzwenkbare grijpdeel een overbrengingsorgaan is aangebracht, dat een schuifbeweging van de beide gedeelten van het draagorgaan ten opzichte van elkaar omzet in een zwenk-beweging van het verzwenkbare grijpdeel.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont in perspectief een aanzicht op een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding met de plaatvormige stroken in de eerste stand.

Figuur 2 toont in perspectief een aanzicht op de inrichting volgens de uitvinding met de plaatvormige stroken in de tweede stand.

Figuur 3 toont de inrichting in transportstand.

Figuur 4 toont in perspectief een aanzicht op een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding,

De in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting omvat een langgestrekt draagdeel 1, dat een buis 2 omvat aan het boveneinde waarvan een schijf 3 is bevestigd. Aan het ondereinde van de buis 2 is een schijf 4 bevestigd, welke een aanzienlijk grotere diameter heeft dan de schijf 3.

In het inwendige van de buis 2 is een buis 5 opgenomen, zodanig, dat de buis 5 in zijn lengterichting verschuifbaar is. De afstand waarover de buis 5 in de buis 2 kan verschuiven wordt begrensd door een splitspen 6, die door in de buis 2 aangebrachte gaten en in de buis 5 aangebrachte sleufgaten is gestoken» welke splitspen verdraaiing van de buizen 2 en 5 ten opzichte van elkaar verhindert.

Aan het boveneinde van de buis 5 is een knop 7 bevestigd.

Aan het ondereinde van de buis 5 is een zich loodrecht op de buis 5 en evenwijdig aan de schijven 3 en 4 uitstrekkende een draagorgaan vormende plaat 8 bevestigd met behulp van een in het uiteinde van de buis 5 geschroefde bout 9. Aan de omtrek van de ronde plaat 8 zijn haken 10 bevestigd, die zijn gehaakt in sleufgaten 11, die zijn aangebracht in de uiteinden van langwerpige plaatvormige stroken 12, een en ander zodanig, dat de stroken 12 ten opzichte van de plaat 8 kunnen verzwenken om de door de haken 10 gevormde scharnierassen. In de in figuur 1 weergegeven stand overlappen de plaatvormige stroken 12 elkaar, waarbij de plaatvormige stroken als het ware een soort komvormig orgaan vormen, dat zich coaxiaal rondom de hartlijn van de buis 5 uitstrekt en waarvan de grootste doorsnede ter hoogte van de door de haken 10 gevormde scharnierassen is gelegen. Deze scharnierassen zijn, zoals uit figuur 1 duidelijk zal zijn, gelegen op een denkbeeldige gesloten, zich althans in hoofdzaak concentrisch om de hartlijn van de buis 5 uitstrekkende lijn. Zoals verder uit figuur 1 blijkt sluit de langsas van iedere plaatvormige strook gezien in de lengterichting van de hartlijn van de buis 5 een hoek in met een radiaal vlak door de hartlijn van de buis, welk vlak zich uitstrekt door het midden van het haakvormige deel 10 met behulp waarvan de desbetreffende plaatvormige strook 12 met het gemeenschappelijke draagorgaan 8 voor de plaatvormige stroken is gekoppeld. Verder begrenzen de vrije, van de haakvormige organen 10 afgekeerde uiteinden van de plaatvormige stroken aan het ondereinde van het door de plaatvormige stroken gevormde komvormige orgaan een een verhoudingsgewijs kleine diameter bezittende doortocht 13, via welke het inwendige van het komvormige orgaan toegankelijk is.

Zoals verder blijkt uit figuur 1, zijn aan de schijf 4 de uiteinden bevestigd van enige flexibele, veerkrachtige draadvormige organen 14. Deze draadvormige organen kunnen uit flexibele veerkrachtige kunststof, uit verenstaal of dergelijke zijn vervaardigd.

Zoals verder in het bijzonder uit figuur 2 blijkt zijn de draadvormige organen 14 gevoerd door in de plaat 8 aangebrachte sleufgaten 15 en ieder in een van de hartlijn van de buis 5 afgekeerde richting afgebogen en bevestigd aan een plaatvormige strook 12.

Door deze uitvoering zal, indien de buis 5 ten opzichte van de buis 2 wordt verschoven in de richting volgens pijl A de plaat 8 in de richting van de schijf 4 worden getrokken vanuit de in figuur 1 weergegeven eerste stand naar de in figuur 2 weergegeven tweede stand. Tijdens deze verplaatsing van de plaat 8 in de richting van de schijf 4 zullen de met de uiteinden van de draadvormige -organen 14 verbonden plaatvormige stroken 12 als het ware worden tegengehouden, waardoor deze plaatvormige stroken worden gedwongen om om de door de desbetreffende haken 10 gevormde schar-nierassen in een zodanige richting te verzwenken, dat de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken in een van elkaar afgekeerde richting bewegen naar de in figuur 2 weergegeven stand. Doordat de plaatvormige stroken elkaar overlappen worden de niet met de draadvormige organen 14 verbonden stroken 12 door de wel met de draadvormige organen 14 verbonden stroken 12 meegenomen, zodat alle plaatvormige stroken daarbij vanuit de in figuur 1 weergegeven stand naar de in figuur 2 weergegeven stand zullen verzwenken.

In deze tweede in figuur 2 weergegeven stand van de plaatvormige stroken kan het gesloten uiteinde van een zak 16, bijvoorbeeld een uit dunne kunststof vervaardigde zak, met zijn gesloten einde in het inwendige van de door de plaatvormige stroken 12 begrensde ruimte worden gelegd, terwijl het vrije uiteinde van de zak om de buitenzijden van de plaatvormige stroken 12 kan worden gevouwen, eventueel ook om de bovenzijde van de plaat 8 worden geslagen. Indien de inrichting niet onmiddelijk voor gebruik bestemd is kan men dan de plaatvormige stroken weer terugbewegen naar de in figuur 1 weergegeven stand.

Voor gebruik van de inrichting, bijvoorbeeld voor het opnemen van uitwerpselen van een hond of dergelijke,zal men de plaatvormige stroken weer in de figuur 2 weergegeven stand brengen, waarna de inrichting met de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken 12 op de grond kan worden ge-plaatst, zodanig, dat de op te nemen uitwerpselen of dergelijke materialen door de uiteinden van de plaatvormige stroken 12 worden omgeven.

Indien men daarop de plaatvormige stroken 12 weer terugbrengt naar de in figuur 1 weergegeven stand door verschuiven van de buis 5 in een richting tegengesteld aan pijl A ten opzichte van de buis 2 zullen de uitwerpselen of dergelijke als het ware door de plaatvormige stroken worden opgeschept en in het inwendige van dat gedeelte van de zak, dat is opgenomen in de door de plaatvormige stroken omsloten ruimte, worden geduwd. Doordat daarbij de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken al-s het ware een schrapende werking uitoefenen over de grond is een effectief bijeen-schuiven en opnemen van het op te nemen materiaal gewaarborgd.

Tijdens dit opnemen van op de grond liggend materiaal zal het vrije om de buitenzijde van de plaatvormige stroken gevouwen uiteinde van de zak 16 niet met het opgenomen materiaal in aanraking zijn gekomen en dus niet worden bevuild.

Men kan dit vrije uiteinde van de zak dichtvouwen en/of dichtbinden en vervolgens via de doortocht 13 eveneens in het inwendige van het door de plaatvormige stroken 12 gevormde komvormige orgaan duwen, zodat de gevulde zak geheel afgeschermd is omsloten binnen dit door de plaatvormige stroken in de stand volgens figuur 1 gevormde komvormige orgaan, terwijl het opgenomen materiaal praktisch luchtdicht in de zak 16 is opgenomen.

Eventueel kan men voor de inrichting in gebruik te nemen meerdere in elkaar geplaatste zakken op de boven beschreven wijze in de inrichting aanbrengen. Men is dan in staat meerdere malen een hoeveelheid materiaal, bijvoorbeeld hondenuitwerpselen, op te nemen waarbij dan steeds opnieuw een nieuwe schone zak voor het opnemen van dit materiaal ter beschikking staat,voordat men gedwongen is om de gevulde zakken af te voeren.

Zoals verder nog in figuren 1-3 is weergegeven is een schaal-vormig deel 17 met behulp van een aan dit schaalvormig deel 17 bevestigde naaf 18 langs de buis 2 in de lengterichting van de buis 2 verschuifbaar. Aan dit schaal vormige deel 17 is een verder schaalvormig deel 17' met behulp van een scharnierverbinding 17'1 zwenkbaar gekoppeld. In het inwendige van het schaal vormige deel 17' is een verende klem 19 aangebracht, die met een uiteinde aan het schaal vormige deel 17' is vastgezet, zodanig, dat onder het vrije uiteinde van de verende klem 19 een aantal reservezakken 20 kunnen worden geschoven.

De uitvoering is daarbij zodanig, dat, indien de plaatvormige stroken 12 de in de figuur 1 weergegeven stand innemen het schaalvormige deel 17 naar beneden kan worden geschoven, zodat dit schaalvormige deel de schijf 4 en de plaat 8 omgeeft en met zijn onderrand ongeveer ter hoogte van de plaat 8 is komen te liggen. In deze stand kan het schaalvormige deel 17' ten opzichte van het schaalvormige deel 17 worden vezwenkt, zodanig dat het schaalvormige deel 17' de plaatvormige stroken 12 omgeeft, terwijl in deze stand van de beide schaalvormige delen 17 en 17' de naar elkaar toegekeerde randen van de schaalvormige delen 17 en 17' met behulp van een klikverbinding of dergelijke aan elkaar kunnen worden vastgezet (figuur 3). Dientengevolge is de door de plaatvormige stroken gevormde komvormige ruimte met eventueel daarin opgenomen materiaal, zoals hondenuitwerpselen, praktisch luchtdicht afgesloten, zodat het gedurende enige tijd mee moeten dragen van dergelijk materiaal, bijvoorbeeld tijdens winkelen of dergelijke, niet bezwaarlijk is daar in feite een dubbele luchtdichte afsluiting aanwezig is. Indien men aankomt bij een geschikte afvalhouder kan men, indien aanwezig, de schalen 17 en 17' weer openen en langs de buis 2 omhoog schuiven tot buiten het gebied van de plaatvormige stroken 12, waarna de plaatvormige stroken 12 kunnen worden verzwenkt naar de in figuur 2 weergegeven stand om de het opgenomen materiaal bevattende zak(ken) uit de inrichting te kunnen laten vallen, zonder dat men daarbij deze zak(ken) met de hand moet aanraken.

De inrichting is gemakkelijk met een hand te bedienen, door het boveneinde van de stang 5 bij de knop 7 beet te pakken en door op de schijf 3 te drukken resp. aan de schijf 3 te trekken om de buis 2 ten opzichte van de buis 5 te verschuiven. Eventueel kan men tussen de buizen 2 en 5 op geschikte wijze een veer aanbrengen, die tracht de buizen 2 en 5 in de in figuur 1 weergegeven stand ten opzichte’van elkaar te houden.

De lengte van het draagdeel 1 kan men naar wens kiezen. Indien de inrichting hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik nabij de woning van de gebruiker kan men het draagorgaan een verhoudingsgewijs grote lengte geven, zodat de gebruiker van de inrichting praktisch niet hoeft te bukken.

Indien men de inrichting bijvoorbeeld wenst mee te nemen indien men bijvoorbeeld langere wandeltochten met een hond gaat maken, kan het gewenst zijn om ter gewichtsbesparing en gemakkelijkere hantering het draagdeel 1 betrekkelijk kort uit te voeren, waarbij dan eventueel nabij de schijf 3 nog een voorziening kan zijn getroffen om het uiteinde van een hondenem of dergelijke vast te zetten.

Zoals verder nog in de figuren is weergegeven kunnen de plaat 8 en de plaatvormige stroken 12 ter gewichtsbesparing voorzien zijn van daarin aangebrachte gaten. Het aanbrengen van deze gaten is echter niet noodzakelijk.

Hoewel in het bovenstaande hoofdzakelijk is gesproken over het opnemen van hondenuitwerpselen, daar de door hondenuitwerpselen veroorzaakte vervuiling een groot probleem is, zal het echter duidelijk zijn, dat de inrichting volgens de uitvinding ook toepasbaar is voor het opnemen van andere op de grond liggende afvalmaterialen of dergelijke.

Figuur 4 toont een inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal, welke in het bijzonder geschikt is voor het opnemen van papier of dergelijke. Deze inrichting is voorzien van een buis 21, waarvan een uiteinde 22 is afgeplat. Aan het van het afgeplatte uiteinde 22 van de buis 21 afgekeerde einde is een schijf 23 bevestigd.

In de buis 23 is een buis 24 verschuifbaar, welke buis aan een vrije uiteinde is voorzien van een knop 25. Tussen de knop 25 en de schijf 23 is een drukveer 26 aangebracht, welke tracht de buis 4 ten opzichte van de buis 21 te verschuiven in de richting volgens pijl B. Deze verschuiving wordt begrensd door niet nader weergegeven aanslagen.

Nabij het uiteinde van de buis 21 is met behulp van een zich loodrecht op de lengterichting van de buis 21 uitstrekkende scharnieras 27 een een grijpdeel vormende langgestrekte vinger 28 scharnierend bevestigd. Aan de vinger 28 is het uiteinde bevestigd van een uit flexibel veerkrachtig materiaal bestaand draadvormig orgaan 29. Dit draadvormige orgaan 29 is in het inwendige van de buis 21 met een uiteinde verbonden met het uiteinde van de buis 24 dat nabij de scharnieras 27 is gelegen, terwijl het andere uiteinde van dit draadvormige orgaan 29, zoals weergegeven in figuur 3, afgebogen is en door een in het buisvormige orgaan 21 aangebrachte opening 30 naar buiten is gevoerd en daar met het nabij de scharnieras 27 gelegen uiteinde van het grijporgaan 28 is verbonden.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de stang 24 ten opzichte van de stang 21 in de richting volgens pijl B beweegt vanuit de in de figuur 3 weergegeven stand onder invloed van de veer 26 het grijporgaan 28 om de scharnieras 27 in de richting volgens pijl C zal verzwenken en zo tussen het vrije uiteinde van het grijporgaan 28 en het afgeplatte einde 22 van de buis 21 materiaal, zoals bijvoorbeeld papier kan worden vastgeklemd. Indien de stang 24 tegen de werking van de veer 26 in naar de in figuur 3 weergegeven stand wordt verschoven zal via het veerkrachtige draadvormige orgaan 29 het grijporgaan 28 weer naar de in figuur 3 weergegeven stand worden verzwenkt om beetgepakt materiaal weer vrij te geven. Ook deze inrichting kan op eenvoudige wijze met een hand worden bediend, terwijl op te nemen materiaal gemakkelijk kan worden beetgepakt en weer losgelaten.

Het zal duidelijk zijn, dat op de hierboven beschreven uitvoeringsvormen aanvullingen en/of wijzigingen kunnen worden aangebracht.

Zo kunnen bijvoorbeeld in plaats van de bij bovenstaande uitvoeringsvormen toegepaste overbrengingsorganen 14, 29 uit veerkrachtig buigzaam materiaal ook stangoverbrengingen met kniehefbomen of dergelijke worden toegepast voor het omzetten van de schuifbeweging van de buizen 2 en 5 resp. 21 en 24 ten opzichte van elkaar in een zwenkbeweging van de plaatvormige delen 12 resp. het grijpdeel 28.

Claims (8)

1. Inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal, zoals bijvoorbeeld uitwerpselen van een hond, voorzien van een draagdeel en van opscheporganen, die zodanig verzwenkbaar zijn, dat vrije uiteinden van de opscheporganen naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, met het kenmerk, dat de opscheporganen worden gevormd door plaatvormige stroken, die aan hun van hun vrije uiteinden afgekeerde uiteinden om scharnierassen zwenkbaar zijn gekoppeld met een gemeenschappelijk draag-orgaan, waarbij de scharnierassen althans in hoofdzaak op een omlopende gesloten lijn zijn gelegen, en middelen zijn aangebracht met behulp waarvan de plaatvormige stroken vanuit een eerste stand, waarin naast elkaar gelegen stroken elkaar overlappen en een soort komvormig orgaan vormen, waarvan de grootste doorsnede nabij de scharnierassen is gelegen, terwijl de vrije uiteinden een nauwe opening in het komvormige orgaan begrenzen, om de scharnierassen verzwenkbaar zijn naar een tweede stand onder het in een van elkaar afgekeerde richting bewegen van de vrije uiteinden van de plaatvormige stroken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draagdeel een ten opzichte van het draagdeel verschuifbaar bedieningsorgaan ondersteunt, dat met tenminste een plaatvormige strook is gekoppeld met behulp van een overbrengingsorgaan, dat een schuifbeweging van het bedieningsorgaan ten opzichte van het draagdeel omzet in een zwenkbeweging van de desbetreffende plaatvormige strook.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gemeenschappelijke draagorgaan van de plaatvormige stroken in de lengterichting van het draagdeel ten opzichte van het draagdeel verplaatsbaar is, terwijl tussen het draagdeel en de plaatvormige stroken een overbrengingsorgaan is aangebracht, dat bij verplaatsing van het gemeenschappelijke draagorgaan een verzwenking van de plaatvormige stroken bewerkstelligt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het draagdeel een buis omvat, waarin een tweede buis verschuifbaar is aangebracht, aan het vrije uiteinde waarvan het gemeenschappelijke draagorgaan is bevestigd.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in het gemeenschappelijke draagorgaan openingen zijn aangebracht, waardoorheen flexibele veerkrachtige draadvormige delen zijn gevoerd, die met een uiteinde vast zijn verbonden met het draagdeel, terwijl de andere uiteinden in een van elkaar afgekeerde richting zijn afgebogen en aan plaatvormige stroken zijn bevestigd.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat langs het draagdeel een komvormige schermkap verschuifbaar is tussen een stand, waarin de schermkap op afstand is gelegen van het gemeenschappelijke draagorgaan met de daaraan gekoppelde plaatvormige stroken en een stand, waarin dit komvormige orgaan nabij het gemeenschappelijke draagorgaan en de plaatvormige stroken is gelegen in welke stand een tweede komvormig orgaan op het eerstgenoemde komvormige orgaan kan worden aangesloten, zodanig, dat de beide komvormige organen een ruimte begrenzen waarin het gemeenschappelijke draagorgaan met de daaraan gekoppelde plaatvormige stroken is opgenomen.

7. Inrichting voor het opnemen van op de grond liggend materiaal voorzien van een langgestrekt draagdeel en tenminste een om een scharnieras verzwenkbaar grijpdeel, met het kenmerk, dat het draagdeel twee telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare gedeelten omvat, waarbij het grijpdeel met behulp van de scharnieras is gekoppeld met het ene gedeelte van het draagdeel, terwijl tussen het andere gedeelte van het draagdeel en het verzwenkbare grijpdeel een overbrengingsorgaan is aangebracht, dat een schuifbeweging van de beide gedeelten van het draagdeel ten opzichte van elkaar omzet in een zwenkbeweging van het verzwenkbare grijpdeel.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de verschuifbare gedeelten worden gevormd door een tweetal coaxiaal opgestelde, telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare buizen, en het verzwenkbare grijpdeel met behulp van een flexibel veerkrachtig draadvormig deel met de binnenste buis is gekoppeld.