NL9200021A

NL9200021A - DEVICE FOR INJECTING LIQUID MANURE INTO THE SOIL.

Info

Publication number: NL9200021A
Application number: NL9200021A
Authority: NL
Original assignee: Schuitemaker Mach Bv
Priority date: 1992-01-08
Filing date: 1992-01-08
Publication date: 1993-08-02
Also published as: EP0551161A2; DE59306069D1; EP0551161A3; EP0551161B1

Description

Titel: Inrichting voor het in de bodem injecteren van vloeibare mest.Title: Device for injecting liquid manure into the soil.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in de bodem injecteren van vloeibare mest, omvattend een gestel dat een aantal in hoofdzaak evenwijdig opgestelde schijven omvat, die in bedrijf sleuven in de bodem vormen, alsmede achter elke schijf gemonteerde mestinjectiemiddelen, die in bedrijf vloeibare mest in de door de schijven gevormde sleuven brengen.The invention relates to a device for injecting liquid manure into the ground, comprising a frame comprising a number of discs arranged substantially parallel to each other, which in operation form slots in the ground, as well as manure injection means mounted behind each disc, which in liquid form put manure into the slots formed by the discs.

Dergelijke inrichtingen zijn reeds uit de praktijk bekend en worden in het bijzonder gebruikt voor zodebemesting. De bekende inrichtingen omvatten een gestel, dat vast aan een van een wielstel voorziene voorraadtank gemonteerd is. De voorraadt ank kan weer achter een trekker worden gekoppeld. Het gestel draagt een verdeler, die via een toevoerleiding met de voorraadtank is verbonden en die voorts is voorzien van naar de mestinjectiemiddelen leidende slangen, die in bedrijf de te injecteren mest toevoeren aan de afzonderlijke mestinjectiemiddelen, die met de afzonderlijke schijven samenwerken.Such devices are already known from practice and are used in particular for sod fertilization. The known devices comprise a frame, which is fixedly mounted on a storage tank provided with a wheel set. The storage tank can be coupled behind a tractor. The frame carries a distributor, which is connected via a supply line to the storage tank and which is furthermore provided with hoses leading to the fertilizer injection means, which in operation supply the manure to be injected to the separate fertilizer injection means, which co-operate with the separate discs.

Het gestel omvat een zich dwars op de voortbewegingsrich-ting uitstrekkende hoofdbalk, die van opklapbare eindsecties kan zijn voorzien, en die een aantal achterwaarts reikende subframes draagt, die elk ten minste één schijf dragen.The frame comprises a main beam extending transversely of the direction of travel, which may be provided with folding end sections, and which carries a number of rearwardly extending subframes, each carrying at least one disc.

Meestal draagt elk subframe twee aan weerszijden van het sub-frame gemonteerde schijven, alsmede de bijbehorende mestinjectiemiddelen en diepte-instelorganen. De subframes zijn om een vertikale as scharnierbaar aan de hoofdbalk bevestigd, en omvatten voorts een parallellogramconstructie, die het mogelijk maakt, dat de subframes en dus de schijven, oneffenheden in het te bemesten terrein volgen.Typically, each subframe carries two disks mounted on either side of the subframe, as well as the associated fertilizer injection means and depth adjusters. The subframes are pivotally mounted to the main beam about a vertical axis, and further comprise a parallelogram construction which allows the subframes, and thus the discs, to follow irregularities in the area to be fertilized.

In bedrijf wordt de mestvoorraadtank, voorzien van een mestinjectie-inrichting over het te bemesten terrein, dat b.v. grasland kan zijn, voortgetrokken door een trekker. De schijven vormen daarbij sleuven in de bodem met een door de diepte-instelorganen bepaalde diepte. Achter de schijven wordt middels de mestinjectiemiddelen vloeibare mest in de gevormde sleuven geïnjecteerd. De mestinjectiemiddelen omvatten veelal een mestkouter met een hol achtereinde. Het voorste einde van de mestkouter houdt de door een schijf gevormde sleuf open en/of verwijdt de sleuf. De mest wordt via het holle achtereinde, dat is aangesloten op een mesttoevoerslang, in de sleuf gebracht.In operation, the manure supply tank is provided with a manure injection device over the area to be fertilized, which e.g. grassland, pulled by a tractor. The discs thereby form slots in the bottom with a depth determined by the depth adjusting members. Liquid manure is injected behind the disks in the formed trenches by means of the fertilizer injection means. The fertilizer injection means usually comprise a fertilizer coulter with a hollow rear end. The front end of the fertilizer coulter holds the slot formed by a disc and / or widens the slot. The manure is introduced into the trench via the hollow rear end, which is connected to a manure supply hose.

Achter de mestinjectiemiddelen kunnen nog wieltjes of rollen o.d. zijn gemonteerd, die de sleuven weer dicht drukken.Behind the fertilizer injection means wheels or rollers, etc. assembled, which push the slots closed again.

Een bezwaar van de bekende inrichtingen voor het injecteren van vloeibare mest in de bodem is, dat deze bekende inrichtingen tamelijk gecompliceerd en daardoor relatief duur zijn. Ook zijn de bekende inrichtingen slechts voor gebruik in een beperkt aantal grondsoorten en/of weersomstandigheden geschikt. De uitvinding beoogt een verbeterde mestinjectie-inrichting ter beschikking te stellen waarvoor de bovengenoemde bezwaren niet of tenminste in verminderde mate gelden. Meer in het algemeen beoogt de uitvinding een doeltreffende, relatief eenvoudige en universeel inzetbare inrichting voor het injecteren van vloeibare mest in de bodem ter beschikking te stellen. Hiertoe wordt volgens een eerste aspect van de uitvinding een inrichting van de bovenbeschreven soort daardoor gekenmerkt dat het gestel is voorzien van een trekboom, die met een trekvoertuig koppelbaar is, en die met een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende hoofdbalk van het gestel is verbonden en dat de hoofdbalk een aantal althans t.o.v. een vertikale as rotatievast met de hoofdbalk verbonden, zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar achterwaarts uitstrekkende subframes draagt, die elk ten minste één schijf dragen en die elk een staartstuk hebben waaraan in bedrijf de mestinjectiemiddelen zijn gemonteerd.A drawback of the known devices for injecting liquid manure into the soil is that these known devices are rather complicated and therefore relatively expensive. The known devices are also only suitable for use in a limited number of soil types and / or weather conditions. The object of the invention is to provide an improved manure injection device to which the above drawbacks do not apply, or at least to a lesser extent. More generally, the object of the invention is to provide an effective, relatively simple and universally usable device for injecting liquid manure into the soil. To this end, according to a first aspect of the invention, a device of the above-described type is characterized in that the frame is provided with a drawbar which can be coupled to a towing vehicle and which is connected to a main beam of the frame extending transversely of the direction of forward movement and that the main beam carries a number of at least relative to a vertical axis rotatably connected to the main beam, sub-frames extending substantially parallel to one another, each of which carries at least one disc and each has a tail piece on which the manure injection means are mounted in operation.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een inrichting van de bovenbeschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de schijven zodanig zijn gemonteerd, dat deze makkelijk verwisselbaar zijn voor schijven van een ander type en dat de staartstukken van de subframes zijn voorzien van bevestigingsmiddelen die kunnen dienen voor montage van aan elk gemonteerd type schijf aangepaste mestinjectiemiddelen.According to a second aspect of the invention, a device of the type described above is characterized in that the discs are mounted in such a way that they are easily interchangeable for discs of another type and that the tailpieces of the subframes are provided with fasteners which can serve for mounting manure injection equipment adapted to each type of disc mounted.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van enkele uit-voeringsvoorbeelden.In the following, the invention will be further described with reference to the accompanying drawing of some exemplary embodiments.

Fig. 1 toont schematisch in zij-aanzicht een deel van een bekende mestinjectie-inrichting; fign. 2, 3 en 4 tonen schematisch respectievelijk in zijaanzicht, achteraanzicht en onderaanzicht een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 5 toont schematisch een variant van een deel van de in fig. 2 getoonde constructie; fig. 6 illustreert schematisch een ombouwmogelijkheid voor de inrichting van de fign. 2 t/m 4; fign. 7 en 8 tonen schematisch in zijaanzicht een uit-voeringsvoorbeeld van een mestinjectie-inrichting volgens de uitvinding voorzien van een omkeerbaar staartstuk; fig. 9 toont twee verschillende schijven, die bij een inrichting volgens de uitvinding toepasbaar zijn; en fig. 10 toont schematisch een variant van fig. 5.Fig. 1 schematically shows, in side view, a part of a known manure injection device; Figs. 2, 3 and 4 schematically show an example of a device according to the invention in side view, rear view and bottom view, respectively; Fig. 5 schematically shows a variant of a part of the construction shown in Fig. 2; Fig. 6 schematically illustrates a conversion possibility for the arrangement of Figs. 2 to 4; Figs. 7 and 8 schematically show in side view an embodiment of a fertilizer injection device according to the invention provided with a reversible tailpiece; Fig. 9 shows two different disks which can be used in a device according to the invention; and Fig. 10 schematically shows a variant of Fig. 5.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een deel van een bekende inrichting voor het in de bodem injecteren van vloeibare of vloeibaar gemaakte mest. Thans wordt reeds opgemerkt dat zowel een bekende inrichting als een inrichting volgens de uitvinding desgewenst ook toegepast zou kunnen worden om andere stoffen dan mest in de bodem te injecteren. Bijvoorbeeld kan gedacht worden aan gewasbeschermingsmiddelen. De in fig. 1 getoonde inrichting omvat een hoofdbalk 1, die zich dwars op de met een pijl P aangegeven voortbewegingsinrichting uitstrekt. De hoofdbalk 1 is vast bevestigd aan een niet nader getoonde voorraadtank en/of aan het chassis van de voorraad-tank. Het chassis van de voorraadtank is van wielen voorzien en is voorts aan de voorzijde voorzien van gebruikelijke middelen om het chassis aan een trekker te koppelen.Fig. 1 schematically shows, in side view, a part of a known device for injecting liquid or liquefied manure into the soil. It is already noted that both a known device and a device according to the invention could, if desired, also be used to inject substances other than manure into the soil. For example, plant protection products can be considered. The device shown in Fig. 1 comprises a main beam 1, which extends transversely to the propelling device indicated by an arrow P. The main beam 1 is fixedly attached to a storage tank (not shown in more detail) and / or to the chassis of the storage tank. The chassis of the storage tank is equipped with wheels and is also equipped with conventional means at the front for coupling the chassis to a tractor.

De hoofdbalk 1 draagt een aantal naast elkaar gemonteerde, zich achterwaarts uitstrekkende subframes 2, waarvan er slechts één in de figuur zichtbaar is.The main beam 1 carries a number of side-by-side, rearwardly extending subframes 2, only one of which is visible in the figure.

De subframes dragen weer elk ten minste een schijf 3, die dwars t.o.v. de hoofdbalk 1 georiënteerd is. Normaliter draagt elk subframe twee schijven, d.w.z. aan elk der langszijden één schijf, doch noodzakelijk is dit niet. De hoofdbalk 1 kan nog opklapbare eindsecties hebben (niet getoond), die eveneens voorzien zijn van een aantal subframes met schijven.The subframes again each bear at least one disk 3, which is oriented transversely to the main beam 1. Normally each subframe carries two discs, i.e. one disc on each of the longitudinal sides, but this is not necessary. The main beam 1 can still have folding end sections (not shown), which are also provided with a number of disc subframes.

De schijven 3 vormen in bedrijf sleuven in de bodem 4 tot een door diepte-instelorganen 5,6 instelbare diepte.In operation, the disks 3 form slots in the bottom 4 to a depth adjustable by depth adjusters 5,6.

Elk subframe 2 is om een vertikale as 7 scharnierbaar aan een op de hoofdbalk 1 gelaste steun 8 bevestigd. Elk subframe omvat hiertoe een koppelstuk 9 met aan de boven- en aan de onderzijde een naar voren reikende flens 10 resp. 11. De flenzen 10 en 11 grijpen om de steun 8 en zijn daarmee scharnierbaar om de in hoofdzaak vertikale as 7 verbonden.Each subframe 2 is pivotally mounted about a vertical axis 7 on a support 8 welded on the main beam 1. To this end, each subframe comprises a coupling piece 9 with a flange 10 and 10 extending forward at the top and bottom, respectively. 11. The flanges 10 and 11 engage around the support 8 and are pivotally connected therewith about the substantially vertical axis 7.

Het koppelstuk 9 draagt voorts twee zich in hoofdzaak evenwijdig achterwaarts uitstrekkende (dubbele) armen 12,13, die elk om een in hoofdzaak horizontale as 14,15 scharnierbaar met het koppelstuk zijn verbonden. De armen 12,13 zijn elk met de van het koppelstuk af gekeerde einden om een in hoofdzaak horizontale as 16,17 scharnierbaar met een schijfdrager 18 verbonden. De armen 12,13 vormen een parallellogramconstruc-tie, die het mogelijk maakt, dat de schijfdrager vertikaal op en neer beweegt tussen de met onderbroken lijnen 19 en 20 aangegeven uiterste standen, zonder dat voor het overige de stand van de schijfdrager verandert. De schijfdrager kan geheven of neergelaten worden met behulp van een hydraulische cilinder 21, die in dit voorbeeld verbonden is tussen een voorste neerwaarts reikend uitsteeksel 22 van de bovenste arm 12 en een achterste, bovenwaarts reikend uitsteeksel 23 van de onderste arm.The coupling piece 9 furthermore carries two substantially parallel, rearwardly extending (double) arms 12,13, each of which is hingedly connected to the coupling piece about a substantially horizontal axis 14,15. The arms 12,13 are each pivotally connected to a disc carrier 18 with the ends remote from the coupling piece about a substantially horizontal axis 16,17. The arms 12, 13 form a parallelogram construction which allows the disc carrier to move vertically up and down between the extreme positions indicated by broken lines 19 and 20, without otherwise changing the position of the disc carrier. The disc carrier can be raised or lowered using a hydraulic cylinder 21, which in this example is connected between a front downward projection 22 of the upper arm 12 and a rear upward projection 23 of the lower arm.

De schijfdrager is voorzien van ten minste één as 24, waarop de schijf 3 is gemonteerd middels een naaf 25. De schijfdrager heeft voorts een in fig. 1 niet getoond staart stuk dat de mestinjectiemiddelen draagt, die de via een slang vanaf een verdeler toegevoerde mest in de door een schijf in de bodem gevormde sleuf brengen. Het staartstuk is voorts al of niet voorzien van wieltjes of rollen, die de van mest voorziene sleuven weer dicht drukken.The disc carrier is provided with at least one shaft 24, on which the disc 3 is mounted by means of a hub 25. The disc carrier furthermore has a tail piece, not shown in fig. 1, which carries the fertilizer injection means, which carries the manure supplied via a hose from a distributor into the slot formed by a disc in the bottom. Furthermore, the tailpiece is optionally provided with wheels or rollers which close the slits provided with manure.

De fign. 2 t/m 4 tonen in zij-, achter- en onderaanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van een mestinjectie-inrichting volgens de uitvinding. De getoonde inrichting omvat evenals de in fig. 1 getoonde bekende inrichting een zich dwars op de voort-bewegingsinrichting uitstrekkende hoofdbalk 30, die een aantal zich achterwaarts uitstrekkende en in hoofdzaak onderling evenwijdige subframes 31 draagt, die elk weer ten minste één schijf 32 dragen. Fig. 3 toont middels hartlijnen schematisch bij 41 zes subframes met elk twee schijven 32.Figs. 2 to 4 show in side, rear and bottom view an exemplary embodiment of a manure injection device according to the invention. The shown device, like the known device shown in Fig. 1, comprises a main beam 30 extending transversely to the propelling device, which carries a number of rearwardly extending and substantially mutually parallel subframes 31, each of which again carries at least one disc 32. Fig. 3 schematically shows six subframes, each with two disks 32, by centerlines at 41.

Voorts zijn weer diepte-instelorganen 33,34 aanwezig, die op soortgelijke wijze kunnen zijn uitgevoerd als de in fig. 1 getoonde organen 5,6. De hoofdbalk 30 is voorzien van een opwaarts reikende framesectie 35, die een op zichzelf bekende verdeler 36 draagt. De verdeler is via een mesttoevoerslang 38 verbonden met een mestvoorraadtank 37 en via een aantal slangen, waarvan er in fig. 2 slechts twee zijn getoond bij 39, met de mestinjectiemiddelen, die in bedrijf de mest aan de door de schijven 32 gevormde sleuven toevoeren. Voor de toevoer van de mest aan de verdeler kan een pomp zijn voorzien. De mestinjectiemiddelen zullen in het volgende nog meer gedetailleerd worden beschreven. Geschikte mestinjectiemiddelen zij in fig. 2 met 40 aangegeven.Furthermore, depth adjustment members 33,34 are again present, which can be designed in a similar manner to the members 5,6 shown in Fig. 1. The main beam 30 is provided with an upwardly extending frame section 35, which carries a known divider 36. The distributor is connected via a manure supply hose 38 to a manure supply tank 37 and via a number of hoses, of which only two are shown at 39 in Fig. 2, with the manure injection means, which in operation supply the manure to the slots formed by the discs 32. A pump may be provided for supplying the manure to the distributor. The fertilizer injection means will be described in more detail below. Suitable fertilizer injection means are indicated at 40 in Fig. 2.

De tank 37 is op gebruikelijke wijze gemonteerd op een van ten minste één wielas 42 en wielen 43 voorzien onderstel 44, dat aan de voorzijde op niet getoonde, gebruikelijke wijze met een trekker kan worden gekoppeld. De hoofdbalk 30 van de mestinjectie-inrichting is echter niet vast aan het onderstel 44 gemonteerd, doch is volgens de uitvinding via een trekboom 45, welke is voorzien van een trekoog 46 losneembaar gekoppeld met het onderstel 44 van de tank 37. In het getoonde voorbeeld is hiertoe de wielas 42 van een door het trekoog 46 reikende pen 47 voorzien.The tank 37 is conventionally mounted on a chassis 44 provided with at least one wheel axle 42 and wheels 43, which can be coupled to a tractor in the usual manner, not shown. The main beam 30 of the manure injection device is, however, not fixedly mounted on the chassis 44, but according to the invention is releasably coupled to the chassis 44 of the tank 37 via a drawbar 45, which is provided with a towing eye 46. In the example shown the wheel axle 42 is provided for this purpose with a pin 47 extending through the towing eye 46.

De hoofdbalk 30 strekt zich in beginsel in hoofdzaak evenwijdig aan de wielas 42 uit, doch het trekoog biedt voldoende mogelijkheid om een van de evenwijdige stand afwijkende stand in te nemen indien over oneffen terrein rechtuit wordt gereden. Voorts maakt het trekoog het natuurlijk mogelijk om bochten te nemen zonder dat de mestinjectie-inrichting geheven wordt. De bij de bekende inrichting toegepaste, om de in fig.The main beam 30 in principle extends substantially parallel to the wheel axle 42, but the towing eye offers sufficient possibility to assume a position deviating from the parallel position when driving straight over uneven terrain. Furthermore, the towing eye of course makes it possible to take bends without the manure injection device being lifted. The method used in the known device to carry out the operations shown in FIG.

1 aangegeven vertikale as 7 scharnierende bevestiging van de subframes aan de hoofdbalk, is, door toepassing van het trekoog 46 niet meer noodzakelijk. De subframes 31 zijn dan ook in de in de fign. 2 t/m 4 getoonde inrichting rotatievast aan de hoofdbalk 30 bevestigd.1, vertical axis 7 indicated by hinged attachment of the subframes to the main beam is no longer necessary by using the towing eye 46. The subframes 31 are therefore also shown in Figs. 2 to 4, the device shown is fixed to the main beam 30 in a rotationally fixed manner.

Fig. 4 toont schematisch het samenstel van de mestvoor-raadtank en de mestinjectie-inrichting in de situatie bij rechtuit rijden en met onderbroken lijnen in de situatie bij het nemen van een bocht. De bij deze laatste situatie behorende verwijzingscijfers zijn van accenten voorzien doch zijn overigens dezelfde verwijzingscijfers als gebruikt in fig. 2.Fig. 4 schematically shows the assembly of the manure supply tank and the manure injection device in the situation when driving straight ahead and with broken lines in the situation when taking a bend. The reference numbers associated with the latter situation are marked with accents, but are otherwise the same reference numbers as used in Fig. 2.

Ook de in fig. 1 getoonde parallellogramconstructie met instelcilinder voor elk subframe is in het uitvoeringsvoor-beeld van de fign. 2 t/m 4 achterwege gelaten. In plaats daarvan is de hoofdbalk 30 via een aantal zich in opwaartse richting uitstrekkende, dubbelwerkende hydraulische cilinders gekoppeld met de bovenzijde van het achterschild 48 van de tank 37. In het getoonde voorbeeld zijn twee cilinders 50,51 toegepast, die met de boveneinden zijn bevestigd aan twee steunen 52,53, die op afstand links en rechts van het midden-langsvlak 54 van de tank aan het achterschild 48 van de tank zijn aangebracht. De bevestiging is zodanig, dat de cilinders naar links en rechts en achterwaarts en voorwaarts kunnen zwenken. De bevestiging kan hiertoe b.v. een kogelscharnier bevatten.Also the parallelogram construction with adjusting cylinder for each subframe shown in Fig. 1 is shown in the exemplary embodiment of Figs. 2 to 4 are omitted. Instead, the main beam 30 is coupled via a plurality of upwardly extending, double-acting hydraulic cylinders to the top of the rear shield 48 of the tank 37. In the example shown, two cylinders 50, 51 are provided, which are attached with the top ends to two supports 52, 53, which are spaced to the rear shield 48 of the tank at a distance to the left and right of the center longitudinal plane 54 of the tank. The mounting is such that the cylinders can pivot left and right and backward and forward. For this purpose, the confirmation can be e.g. have a ball joint.

Fig. 3 toont met vol getrokken lijnen bij 50 resp. 51 de stand van de cilinders bij rechtuit bewegen van de tank en de mestinjectie-inrichting, terwijl met onderbroken lijnen bij 50* en 51’ de stand bij een linkerbocht is aangegeven. Met hartlijnen 50" en 51" is volledigheidshalve nog de stand bij een rechterbocht aangegeven.Fig. 3 shows with solid lines at 50 resp. 51 the position of the cylinders when the tank and the manure injection device are moved straight ahead, while the position of a left turn is indicated in broken lines at 50 * and 51 '. For the sake of completeness, the position of a right-hand bend is indicated with center lines 50 "and 51".

De cilinders zijn elk met het ondereinde aan op de hoofdbalk 30 aangebrachte steunen 55,56 bevestigd. Ook die bevestiging is zodanig dat de bovenbeschreven zwenkingen mogelijk zijn.The cylinders are each attached with the lower end to supports 55, 56 mounted on the main beam 30. This attachment is also such that the pivots described above are possible.

De cilinders dienen om de mestinjectie-inrichting te heffen of neer te laten en dienen tevens om de schijven van de mestinjectie-inrichting tijdens bedrijf onder een voorafbepaalde voorspanning in de bodem te drukken. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een drukaccumulator 57. Bij voorkeur wordt, zoals getoond in fig. 3 voor beide cilinders 50,51 één enkele gemeenschappelijke drukaccumulator toegepast. Hierdoor is torsie van het samenstel van tank en mestinjectie-inrichting mogelijk zonder dat de voorspanning waarmee de schijven in de bodem gedrukt worden aan het ene uiteinde van de hoofdbalk veel groter wordt dan aan het andere uiteinde.The cylinders serve to lift or lower the fertilizer injection device and also serve to press the discs of the fertilizer injection device during operation under a predetermined pretension in the soil. For this purpose use is made of a pressure accumulator 57. Preferably, as shown in Fig. 3, a single common pressure accumulator is used for both cylinders 50, 51. This allows torsion of the tank and manure injection device assembly without the bias with which the disks are pressed into the soil at one end of the main beam becoming much greater than at the other end.

De trekboom 45 is bij voorkeur om een horizontale as scharnierend aan de hoofdbalk bevestigd, zoals bij 58 schematisch aangegeven. Voorts is bij voorkeur tussen ten minste één op afstand van het bevestigingspunt vóór de hoofdbalk gelegen punt 59 van de trekboom 45 en ten minste één boven de draaias 58 gelegen punt van ten minste één steun een in lengte instelbare topstang 60 aangebracht. De topstang 60 is in fig. 2 met volgetrokken lijnen getekend, terwijl in het onderaanzicht van fig. 4 de positie van de topstangen met hartlijnen bij 60 en 60' is aangegeven. In fig. 4 is voorts te zien dat in dit voorbeeld de topstangen aan de uiteinden van een dwarsstang 61 van de trekboom zijn bevestigd, en dat de steunen waaraan de topstangen zijn bevestigd de bevestigingssteunen 55,56 van de cilinders zijn.The drawbar 45 is preferably hinged to the main beam about a horizontal axis, as schematically indicated at 58. Furthermore, a length-adjustable top rod 60 is preferably arranged between at least one point 59 of the drawbar 45 located at a distance from the fixing point in front of the main beam and at least one point of the at least one support located above the pivot axis 58. The top link 60 is shown in solid lines in FIG. 2, while the bottom view of FIG. 4 shows the position of the top links in center lines at 60 and 60 '. In Fig. 4 it can further be seen that in this example the top rods are attached to the ends of a crossbar 61 of the drawbar, and that the supports to which the top rods are attached are the mounting supports 55,56 of the cylinders.

Met behulp van de topstang(en) kan de kantelstand van de mestinjectie-inrichting t.o.v. de assen van de schijven worden ingesteld en daarmee de hoogte en de stand van de mestinjec-tiemiddelen t.o.v. de door de schijven gevormde sleuven.With the aid of the top rod (s), the tilting position of the fertilizer injection device can be adjusted relative to the shafts of the disks and thus the height and the position of the fertilizer injectors relative to the slots formed by the disks.

De in fig. 2 getoonde mestinjectiemiddelen 40 omvatten een kouter 65 met een hol achterste gedeelte 66 waarop één der mesttoevoerslangen 39 van de verdeler 36 is aangesloten. In bedrijf houdt de kouter 65 de door de schijf 32 gevormde sleuf open zodat de mest op doelmatige wijze via het achterste holle deel 66 in de sleuf gebracht kan worden.The fertilizer injection means 40 shown in Fig. 2 comprise a coulter 65 with a hollow rear part 66 to which one of the fertilizer supply hoses 39 of the distributor 36 is connected. In operation, the coulter 65 keeps the trench formed by the disc 32 open so that the manure can be efficiently introduced into the trench via the rear hollow part 66.

Een dergelijke kouter is in het bijzonder geschikt voor toepassing samen met relatief dunne schijven, zoals in fig. 9 bij 70 getoond. Bij bepaalde grondsoorten en/of weersomstandigheden verdient echter de toepassing van dikkere schijven de voorkeur. Een voorbeeld van een dikke schijf is schematisch bij 71 getoond in fig.9. Behoefte bestaat derhalve aan een mestinjectie-inrichting die zodanig is geconstrueerd, dat de schijven eenvoudig en snel verwisselbaar zijn. Dit is in het bijzonder van belang voor loonwerkbedrijven, landbouwcoöperaties e.d. waarvan de activiteiten zich over een groot gebied met verschillende grondsoorten uitstrekken.Such a coulter is particularly suitable for use together with relatively thin discs, as shown at 70 in Fig. 9. However, in certain soil types and / or weather conditions, the use of thicker discs is preferable. An example of a thick disc is shown schematically at 71 in Fig. 9. There is therefore a need for a manure injection device which is constructed in such a way that the discs can be exchanged easily and quickly. This is particularly important for contractors, agricultural cooperatives, etc., whose activities extend over a large area with different soil types.

Volgens de uitvinding zijn de schijven van het ene type eenvoudig verwisselbaar voor schijven van het andere type. In het voorbeeld van fig. 9 is dit bewerkstelligd door zowel de dunne als de dikke schijven te voorzien van naven 72 resp. 73, waarvan althans de centrale boringen dezelfde afmetingen hebben, zodat alle naven op één en dezelfde as 74 gemonteerd kunnen worden. Van de in fig. 9 getoonde as is slechts één uiteinde zichtbaar. Het andere uiteinde kan op dezelfde wijze zijn uitgevoerd om ook een schijf te dragen. De getoonde as heeft een centraal gedeelte 75, een verjongd gedeelte 76, waarop een naaf van een schijf kan worden geschoven, en een van schroefdraad voorzien eindgedeelte 77 voor het met behulp van een moer 78 vastzetten van een naaf van een schijf. Het centrale gedeelte wordt gedragen door een assteun 79, die deel uitmaakt van het subframe 31.According to the invention, the discs of one type are easily exchangeable for discs of the other type. In the example of Fig. 9 this has been accomplished by providing both the thin and the thick discs with hubs 72 and 44 respectively. 73, of which at least the central bores have the same dimensions, so that all hubs can be mounted on one and the same shaft 74. Only one end of the shaft shown in Fig. 9 is visible. The other end can be designed in the same way to also carry a disc. The shaft shown has a central portion 75, a tapered portion 76 on which a disc hub can be slid, and a threaded end portion 77 for securing a disc hub with a nut 78. The central part is supported by a axle support 79, which is part of the subframe 31.

Bij toepassing van een dikke schijf 71 is het niet nodig om een kouter 65 toe te passen. De door een schijf gevormde sleuf is breed genoeg om de mest via een geschikt mondstuk direkt in de sleuf te doen stromen. Bij voorkeur dient dit mondstuk zich dan echter zo dicht mogelijk bij de schijf te bevinden, waar de sleuf ook bij zeer losse grond, nog het meest de oorspronkelijke breedte en diepte heeft.When using a thick disc 71, it is not necessary to use a coulter 65. The slot formed by a disc is wide enough to allow the manure to flow directly into the slot through a suitable nozzle. Preferably, however, this nozzle should then be as close as possible to the disc, where the trench still has the most original width and depth, even with very loose soil.

Bij een mestinjectie-inrichting die, zoals in het voorgaande beschreven, is ingericht om naar keuze te worden uitgerust met dunne of dikke schijven, dienen derhalve de subframes te zijn voorzien van een staartstuk, dat zowel de montage van een kouter met een relatief ver achter de schijf gelegen aansluiting voor een mesttoevoerslang, als de montage van een mondstuk voor een mesttoevoerslang dicht achter de schijf mogelijk maakt.In a fertilizer injection device which, as described above, is arranged to be optionally equipped with thin or thick discs, the subframes must therefore be provided with a tail piece, which allows both the mounting of a coulter with a relatively far rear the disc located connection for a manure supply hose, if the fitting of a nozzle for a manure supply hose allows close behind the disc.

In het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 2 is het staartstuk 80 van het subframe 31 voorzien van een aantal op enige afstand achter de schijf 32 aangebrachte dwarsboringen 81. Een zich boven het voorste deel van de kouter 65 uitstrekkend bevestigingsdeel 82 is van corresponderende boringen of sleuf-gaten of dergelijke voorzien zodat de kouter met behulp van door de boringen 81 reikende bouten bevestigd kan worden. Het achterste holle deel 66 van de kouter is voorzien van een in fig. 2 niet nader getoond buisvormig aansluitdeel voor een mesttoevoerslang 39.In the exemplary embodiment of Fig. 2, the tailpiece 80 of the subframe 31 is provided with a number of transverse bores 81 disposed at some distance behind the disc 32. A fixing part 82 extending above the front part of the coulter 65 is of corresponding bores or slots. provided with holes or the like so that the coulter can be fastened by means of bolts extending through the bores 81. The rear hollow part 66 of the coulter is provided with a tubular connecting part not shown in fig. 2 for a manure supply hose 39.

Ter vergelijking toont fig. 6 de situatie waarin een dikke schijf 71 is gemonteerd. In die situatie kan gebruik worden gemaakt van een bevestigingsbeugel 83, met een achterste gedeelte, dat voorzien is van met de boringen 81 corresponderende boringen of sleufgaten of dergelijke en een in gemonteerde toestand naar voren reikend gedeelte 84, dat de van een mondstuk 85 voorziene slang of leiding 39 ter hoogte van of nabij de overgang tussen slang en mondstuk vasthoudt. Het gedeelte 84 kan op diverse wijzen worden uitgevoerd. Met voordeel kan het gedeelte 84 een zich in gemonteerde toestand in hoofdzaak vertikaal uitstrekkend buisvormig orgaan zijn, waarop aan de bovenzijde de slang of leiding 39 is bevestigd, b.v. met behulp van een slangklem. Het mondstuk 85 kan op soortgelijke wijze aan de onderzijde van het buisvormige deel zijn bevestigd of zelfs één geheel daarmee vormen. Doordat het deel 84 zich vóór de boringen 81 bevindt, bevindt het mondstuk 85 zich in gemonteerde toestand direkt achter de schijf, zoals in fig. 6 is te zien.For comparison, Fig. 6 shows the situation in which a thick disc 71 is mounted. In that situation, use can be made of a mounting bracket 83, with a rear portion, which is provided with bores or slotted holes or the like corresponding to the bores 81 and a portion 84 which, in the assembled state, extends the hose provided with a nozzle 85 or hold conduit 39 at or near the transition between hose and nozzle. The section 84 can be made in various ways. Advantageously, the portion 84 may be a tubular member extending substantially vertically when mounted, to which the hose or conduit 39 is mounted at the top, e.g. using a hose clamp. The nozzle 85 may similarly be attached to or even integral with the bottom of the tubular member. Because the part 84 is located in front of the bores 81, the nozzle 85 is mounted directly behind the disc in the mounted condition, as can be seen in Fig. 6.

Fig. 5 toont een variant van de in fig. 2 getoonde inrichting, waarbij het subframe in hoofdzaak wordt gevormd door ten minste één aan de hoofdbalk 30 bevestigde en zich vanaf de hoofdbalk achterwaarts uitstrekkende bladveer 86. Op de bladveer(-veren) zijn weer middelen gemonteerd, die de as van ten minste één schijf dragen en middelen voor het bevestigen van de mestinjectiemiddelen.Fig. 5 shows a variant of the device shown in FIG. 2, wherein the subframe is essentially formed by at least one leaf spring 86 attached to the main beam 30 and extending backwards from the main beam. Means are again mounted on the leaf spring (s). , which bear the shaft of at least one disc and means for attaching the manure injection means.

Door de werking van de bladveren wordt de sleufdiepte ook bij zeer plaatselijke variaties van het terreinniveau zoveel mogelijk constant gehouden.Due to the action of the leaf springs, the trench depth is kept as constant as possible, even with very local variations of the terrain level.

Opgemerkt wordt, dat de staartstukken van de subframes van de fign. 2 t/m 6 nog kunnen zijn voorzien van bevestigingsmiddelen voor wieltjes of rollen of dergelijke die de door de schijven gevormde sleuven kunnen dicht drukken.It is noted that the tailpieces of the subframes of Figs. 2 through 6 may further be provided with fasteners for wheels or rollers or the like which can close the slots formed by the discs.

De fign. 7 en 8 tonen schematisch bij wijze van voorbeeld een variant van de hierboven beschreven inrichting, waarbij losneembare staartstukken zijn voorzien, die afhankelijk van het toegepaste type schijf in een eerste of een tweede stand aan het subframe gemonteerd kunnen worden. Om de universele toepasbaarheid van de constructie met verwisselbare schijven en daaraan aangepaste mestinjectiemiddelen te illustreren is in het uitvoeringsvoorbeeld van de fign. 7 en 8 uitgegaan van een subframe van het bekende type met een parallellogram-constructie. In de fign. 7 en 8 zijn voor overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als in de andere figuren.Figs. 7 and 8 schematically show, by way of example, a variant of the device described above, in which detachable tailpieces are provided, which, depending on the type of disc used, can be mounted on the subframe in a first or a second position. In order to illustrate the universal applicability of the construction with exchangeable discs and fertilizer injection means adapted thereto, in the exemplary embodiment of Figs. 7 and 8 assume a subframe of the known type with a parallelogram construction. In Figs. 7 and 8 the same reference numerals are used for corresponding parts as in the other figures.

De fign. 7 en 8 tonen schematisch in zijaanzicht een sub-frame 2 met een schijfdrager 18. In de situatie van fig. 7 is een dunne schijf 70 gemonteerd, terwijl in de situatie van fig. 8 een dikke schijf 71 is gemonteerd. Het achtereinde van de schijfdrager 18 is voorzien van bevestigingsmiddelen voor een losneembaar staartstuk 90. De bevestigingsmiddelen kunnen op eenvoudige wijze bestaan uit boringen in de schijfdrager 18, welke boringen in lijn gebracht kunnen worden met corresponderende openingen in één of meer zich langs de schijfdrager uitstrekkende delen van het staartstuk.Figs. 7 and 8 schematically show in side view a sub-frame 2 with a disc carrier 18. In the situation of Fig. 7, a thin disc 70 is mounted, while in the situation of Fig. 8 a thick disc 71 is mounted. The rear end of the disc carrier 18 is provided with fasteners for a detachable tailpiece 90. The fasteners may simply consist of bores in the disc carrier 18, which bores can be aligned with corresponding openings in one or more parts extending along the disk carrier of the breech.

In het getoonde voorbeeld is de schijfdrager 18 voorzien van een zich dwars op de langsrichting daarvan uitstrekkende flens 91. De flens kan zich buitenwaarts en/of binnenwaarts uitstrekken en kan b.v. een verbindingsplaat tussen twee evenwijdige platen vormen, die samen een drager voor één of meer schijven vormen.In the example shown, the disc carrier 18 is provided with a flange 91 extending transversely of its longitudinal direction. The flange can extend outwards and / or inwards and can e.g. form a connecting plate between two parallel plates, which together form a carrier for one or more discs.

De flens 91 is voorzien van boringen 92, die corresponderen met openingen in een overeenkomstige flens 93 van het staartstuk. Het staartstuk 90 is aan het van de flens 93 afgekeerde uiteinde voorzien van een tweede flens 94, die eveneens is voorzien van openingen, die met de boringen 92 corresponderen. Het staartstuk is derhalve in twee standen monteerbaar, t.w. met de flens 93 tegen de flens 91 liggend of met de flens 94 tegen de flens 91 liggend. De tweede stand is getoond in fig. 8.The flange 91 is provided with bores 92, which correspond to openings in a corresponding flange 93 of the breech. The tailpiece 90 is provided at the end remote from the flange 93 with a second flange 94, which is also provided with openings corresponding to the bores 92. The tailpiece can therefore be mounted in two positions, i.e. with flange 93 lying against flange 91 or with flange 94 lying against flange 91. The second position is shown in fig. 8.

In de fign. 7 en 8 is te zien dat het staartstuk zodanig is uitgevoerd, dat in beide standen van het staartstuk aan de achterzijde daarvan een wieldrager 95 kan worden gemonteerd.In Figs. 7 and 8 it can be seen that the tail piece is designed such that a wheel carrier 95 can be mounted in both positions of the tail piece at the rear thereof.

In het getoonde voorbeeld heeft de wieldrager een in gemonteerde toestand tegen de achterste flens van het staartstuk liggende flens 96, die weer van openingen is voorzien, die corresponderen met openingen in de desbetreffende flens van het staartstuk. De wieldrager draagt één of meer wielen of rollen 97 of dergelijke, die in het getoonde voorbeeld aan een wieldraagarm 98 zijn gelagerd en die de van mest voorziene sleuf dicht kunnen drukken. De wieldraagarm is bij voorkeur scharnierend om een in hoofdzaak horizontale dwarsas 99 aan de wieldrager bevestigd en wordt door veerspanning van een verstelbare veer 100 tegen de bodem gedrukt.In the example shown, the wheel carrier has a flange 96 lying in mounted condition against the rear flange of the breech, which is again provided with openings corresponding to openings in the respective flange of the breech. The wheel carrier carries one or more wheels or rollers 97 or the like, which in the shown example are mounted on a wheel support arm 98 and which can press the slit provided with manure shut. The wheel control arm is preferably hinged about a substantially horizontal transverse axis 99 to the wheel support and is pressed against the bottom by spring tension of an adjustable spring 100.

Het getoonde staartstuk is voorzien van een in hoofdzaak vertikale strip 101, die nabij het ondereinde is voorzien van de boringen 81. In een eerste stand (fig. 7) van het staartstuk ligt de strip relatief dicht bij de schijf en is het bevestigingsdeel 82 van een kouter 65 met door de boringen 81 reikende bouten bevestigd. Op het achterste holle deel 66 van de kouter is in dit voorbeeld middels een slangklem 102 een omhoog reikende soepele buis- of slangsectie 103 bevestigd, welke nabij het boveneinde van het staartstuk weer middels een slangklem 104 is bevestigd aan een aansluitstuk 105 voor een in fig. 7 niet getoonde mesttoevoerslang 39.The shown tailpiece is provided with a substantially vertical strip 101, which is provided near the bottom end with the bores 81. In a first position (fig. 7) of the tailpiece, the strip is relatively close to the disk and the fixing part 82 is a coulter 65 with bolts extending through the bores 81 attached. In this example, an upwardly extending flexible tube or hose section 103 is secured to the rear hollow part 66 of the coulter by means of a hose clamp 102, which is fastened again near the top end of the tailpiece by means of a hose clamp 104 to a connecting piece 105 for a fig. 7 manure supply hose not shown 39.

De soepele buis- of slangsectie 103 kan met behulp van een klembek 106, waarvan slechts één deel te zien is, en die door een hydraulische cilinder 107 bedienbaar is, worden samengeknepen. Hierdoor wordt lekken van mest voorkomen als de inrichting niet (meer) in bedrijf is, en b.v. over de openbare weg wordt vervoerd. De klembek 106 is samen met de cilinder 107 tegen de vertikale strip bevestigd en reikt in fig. 7 achterwaarts.The flexible tube or hose section 103 can be squeezed by means of a clamp jaw 106, of which only one part can be seen, and which is operable by a hydraulic cylinder 107. This prevents leakage of manure when the device is not (no longer) in operation, and e.g. is transported by public road. The clamp jaw 106 is mounted together with the cylinder 107 against the vertical strip and extends rearward in Fig. 7.

In de tweede stand van het staartstuk (fig. 8) ligt de vertikale strip 101 relatief ver achter de (dikke) schijf 71. Middels door de boringen 81 reikende bouten is nu een bevesti-gingsbeugel 83 gemonteerd met een naar voren reikende arm 108, die is voorzien van een buisvormig deel 84 waarop weer met behulp van een slangklem 102 de soepele buis- of slangsectie 103 is bevestigd. Aan de onderzijde van het buisvormige deel is het in de bewegingsrichting gezien uitlopende en in breed-terichting toelopende mondstuk 85 bevestigd, dat in bedrijf bij voorkeur vrij blijft van de bodem 4.In the second position of the breech (fig. 8), the vertical strip 101 lies relatively far behind the (thick) disc 71. By means of bolts extending through the bores 81 a mounting bracket 83 is now mounted with a forward arm 108, which is provided with a tubular part 84 on which the flexible tube or hose section 103 is fastened again with the aid of a hose clamp 102. Attached to the underside of the tubular part is the mouthpiece 85 extending in the direction of movement and tapering in the direction of width, which in operation preferably remains free of the bottom 4.

Op de reeds beschreven wijze kan de soepele buis- of slangsectie 103 weer met de nu naar voren reikende klembek 106 worden samengeknepen.In the manner already described, the flexible tube or hose section 103 can be squeezed again with the now extending clamping jaw 106.

Daar het samenknijpen van de soepele slang- of buissectie deze tevens doet verkorten is het aansluitstuk 105 enigszins op en neer beweegbaar gemonteerd. In het getoonde voorbeeld is het aansluitstuk 105 bevestigd aan het.ene uiteinde van een om een as 109 scharnierbaar gemonteerde arm 110, waarvan het andere uiteinde door een trekveer 111 naar beneden wordt getrokken. Bij het samenknijpen van de soepele slang- of buis-sectie kan het aansluitstuk derhalve tegen de veerspanning van de veer 111 iets naar beneden bewegen.Since squeezing the flexible hose or tube section also shortens it, the connecting piece 105 is mounted slightly up and down. In the example shown, the connecting piece 105 is attached to one end of an arm 110 pivotally mounted about an axis 109, the other end of which is pulled down by a tension spring 111. When the flexible hose or tube section is squeezed together, the connecting piece can therefore move slightly downwards against the spring tension of the spring 111.

Als gevolg van de beschreven constructie kan een mest-injectie-inrichting volgens de uitvinding relatief eenvoudig en snel voor een andere grondsoort geschikt worden gemaakt. Hiertoe worden de schijven verwisseld voor andere schijven door de moer 78 los te draaien of de schijf van de naaf los te nemen, een andere schijf te plaatsen en de moer weer vast te zetten. Vervolgens worden de staartstukken 90 losgenomen en achterstevoren weer vastgezet. Tevens worden de door de ope-ningen 81 reikende bouten losgenomen, alsmede de slangklem 102 en wordt ofwel de steun 83 met het mondstuk 85 ofwel de kouter 65 gemonteerd.As a result of the described construction, a manure injection device according to the invention can be made suitable for another soil type relatively simply and quickly. To do this, the discs are exchanged for other discs by unscrewing the nut 78 or removing the disc from the hub, inserting another disc and re-tightening the nut. Subsequently, the tailpieces 90 are released and secured backwards. Also, the bolts reaching through the openings 81, the hose clamp 102 are loosened and either the support 83 with the nozzle 85 or the coulter 65 is mounted.

Opgemerkt wordt, dat een subframe met voordeel kan zijn ingericht om twee schijven te dragen. Het staartstuk draagt dan bij voorkeur ook twee aansluitstukken 105 en de bijbehorende soepele slang- of buissecties, alsmede een tweetal gezamenlijk bedienbare klembekken. Bij het omkeren van een dergelijk staartstuk behoeven de mesttoevoerslangen niet te worden losgenomen, evenmin als de hydraulische slang voor de voeding van de bedieningscilinder van de klembek(ken).It is noted that a subframe can advantageously be arranged to carry two discs. The tailpiece then preferably also carries two connecting pieces 105 and the associated flexible hose or tube sections, as well as two jointly operable clamping jaws. When reversing such a tail piece, the manure supply hoses need not be disconnected, nor the hydraulic hose for supplying the operating cylinder of the clamping jaws.

Opgemerkt wordt, dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Zo zou b.v. een meer dan één schijf dragend subframe, dan wel een staartstuk daarvoor, kunnen zijn voorzien van een gemeenschappelijke aansluiting voor een mesttoevoerslang 39 en van een verdeelstuk voor het verdelen van de toegevoerde mest over de door de schijven van het subframe gevormde sleuven. Ook zou dan een gemeenschappelijke samenknijpbare leidingsectie 103 kunnen worden toegepast.It is noted that after the foregoing various modifications are obvious to the skilled person. For example, e.g. a subframe carrying more than one disc, or a tail piece therefor, may be provided with a common connection for a manure supply hose 39 and with a manifold for distributing the supplied manure over the slots formed by the discs of the subframe. Also, a common squeezable conduit section 103 could then be used.

Ook zou de mestinjectie-inrichting direkt aan een trekker gekoppeld kunnen zijn, die tevens de mestvoorraadtank draagt. Als alternatief zou de mestvoorraadtank achter de mestinjec-tie-inrichting gekoppeld kunnen zijn.The fertilizer injection device could also be directly coupled to a tractor, which also carries the fertilizer supply tank. Alternatively, the manure supply tank could be coupled behind the manure injection device.

Voorts zou een mestinjectie-inrichting volgens de uitvinding desgewenst met een eigen loopwielstel kunnen zijn uitgerust. Ook kunnen desgewenst de één of meer bladveren omvattende subframes nog zijn voorzien van een individuele voorspancilinders, die de schijven in de bodem drukken. Bij de niet van bladveren voorziene subframes kan hetzelfde effect worden bereikt door deze van voorspancilinders te voorzien en scharnierbaar om een in hoofdzaak horizontale as te monteren.Furthermore, a fertilizer injection device according to the invention could, if desired, be equipped with its own running wheel set. If desired, the subframes comprising one or more leaf springs can also be provided with individual prestressing cylinders which press the discs into the bottom. With the non-leaf springed subframes, the same effect can be achieved by providing them with prestressing cylinders and hinged to mount a substantially horizontal axis.

Fig. 10 toont schematisch een nadere uitwerking van de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm met één of meer bladveren. In het voorbeeld van fig.· 10 is aan de onderzijde van de hoofdbalk 30 een naar achter reikende bladveer of bladverenpakket 120 getoond, dat in dit voorbeeld aan een steun 121 is bevestigd. Voorts is een tweede bladveer of bladverenpakket 122 toegepast dat zich aan de bovenzijde van de hoofdbalk bevindt en zich eveneens achterwaarts uitstrekt. De bladveren 120 en 122 zijn in hoofdzaak even lang en dragen met de vrije uiteinden een schijfdrager 123, waarvan het achtereinde weer op één der hiervoor beschreven wijzen kan zijn uitgevoerd. Opgemerkt wordt, dat de bladveerconstructie desgewenst ook als vervanging van de parallellogramconstructie van de bekende techniek kan dienen, al of niet met behoud van de draaiingsmogelijkheid t.o.v. de as 7 van fig. 1 en al of niet in combinatie met verwisselbare schijven en mestinjectiemiddelen.Fig. 10 schematically shows a further elaboration of the embodiment shown in FIG. 5 with one or more leaf springs. In the example of Fig. 10, a rearwardly extending leaf spring or leaf spring package 120 is shown on the underside of the main beam 30, which in this example is attached to a support 121. Furthermore, a second leaf spring or leaf spring package 122 is provided which is located at the top of the main beam and also extends rearwardly. The leaf springs 120 and 122 are of substantially the same length and carry with the free ends a disc carrier 123, the rear end of which can again be designed in one of the ways described above. It is noted that, if desired, the leaf spring construction can also serve as a replacement for the parallelogram construction of the known technique, with or without retaining the possibility of rotation with respect to the shaft 7 of Fig. 1 and whether or not in combination with exchangeable discs and fertilizer injection means.

De beide bladveren of bladveerpakketten 120,122 hebben twee bevestigingspunten 124,125 op het gestel en twee bevestigingspunten 126,127 op de schijfdrager 123. Ten minste één van die bevestigingspunten, die de hoekpunten van een parallellogram vormen, vormt een vaste bevestiging. Bij voorkeur is dit een bevestigingspunt op het gestel. In het getoonde voorbeeld vormt het bevestigingspunt 125 waar de onderste bladveer aan het gestel is bevestigd, een vaste bevestiging. In het getoonde voorbeeld vormt ook het diagonaalwaarts tegenover het punt 125 liggende bevestigingspunt 126 een vaste bevestiging, en staan de beide andere bevestigingspunten 124 en 127 rotatie om een horizontale as toe. Desgewenst kan één der bladve- ren(pakketten) vervangen worden door een stang of dergelijke, die dan aan beide uiteinden scharnierbaar is bevestigd.Both leaf springs or leaf spring packages 120,122 have two attachment points 124,125 on the frame and two attachment points 126,127 on the disc carrier 123. At least one of those attachment points, which form the vertices of a parallelogram, forms a fixed attachment. Preferably, this is an attachment point on the frame. In the example shown, the attachment point 125 where the lower leaf spring is attached to the frame forms a fixed attachment. In the example shown, the attachment point 126 diagonally opposite the point 125 also forms a fixed attachment, and the other two attachment points 124 and 127 allow rotation about a horizontal axis. If desired, one of the leaf springs (packages) can be replaced by a rod or the like, which is then hinged at both ends.

Deze en soortgelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.These and similar modifications are understood to fall within the scope of the invention.

Claims

An apparatus for injecting liquid manure into the soil, comprising a frame comprising a number of substantially parallel disposed disks, which in operation form slots in the soil, as well as manure injection means mounted behind each disk, which in operation contain liquid manure in the inserting slots formed by the discs, characterized in that the frame is provided with a draw beam which can be coupled to a towing vehicle and which is connected to a main beam of the frame extending transversely of the direction of movement; and in that the main beam carries a number of rotatably connected at least relative to a vertical axis to the main beam, which bear sub-frames extending substantially parallel to each other in rearward direction, each of which carries at least one disc and each of which has a tail piece on which the manure injection means are mounted in operation .

Device according to claim 1, characterized in that the drawbar is hingedly connected to the frame about a horizontal axis and that between a part of the drawbar which is remote from the frame and at least one support arranged on the frame adjustable top link is mounted.

Device according to claim 1 or 2, characterized in that the frame is provided with at least one support to which a substantially upwardly extending hydraulic cylinder is mounted pivotally in the direction of travel and laterally pivotable, the other end of which is also pivotable in operation and is pivotally connected to a higher support of the towing vehicle.

Device according to claim 3, characterized in that the frame comprises two spaced apart hydraulic cylinders, seen along the main beam, and provided with a common pressure accumulator.

Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the subframes mainly consist of one or more leaf springs extending backwards from the main beam, on which means for mounting one or more discs and manure injection means are mounted.

Device according to claim 5, characterized by two sets of at least one leaf spring each, which are of substantially the same length and which are attached to the frame at a vertical distance from each other, the rear ends of the two sets being at a vertical distance from each other connected to a disc carrier.

Device as claimed in claim 6, characterized in that one of the sets of at least one leaf spring is replaced by a non-resilient connecting element, the two ends of which are hinged to the frame, pivotally relative to a horizontal axis, respectively. the disc carrier.

8. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the towing vehicle is a manure supply tank provided with at least one wheel set with a chassis provided with a coupling member for the drawbar, which chassis is again provided with a tractor that can be coupled to a tractor. organs.

9. An assembly of a manure supply tank provided with at least one wheel set and an apparatus according to any one of the preceding claims 1 to 5, characterized in that the manure supply tank has a base, which is provided with a coupling member with which, in operation, the drawbar of the device for injecting manure is coupled; and that the rear manure supply tank is provided near the top of the tank with brackets for pivotally mounting between said brackets and corresponding brackets on the frame of the manure injecting device hydraulic cylinders.

10. Device or assembly according to any one of the preceding claims, characterized in that the disks are mounted in such a way that they are easily interchangeable for disks of a different type and that the tailpieces of the sub-frames are provided with mounting means that can serve for mounting fertilizer injection equipment adapted to each type of disc mounted.

11. Device for injecting liquid manure into the soil, comprising a frame, comprising a number of substantially parallel arranged subframes, which sub-frames each carry at least one disk, the disks forming slots in the soil in operation, as well as manure injection means mounted behind each disc, which in operation introduces liquid manure into the slots formed by the discs, characterized in that the discs are mounted in such a way that they are easily interchangeable for discs of a different type and that the tailpieces of the subframes provided with fasteners that can be used for mounting manure injection means adapted to each type of disc.

Device or assembly according to claim 10 or 11, characterized in that the fasteners of the tailpieces are arranged to optionally cooperate with a fastening part of a coulter with a hollow rear part, to which a manure supply line is connected in operation or with a mounting bracket with a forwardly extending portion, which in operation retains the end of a manure supply hose and connects to a nozzle facing the slot formed by the corresponding disk located closely behind the disk.

Device or assembly according to claim 12, characterized in that the forwardly extending part of the fixing bracket is a substantially vertically extending pipe section, which in operation is connected at the top with a manure supply pipe and at the bottom with the nozzle.

Device or assembly according to one or more of claims 10 to 13, characterized in that the tailpieces are separate detachably fastened parts of the subframes, which can be mounted on the subframes in two different positions, the one in which the fasteners for the fertilizer injection means are in the correct position to fix a first type of fertilizer injection means, which requires a fertilizer supply located relatively far behind the disks, while in the second position, the fasteners are in the correct position to attach a second type of fertilizer injection means, which requires a fertilizer supply situated relatively close to the discs.

Device or assembly according to claim 14, characterized in that, starting from one position, the other position of a tailpiece is obtained by mounting the tailpiece backwards.

16. Device or assembly according to claim 14 or 15, characterized in that each tail piece is provided with at least one connecting piece for a manure supply line, which connecting piece together with the tail piece forms a detachable unit which can be re-mounted in another position.

Device or assembly according to claim 16, characterized in that the unit formed by the breech and the at least one connecting piece further comprises at least one flexible conduit section connecting to the at least one connecting piece and at least one clamping jaw , which can squeeze the flexible conduit section.

Device or assembly according to one or more of claims 15 to 17, characterized in that the tailpiece has flanges at both ends, which can be mounted against corresponding parts of the subframe and which are furthermore suitable for mounting at the rear of the breech of a carrier for wheels or rollers, which in operation can press the slit formed by a disc and provided with manure.